Feestdagen en folklore

Roomse kalender, vieringen buiten Pasen en Kerst

Bij feestdagen en vieringen bepaalt in Polen de roomse kalender bijna alles. Zo herdenken de roomsen iedere dag van het jaar één of meer heiligen. In Polen is bijna iedereen wel naar een heilige vernoemd en deze naamdag (imienniny) wordt meestal uitbundiger gevierd dan de eigen verjaardag. In Poolse feestdagen zijn naast roomse voorchristelijke elementen terug te vinden. Zo heet 1 januari St. Syl­vester. De overlevering wil dat op nieuwjaarsdag in 1000 na Chr. paus Syl­vester een draak had laten ontsnappen die de wereld kon vernietigen. Tegen de verwachting in werd dit niet bewaarheid en dat wordt op 1 januari gevierd. De nationale feestdag van Polen valt op 3 mei. Dan wordt de eerste Poolse grondwet van 1791 (tevens de 1e grondwet ter wereld) herdacht. Maria Hemelvaart op 15 augustus wordt niet zoveel meer gevierd. Vroeger was het een oogstfeest met processies waarin meisjes met guirlandes centraal stonden.

Op 1 en 2 november is het Allerzielen (Zaduszki; een officiële vrije dag als eerbetoon aan de oude Slavische Dziady traditie) en Allerheiligen. Op deze dagen worden de doden herdacht. Er zijn stille optochten en nabestaanden brengen op één van de avonden (thans meestal op Allerheiligen) bloemen bij de graven en ontsteken daar kaar­sen om hun overledenen te eren. Onafhankelijkheidsdag valt in Polen op 11 november. Op 30 november wordt, net als in Letland en Litouwen, ook plaatselijk in Polen St. Andreasdag of schaduwendag gevierd. In Polen is dit een gezellig, humoristisch en spannend samenzijn. Aan de hand van de schaduw van een ongetrouwd meisje die door een kaars op de muur van de kamer wordt geprojecteerd, worden door de aanwezigen voorspellingen gedaan over haar toekomst. In Polen wordt op 6 december Sinterklaas (Sw. Mikolaj) gevierd. De Poolse Goedheiligman lijkt veel op zijn Nederlandse evenknie en heeft een wit paard om een arrenslee voort te trekken. Hij brengt cadeautjes mee voor de zoete kinderen, maar heeft geen knecht. Ook heeft hij geen zak bij zich om stoute kinderen in mee terug te nemen om ze tot pepernoten te verwerken. Hij deelt daarom geen pepernoten uit; maar hartvormig snoepgoed, zoete koekjes en grote rode appels. De Poolse Sint komt dan ook niet uit Spanje, maar uit de hemel.

Vieringen rond Pasen

Eén van de belangrijkste feestperiodes in Polen valt rond Pasen. Ter voorbereiding van deze viering worden al op Aswoensdag (40 dagen voor Pasen) wilgentakken verzameld om voor palmzondag op vaas te zetten. De donderdag daarna heet vette donderdag (tłusty czwartek) omdat dan grote hoeveelheden worden gebunkerd van wat men tijdens de vastentijd 40 dagen lang niet mag eten. In Polen vult men de maag dan voornamelijk met zoete en vettige meelkost, bijv met pączki (met marmelade gevulde donuts). De takken van Aswoensdag met uitgebloeide katjes en met blaadjes worden op Palmzondag, de zondag voor Pasen, naar de kerk gebracht om ze te laten zegenen. Daarna worden ze thuis in de alkoof met het Mariabeeld geplaatst om daar te blijven tot de volgende As­woensdag. Op dezelfde zondag gaan meisjes ’s ochtends vroeg eieren halen om op te schil­deren voor het komende paasfeest. Daarna gaan ze met versierde sparrentakken bij deuren langs om de mensen wakker te zingen. Op de woensdag voor Pasen wordt tijdens een mis na het zingen van iedere psalm een kaars gedoofd uit verdriet over het lijden van Christus. Op witte donderdag worden door hoge geestelijken bij kerken de voeten gewassen van 12 oude mannen van eenvoudige komaf ter herinnering aan de voetenwassing van de 12 disci­pelen door Jezus bij het laatste avondmaal.

