Feestdagen en folklore

Nationale en regionale identiteitsvorming in België

Bijv. via Belgian, society, Nationalisme, Belg, Culture, Culture en Folklore is info over dit onderwerp te traceren. België als natie is pas in 1830 in het leven geroepen. De in 1963 ingestelde taalgrens tussen het Nederlandstalige Vlaanderen in het noorden en het Franstalige Wallonië in het zuiden loopt ongeveer parallel aan de Romeinse heirbaan “Via Belgica” die al in de vierde eeuw een cultuurgrens vormde (3.2). Walen en Vlamingen zijn er dus al aanzienlijk langer dan Belgen. Zo kon het gebeuren dat de Waalse socialist Jules Destrée in 1912 naar de toenmalige koning Albert I over de Belgische identiteit de opvatting verluidde dat er geen Belgen bestaan maar enkel Vlamingen en Walen; een standpunt dat hedendaagse populisten graag onderschrijven. Ook destijds was tussen beide volksdelen reeds een taalstrijd gaande. De keus in 1830 van “eendracht maakt macht” als nationaal motto van België kon dat niet voorkomen. De toewijzing door de grootmachten van 1815 (na Napoleon) van het grondgebied van wat nu België is aan het koninkrijk der Nederlanden als buffer tegen Franse expansiedrift vormde een aanleiding. In heel het latere België was de voertaal van de geschoolde elite toen Frans, mede doordat via de industriële revolutie Wallonië de toon was gaan zetten. Wie zich in de vaart der volkeren opgenomen voelde bediende zich dus van de Franse taal.

De Nederlandse koning Willem I bood met zijn kortzichtig nationalistische anti-Franse en antiroomse beleid geen ruimte aan de eigen geschiedenis en identiteit van het zuidelijke landsdeel. Daarin speelt mee dat in de middeleeuwen in de Lage landen de Vlaamse steden toonaangevend werden. Deze ontworstelden zich naarmate de middeleeuwen vorderden aan het feodale stelsel en burgers werden vrijer. In de 15e en 16e eeuw (Bourgondische en Habsburgse Nederlanden) werden de lage Landen een bestuurlijke eenheid (17 provincies). Hieraan kwam een einde toen in 1581 het calvinistisch geworden noorden zich afscheidde. De vrijdenkende trekpaarden van de economie vertrokken daar naartoe en het noorden nam zo de cultureel economische hegemonie over. Het huidige België bleef als Zuidelijke of Spaanse Nederlanden deel van het roomse rijk van de Habsburgers en ook daarna bleef het rooms zijn onderdeel van de identiteit. Ander dan in NL kon het feodalisme zich herpakken en bleef de roomse kerkhiërarchie de samenleving domineren. Ten tijde van koning Willem I deelden Vlamingen en Walen dan ook een aversie tegen zijn antiroomse beleid. Daarnaast vond het Franstalige volksdeel, dat tussen 1794 en 1815 ook al via Napoleon rugwind kreeg, dat hen het Nederlands werd opgedrongen. De opstand van 1830 tegen de Nederlanders, die uitmondde in de geboorte van België, begon bij Franstaligen en sloot naadloos aan bij de vigerende tijdgeest van romantisch (5) nationalisme die in heel Europa voor onderdrukte volken een inspiratiebron vormde om naar een eigen staat te streven.

Men ontleende de naam van het nieuwe land aan de betiteling Gallia Belgica die Julius Caesar gaf aan het gebied op het Europese continent tussen Rijn en Seine dat de Romeinen vanaf de 1e eeuw voor Chr. zouden gaan bezetten. Ook toen al vormde de bevolking van dit gebied geen eenheid. In het zuiden domineerden Keltische volken en naar het noorden toe kregen Germaanse stammen meer invloed. In Zuidelijk Gallia Belgica ontstond een mengcultuur van Romeinen en Kelten (Galliërs), de Gallo-Romeinen (Galliërs met een Romeinse leefstijl, incl. vermenging van beider pantheons). Deze ontwikkelden een Romaanse taal, het latere Frans. Gallo-Romeinen is later verbasterd tot Walen door Germaanse Salische Franken. De Romeinen stonden de laatsten rond 260 na Chr. toe zich te vestigen in het noorden van het huidige België onder het beding dat ze het Romeinse rijk zouden verdedigen. Het gebied rond het Brugge van nu dat ze in beheer kregen heette Pagus Flandrensis en hieruit ontstond naderhand het graafschap Vlaanderen. De Germaanse taal van de Salische Franken evolueerde tot het Nederlands/ Vlaams. De term Vlaams stamt af van het woord flâm (vloed, stroming) uit de taal van de Germaanse Frisiavones van het begin van de christelijke jaartelling. Deze bewoonden het getijdengebied met terpen en heuvels dat Vlaanderen destijds was. Rond 800 na Chr. voegden zich Vikingen bij de reeds aanwezige Friese en Salisch Frankische stammen in het Vlaamse territoir. Vlamingen en Walen verschillen zo in afstamming. Uiteraard zijn deze verschillen erg betrekkelijk door latere vermenging en immigratiestromen met als grootste de toevloed in de 2e helft van de 20e eeuw van gastarbeiders uit Italië, Griekenland, Portugal, Noord-Afrika en Turkije en van Fransen en Nederlanders (volk).

Alras na de onafhankelijkheid werd Vlaams bestempeld als dialect van domme boeren en collaborateurs en onderdrukt. Frans werd de officiële voertaal in het nieuwe koninkrijk. Dit vormde de voedingsbodem voor de opkomst van de Vlaamse (emancipatie)beweging die de meerderheid van de bevolking vertegenwoordigde. Tijdens beide wereldoorlogen en het interbellum werden spanningen tussen beide taalgroepen sterker, mede doordat een deel van de Vlaamse beweging steun zocht bij de Duitse bezetter (volk). Na 1960 verschoof het economische zwaartepunt naar Vlaanderen. Ook verzetten Franstaligen zich tegen pogingen uit de Vlaamse hoek om de verfransing van Brussel tegen te gaan. De oplossing werd vanaf 1970 gezocht in het meegaan met de stroom van regionale emoties via het geleidelijk veranderen van België in een federale staat met autonomie voor de taalgroepen. Eén en ander werd ingevuld via het creëren van 3 gewesten en 3 taal(gemeenschappen). Dit bood taalidentiteit ruimte in bestuur en leven van alledag ten koste van nationale identiteit. Zo daalde bijv. tussen 1990 en 2014 m.n. in Vlaams België (VB) de steun voor het nationale symbool bij uitstek, de monarchie, sterk (van 62% naar 45%, Waals België: van 60% in 1990 via 70% in 2003 naar 66%; Rep) en wonnen m.n. in Vlaams België politieke partijen die splitsing van het land nastreven veel terrein.

In eigentijdse polls (2007 QA14; 2017 QD1/3) valt de gehechtheid aan eigen land in BE onder de laagste binnen de EU, maar het verschil met het EU gemiddelde is daarbij wel klein (84%, EU 90% in 2007). Hechting aan eigen regio scoorde in 2007 een fractie onder deze EU standaard (84%, EU 85%; sterk gehecht aan eigen regio echter 48 om 45%). Deze enquête werd relatief kort na de tv hoax Bye Bye Belgium afgenomen. Die zette een splitsing van het land in scene via het uitroepen van de onafhankelijkheid door Vlaanderen en bracht bij velen (m.n. Walen) een terugschrikeffect teweeg. Dit kon niet voorkomen dat in 2010 voor het eerst in de geschiedenis van België een Vlaams nationalistische partij die splitsing van het land nastreeft (de N-VA) landelijk de grootste werd en hun tegenpool (de voorstanders van een eenheidsstaat die regionale autonomie willen terugdraaien: belgicisme) haalde bij lange na niet de federale kiesdrempel van 5%. In 2017 bleek bij de vraag naar gehechtheid aan eigen land het verschil met het EU gemiddelde (80 om 92%) iets gegroeid t.o.v. 2007 en een opvallend klein segment voelde zich toen sterk gehecht aan hun land (33%, EU 57%; regiogehechtheid is in deze poll niet nagevraagd). Al met al wijzen diverse polls (2009, 2016; splitsing) er echter op dat gecombineerde identiteiten (evenzeer Belg als Vlaming/ Waal) in BE de toon zetten (iets wat zwart-wit denkende populisten niet graag zien) en dat het volksdeel dat zich enkel of in de eerste plaats Vlaming of Waal voelt ook een minderheid blijft.

In 1830 leidde Belgisch staatsnationalisme tot de onafhankelijkheid van Nederland (NL). Thans heeft dit Belgicisme nauwelijks nog aanhang. De in 1976 gemunte term Belgitude verwijst ook naar het nationale Belgische deel van de identiteit. Dit deel komt bijv. tot uitdrukking in Belgicismen in de taal. Zo kent qua woordgebruik & zinsbouw Belgisch Nederlands (Vlaams) invloeden van het Frans (gallicismen) en het Frans in België (Waals) is op zijn beurt niet vrij van neerlandismen die geheel eigen zijn aan België. In beide regio herkent men zichzelf vaak in de termen meertalig (al geldt het laatste in de praktijk meer voor Vlamingen dan voor Walen: Onderwijs) en levensgenieter (Readers Digest 2005). Belgen delen bepaalde eet en drinkgewoonten, mythes, historische, sport & cultuuriconen en vormen van humor. Filantroop Pater Damiaan, wielrenner Eddy Merckx en zanger Jacques Brèl haalden bijv. de top10 van zowel de Waalse als de Vlaamse TV verkiezing van De Grootste Belg (voor het overige verschilden beide top10 lijstjes). Ook de opmerkelijk grote serie schandalen die het land kent is niet perse regio gebonden (verderop meer over dit alles). Historisch maakte België evenals Nederland een proces van verzuiling door met als uitkomst een roomse, socialistische en liberale zuil. Ook in België is veel gepolderd om tegenstellingen te overbruggen, maar vaker dan in NL zijn tegenstellingen op de spits gedreven. De scheiding van kerk en staat is uiteindelijk wel zo uitgewerkt dat ideologische groepen gelijke rechten kregen. Na de flowerpower revolutie van eind 60er jaren nam ook in België de invloed van de verzuiling gestaag af en de ontkerkelijking nam navenant toe. De meeste Belgen zijn enkel in naam nog rooms en in feite valt België onder de seculiere landen.

Qua regionale identiteit (volksnationalisme indien politiek extreem doorgevoerd) kennen de Vlaamse en Waalse gemeenschap (Vlamingen, Walen) eigen nationale symbolen (vlag, wapen, motto & volkslied) en eigen folklore, feestdagen, helden & mythen, historische & cultuuriconen, eet & drinkgewoonten, streekproducten en nationalistische bewegingen. Ook hebben de Waalse streektaal, het Waalse Frans en het Vlaamse Nederlands eigen unieke kenmerken. Qua verzuiling domineerde in Vlaams België de roomse en in Waals BE de socialistische zuil. De regionale identiteit wordt vaak geassocieerd met de tradities van de autochtone bevolking. M.n. door immigratie en doordat onder immigranten met een niet westerse achtergrond vooral aanvankelijk de geboortecijfers relatief hoog zijn, worden steeds minder Belgen Vlaming of Waal door geboorte. De nieuwkomers worden wel betiteld als nieuwe Vlamingen/ Walen. In hoeverre ze het cultuureigene van de regio dienen over te nemen blijft een punt van discussie. Wel leven folklore en tradities in België ook bij de autochtone Belgen relatief sterk. Hoewel m.n. immigratiegroepen uit moslimlanden en autochtonen zich weinig mengen zullen, zoals door de geschiedenis heen altijd al is gebeurd, op termijn wellicht via wederzijdse interesse mengculturen ontstaan (inburgering). Daarbij kan het soms helpen wanneer de focus minder komt te liggen op (verschil in) religie. Het cultuureigene van de regio valt in BE onder het domein van de (taal)gemeenschappen, maar in Vlaanderen vallen regering & parlement van gewest & gemeenschap samen.

