Geschiedenis

Inleiding en bronnen

Sinds 2000 wordt voor de geschiedenislessen in het basis en voortgezet onderwijs een indeling in tien tijdvakken gehanteerd. Sinds 2007 geldt de Canon van Nederland (NL) als richtlijn bij het geschiedenisonderwijs voor 8 t/m 14 jarigen. Deze bestaat uit een lijst van 50 thema’s waarmee de Nederlandse geschiedenis in chronologische volgorde wordt samengevat die werden gedestilleerd uit 14 hoofdlijnen. Een en ander dient als richtlijn, al komen bij de recente geschiedenis meer actuele thema’s naar voren ter illustratie van de Nederlandse mentaliteit. Via de hoofdcategorie Geschiedenis van Nederland van wikipedia zijn grote lijnen, details (en opties om zich daar verder in te verdiepen) te vinden. Vroeger was in het onderwijs (en op deze website) bij prehistorie en oudheid de term v Chr. (voor Christus) in zwang in de tijdsaanduiding. Thans wordt ook de afkorting BP voor het Engelse Before Present (vòòr heden) gebruikt waarbij voor het heden het jaar 1950 als norm geldt. Met deze term kan bijv. “na Chr.” bij de vroege Middeleeuwen worden omzeild. Naast de canon van Nederland kennen m.n. een aantal Nederlandse provincies en de Nederlandse hoofdstad Amsterdam een eigen Canon.

Prehistorie en oudheid

De vroegste sporen van menselijke aanwezigheid in NL zijn resten van kampen, gevonden in de Bel­védère groeve bij Maastricht en in zandgroeven bij Rhenen. Ze dateren van 250.000 tot 200.000 jaar BP (prehistorisch) en zijn afkomstig van de mensensoort Homo Erectus (rechtoplo­pende mens); een voorloper van de Neanderthaler en de moderne denkende mens. De eerste over­blijfselen van moderne denkende mensen komen van rendierjagers die vlak na de laatste ijstijd (11.000-7.000 BP) op grondgebied van het huidige NL vertoefden. Toen NL warmer werd en de toendra verdween trokken er rendierjagers deels weg met de rendieren. Achtergeblevenen en nieuw aangekomenen voorzagen in hun onder­houd met jagen, vissen en verzamelen (Tjonger cultuur). In Pesse bij Hoogeveen is een kano gevonden van rond 8000 v Chr. Deze valt daarmee onder de oudst bekende boten ter wereld. Na 5300 v Chr. begonnen naast jagen & verzamelen landbouw & veeteelt op te komen als overlevingsstrategie (het eerst in zuid Limburg) en daarmee brak de nieuwe steentijd aan (Neo; Lijst). De hunebedden (uit grote zwerfkeien uit ijstijden opgebouwde graven) en veel grafheuvels op zandgronden in het noorden & oos­ten van het land vallen onder de nalatenschap van de trechterbeker cultuur van rond 4000 v Chr. De trechtervormige bekers waar de cultuur naar vernoemd is zijn gevonden in graven op de hele Noord Europese laagvlakte en in zuid Scandinavië. Na 2100 v Chr. deed via import het brons zijn intrede; na 800 v Chr. ook gevolgd door ijzer. De stammen uit deze periode kenden Keltische & Germaanse invloeden (Noordwest en de Harpstedt groep in oost NL). Zij lieten eerst grafheuvels en daarna steeds vaker urnenvelden achter. Het koningsgraf bij Oss in Noord-Brabant, de grootste grafheuvel van NL met o.m. uit Italië geïm­porteerde grafgiften, dateert van rond 500 v Chr. In de ijzertijd werden lijken op een brandstapel verbrand en er werd daarna een (relatief kleine) grafheuvel boven opgeworpen. In het noordelijke waddengebied en in het getijdengebied van de grote rivieren werden terpen en wierden (uit klei en mest opgetrokken verhogingen) aangelegd door Friezen om zichzelf en hun vee te beschermen tegen hoogwater. Rond 325 v Chr. maakte de Griek Pytheas van Massalia als eerste melding van het bestaan van een volk onder deze naam.

Uit een genetisch onderzoekje uit 2008 onder 200 scholieren (Genoom) kwam naar voren dat van de Nederlanders van nu 77,5% af zou stammen van jager verzamelaars uit de steentijd, 20% van landbouwers die hier in de nieuwe steentijd terecht kwamen en slechts 2,5% van latere import. Dit verkennende onderzoekje was onderdeel van het wereldwijde Genographic project.