Op goede vrijdag worden de wonden in Chris­tusbeelden bedekt met bloemen. Op de middag van stille zaterdag wordt van iedere familie een naar de kerk gebrachte mand met voedingswaren (waaronder de gedecoreerde eieren die nu pisanki heten als symbool van het leven) gezegend door de priester. Op de avond ont­steekt deze op het kerkhof een paasvuur dat ook wordt gezegend. Parochianen nemen een brandende tak van het vuur mee naar huis om daarmee de eigen haard aan te steken. Daarna wordt thuis een traditioneel maal (swiecone) genuttigd waarbij de tafel is bedekt met een wit tafellaken ter herinnering aan de lijkwade van Christus. Het eten van het eerder ge­zegende varkens en lamsvlees en dito cakejes en in schijfjes gesneden eieren vormt de af­sluiting van de vastentijd. Rond middernacht gaan de kerkklokken, die tijdens de hele lijdensherdenking stil zijn geweest, opnieuw luiden om de opstanding van Christus aan te kon­digen. Ook op Paaszondag worden beschilderde eieren opgegeten bij het ontbijt. Paasmaandag heet in Polen dyngusdag of natte maandag (šmygus-dyngus/ lany poniedziałek). Men gaat dan op bezoek bij familie en vrienden. Vroeger werden op de ochtend meisjes gewekt door jongens die een emmer water over hun hoofd te gooiden en ook werden ze op hun kuiten geslagen met wilgentwijgjes (de z.g.n. dyngus-smigus traditie). Thans mondt e.e.a veelal uit in een frivool waterballet waarin beide geslachten zich niet onbetuigd laten. Jongens en meisjes bestoken elkaar bijv met emmers water vanaf flatbalkons, iets wat in Nederland op de 1e mooie lentedag bij studentenflats soms spontaan gebeurt. In Polen is dit een geïnstitutionaliseerd gebruik en de oorsprong moet naar verluidt worden gezocht in de doop van hertog Miezko I op de Paasmaandag van 966.

Kerstviering

Het 2e hoogtepunt in de christelijke feestdagen wordt gevormd door de kerst. Een onderdeel van de kerstviering is het bouwen van kerststallen (szopkis). Met de mooiste er­van kunnen prijzen worden gewonnen. Kerstavond vormt een hoofdonderdeel van de kerstviering en deze avond staat sterk in het teken van toekomstvoorspelling. Met helder weer wordt uitgekeken naar het eerste zichtbaar worden van de avondster (met een beetje geluk leent de planeet Venus zich daarvoor) en dat wordt met enthousiasme begroet. Vervolgens wordt de kerstboom op­getuigd met onder meer noten, appels en gekleurde snippers papier. Ook legt men hooi in de kamerhoeken of onder het tafellaken om de sfeer van de kerststal naar boven te halen. In het laatste geval trekken kinderen aan tafel daar strootjes uit waaraan op basis van de kleur een voorspellende waarde wordt toegekend. Men eet dan het wigilia maal om de dood te bezweren. Bij dit plechtige eetfestijn spelen getallen een rol. De overlevering wil dat er een even aantal mensen aan tafel moet zitten omdat er anders voor de volgende kerst iemand dood zal gaan. Op veel plaatsen in het land houdt men een bord en een stoel vrij voor een onverwachte gast.