Nationale identiteiten kunnen worden vergeleken via de cultuurdimensies van prof. Geert Hofstede (countries). Zo kent België, geheel anders dan NL en evenals bijv. Marokko (het grootste herkomstland van immigranten voor België), een hoge machtsafstand (MA). Hofstede koppelt dit mede aan landen met een roomse geschiedenis (kerkhiërarchie). In een maatschappij met een hoge MA worden machtsverschillen geaccepteerd. Men kent relatief veel waarde toe aan traditionele bronnen van gezag & gezagsverhoudingen als rang & stand, afkomst, rijpe leeftijd of opleiding. Dit maakt op school of werk contacten tussen verschillende lagen formeler dan in NL (bij hoger geplaatsten: meneer/ mevrouw + achternaam gebruiken, wat je zegt aanpassen aan iemands positie, nadruk op controle etc.). De nadruk op controle wordt herbevestigd door de erg hoge score van BE (iets hoger dan Marokko; flink hoger dan NL) op onzekerheidsvermijding (OZV). Men verdraagt in België onduidelijkheid slecht en men wil onbekende risico beperken middels gedetailleerde formele en informele wetten & regels. Ook tolereert men expressie van emoties als uitlaatklep voor stress (reeds bij Julius Caesar stonden Belgae bekend als opgewonden standjes). Eén en ander wordt voor België geïllustreerd door de taalstrijd en het moeizame proces van staatshervorming om tot een federale staat te komen. De hoge score van BE en NL op hedonisme wijst daarbij op het toestaan van de neiging om de teugels te laten vieren om van het leven te genieten (in Marokko wil men deze neiging juist beheersen). Ook andersom dan in Marokko (korte termijn gericht) is de cultuur van België en Nederland sterk lange termijn gerichtheid. In beide landen hecht men minder dan in Marokko aan een onveranderlijke waarheid en aan het in ere houden van overgeleverde tradities en normen. Men past (als handelsnaties) normen, waarden & gebruiken pragmatisch aan veranderende omstandigheden aan en gaat aldus met zijn tijd mee.

België en Nederland zijn als verstedelijkte rijke westerse landen (anders dan Marokko) sterk individualistisch. Door welvaart & verstedelijking vervingen kerngezin & individu de uitgebreide familie. De familie heeft geen invloed meer op hoe het individu zich dient te ontplooien. Autonomie & zelfbepaling verving ondergeschiktheid van het individu aan familie of gemeenschap. In België bepaalt de traditie rechten & plichten van het individu. Deze worden niet opgelegd door de groep, maar gezien als iets wat men aan zichzelf verplicht is vanuit de eigen positie in de hiërarchie. Zo geldt als norm dat men de unieke bijdrage van elk individu op elke plek in de hiërarchie ziet en waardeert. In België (en NL) ziet men bijv. religie & seksualiteit als privédomein waarin men elkaar moet vrijlaten en kritiek op religie of geloof ligt minder gevoelig dan bij Turkse en Marokkaanse Belgen. België als land kent, evenals Marokko, een gemiddelde score op de dimensie masculien-feminien of competitie/ kwantiteit vs. consensus/ kwaliteit. Wel neigt Vlaanderen naar de feminiene pool (die in NL sterk dominant is) en Wallonië naar de masculiene kant. In Vlaams België wil men liever alle kanten van de zaak de revue laten passeren en stuurt men aan op consensus en in Waals België heeft een alles of niets stijl gericht op winnen (bijv. bluf à la Donald Trump) wat meer kans van slagen dan in Vlaams België.

Al deze elementen hebben hun stempel gedrukt op tradities & feestdagen. Nationalisme speelt in het BE van nu hooguit een bijrol. Het koningshuis is bijv. minder populair dan in NL. Koningsdag wordt nauwelijks gevierd en een fenomeen als de oranjegekte in NL doet zich dan in België niet voor. Wel dossen supporters van Belgische teams of individuen zich bij internationale sportevenementen soms uit in de nationale kleuren of in het rood. Sinds in 1906 het Belgische nationale voetbalteam bekend staat als de Rode Duivels hebben ook andere nationale teams (veldhockey, volleybal) een bijnaam gekozen met de term rood (zij het in het Engels). De nationale feestdag (21 juli) is in België wel populair. Deze is gezet op de datum waarop in 1831 de eerste koning der Belgen Leopold I de eed aflegde. België kent geen officiële erkenning van minderhedenrechten. Het Europese kaderverdrag rond bescherming van nationale minderheden is in 2001 getekend, maar nadien nog niet geratificeerd omdat eerst alle 5 de parlementen van gewesten en gemeenschappen het goed moeten keuren. Dat duurt lang omdat Vlamingen en Franstaligen het er niet over eens zijn wat een nationale minderheid is. M.n. de Vlamingen houden ratificatie tegen. Het dispuut spitst zich toe op Franstalige en Nederlandstalige minderheden in z.g. faciliteitengemeenten langs de taalgrens. Zo heeft België het Europees handvast voor regio en minderhedentalen niet ondertekend. Wel verklaarde de Franse gemeenschap zich in 1990 bereid regiotalen op haar grondgebied te erkennen. Bij het Waals is dit nog niet geschiedt, mede omdat men zich afvraagt of het een Frans dialect is. Waar het Platdiets (een Duits-Nederlands grensdialect) en Luxemburgs vigeert zijn wel straatnaamborden te lezen in de streektaal. Taalwetgeving voorziet er in hoe bijv. in treinen plaatsnamen worden omgeroepen. België kent enkel officieel erkende nationale & christelijke feestdagen. Bijv. moslims die van het Suikerfeest een vrije dag willen maken moeten officieel een snipperdag opnemen en voor onderwijs in een eigen niet Nederlandse taal & cultuur hebben scholen erg beperkt ruimte. Wel is in principe op basis van elke grondslag gesubsidieerd onderwijs mogelijk. Ook kent men extra les in de taal van de gemeenschap voor anderstaligen (bijv. onthaalonderwijs of extra Nederlandse les in Brussel waar de meerderheid van de kinderen op Nederlandstalige scholen thuis geen Vlaams spreekt; 12.3).

Aan organisaties op het vlak van folklore & tradities beschikt Vlaanderen over een zestal gespecialiseerde clubs (folder p6 van het Nederlandstalige deel). De Frans taalgemeenschap kent m.n. voor onroerend erfgoed het “Institut du patrimoine Wallon”.

Immaterieel erfgoed van België

In 2008 kwam via fusie in Vlaanderen het FARO tot stand. Men organiseert de in 2001 ingestelde Erfgoeddag rond roerend en immaterieel erfgoed met jaarlijks 200.000 à 250.000 deelnemers. In 2006 ondertekende België het Unesco Verdrag rond bescherming van immaterieel cultureel erfgoed. Daarna werd in de Belgische (taal) gemeenschappen via inventarisatie een voorlopige lijst samengesteld. Najaar 2017 telde deze in Vlaanderen 45 items. T/m 2016 waren er 16 items uit België opgenomen in de Unesco werelderfgoedlijst (incl. 1 met Frankrijk gedeeld item). Daaronder vallen 14 z.g. representatieve items en 2 praktijken (de beiaardcultuur & de Vlaamse volksspelen). Op de voorlopige lijst kwam een herdenkingsritueel voor de eerste wereldoorlog: het spelen van “the last post” onder de Menenpoort in Ieperen (sinds 1928 m.u.v. de periode van WOII iedere avond om 8 uur). Onder de 14 representatieve items vallen 7 optochten in een religieuze of carnavaleske sfeer (in het laatste geval veelal met reuzen & draken). De overige 5 items zijn een brood & vuurfeest, een jaar & veemarkt, een reünieritueel op basis van leeftijd en 2 tradities met dieren (valkerij, garnaalvissen te paard). De bij het schrijven hiervan nieuwste toevoeging (uit 2016) betreft de Belgische biercultuur.

Volksgeloof

Ook in het België van nu bestaan nog resten van volksgeloof uit voorchristelijke natuurreligie, bijv. in de vorm van boomheiligdommen (koortsboom, spijkerboom). In de late middeleeuwen & renaissance kenden de zuidelijke Nederlanden heksenvervolgingen. Hieraan maakte m.n. de Verlichting een einde. In het latere België bleef bijgeloof langer een bron van rituelen om onheil te bezweren; bijv. vanwege de hoge kindersterfte rond de geboorte van een baby. Roomse heiligen speelden altijd een hoofdrol. Bij een meting rond 2000 leek bijgeloof in het land minder verbreid dan in bijv. Nederland. Zo scoorde in 1999 geloof in telepathie 38% (NL 50%) en geloof in reïncarnatie 17% (NL 22%). Verder geloofde in België 67% (NL 53%) toen dat een talisman niet werkt, maar 15% (NL 12%) had er één. Ook in België is de grens tussen geloof en bijgeloof niet scherp te trekken. Gezien de deelname aan de erfgoeddag staan tradities er misschien wel meer in de belangstelling dan in NL. Het land kent vanuit zijn roomse geschiedenis veel uitingen van volksgeloof & volksdevotie, bijv. in de vorm van kapelletjes & wegkruisen en bedevaartoorden. Ook de traditie van processies (soms met reliekenverering) is er rijk en oud. In België heeft bijna elke plaats wel een patroonheilige en het laten zegenen en met wijwater besprenkelen van een voertuig om ongeluk af te wenden is in het land lang niet ongewoon. Het gebeurt niet enkel bij wielerkoersen; maar bijv. ook met vrachtwagens, bussen of taxi’s. Na de zegening kan men achter de zonneklep dan dikwijls een beeldje van St. Christoffel, de patroonheilige van weggebruikers, ontwaren. De meeste Belgen zijn formeel nog rooms, maar bij een poll in 2016 vinkte voor het eerst een minderheid (49%) aan zich als christelijk te zien en 8% zag zich als lid van een niet christelijk geloofsinstituut. De rest hing dus geen officieel geloof aan, maar niet iedereen daarvan is ongelovig. Bij een peiling van begin 2005 geloofde in België 29% (EU 27%) in een onpersoonlijke hogere macht of levenskracht (ietsist of ongebonden spiritueel) en 37% dacht veel na over de zin van het leven (EU 34%; soms 37 om 39%, Social) In 2006 is in Nederland daartoe de term “ongebonden spiritueel” er in gebracht. Het betreffende volkssegment beschikt ook in België over een enorm scala aan inspiratiebronnen (nieuwe; lijst; pseudo) waarbij, net als in elk geloof, bij iedere aanhang terug de dimensie vrijdenkend fundamentalistisch is vertegenwoordigd.

Persoongebonden tradities

Uitgebreide info rond dit thema voor Vlaanderen, incl. de tradities van nieuwe Belgen, is te vinden bij LECA. Hoewel ook België omschreven kan worden als postmodern, seculier en verstedelijkt land leek in de 90er jaren bij persoonlijke hoogtijdagen van autochtonen de rol van tradities er minder sterk te verwateren dan in Nederland (NL). Zo viel in 1999 in NL het volksdeel dat een eredienst belangrijk vindt bij geboorte (40%), huwelijk (46%) en overlijden (56%) onder de kleinste binnen de EU, maar in België betrof het respectievelijk 70%, 70% en 74% (thearda). Wel verloopt in België de krimp in een hoger tempo. Tussen 1967 en 2009 zakte het segment kinderen dat rooms werd gedoopt van 94% naar 58%, het aandeel gesloten huwelijken binnen de kerk van 86% naar 26% en het aandeel kerkelijke begrafenissen van 84% naar 63%. Desondanks speelt de roomse kerk in België bij persoonsgebonden rituelen nog een dusdanig belangrijke rol dat bijv. de vrijzinnigen eigen varianten bedachten op roomse rituelen zoals het vrijzinnig lentefeest als alternatief voor de communie bij kinderen. Wel winnen zulke alternatieven terrein. De roomse kerk kent 7 sacramenten als richtsnoer voor de pastorale praktijk, waarbij de kerk het meest wordt ingeschakeld bij doop, vormsel en overlijden/uitvaart.