Afhankelijk van de streek moet de maaltijd uit 12 gangen be­staan (analoog aan de 12 maanden van het jaar of de 12 apostelen) of uit een oneven aantal gangen (9 of 11). Bij dit maal wordt geen vlees gegeten. Het maal begint met gebed, waarna de oplatek (een dunne witte wafel) wordt verdeeld onder het uitwisselen van de beste wensen voor het komende jaar vanwege de geboorte van het Christuskind die daarmee in wezen symbool staat voor het komende lengen der dagen. Eén en ander gaat vergezeld van een kus op de wang. Dit ritueel (dzilenie oplatkiem) is bijv ook heel gebruikelijk bij kerstrecepties op het werk. Tot de vaste ingrediënten van het maal behoren meestal vis (dikwijls karper), blauwmaanzaad (bijv in noedels), bietensoep en deegflapjes met pruimenvulling. Aan het eind van deze maaltijd staat iedereen tegelijk op als de gastheer het sein geeft, omdat wederom de overlevering wil dat de eerste die opstaat voor de volgende kerst zal overlijden. Na de maal­tijd worden er kerstverhalen verteld en er wordt gezongen en bij sommigen is het pakjes­avond. Na middernacht gaan veel families naar de nachtmis (de pasterka of herdersmis). De 1e kerstdag wordt doorgebracht bij familie en vrienden en ‘s avonds verkleden de kinderen zich. Ze gaan dan al liedjes zingend met een zelfgebouwde kribbe bij de deuren langs om lekkers en geld te verzamelen. Tweede kerstdag (St. Stephanus) is in Polen vooral een sociaal gebeuren met bezoek aan familie en vrienden.

Net als in de Baltische staten worden her en der in Polen weersvoor­spellingen gebaseerd op het weer van 1e kerstdag.

Folkloristische (anti)helden

In Poolse volksverhalen figureren nogal eens draken. De bekendste daarvan is Smok Wawelski. Volgens de overlevering huisde de draak in een grot onder de Wawel heuvels in het huidige Kraków, de oude hoofdstad van Polen. De draak moest elke dag gevoerd worden met een maagd om te voorkomen dat hij huishield in de omgeving en ook de dapperste ridders van koning Krak vielen ten prooi aan het serpent bij hun pogingen om het te doden. Dit ging door tot er geen ridders meer waren en de koningsdochter als laatste maagd was overgebleven. De koning beloofde zijn dochter aan eenieder die de draak zou komen verslaan en zoals gebruikelijk in sprookjes was degenen die de handschoen opvatte van nederige afkomst. In dit geval betrof het de leerling schoenmaker Skuba Dratewka. Hij voerde een dood schaap aan de draak dat hij had opgevuld met zwavel. De draak kreeg daar zo’n dorst van dat hij de halve Wiszla rivier leegdronk en vervolgens ontplofte. Uiteraard leefde Skuba daarna nog lang en gelukkig met zijn nieuw verworven bruid. De grot, met daarvoor een metalen sculptuur van de draak van de hand van Bronislaw Chromy, valt nu nog te bezichtigen. Dankzij een aardgasaansluiting spuwt de draak iedere 5 minuten vuur. Deze draak gaat met zijn tijd mee, want voor wie daar niet op wil wachten geeft hij via een SMSje een steekvlam.

Volgens de overlevering leefde in Warschau in het uitgebreide kelder en gangenstelsel onder het Ostrogski kasteel eens Złota  kaczka (gouden eend). De eend was een door de duivel betoverde prinses en zwom rond in een vijvertje dat werd omringd door goud en diamanten. Wie zich in het doolhof durfde te wagen en de eend vond kreeg van haar een klein fortuin. Wanneer de vinder dat er in één dag door kon jagen zonder een cent weg te mocht geven kon hij bij terugkeer de betovering verbreken en met prinses en toebehoren zijns weegs gaan. Volgens één versie van het verhaal was de vinder (alweer) een schoenmakersleerling. Het lukte hem niet het geld in één dag op te maken. Daarom gaf hij de rest aan een bedelaar. Deze vertelde hem dat niet het geld geluk brengt. Bij zijn terugkeer waren betoverde prinses en rijkdommen weg, maar de leerling had vanaf toen een erg gelukkig en vervuld leven en kreeg vrouw, kinderen en vrienden. Volgens een andere versie was een bon-vivant soldaat vinder van de eend en bijgevolg ontvanger van het fortuin. De soldaat wist wel raad met de opdracht en jaagde het geld er door via een drankgelag met zijn vrienden. Onderweg terug naar de grot vond hij echter nog een laatst overgebleven muntje in zijn zak en dat gaf hij aan een bedelaar. Ook de soldaat liep het fortuin en de prinses mis, maar leefde nog lang en gelukkig.