Ook in België droegen vanaf eind 60er jaren opties voor gezinsplanning (anticonceptie, abortus) en bij gevolg meer werkende vrouwen en buitenechtelijke geboorten (in 2012 al 48% van de geboorten bij een EU gemiddelde van 40%) gestaag bij aan meer openheid, vrijheid en variatie in het omgaan met relatievorming & geboorte. Hoewel rond geboorte de roomse kerk een grote kinderschare als zegen beschouwde, zag men seks als zondig en werden zwangerschap en bevalling als onrein beschouwd. Daarom rustte eeuwenlang een taboe op dit alles. Verhullende kleding bleef bij zwangere vrouwen tot in de 60er jaren van de 20e eeuw in zwang en na de bevalling zonderde de moeder zich een tijdlang af met de pasgeborene met nadien een kerkgang ter afsluiting. Aan broertjes & zusjes werd verteld dat baby’s werden gebracht door de kinderboer of groeiden uit kolen of rozemarijnstruiken. Rond de 20e eeuwwisseling kwam vanuit Duitsland het verhaal op van de ooievaar als brenger van het goede nieuws. Ook werden geboortebrieven en soms al geboortekaartjes rondgestuurd. Het laatste ritueel had in de 50er jaren algemeen ingang gevonden. Sinds de 60er jaren zijn ziekenhuisbevallingen veruit het meest gangbaar. Men wilde vroeger dat de boreling ter zuivering (en vanwege de veel voorkomende babysterfte) z.s.m. werd gedoopt in gezelschap van de vader en de dooppeter & meter (peetoom & tante). Bij een roomse doopplechtigheid zijn naast water olie en kaarslicht hoofdingrediënten. Daarbij staat water voor reiniging & zuivering, olie voor levenskracht en kaarslicht voor het wijzen van de weg in het leven. Na de doop volgde thuis een doopfeest. In België gaan thans bij zwangerschap en geboorte een aantal dingen anders dan in NL. Zo krijgen ouders bij de geboorte bijv. een flink bedrag aan kraamgeld (ca. €1300 bij een eerste kind en daarna rond €900 p/k). Kort na de geboorte wordt iedereen uitgenodigd voor een kraamvisite om de moeder meer rusttijd te gunnen. Voor cadeautjes bij de kraamvisite voor de baby, ouders, peter & meter werkt men vaak via bemiddeling van een babywinkel met een geboortelijst. Zo’n babyborrel dient steeds vaker ter vervanging van het doopfeest, al zijn de gebruiken vergelijkbaar. In BE worden dan suikerbonen geserveerd met bier & champagne en koffie met gebak na. De Vlaamse bijnaam “kindjeskak” voor suikerbonen is ontleend aan het gebruik om de bonen uit de onderkant van de deken te laten vallen waar het kindje bij de doop in was gewikkeld. Ook in België word op het platteland een geboorte soms lang geëtaleerd via een houten of opblaasbare ooievaar met baby’tje in de tuin of achter het venster.

In roomse regio kreeg een kind vaak meerdere voornamen. Tot eind jaren 60 waren dat in België veelal voornamen van heiligen en familieleden (te beginnen met grootouders van vaders kant en na de grootouders ooms & tantes; regels). Dit laatste wordt wel gezien als naeffect van peetouders. Deze waren bij de doop prominent aanwezig en werden geacht het kind tot voorbeeld te dienen en de zorg over te nemen bij onverhoopt overlijden van ouders. Met 7e kinderen was iets speciaals aan de hand. Ze moesten priester worden of gingen het klooster in, maar een zevende op rij van hetzelfde geslacht kreeg de voornaam van de koning (bij een meisje een vrouwelijke variant) en dan kon het peter of meterschap van de koning worden ingeroepen met het recht om op diens kosten een opleiding te volgen. O.m. door betere gezondheidszorg en ontkerkelijking raakten peetouders uit de mode en sinds de jaren 70 kiezen steeds meer ouders zelf namen voor hun kinderen zodat voornamen meer onderhevig raken aan modegrillen. Tot in de 50er jaren werd wel aandacht besteed aan de naamdag, de dag gewijd aan de roomse heilige naar wie een kind werd vernoemd, maar thans gebeurt dat in NL en Vlaanderen vrijwel nergens meer. Belangrijke christelijke initiatierituelen voor kinderen zijn in België de eerste communie bij 6jarigen en het vormselsacrament bij 12jarigen. Beide rituelen worden na het kerkelijk gedeelte afgesloten met een groot feest (incl. feestmaal) thuis of in een zaal. Men hecht dusdanig aan eerste communie & vormsel dat niet roomsen een eigen variant ontwikkelden, het vrijzinnige lentefeest.

Viering van verjaardagen werd na de Franse tijd geleidelijk algemener. Het begon bij notabelen, maar drong begin 20e eeuw na invoering van de leerplicht door tot het volk. Rond die tijd vond ook het sturen van wenskaarten algemeen ingang. In België is men eveneens bekend met verjaarkalenders, feestjes, liedjes & cadeautjes en met trakteren op school of werk door de jarige. Bij kinderverjaardagsfeestjes wordt ook in België vaak een taart met kaarsjes, met uitzondering van de middelste, uitgeblazen. Speciaal zijn in het land de 18e verjaardag (omdat men volwassen wordt) en kroonverjaardagen (die waarbij het eerste cijfer van iemands leeftijd verandert). Speciale kroonverjaardagen zijn vanouds de 30e verjaardag voor wie dan nog vrijgezel is (de z.g. osviering waarbij de jarige al te veel ongewenst eerbetoon kan afkopen met vaten bier), de 50e verjaardag (Abraham of Sara viering, ook in BE wel met een pop in de tuin) en uiteraard een 100e verjaardag. Rond de 50e verjaardag kent Leuven sinds 1890 een speciale vorm; het jaartallenleven. Deze is in 2011 erkend als Immaterieel Unesco erfgoed. In het middelbaar onderwijs kent België als afscheidsritueel de viering van de laatste 100 schooldagen met bijv. grappige toespraken, versieren van de school, elkaar bekogelen met dingen en een grootse show waaraan bijv. leerkrachten en schoolleiding meedoen. Ontgroeningrituelen heten in het Vlaams studentendoop. Ook in België loopt e.a. soms uit de hand. Het segment studenten dat bijbehorende vernederingen wil ondergaan om bij een club te mogen horen is gezakt tot onder de helft. Daarmee heeft ook de aloude studententraditie van de cantus (ritueel zang & drankfestijn) aan belang ingeboet.

Qua relatievorming & huwelijk was t/m de 17e eeuw partnerkeus in belangrijke mate een zaak tussen de betrokken families, maar ook toen al gebeurde uithuwelijken alleen in de hoogste kringen en ging elders een verbintenis niet door als beoogde partners het niet zagen zitten. Vormen van bruidsprijs & bruidschat kwamen tot in de 17e eeuw nog voor. Daarna bleven uitzet & betaling van de trouwerij door de familie van de bruid nog lang een soort vervanging. Vanaf de 18e eeuw won de liefde terrein bij partnerkeus. In de 19e eeuw werd trouwen uit liefde met een partner dicht bij huis & uit eigen klasse gestaag norm. Daarbij varieerde één en ander wel met geloof en milieu van afkomst. Door de bank genomen nam de vrijheid af met de toename in welstand. Zo verloren bijv. in hogere kringen verstandshuwelijken minder snel terrein. Onder de gelegenheden tot ontmoeting vielen bals (volksfeesten), kermissen en processies. Daarbij werd binnen de leeftijdgroep concurrentie van buiten de woonplaats zelden getolereerd. Vanaf eind 19e eeuw werd de ontmoetingshorizon verbreed door voorzieningen & evenementen binnen de eigen zuil en in de loop van de 20e eeuw ook door huwelijksbureaus en advertenties in de pers. Bij dit alles bleven tot in de 60er jaren van de 20e eeuw bij relatievorming traditionele patronen & structuren die houvast boden de toon aangeven. Via vastliggende codes kon het meisje laten merken of ze de kandidaat zag zitten. Een jonge man met serieuze trouwplannen werd geacht eerst de eigen ouders daarvan te verwittigen en daarna de vader van het meisje. Vaak stuurde hij die vooraf een brief waarin hij toestemming vroeg haar beter te mogen leren kennen. Indien de vader die gaf volgde een gezellig samenzijn. Pas daarna kwam het aanzoek naar het meisje zelf. De code schreef voor dat die het een tijdje in beraad hield. Enkel 29 februari stond bekend als dag waarop de vrouw de man mocht vragen. Het gebeurde vaak dat na toestemming een zwangerschap niet lang op zich liet wachten en dan moest er getrouwd worden. Bevallen ruim binnen 9 maanden na de trouwdag kwam veel voor. Het aandeel moetjes is bijv. in NL rond de 2e wereldoorlog wel geschat op 90%. Toch was dit binnen de hypocrisie van de tijd met schaamte omhuld. Trouwen & kinderen krijgen was norm en vrijgezel van boven de 30, alleenstaande moeder of gescheiden zijn was erg ongewenst.

Vanaf de 70er jaren werden vrouwen onafhankelijker van mannen doordat ze baas in eigen buik werden en een inhaalslag begonnen qua scholing & werk. Sindsdien nam de invloed van kerk, ouders en traditie op het selectieproces af. Ook werden de verschillen tussen autochtonen en Belgen uit niet westerse landen groter. M.n. bij autochtonen verloren scheiding der seksen & verzuiling terrein. Aan ontmoetingbronnen vielen naast vriendenkring, school & werk etc. achtereenvolgens disco’s, popfestivals, telefoonlijnen, singleparty’s, speeddating & internet onder de nieuwe opties. De 1 mei traditie van het cadeau doen van lelietjes-van-dalen aan vrienden of geliefden leeft in België nog altijd. Intussen werd later & minder getrouwd en meer gescheiden. De wetgeving werd aan de situatie aangepast (2016). In 1995 is bij echtscheiding de procedure verkort, sinds 1998 kent België wettelijke samenwoning (incl. geregistreerd partnerschap en een samenlevingscontract), in 2003 werd het homohuwelijk wettig en vanaf 2007 is daar de keus tussen scheiding op basis van onherstelbare ontwrichting en via onderlinge toestemming. Scheiden werd zo gemakkelijker. Deze transitie begon vaak later dan in omliggende landen, maar ze voltrok zich dikwijls in een hoger tempo. De leeftijd bij een eerste huwelijk ging tussen 1970 en 2015 onder mannen van 24 naar 33j en bij vrouwen van 22 naar 30j. Het scheidingscijfer in België was in 1970 het laagste en in 2013 het hoogste van België, NL, Duitsland en Frankrijk samen (2011, 2013, 2016).

Intussen won samenwonen terrein. Aanvankelijk gebeurde zulks m.n. voor het huwelijk, maar mede doordat scheiden met kinderen in België door een relatief groot volksdeel wordt veroordeeld raakte trouwen bij autochtone Belgen enigszins uit de gratie. Het segment dat samenwoonde liep rond 2008 in België uiteen van 1% bij tussen 1940 en 1950 geboren vrouwen naar ruim 60% bij vrouwen geboren tussen 1970 en 1979 en het gedeelte samenwonenden onder de bevolking ging bij 18-29 jarigen tussen 1992 en 2007 van 4 naar 12%. Rond 2013 lag p/j het aantal huwelijken (ca. 40.000, scheidingen 27.000) nog maar op de helft van het aantal verklaringen van wettelijke samenwoning (78.000). In het Vlaams gewest (VB) was toen 45% en in het Waals gewest (WB) 56% van de geboorten buitenechtelijk. Gezinnen werden zo kleiner en buitenechtelijk geboren kinderen werden bijna meer regel dan uitzondering. M.n. na de vruchtbare leeftijd bleven gescheidenen vaker alleen en zo won ook alleen wonen terrein. In België waren rond 2013 bij 2 van 3 scheidingen kinderen betrokken, het grootste aandeel binnen de 4 landen. M.n. in WB is bijv. het segment kinderen tussen 11 en 15 in een gezin met 2 eigen ouders klein (66%, VB 71%, EU gemiddelde 74% in 2013/14) en in een stiefgezin groot (17%, VB 14%, EU 8%; eenoudergezin: 15 om 14%, EU 16%).

Bij trouwlustigen wordt een huwelijksaanzoek weer populairder, maar dan wel in een originele vorm. Ook is voor samenwonenden of verloofden huwelijksaangifte (max. een half jaar, minimaal 2 weken voor het huwelijk) bij de burgerlijke stand verplicht. Daarna is men in ondertrouw. Aan welke hand een ring wordt gedragen varieert in België met de regio. Evenals in NL is enkel het burgerlijk huwelijk wettig en het dient vooraf te gaan aan een eventueel kerkelijk huwelijk. Volgens de roomse leer kan een huwelijk niet worden ontbonden en tussen 1967 en 2009 daalde in België het aandeel binnen de kerk gesloten huwelijken van 86% naar 26%. Ook nu doen rond het huwelijk nog een aantal tradities de ronde. Zo wordt op de vooravond van een huwelijk op het platteland soms nog een schieting georganiseerd. Een vrijgezellenavond komt vaker voor. Het burgerlijk huwelijk wordt veelal voltrokken door een schepen van de burgerlijke stand en dat hoeft niet meer perse bij het gemeentehuis. Een aantal gebruiken bij een kerkelijk huwelijk die in België nog steeds vigeren zijn ontstaan om ruzies tussen de families te voorkomen tijdens de mis. Daaronder valt bijv. dat familie & vrienden van bruidegom (rechts achter hem) en bruid (links achter haar) elk aan een kant zitten. Meer details rond de outfit van de bruid, het bruidsboeket, de bruidstoet, bruidsmeisjes & jonkers en het verdere verloop van trouwerij & de wittebroodsweken zijn te vinden op tradities. Net als in NL stammen veel huwelijkstradities van nu uit Angelsaksische landen. Tegenwoordig bepalen koppels steeds meer & vaker zelf hoe ze een ritueel rond relatievorming invullen. Een voorloper daarvan vormt in België de vrijzinnige relatieplechtigheid. Bij autochtone Belgen worden m.n. het 25 jarig, 50 jarig en 60jarig huwelijksjubileum (in het Vlaams gekend als huwelijksverjaardag) gevierd met familie, maar er zijn meer opties. Vanouds ontlenen deze verjaardagen hun naam aan het materiaal waarin cadeaus werden gegeven (1j: katoen of papier, 2j leer, 5j hout; 12,5j koper; 25j zilver, 50j goud, 60j briljant etc.). Naarmate zo’n verjaardag eerder is viert het koppel deze vaker samen, bijv. door op restaurant (uit eten) te gaan of met een korte vakantie. In België verzint soms de familie bij latere verjaardagen een verrassingsfeest voor het paar; o.m. door hun huis te versieren. Verder valt een receptie met diner & dans voor kinderen & kleinkinderen onder de gebruikelijke invullingen.

Rond de laatste overgang, de dood, bepalen ideeën over wat daarna gebeurt de  rituelen. Van de voorchristelijke Galliërs in het latere België is bekend dat ze hun doden cremeerden. Ze geloofden in een instant hiernamaals met een vage grens tussen deze en gene zijde die het risico in zich draagt dat de werelden van doden, geesten en levenden in elkaar overvloeien. Om de scheiding te bewaken moesten de geesten van doden soms misleid worden. Dit voorchristelijke idee ligt ten grondslag aan een aantal rituelen die nu nog de ronde doen rond overlijden & uitvaart (2015). Het christendom gelooft in het voortbestaan van de ziel in hemel of hel. Volgens de leer van de in België bepalende roomse kerk kan bidden door nabestaanden deze uitkomst in gunstige zin beïnvloeden. Daarom werd door nabestaanden gebeden voor het zielenheil van overledenen met een rozenkrans of Paternoster. De kerk ontmoedigde crematie omdat ze geloofde in hereniging van ziel & lichaam bij de wederkomst van christus en daarvoor moest er een stoffelijk overschot zijn. In 1886 volgde een expliciet verbod op crematie. In 1963 is dit verbod opgeheven omdat de kerk inzag dat ontkenning van de fysieke wederopstanding niet het enig mogelijke motief voor crematie is. M.n. op het platteland bleef de dood tot midden 20e eeuw sterk geïntegreerd in het leven. Wel kwam in de 18e & 19e eeuw via de romantiek bij de elite nadruk te liggen op dragelijker maken van het verlies voor nabestaanden en zoals vaker sijpelde dat gestaag door naar de rest van de bevolking. Een tendens om de dood zoveel mogelijk aan het oog te onttrekken begon eind 19e eeuw op te komen en bereikte in de 60er en 70er jaren een piek. Men bedacht eufemismen voor sterven als overlijden (na het lijden), heengaan en ontslapen. Bij roomsen uitte het dragelijker maken zich in gemeenschapsrituelen om een band met de doden te ervaren, bijv. via herdenking bij graven op Allerzielen (2 november), bidprentjes & een dodenwake in kerk of parochiezaal op de avond voor de begrafenis. Tussen 1967 en 2009 ging het aandeel kerkelijke begrafenissen in België relatief weinig achteruit (van 84% naar 63% en dus nog altijd een meerderheid van de overledenen).

Voor zover men de dood kan zien aankomen komt op verzoek kort voor overlijden een geestelijke langs om de laatste sacramenten toe te dienen. Hij vraagt de stervende of deze wil biechten, brengt gewijde olie aan op voorhoofd & handen als teken van Gods vergiffenis terwijl hij om steun bid (ziekenzalving) en reikt de (laatste) communie uit. Na het overlijden bevat dan in België de doodsbrief (rouwkaart) vaak de regel “gesterkt door de ziekenzalving”. Vroeger stierven mensen meestal thuis. Thans gebeurt dat ook veel in een ziekenhuis of zorginstelling. Ook kwam er ruimte voor een zelfgekozen einde; m.n. in Vlaams België. Daar is euthanasie meer algemeen aanvaard dan in Wallonië. In 1990 kreeg men een eerste eenheid voor palliatieve zorg. De vraag naar hospice zorg is groot. In 2002 werd tegen de zin van de roomse kerk België 2e land ter wereld na NL waar actieve euthanasie in bepaalde gevallen onder voorwaarden wettelijk mogelijk werd. Toch wordt in roomse zorginstellingen een zelfgekozen einde nogal eens tegengewerkt.

Direct na overlijden sloot men vroeger ogen & mond van de dode en opende men ramen & deuren om ze kort daarop weer dicht te doen. Ook sloot men de gordijnen, bedekte men spiegels of men keerde ze om, zette men klokken stil en legde men wel munten op de ogen van de overledene. Nabestaanden kleedden zich tijdens de rouwperiode in het zwart. Oorspronkelijk was dat alles bedoeld om de geest van de overledenen te misleiden, al is het later vaak anders uitgelegd. Afleggen en opbaren werden thuis gedaan door familie en vrienden. Thans komt eerst de dokter langs om de dood vast te stellen. In België moet de uitvaart dan binnen 10 dagen plaatsvinden. De verantwoordelijkheid ligt ook nu bij de nabestaanden. Wel hebben die deze veel meer dan vroeger uitbesteed. Mede doordat meer mensen overlijden in een ziekenhuis/ zorginstelling gebeuren afleggen & opbaren bijv. vaker door of samen met professionele krachten. Ook hebben uitvaartondernemers ontdekt dat er markt voor is nabestaanden zoveel mogelijk te ontlasten door in overleg met hen de uitvoering op zich te nemen; incl. afleggen, drukken van de doodsbrief, plaatsing van rouwadvertenties & organisatie van de crematie of begrafenis. Afleggen gebeurt dikwijls in een mortuarium (al dan niet van een zorginstelling). Vaak kiezen nabestaanden er voor dat de overledene wordt opgebaard in een uitvaartcentrum (dikwijls verbonden aan een mortuarium) met een rouwregister nabij waarin familie & vrienden die een laatste groet willen brengen een boodschap of herinnering kunnen achterlaten. Ook vanaf het moment van overlijden zijn er verschillen tussen Vlaams BE (VB) en Waals BE (WB). In VB ligt de overledene vaker op een bed en in WB in een open of dichte kist (de kist vind men in WB belangrijker dan in VB). Ook is in WB de familie vaker aanwezig en verloopt het afscheid meer familiair en met meer decorum (sfeer, aanbieden van een maaltijd etc.). Wel wacht men in WB vaak minder lang met de uitvaartplechtigheid (gemiddeld 4 à 5 dagen) dan in VB (7 dagen). Zo zijn in WB rouwadvertenties relatief belangrijk en in VB doodsbrieven.

Een dodenwake op de avond voor de uitvaartplechtigheid in een parochiezaaltje kan nog altijd plaatsvinden, maar soms organiseren bij slachtoffers van een ongeval of van geweld nabestaanden een samenzijn na de uitvaart op de plaats van het voorval, bijv. om een berm monument achter te laten. Een gewelddadig einde kan ook aanleiding vormen voor een stille mars, met in BE de witte mars op 20 okt. 1996 in Brussel naar aanleiding van de moorden van Dutroux als bekendste voorbeeld. Er namen 300.000 mensen aan deel. Het dragen van zwarte rouwkleding geschiedt thans vooral uit respect voor traditie en het blijft dan veelal beperkt tot de dag van de uitvaartplechtigheid. Daarbij houdt de afname van begraven min of meer gelijke tred met de dalende kerkgang. Thans zijn in België meer crematies dan begrafenissen (54 om 46% in 2014) en uitvaartplechtigheden vinden zo steeds vaker plaats in de aula van een crematorium. Doordat men minder aan tradities hecht is de variatie in verloop van zulke plechtigheden groter geworden. Ook bij roomse plechtigheden, want de nabestaanden nemen tevoren met de pastor teksten en muziek & zang door. Wel blijft de roomse plechtigheid gericht op reiniging & zielenrust voor de overledene en troost voor de nabestaanden. Bij een standaard rouwdienst begeleiden de laatsten de kist naar de kerk, besprenkelt de pastor de kist met wijwater en wordt de kist daarna naar het altaar gedragen. Tijdens de dienst vindt de offergang plaats. Daarbij komt iedereen naar voren, raakt men het kruisbeeld aan en legt men geld in een offerschaal. Nadien wordt de communie toegediend. Aan het eind van de dienst wordt de kist opnieuw besprenkeld met wijwater en bewierookt. Terwijl deze daarna de kerk uit wordt gedragen kan men nabestaanden condoleren.

Net als in NL is in België een begraafplaats steeds minder vaak rond een kerk gesitueerd. Waar de begraafplaats dichtbij de afscheidsdienst is volgt de rouwstoet de lijkwagen te voet en anders per auto. Voor de teraardebestelling wordt de kist op het graf gezet en bij het graf brengt men een laatste groet, soms met een korte toespraak. Thans wordt in België de kist pas neergelaten nadat iedereen vertrokken is. Ook bij een crematie zijn geen nabestaanden aanwezig. In 1932 werd crematie in België wettelijk toegestaan, maar wel onder de voorwaarde dat de overledene vooraf schriftelijk had toegestemd. In 1971 is deze toestemming afgeschaft. Sinds 1998 zijn crematoria in België enkel van de overheid. Na crematie kan de as worden bewaard in een urne, maar bijv. ook worden uitgestrooid. In 2001 zijn in België de mogelijkheden in dezen verruimd, maar in Waals België (WB) kon men het pas rond 2010 de as mee naar huis nemen of delen. In het kader van rouw en verwerking bieden nabestaanden na de uitvaart aan vrienden & familie een koffie & broodtafel aan. Deze is in WB relatief sober, maar in Vlaams België (VB) wordt het steeds vaker een warme maaltijd. In hetzelfde kader bewaren sommigen een rouwjuweel; bijv. in de vorm van een sierurne of een sieraad met foto, haarlok, vingerafdruk of zelfs tatoeage van de overledene. Dit is in VB al langer in zwang dan in WB. Bij bekende Belgen vindt nogal eens collectieve rouw plaats. Soms is deze vercommercialiseerd. Dan worden bijv. souvenirs met een foto van de overledene, doodsbrieven en bidprentjes verhandeld. Ook herdenkt men wel jaarlijks de sterfdag, vooral bij beroemdheden. Allerheiligen & Allerzielen (1 & 2 november) gelden als roomse dagen om doden te herdenken. Omdat 1 november een officiële feestdag is geschiedt dit in België vaak op de herdenkingsdag die eigenlijk voor heiligen is bedoeld. Men maakt de graven schoon & zet er kaarsen & bloemen bij (vaak witte of gele chrysanten).

Vrije en speciale dagen en hun aanleiding

België kent landelijk 10 wettelijke feestdagen. Deze zijn, voor zover ze niet in het weekend vallen, verplichte en doorbetaalde vrije dagen voor werknemers en vrije dagen voor onderwijsinstellingen. Als zo’n feestdag in het weekend of op dinsdag of donderdag valt geven veel werkgevers een vervangende verlofdag of brugdag. De 10 wettelijke feestdagen zijn 1 januari (Nieuwjaar), Paasmaandag, 1 mei (dag van de arbeid), OLH Hemelvaart (40 dagen na Paaszondag), Pinkstermaandag (50 dagen na Paaszondag), 21 juli (Nationale feestdag), 15 augustus (OLV Hemelvaart), 1 November (Allerheiligen), 11 November (wapenstilstand na de eerste wereldoorlog) en Kerstmis (25 december). Op 11 november zijn Europese instellingen wel open. Europadag op 9 mei is voor ambtenaren bij die instanties compensatiedag. Paasmaandag en Pinkstermaandag zijn vervangende verlofdagen voor Paaszondag en Pinksterzondag. Eerste Paasdag is de eerste zondag na de eerste volle maan na de eerste lentedag (21 maart) en valt daarmee tussen 22 maart en 25 april. Daarmee valt Hemelvaart op een donderdag tussen 30 april en 3 juni en Pinkster op een zondag & maandag tussen 10 mei & 13 juni (data). Zondagen gelden in België ook als wettelijke vrije dagen, maar winkels zijn vrij om een andere wekelijkse rustdag te kiezen. Deze staat bij de entree aangegeven. België kende tot op heden (najaar 2017) 8 dagen/periodes van nationale rouw. Op deze dagen werden geplande activiteiten verplaatst of afgelast en hing (of hangt: sommige dagen worden regelmatig herdacht) de vlag halfstok vanaf publieke gebouwen. De verdere acties variëren. Op 14 september wordt in de EU de 9/11 aanslag in de USA herdacht met o.m. 3 minuten stilte.

Feitelijk zijn ook Koningsdag (15 november) en 2e kerstdag (26 december) werk en schoolvrije dagen. Wel zijn op 2e kerstdag de winkels open. De 3 gemeenschappen in België kennen ieder een eigen wettelijke gemeenschapsfeestdag als verplicht doorbetaalde vrije dag voor ambtenaren en vrije dag in het onderwijs. Deze zijn 11 juli (Vlaamse feestdag), 27 september (Franstalige gemeenschapsdag) en 15 november (Duitstalige gemeenschapsdag). De laatste feestdag valt dus samen met Koningsdag. Daarnaast kent het Waalse gewest op de 3e zondag van september een eigen feestdag. Deze wordt het hele weekend gevierd in Namen. De overige civiele & religieuze feestdagen zijn niet wettelijk erkend en worden niet door iedereen in ere gehouden, maar hebben in België wel landelijk publieke betekenis. Het betreft Driekoningen (6 januari), Valentijnsdag (14 februari), carnaval op een zondag t/m dinsdagavond (Vastenavond) tussen 1 februari en 9 maart (data), dag van de arbeid (1 mei), Moederdag (2e zondag in mei), Vaderdag (3e zondag in juni), Halloween (31 oktober), Sint Maarten (11 november; tevens wapenstilstanddag), Sinterklaas (6 december) en Oudejaarsavond (31 december). In Antwerpen valt Moederdag op 15 augustus en Vaderdag op 19 maart. Via Public zijn info en links te vinden over deze dagen, ook op de Nederlands of Franstalige pagina. Buiten dat is bijna elke dag in het jaar wel een (inter)nationale themadag die in beperkte kring bekend is of in ere wordt gehouden.

Naast landelijke kent België lokale & regionale feesten en speciale dagen. Op de site van LECA is een zeer uitgebreid overzicht te vinden voor Vlaams België. De Franstalige wikipedia pagina’s Traditions en Culture bieden ingangen voor Waals België. Vaak betreft het folklore in de vorm van een lokale patroonheiligendag (p17 etc.), een festival of een van de vele optochten. Aan optochten kent men m.n. periodieke (van eens p/j tot eens in de 25j) ommegangen (oorspronkelijk religieus, dikwijls met reuzen of paarden; p13/14), jaarlijkse roomse processies (vaak kaarsen of sacramentsprocessies; vanaf p8; p15 e.v.), carnavalsoptochten (p2 etc.) en bloemencorso’s. Reuzen (LECA telt in Vlaanderen bij ruim 100 feesten maar liefst 663 reuzen), paarden & praalwagens geven vorm aan de identiteit van een gemeenschap en het bouwen ervan bevordert de gemeenschapszin. Het bekendste houten paard in België is het Ros Beiaard dat figureert in de sage van de 4 Heemskinderen en bijgevolg in 3 processies die in België erkend zijn als Unesco werelderfgoed (lijst). Een belangrijke aanleiding voor o.m. processies vormt de verering van heiligen en niet op de laatste plaats van Maria. Ook enkele carnavals (bijv. het carnaval van Aalst) zijn verheven tot immaterieel Unesco werelderfgoed. Onder de typisch (maar niet enkel) Vlaamse folklore vallen verder zangwedstrijden voor vinken (vinkenzetting), volkskunst (de combi van volksdans & vendelzwaaien) en kermissen. Het woord kermis stamt af van kerkmis, de inwijding van een nieuwe kerk. Bij een expliciet Vlaamse kermis horen oude volksspelletjes en bij veel kermissen organiseert men in het weekend een kermiskoers waar fietsende omwonenden hun krachten kunnen meten (Ducasse is een Waals woord voor kermis & volksfeest). De meeste evenementen vallen in carnavalstijd en zomerhalfjaar. Op beleven zijn actuele data en korte info te vinden rond een aantal evenementen/ vieringen. Wat door de seizoenen heen op speciale dagen en de 3 gemeenschapsdagen gebeurt komt hierna aan bod.

Latere herfst en winter

Via overzicht is voor Vlaams België veel terug te vinden rond dit thema. In dit jaargetij zijn de nachten prominent aanwezig en spelen bij speciale dagen warm & besloten samenzijn, nadenken over leven & dood en licht in het duister een hoofdrol. Op de avond voor Allerheiligen is vanuit Noord Amerika de viering van Halloween (ooit Keltisch oud & nieuw) sinds de jaren 90 in België opgekomen als kinderfeest, dikwijls incl. griezeloptocht met fakkels of lampions. Meer aandacht trekt het roomse Allerheiligen op 1 november; temeer omdat dit in België de vrije dag is waarop men Allerzielen (2 november) in ere houdt door het plaatsen van bloemen & brandende kaarsen bij graven van overleden intimi. Vanouds bid men in roomse regio voor het zielenheil van overledenen van het voorbije jaar om hun verblijf in het vagevuur te bekorten. In Diest krijgt Allerheiligen speciale aandacht. Op veel plaatsen staat 3 november in het teken van St. Hubertus, patroonheilige van de jacht (p19/20). Dit gaat gepaard met zegening van dieren en/of jachtbuit, jachthoornblazers & eucharistieviering. Dieren zijn soms welkom in de kerk en op veel plaatsen eet men speciale broodjes. In Franstalig België heeft deze viering het gebracht tot de inventaris voor opname bij het Unesco immaterieel werelderfgoed. Sint-Maarten of St. Mette (11/11; p8/9; p20 e.v.) is in België een werkvrije dag omdat het samenvalt met Wapenstilstanddag ter herinnerring aan het einde van de eerste wereldoorlog. In bijzijn van de koning is er een ceremonie met kranslegging bij het graf van de onbekende soldaat te Brussel om slachtoffers van beide wereldoorlogen te herdenken. Als het donker wordt lopen her en der kinderen met lampions, al dan niet uit een suikerbiet. In België geschiedt dat veel in optocht onder het zingen van liedjes, maar soms gaan kinderen net als in NL in groepjes van deur tot deur waarbij ze een liedje zingen in ruil voor snoepgoed. Na afloop ontsteekt men in België nogal eens een groot vuur waarbij wordt gegeten en gedronken. Koningsdag (15 nov.) is een werkvrije dag voor ambtenaren. De dag kent ieder jaar een bepaald thema. Onder de activiteiten vallen o.m. een plechtigheid in het parlement, uitvoering van een Te Deum in een aantal kerken, uitdelen van koninklijke onderscheidingen, een militaire parade en een feestmaal van het leger voor de koning. Koningsdag valt samen met de feestdag van de Duitstalige gemeenschap in oost België die wordt gevierd met concertuitvoeringen.

In november (p9) gaat rond Sint Maarten in folkloristisch België ook de intrede van Sinterklaas een rol spelen. Beide heiligenvieringen kunnen elkaar overlappen (St. Maarten kan in België bijv. net als de Goedheiligman met de boot komen en een zwarte knecht hebben). Wie van de 2 kindervrienden het meest in ere wordt gehouden varieert lokaal. Wel valt ook in België de officiële intrede van de sint (bijna altijd in Antwerpen) na St. Maarten en ze wordt rechtstreeks uitgezonden op TV. Nadien hebben veel Vlaamse gemeenten hun eigen intrede. Het eigenlijke sinterklaasfeest wordt in België, net als in de meeste Europese landen, gevierd op 6 december, want op deze datum in 342 na Chr. stierf bisschop Nicolaas van het Turkse Myra waar het kinderfeest op is gebaseerd. In de 13e eeuw werd 6 dec. roomse naamdag voor wie Nicolaas heet en sindsdien verspreidde de Nicolaas viering zich op folkloristische wijze over Europa. De prelaat bracht het tot beschermheilige van zeelieden & kinderen en werd voor de laatsten als onsterfelijk gepresenteerd. Reeds in de middeleeuwen werd her en der in Europa sinterklaas  vergezeld van zwart geschminkte figuren met een duivelsmasker. Verschillen qua viering ontstonden vooral in de wijze van aankomst & begeleiding van de Goedheiligman. In België (p21) is de traditie uitgegroeid tot een periode die begint met de intocht en  pakjesochtend op 6 dec. als apotheose kent. In Vlaanderen berijdt de Sint net als in NL een schimmel, maar m.n. in Wallonië wordt hij ook afgebeeld op een ezel. Vanaf de intocht mogen kinderen ’s avonds hun schoentje zetten om daar de volgende ochtend iets in terug te vinden (meestal snoepgoed). Dit is één van de oudste onderdelen van de traditie. In historische annalen staat dat in 1472 kinderen op 5 dec. hun mochten schoen zetten in de Sint Nicolaaskerk in Utrecht. In de 17e eeuw waren Sinterklaasliedjes al wijdverbreid en toonden werken van Hollandse meesters soms sinterklaas taferelen. Ook was sinterklaas naast kinderfeest een gelegenheid om een geliefde te behagen.

Veel elementen uit de viering zoals men die nu in Vlaanderen kent stammen uit het 19e eeuwse Nederland; m.n. via een prentenboek van de Amsterdamse onderwijzer Jan Schenkman dat rond 1850 verscheen. Hij gaf de sint zijn huidige uiterlijk op basis van afbeeldingen van de bisschop van Myra, liet hem per stoomboot vanuit Spanje arriveren met een Moorse (zwarte) knecht (aanvankelijk een page), liet hen te paard over daken rijden en verzon bijpassende Sinterklaasliedjes. Hij bracht het verhaal in de wereld dat de Goedheiligman en zijn knecht ’s nachts met paard & jutezakken over de daken rijden en dat de knecht via de schoorsteen lekkers uit zo’n zak in schoentje of laarsje stopt (hetgeen verklaart waarom hij zwart als roet is en kindertjes hun schoeisel bij de kachel zetten). Kinderen werd ook verteld dat een wortel, raap of suikerklontje voor het paard de volgende ochtend een extra beloning kon opleveren. Slimme kindertjes zetten deze attributen maar vast in rubberlaarsjes klaar om daarvoor de nodige ruimte te scheppen. In Vlaanderen geschiedt het zingen van Sinterklaasliedjes vooral bij het zetten van het schoeisel. In NL is de knecht in 1859 Pieter gedoopt en in 1895 was zwarte Piet in zwang. In zijn uiterlijk & rol slopen op den duur naast het boemanachtige karikaturale  vanuit de USA raciale elementen. Wellicht niet met die opzet, want bij de eerste intocht na wereldoorlog 2 kwamen in NL bijv. Canadese militairen met massa’s zwarte Pieten op de proppen. Dat is er in gebleven. Er ontstond een gedetailleerde taakverdeling. De rol van zwarte Piet werd gevarieerder en (vanaf de 70er jaren via flowerpower invloed) zachtaardiger. Piet werd door Felix Timmermans (1886-1947) nog als zwerver afgebeeld, maar nadien werd in Vlaanderen de Nederlandse invulling van de sinterklaas viering meer gemeengoed. Het debat over racisme in de kleur van de knecht (incl. het kapen ervan door politieke groeperingen met een bredere agenda) leeft in Vlaanderen minder dan in NL, maar wordt wel met belangstelling gevolgd en roetveegpieten ziet men er steeds vaker. In Wallonië heet de metgezel van de Sint Père Fouettard (zweepvader; in Luik Hanscrouf) en die is niet altijd zwart. Hij is uitgerust met een zweepje om een tik uit te kunnen delen aan stoute kinderen. Toch is zijn rol bescheiden omdat men in Wallonië meer dan in Vlaanderen nadruk legt op het bisschoppelijk gezag van de sint.

In Vlaanderen luistert het paard van Sinterklaas naar de naam “Slecht weer vandaag” sinds zwarte Piet de sint niet goed hoorde toen die hem vroeg hoe de schimmel moest heten.

In de periode voor Sinterklaas wordt, net als in NL de Sint ontvangen in scholen en in warenhuizen & clubhuizen. Hij komt op de dag van Sinterklaas (6 december) minder vaak dan in NL bij kinderen thuis maar kinderen kunnen hem ook bezoeken in een Huis van Sinterklaas (bijv. in St. Niklaas & Kortrijk). Bij dit alles kan via het grote boek van de Sint het gedrag van het kind in het afgelopen jaar ter sprake komen. Daags voor 6 dec. loopt de spanning op. Kinderen doen iets extra’s voor paard & sint in hun schoeisel (bijv. een suikerklontje en hun fopspeen, soms met een pintje bier voor Piet er naast) met daarbij een brief of tekening waarmee ze te kennen geven wat ze graag willen hebben. Vaak staan de cadeautjes de volgende ochtend al uitgepakt op tafel, maar de Sint kan ze ook elders hebben achtergelaten (bijv. bij grootouders).

De adventperiode beslaat de 4 zondagen voor kerst en vormt binnen de roomse kerk het begin van het kerkelijk jaar. De aanloop naar kerst kan in België langer duren, want soms worden reeds vanaf half november kerstbomen geplaatst op stadspleinen (en niet pas na Sinterklaas). Ook brengt men kerstverlichting & versiering aan in de publieke ruimte, in kerken en in en rond woningen. Het uit de USA overgewaaide tegen elkaar opbieden met in kerstsfeer versierde tuinen is in België door sommige gemeenten overgenomen. Kerstmarkten, met Village de Noël in Luik als grootste, gaan soms door tot oud & nieuw. Kerststallen zijn in België erg populair en in Brussel wordt Manneken Pis voorzien van een kerstman outfit. In de adventsperiode zijn al kerstkoren actief, maar het hoogtepunt valt met kerst zelf. Ook in België worden soms aan huisdeuren en in kerken de dagen tot kerst afgeteld met een adventskalender en of een adventskrans. Kerstborrels zijn minder geliefd dan in NL. Dat geldt ook voor het versturen van kerst en nieuwjaarskaarten, maar daarmee valt NL onder de wereldtop. Ook in België kiezen de meesten thans voor een e-card of sms. Voorbeelden van lekkernijen die tijdens de advent worden verkocht zijn kerstbier, chocola en speciale worsten (boudin).

Op wenskaarten voor kerst & jaarwisseling is vrijwel altijd sprake van winterse taferelen in een sneeuwwitte wereld. Feitelijk is vooral in België buiten de Ardennen een witte kerst echter uitzondering (het kwam tussen 1900 en 2013 op weernorm plek Ukkel 11 keer voor) en een groene kerst, veroorzaakt door een Kerstdepressie, regel.

De kerstdatum ter gelegenheid van de geboorte van Jezus is rond de kerstening in Europa geïntroduceerd door de kerk van Rome om een christelijke draai te geven aan de Germaanse midwinterfeesten waarmee het eerste lengen der dagen werd gevierd. Veel kerstgebruiken van nu stammen uit de 19e eeuw. Het zetten van een kerstboom werd in Vlaanderen pas in de 20e eeuw gemeengoed. Rond 90% van de Belgen viert kerst (ongeveer even vaak thuis als bij familie) en oud & nieuw, maar heel populair zijn de vieringen niet. Velen kijken er niet naar uit of voelen het als verplichting. Ook klaagt 80% soms over vercommercialisering van het kerstfeest. Qua uitgaven voor kerst & jaarwisseling zitten de Belgen rond het EU gemiddelde (NL zit daar flink onder: 2016). De nadruk van de viering ligt op kerstavond (24 dec.) en eerste kerstdag. Hoewel Belgen weinig kerks zijn (in 2011 ging 6% wekelijks naar de mis) wordt de middernachtmis met kerst druk bezocht. Nadien krijgen misbezoekers vaak een glaasje glühwein aangeboden. Kinderen spelen nogal eens het kerstverhaal na tijdens de mis op kerstavond (deze is dan voor middernacht) of eerste kerstdag. Ook treden bij deze missen dikwijls koren op om kerstliederen te zingen. Op eerste kerstdag houdt de koning een toespraak. Ook in België is kerst vooral een besloten familiefeest. Men koopt cadeautjes voor elkaar waarbij soms via loting wordt bepaald wie iets voor wie koopt. Een ander hoogtepunt in de familiesfeer is het kerstdiner. Vanouds maken vol-au-vent (ragout), groentekrans (wortelen, erwten, schorseneren & witlof), aardappelkroketten, gebraad (bijv. fazant of ander wild) en als nagerecht een kerststronk of bescuitgebak daar deel van uit. In België is 2e kerstdag geen officiële feestdag en winkels zijn dan gewoon open.

In Vlaanderen wenst men elkaar doorgaans een zalige kerst een gelukkig Nieuwjaar. Waalse equivalenten zijn “Joyeux Noël” (vrolijk kerstfeest) en “Bonne Année”.

Sinds 1575 valt in het België van nu de jaarwisseling in de nacht van 31 december op 1 januari. Echter al voor de kerstening waren rond deze data vuren & herrie in zwang om de boze nachtgeesten te verjagen. Amechtige pogingen van de kerk ten spijt, raakte dit gebruik nooit uitgeroeid. Daarmee bleef oud & nieuw een werelds feest. Thans blijven in België, anders dan in NL, op oudejaarsavond de bussen rijden. De avond wordt veel thuis (door 38%) of bij familie (11%) doorgebracht, maar bij vrienden thuis (15%) en eerst thuis en dan elders (16%) scoren nu ook. Aan het begin van de avond gaan lokaal (bijv. in de provincie Antwerpen) kinderen deuren langs om Nieuwjaarsliedjes te zingen in ruil voor snoepgoed of wat geld (Nieuwjaar of koekenzingen). Velen beginnen de viering met een uitgebreid feestmaal dat eindigt met koffie in de kleine uurtjes. Rond 10% van de Belgen doet dit in restaurants met op de kaart een speciaal oudejaarsmenu. Onder de traditionele lekkernijen bij oud & nieuw vallen wafeltjes (de naam hangt af van de regio), hartvormige kruidkoek met chocola of glazuur en Nieuwjaarspekken (snoep ruitjes met anijssmaak). Kort voor het moment suprême is luidkeels aftellen populair. Daarna staat iedereen op om te klinken met champagnebubbels en elkaar 3 of 4 keer te kussen en een gelukkig Nieuwjaar toe te wensen. Vaak worden ook goede voornemens uitgesproken. In veel gezinnen lezen kinderen tussen 3 en 13 jaar daarna (of op nieuwjaarsdag) hun nieuwjaarsbrief voor aan de aanwezige familie (bij de kleintjes is daar op school al mee geoefend) met voor de toehoorders de beste wensen op rijm. Ze krijgen een cadeautje of cash geld als beloning. In België is het geven van cadeautjes met oud & nieuw minstens even gebruikelijk als met sinterklaas of kerst. Ook tieners krijgen dan vaak wat geld toegestopt van ouders, familie of peter/meter. Net als elders klinken in België tijdens de jaarwisseling kerkklokken, scheepshoorns en sirenes en er wordt vuurwerk ontstoken (door particulieren en ook vaak van gemeentewege). Velen blijven niet thuis, maar gaan de straat op, bij buren langs of de stad in waar sommigen blijven dansen tot in de al wat minder kleine uurtjes.

Velen die het erg laat maken slapen op nieuwjaarsdag uit. Vanouds gaat men ook in België m.n. op het platteland bij familie, buren, vrienden en kennissen langs om de beste wensen te delen. Op TV zijn reeds decennia lang het skischansspringen in Garmisch-Partenkirchen en het Nieuwjaarsconcert van de Wiener Philharmoniker te zien. Van meer recente datum is in Vlaanderen de Nieuwjaarsduik. Dit gebruik ontstond in de 20er jaren van de 20e eeuw in het Canadese Vancouver en werd begin 60er jaren nagebootst in  Zandvoort in NL. In 1987 was in Oostende de eerste duik. In België worden zulke escapades georganiseerd door z.g. ijsberenclubs. De Brugse ijsberenkring kent al sinds 1973 een kerstduik, maar dan in binnenwater. Ook in België organiseren veel gemeenten ’s avonds een Nieuwjaarsreceptie. De kerstboomverbranding die Vlaanderen lokaal tot traditie is uitgegroeid, vindt meestal plaats tussen Nieuwjaar en Driekoningen (6 januari). De laatste dag wordt her en der (p6; p22) gevierd met optochten van kinderen; verkleed als de 3 koningen van het Bijbelverhaal van de wijzen uit het oosten. Soms gaan ze met lampions langs deuren om een liedje te zingen in ruil voor snoepgoed en muntgeld. Enkele Vlaamse plaatsen kennen een volwassenenvariant. Ook vigeert in België het kindergebruik van het bakken van een Driekoningentaart met daarin een bruine boon of muntstuk. Degene die hem vindt in zijn stuk taart wordt koning(in) voor de dag en mag een kroontje dragen. Op 17 januari (of de zondag daarop) besteden een aantal dorpen aandacht aan de naamdag van St. Antonius, o.m. beschermheilige van vee en van zoekgeraakte items. Dit gebeurt veelal in de vorm van een mis, zegeningen en verkoop en/of gezamenlijke consumptie van veeproducten (p18). Na de mis worden her en der varkenskoppen bij opbod verkocht.

Landelijke speciale dagen in voorjaar en voorzomer

Een verlangen naar lente door de sneller lengende dagen tijdens de nawinter vindt ook in België een uitlaatklep in tradities. Dat geldt bijv. voor Maria Lichtmis (2 febr.) dat het zuiveringsritueel van Maria na haar bevalling herdenkt. De viering behelst o.m. wijding van kaarsen, processies, zegening van pasgeborenen en het eten van pannenkoeken. Vaak betreft het ook hier voorchristelijke vieringen die door de kerk van een rooms sausje werden voorzien, zoals bij het aloude krakelingen & tonnekensfeest in Geraardsbergen, een groots opgezet Keltisch getint vuurfeest in de laatste decade van februari dat sinds 2010 erkend Unesco werelderfgoed is, en het carnaval. Germanen en Romeinen kenden in hetzelfde jaargetij al soortgelijke vieringen. In de kerk kwam carnaval er voor in de plaats en het feest werd gekoppeld aan de roomse vastentijd; de 40 dagen voor eerste Paasdag. Daarmee valt het festijn tussen 1 febr. en 9 maart (data) op een zondag t/m dinsdagavond (Vastenavond). De woensdag daarop (Aswoensdag) begon de vastentijd, maar sinds 1967 zijn alleen Aswoensdag & Goede Vrijdag officiële roomse vastendagen. Carnavalsviering kende in de late Middeleeuwen een bloeiperiode, zakte na de reformatie in, leed lang een kwijnend bestaan en leefde in de 19e eeuw terug op. Wel bleef viering op straat soms nog lang verboden (bijv. in Brugge tot 1958). Thans bestaat de nodige lokale variatie (Vlaams/Waals). In Oost België domineert de Rijnland variant uit Keulen (en Venetië) met als ingrediënten carnavalsverenigingen, kostuumvariaties, maskers, schmink, eretekens en de carnavalsgroet (de uitroep “Alaaf” onder een saluut van rechter vingertoppen naar linkerslaap). In Vlaanderen en Vlaams Brabant ontwikkelden veel plaatsten een eigen stijl. Onder de gedeelde kenmerken vallen (naast overvloedig drankgebruik) het begin van voorbereidingen op de 11e van de 11e om 11.11u; een Prins carnaval met een raad van elf, een carnavalslied, optochten met praalwagens, ouwehoer (zwans) betogen, dweilorkesten en dansmariekes. Steeds vaker wordt in België het carnaval afgesloten met een popverbranding. Voor België staan de carnavals van het Waalse Binche en het Vlaamse Aalst op de Unesco werelderfgoedlijst.

Op (vlees)vastendag Aswoensdag is er een mis. Daar worden bewaarde palm/ buxus takken die het jaar daarvoor op palmzondag waren uitgedeeld, verbrand. Met de met wijwater gezegende as, die geldt als reinigend van zonden & symbool voor nieuw begin, tekent de pastor een kruisje op het voorhoofd van de kerkgangers. Traditioneel wordt door gelovigen in de provincie Limburg haring gegeten en in Antwerpen pruimentaart. Een oud en erg geliefd gebruik in dorpen rond Antwerpen dat zich veelal rond carnaval afspeelt is het gansrijden. Hierbij rijdt men te paard onder een opgehangen (sinds 1929 dode) gans door om die aan de hals te trekken. De eerste die de kop scheidt van de hals heeft gewonnen en is voor een jaar koning. In België groeide in de 90er jaren aandacht voor Valentijnsdag (14 februari). De traditie is het langst bekend in het Verenigd Koninkrijk en waaide over vanuit de USA met bijbehorende commerciële invloed. Oorspronkelijk gaf men een (anonieme) attentie aan iemand waar men speciale gevoelens voor koestert (in België bijv. chocola). Thans is het ook een geliefde datum voor verloven of trouwen. In Vlaanderen wordt 1 april (ook in de massamedia) reeds lang in ere gehouden als fopdag. Vanouds staat de dag bekend als verzenderkesdag. De eerste vermelding in het Nederlands dateert van ca. 1560 (ruim voordat Alva in 1572 het beleg van Den Briel opgaf) en komt uit het Vlaamse Brugge. Op één van de laatste 10 dagen van april vindt in Vlaanderen de erfgoeddag plaats met ieder jaar een thema.

Net als de kerstdatum heeft de kerk de Paasdatum (en daarmee alle data die daarop zijn gebaseerd) gekoppeld aan een hoogtepunt in het seizoensritme van de gematigde zone van het noordelijk halfrond. Met Pasen is dat het begin van de lente; het moment waarop de dag voor het eerst langer wordt dan de nacht en daarmee de overwinning van het licht op de duisternis (eerste Paasdag valt als eerste zondag na de eerste volle maan na de eerste lentedag tussen 22 maart en 25 april). Pasen als feest van de opstanding van Jezus uit de dood 3 dagen na de kruisiging sluit aan bij deze symboliek. Zo heeft men wellicht elementen uit natuurreligies willen inkapselen om de kerstening soepel te doen verlopen. De week voor Pasen (de Goede, heilige of lijdensweek; p14) staat in het teken van het lijden & sterven van Jezus. De week begint op de zondag voor paaszondag met Palmpasen. Dan vindt her en der nog een zegening van palm of buxustakken of een processie plaats (soms met ezeltjes; p14). In Hoegaarden verkopen kinderen de takken na de processie huis aan huis. In deze week kent ook België opvoeringen van de Matthäus-Passion. Ook zijn er processies (Heilig) en Passiespelen. Op witte donderdag herdenkt men het laatste avondmaal op de dag voor de kruisiging. De dag is vernoemd naar het roomse gebruik om kerkbeelden met een wit kleed te bedekken. In navolging van het Bijbelverhaal doen pastores lokaal voetwassingen. Speciale aandacht krijgt de dag in Rupelmonde en Antwerpen. Goede Vrijdag staat in het teken van de kruisiging en dood van Jezus. In roomse kerken is een mis en naar goed rooms gebruik wordt o.m. in Aalst, Herentals, Moresnet-Chapelle en Veurne de kruisweg van Jezus nagebootst. Ook in passiespelen wordt op 5 plaatsen in België de lijdensweg uitgebeeld (vaak niet jaarlijks). Op stille zaterdag (vernoemd naar rooms gebruik om klokken niet te luiden) is in roomse kerken ’s avonds een Paaswake in het teken van de overgang van duisternis naar licht. Ook versieren m.n. gezinnen hun huis in Paassfeer, bijv. met paasstukjes van krokussen, narcissen, kuikentjes & chocolade eitjes of door het opzetten van een z.g. Paasboom; takken van een forsythia of krulhazelaar versierd met linten en gekleurde eieren.

Ook met Pasen is te merken dat België een seculier land is. Zo moest in 2015 op eerste Paasdag de traditionele Paasmis TV uitzending op België 1 wijken voor de Ronde van Vlaanderen (de Paasmis werd verbannen naar canvas). Thans stelt men zich bij Pasen m.n. een lang weekend voor, bijv. als gelegenheid voor een korte vakantie in een buurland. Van de blijvers brengen velen het weekend door in de familiesfeer met bij het eten wellicht nog specialiteiten als paasbrood, eieren en/of lamsvlees. Op de ochtend van eerste Paasdag zijn er meer kerkgangers dan op een doorsnee zondag en her & der zoeken groepjes kinderen nog in de tuin verstopte Paaseieren van chocolade. Hen is wellicht verteld dat die gebracht zijn door de kerkklokken die ze voor het eerst na witte donderdag weer konden horen. M.n. 2e paasdag wordt vaak gezien als gelegenheid voor een dagje uit, bijv. naar een sportevenement, kermis, pretpark of demonstratie. In 2016 waren er bijv. wakes en marsen tegen terrorisme naar aanleiding van de aanslagen op de metro en luchthaven van Brussel. Diverse plaatsen in België zien Pasen als goede gelegenheid voor een kermis. Zo kent Evergem een Paaskermis met paardenkeuring. Op 2e Paasdag zijn er paardenprocessies in Hakendover (vlak bij Noord-Brabant) & Elingen en Leuven kent sinds 1975 met Pasen een jaarlijks folklorefestival (Paasfeesten).

Omdat mei geldt als Mariamaand vormt de maand een hoogtepunt qua aantal Maria bedevaarten (het andere hoogtepunt is rond OLV Hemelvaart op 15 augustus; overzicht). In de hoedanigheid van “dag van de arbeid” (sinds 1889) is 1 mei in België een werk en schoolvrije dag. Voor de opkomst van de arbeidersbeweging was de 1 Meiviering op de avond van 30 april en op 1 mei een lentefeest waarbij o.m. gedanst werd rond een meiboom en meivuren werden ontstoken. Dat gebeurt in België hier en daar nog (p3). Ook geldt het als dag dat u meiklokjes (lelietjes van dalen) kunt geven aan iemand die u graag ziet (ze liggen overal te koop en socialisten keuren het goed). Net als in NL valt in België (buiten Antwerpen) Moederdag, de dag om moeders te verwennen en één van de nieuwe tradities uit de USA, op de 2e zondag in mei. Na 1920 vond het gebruik in België geleidelijk ingang. Thans krijgen ook in België veel moeders en moederfiguren ontbijt op bed. Lagere schoolkinderen knutselen voor hen op school wat in elkaar, grotere kinderen verzinnen zelf een cadeautje en vaders kopen meestal bloemen. Zodoende leveren de moederachtigen m.n. bloemisten recordomzetten op. Vanuit feministische hoek is wel protest gerezen tegen het rolbevestigende in de traditie. De 40e dag na eerste Paasdag, OLH Hemelvaartsdag (België kent daarnaast OLV Hemelvaartsdag op 15 augustus) is als westers christelijke feestdag gewijd aan de Hemelvaart van Jezus 39 dagen na zijn opstanding. Zodoende is er op deze donderdag tussen 30 april en 3 juni een mis. Ook zijn er veel bedevaarten en processies, maar meestal is de Hemelvaart van OLH niet het thema (zoals bij de Heilig bloedprocessie te Brugge). Ook het aloude en vermoedelijk voorchristelijke voorjaarsritueel van het dauwtrappen is ooit op Hemelvaartsdag gezet. Thans moet men dauwtrappers met een kaarsje zoeken en ziet men eerder nog een vroege fietser, wandelaar of hengelaar. De meesten zien de dag als gelegenheid voor recreatie in de buitenlucht of bezoek aan een evenement op een later uur.

Het laatste geldt 10 dagen later ook voor Pinksteren of Sinken. Er zijn rond pinkster in België schuttersfeesten, markten, kermissen, sportwedstrijden en popconcerten. Enkele plaatsen in Vlaams België, waaronder Kortrijk, kennen een Pinksterfestijn (p14). Vroeger stonden ook de Pinksterdagen in het teken van voorjaarsfeesten. Vaak werd daarbij een mooiste meisje gekozen. Dit leeft nog voort als kinderfeest in Veurne. Pinkster is door de kerk ingesteld als viering van de uitstorting van de Heilige Geest, de oprichting van de eerste christengemeente en de instelling van het christelijke doopritueel. Sinds de middeleeuwen heeft de viering aan belang ingeboet, zowel naar tijd (van een week naar 2 dagen: Pinksterzondag & maandag) als naar rituelen. Toch zijn er ook nu nog veel christelijke evenementen, w.o. processies, paardenommegangen en Pinksterbedevaarten. De zondagen na Pinkster, met Drievuldigheidszondag als eerste en sacramentszondag als 2e, vormen in België een hoogtepunt qua aantal processies (Vlaams België; WB: Procession) met rond Drievuldigheid de ducasse van Bergen als Waalse topper. In België buiten Antwerpen valt Vaderdag op de 2e zondag van juni. Ook deze dag stamt uit de USA, is door de middenstand gepromoot en wordt op basisscholen niet over het hoofd gezien. Veel kinderen geven een cadeautje aan zowel eigen vader als stiefvader.

Zomer en herfst

Anders dan in Scandinavië of rond kerst gaat midzomer (21 juni) in België vrijwel ongemerkt voorbij. Rond 25 juni kent Schriek een St. Jansprocessie voor de lokale patroonheilige, in St. Niklaas beginnen terrasjesdagen, in Sint Lievens Houtem is een zomerjaarmarkt, in Mariekerke zijn vis en folkloredagen en Oostduinkerke heeft zijn garnaalfeesten waarbij langs het strand te paard op garnalen wordt gevist. Het laatste gebeuren mag dan immaterieel Unesco werelderfgoed zijn, maar dat laat onverlet dat geen van deze evenementen bewust plaatsvindt om de langste dag van het jaar te vieren. Opmerkelijk is wel dat de meeste zeezegeningen tussen Pinkster en begin juli vallen. Op 29 juni vormt de St. Paulus paardenprocessie in Opwijk een folkloristisch hoogtepunt. Logischerwijs kent ook in België het vakantie & toeristenseizoen een piek in evenementen met vaak een folkloristische component, waaronder opvallend vaak feesten met reuzen. Ze worden veelal druk bezocht en de duur varieert van een dag via wekelijks naar langer (bijv. de 10daagse Gentse feesten in juli, de 7daagse Paulusfeesten van Oostende in augustus en de zomer van Antwerpen, zie ook lijst). De Vlaamse feestdag (11 juli, de datum van de Guldensporenslag van 1302) is bij Vlaamse overheden een werkvrije dag. De eretekens van de Vlaamse gemeenschap worden uitgereikt en op & rond de datum zijn er straat & buurtfeesten en stadsevenementen. De Nationale feestdag (21 juli in navolging van de eedaflegging van de eerste koning der Belgen in 1831) is landelijke een werkvrije dag en benadert qua populariteit koningsdag in Nederland het meest. Er zijn jaarlijks terugkerende ceremonies & evenementen waar de koninklijke familie bij is (incl. een defilé), overal zijn festiviteiten en (pop)concerten etc. en de dag wordt op veel plaatsen afgesloten met groots vuurwerk. De sterfdag van St. Christoffel, de patroonheilige van weggebruikers (25 juli), gaat gepaard met een piek in zegeningen van voertuigen. Ook OLV Hemelvaart op 15 augustus is een wettige feestdag en werkvrije dag. Deze dag vormt bovenal een aanleiding voor tal van religieuze ommegangen en processies (incl. kaarsenprocessies). In Antwerpen wordt ze ook gevierd als Moederdag. Luik kent een 3daags volksfeest doordat de viering is gecombineerd met de herdenking van het uitroepen van de onafhankelijkheid van de Luikse wijk Outre-Meuse in 1927. Het weekend na OLV Hemelvaart vallen de 4daagse Europese spelen voor volkssporten. Het 4daagse Ducasse van Aat (in het laatste volle weekend in augustus) bracht het tot immaterieel het Unesco werelderfgoed.

In België vallen in de nazomer en vroege herfst o.m. een aantal bloemencorso’s en oogstfeesten (ook rondom de oogst van pompoen, druif en hop: overzicht). Bikschote kent bijv. sinds 2004 begin sept. een jaarlijks EK pompoen schieten. Ook zijn er een aantal septemberfeesten en kermissen. Iedere 2e zondag van september is de Vlaamse open monumentendag. Brussel kent in sept. een open monumenten weekend. In deze maand vallen tevens de wettige feestdagen van de Franstaligen. Dit betekent 2 vrije dagen voor overheden en scholen in Franstalig gebied. In het 3e weekend van september viert men in Namen het druk bezochte feest van het Waals gewest. De dag van de Franse gemeenschap kort daarna op 27 sept. gaat gepaard met o.m. optredens, exposities en concerten. Veel cultuurinstellingen zijn gratis toegankelijk. In Brussel is een ambachtsmarkt en ter afsluiting is op een aantal plaatsen vuurwerk. België kent in dit jaargetij ook een open dag voor bedrijven (eerste zondag okt.) die samenvalt met een weekend voor de klant.

Ambachten, kunsten en overige tradities

De Unesco lijst van immaterieel werelderfgoed en de inventaris vooraf die voor deze lijst is gedaan in de Vlaamse en Franstalige gemeenschap van België kunnen dienen als leidraad bij dit onderwerp. De Unesco onderscheidt 5 domeinen bij deze inventaris. Voor België hebben qua ambachtelijke vaardigheden de garnaalvisserij te paard en de biercultuur het gebracht tot de definitieve werelderfgoedlijst. Op de Vlaamse inventaris staat het domein ambachtelijk tevens bovenaan bij morsecode, frietkot en kermiscultuur, telen van volle grond witlof, vervaardiging van kantwerk of kruisbogen en hanenzetten (hanenkraai wedstrijden). Op de inventaris van de Franstaligen prijken bierbrouwers steenhouwers, chocolademakers, weefsters, striptekenaars, edelsmeden en glasblazers & bewerkers; een bijdrage die het Belgische repertoire compleet maakt. Op de definitieve Unesco lijst valt voor België de beiaardcultuur mede onder het domein podiumkunsten & muziek net als de kermiscultuur op de Vlaamse en poppentheater, het maken van marionetten & een straatkunstfestival op de Franstalige voorlopige lijst. Het domein natuurkennis & toepassing ervan (de keuken valt daar ook onder) is voor België op de definitieve Unesco lijst vertegenwoordigd met de valkerij en op de inventaris van Franstaligen met de St. Hubertus viering (patroonheilige van de jacht), schippers op de Samber, een abdijtuin en een landbouwbeurs. Opmerkelijk is dat de Franstaligen een  aantal voedingsitems (Ardenner ham, Luikse wafels & hachee, paté Gaumais uit Belgisch Lotharingen, kaastaart uit Waver en maitrank uit Aarlen) hebben ondergebracht bij het domein sociale gewoonten, rituelen en feesten. Dit duidt er op dat men de sfeer rond het voedingsitem en de context waarin het wordt geconsumeerd hoger inschat dan de kunst van het bereiden ervan en dat kan opgevat worden als toelichting bij de Bourgondische aard van de Waalse bevolking. Onder het domein oraal erfgoed plaatsten de Franstalige Belgen een heksenlegende en een legende rond een edelman die een draak versloeg en de Vlaamstaligen de Vlaamse gebarentaal voor doven.

Vooral door het grote aandeel van optochten (processies, ommegangen etc.) vallen op zowel de Unesco lijst als de Vlaamse & Franstalige voorlopige inventaris alle resterende opnames onder het domein sociale gewoonten, rituelen & feesten. Optochten gaan gepaard met bouwen van reuzen, draken en praalwagens. Daarin uit gemeenschapszin zich ambachtelijk en kunstzinnig. Naast optochten vallen voor Vlaams België o.m. de volkssport krulbol, paardenrennen in Waregem, schutterijen in Belgisch Limburg en de psychiatrische gezinsverpleging in Geel onder dit domein en in Franstalig België bijv. schutters en schermers van Brussel, de notenmarkt van Bastogne die na de 2e wereldoorlog verweven raakte met de herdenking van het Ardennenoffensief en spijkerbomen (bijna allemaal lindes) in de provincie Luik. In de 2 taalgemeenschappen en dus in heel België is dit domein naar Unesco maatstaven erg sterk vertegenwoordigd. Daarmee geeft het ook een belangrijk element weer van de Belgische identiteit. België deelt met Frankrijk overigens stadsreuzen en draken als immaterieel werelderfgoed.

Ook België kent een aantal traditionele volksdansen en net als elders worden die vaak uitgevoerd in streekdracht. In België gaat volksdansen vaak samen met vendelzwaaien. Dikwijls is moeilijk te bepalen in hoeverre dansen uit België stammen. Wellicht geldt dit aan Vlaamse dansen o.m. voor de trawantel en de kegelaar en mogelijk kan deze link indicaties bieden. Het bekendste festival in Vlaams België is dat van Westerlo. Enkele Waalse volksdansen zijn de anglesse, arèdje, cramignon en maclote. In de meer eigentijdse genres ontwikkelden de Walen een eigen jump. In Vlaanderen bleven veel soms eeuwenlang gangbare volksvermaken springlevend. Zo is een Vlaamse kermis al eeuwenlang een volksfeest met allerlei spelletjes. Onder de volksvermaken vallen ook vormen van biljart (bijv. golfbiljart), beugelen, curling, Jeu-de-Pelote (de Frans Belgische variant op kaatsen), schietsporten met pijl & boog (bijv. wipschieten) geweer, karabijn of buks; bolspelvarianten (vaak authentiek Vlaams) en touwtrekken. Ook bij schietsporten zijn authentiek Vlaamse varianten ontstaan. Sinds 2005 zijn als Vlaams te boek staande traditionele sporten met 400 clubs uit 21 disciplines en 9 bonden verenigd in VlaS. De activiteiten van VLaS maken tezamen met o.m. enkele processies onderdeel uit van de Unesco lijst van Immaterieel cultureel erfgoed voor BE.

Mythes, iconen en humor

Bovenaan zijn een aantal elementen uit de geschiedenis beschreven die bijdroegen aan identiteitsvorming binnen België. Uniek voor het land is het belangrijke aandeel van de  Vlaamse en Waalse (Franstalige) regio-identiteit onder Belgen. Ingangen naar mythes en andere cultuuritems met een aandeel in de identiteitsvorming bieden wikipedia pagina’s Folklore (incl. de Engelstalige en Franstalige link) en (met nadruk op Franstalig België) Traditions en Culture. De Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience in Antwerpen beschikt over Vlaamse collecties van volksverhalen en volksliedjes. Bronnen voor het opsporen van cultuurarchetypes binnen België zijn naast nationale symbolen (zie “locatie” op culturescope) de TV verkiezing van De Grootste Belg (Vlaamse Lijst, Waalse Lijst) en een voorstel uit 2006 met 50 thema’s voor een Belgische geschiedenis canon (wel met een Vlaams accent; in 2010 verscheen een Vlaamse Canon in boekvorm). Ondanks de verschillen tussen Walen & Vlamingen valt onder de oertypisch Belgische verschijnselen de heetgebakerdheid die Julius Ceasar reeds aan de Belgae toeschreef. Caesar beschreef deze groep Keltische & Germaanse stammen, waar het land zich naar heeft vernoemd, als een moedig doch onsamenhangend geheel waarbinnen emoties hoog kunnen oplopen. Eén en ander openbaarde zich later bijv. in de taalstrijd en in het gegeven dat bij het polderen in België (bijv. bij de schoolstrijd) tegenstellingen meer op de spits werden gedreven dan in NL. Walen & Vlamingen delen ook de keus voor de roomse kerk en daarmee de roomse identiteit. Dit zou ten grondslag kunnen liggen aan de aanzienlijk hogere machtsafstand in België dan in NL (meer acceptatie van machtsverschillen: countries). Historisch maakte België net als Nederland een proces van verzuiling door met als uitkomst naast de roomse een socialistische en een liberale zuil. Ook is een Bourgondische inslag beide volksdelen lang niet vreemd. Naast bepaalde eet en drinkgewoonten (incl. de als immaterieel Unesco werelderfgoed erkende biercultuur) delen ze sommige mythes, historische, sport & cultuuriconen en vormen van humor. Ook de grote hoeveelheid schandalen die het land kent is vaak regiogrens overschrijdend.

In het voorstel uit 2006 voor een geschiedeniscanon zijn 24 van de 50 thema’s gewijd aan een persoon. Gecombineerd met namen die bij de TV verkiezing van grootste Belg in 2005 hoog scoorden kan men komen tot personen als cultuuriconen (en daarmee in zekere zin rolmodellen). De grootste Belg verkiezing ging gepaard met een Vlaamse Lijst en een Waalse Lijst. Binnen de top10 delen deze lijsten 3 namen; die van Filantroop Pater Damiaan, wielrenner Eddy Merckx en zanger Jacques Brèl (voor het overige verschilden beide top10 lijstjes). De top10 namen op de Vlaamse lijst van industrieel Paul Janssen, roomse geestelijke & politicus Adolf Daens en Vlaamse volksschrijver Hendrik Conscience (ook 3 namen) zijn niet te vinden in de top100 van de Waalse lijst en in de top100 van de Vlaamse lijst ontbreken 4 Waalse top10 coryfeeën; zuster Emanuelle (filantroop), José van Damme (bas bariton & opera zanger), Benoît Poelvoorde (filmacteur) en George Simenon (als schrijver o.m. geestelijk vader van commissaris Maigret voor wie in het Noord Nederlandse Delfzijl een standbeeld bestaat).

Belgen staan meer dan Hollanders bekend als een bescheiden volk met respect voor de mening van de ander, vooral waar die meer macht heeft (countries). Het spitsvondig overdrijven van eigen tekortkomingen & nederige positie om de ander uit te dagen is een terugkerend kenmerk van Belgische humor (voorbeeld, culture). Voorbeelden die dit verder kunnen verduidelijken zijn dat in 2007 koningin Fabiola bij haar eerste publieke optreden nadat ze door een kruisboogschutter met de dood was bedreigd een appel op haar hoed droeg en dat na de terroristische aanslagen rond 2016 op verzoeken van het wettig gezag op Twitter niet over aanslagen te berichten om potentiële terroristen niet op ideeën te brengen massaal werd gereageerd met foto’s van lieve poesjes & kittens, geportretteerd als vervaarlijke terroristen. Dit soort humor delen Walen & Vlamingen, maar ook hier bestaan nuanceverschillen tussen beide bevolkingsgroepen. Vlaamse humor is relatief direct en uitdagend. Ze kan variëren van banale lol in de vorm van wedijveren om de luidste scheten tot frontale aanvallen op politiek maatschappelijke correctheid, religie of monarchie (hierin benadert men de humor van NL). Waalse humor is (zoals de Fransen in hun taalgebruik) minder direct en meer breedsprakig met gebruik van woordspelingen. Volgens een Kuifje specialist doet de Waalse humor ook denken aan de wijze waarop in joodse humor een gevoel van onderdrukking wordt gemaskeerd.