Na 57 v Chr. arriveerden de Romeinen in de regio. Ze kwamen in het NL van nu m.n. in aanraking met Friese stammen en maakten onderscheid tussen Frisii,Cananefaten en Bataven (van de laatsten is zeker dat ze rond 300 v Chr. al in de huidige Betuwe woonden). Met de stammen hadden ze (net als met Saksische stammen in Duitsland) nogal wat te stellen (Bataafse opstand). Dit resulteerde uiteindelijk in een wederzijds gedogen waarbij de Romeinen alleen forten en neder­zettingen stichtten ten zuiden van de Rijn (deze liep toen door Utrecht en Zuid-Holland en mondde bij Katwijk uit in zee). Wel waren heel wat Friezen er niet afkerig van bij de Romeinen in dienst te gaan en de Romeinen namen ook leden van Saksische van meer zuidelijke Frankische stammen in dienst als buffer tegen opstandige Friezen en Germanen. Zo woonde langs de Limes (de grens van het Romeinse rijk) destijds de helft van de bevolking van wat nu NL is. In de loop van de 3e eeuw na Chr. begon het rijk in verval te geraken. Tussen 400 en 500 trokken steeds meer Romeinen weg. Van het zuiden uit werd hun plek ingenomen door Franken. Deze waren sterk beïnvloed door de Romeinse cultuur waarbinnen het Christendom intussen domineerde. Langs de kust behielden Friese stammen de overhand en van het oosten uit wonnen Saksen aan invloed (Volksverhuizing). Friezen konden zich door de geïsoleerde ligging van hun woongebied handhaven al trokken ze ook wel naar Engeland. Ze spreken nog een eigen taal (de 2e erkende landstaal). Deze ligt dichter bij het Engels dan Nederlands of Saksisch (de dialecten van noordoost en oost NL zijn Nedersaksisch), maar de variant van nu is van veel recentere da­tum dan rond 500 v Chr. en vrijwel beperkt tot delen van de provincie Friesland in Noord-Nederland (Fries).

Kerstening en middeleeuwen

Met de komst van de Franken deden geleidelijk aan christendom en schrijfkunst hun in­trede en de handel werd steeds belangrijker. Koning Clovis I (466-511) liet zich dopen, verenigde als eerste vorst alle Frankische stammen en maakte het christendom tot staatsgodsdienst. Via hem werd het NL van nu tussen de 5e en 8e eeuw gekerstend. Veel Missionarissen in dienst van de Franken (o.m. Willibrord en Bonifatius) kwamen uit Engeland of Ierland. Friezen enSaksen waren moeilijk te bekeren, want die waren erg loyaal aan hun eigen volk, voorouders en culturele identiteit.

De overlevering wil dat de Friese koning Radboud of Redbad (648-719) er met één been al in het doopvond toch maar vanaf zag om zich te laten dopen (mensen werden toen gedoopt door complete onderdompeling). Toen de Engelse missionaris Wolfram de vraag van Radboud of zijn voorvaderen in de hemel waren ontkennend moest antwoorden (ze waren immers niet gedoopt) trok de koning zijn been ijlings terug en hij bleef de rest van zijn leven heiden.

Wat niet echt hielp was dat missionarissen vaak de botte bijl hanteerden. Zo maakten ze er een gewoonte van heilige eiken om te hakken en tempels te vernielen om indruk te maken. Vaak liep dat goed af omdat het er op leek dat de heidense goden dit alles in hun ondoorgrondelijke wijsheid lieten passeren, maar de blufact kostte Bonifatius het leven toen Friezen het heft in eigen hand namen. De kerstening van de Saksen werd pas een feit nadat Karel de Grote (747-814) hen na een serie oorlogen had onderworpen. De laatste Friezen langs de kust van Jutland zijn uiteindelijk in de 11e eeuw gekerstend. Vanaf 800 werd Karel keizer van het Heilige roomse rijk dat een groot deel van het Europese vasteland besloeg en (formeel) tot 1806 zou blijven bestaan. Hij slaagde er in het huidige NL in zoverre tot een eenheid om te smeden dat het gehele land formeel christelijk werd en dat er een muntstelsel kwam. In Nijmegen liet hij de Valckhofburcht bouwen. Daarom wordt deze stad wel de keizerstad genoemd. Na zijn dood in 814 hing zijn rijk steeds meer als los zand aan elkaar (formeel viel NL er vanaf het eind van de 80 jarige oorlog in 1648 volledig buiten). Dit werd aanvankelijk in de hand gewerkt door invallen van Vikingen uit Zuid Scandi­navië die overal nederzettingen plunderden en waartegen het wettig gezag machteloos stond. Uiteindelijk gaf men maar gebieden aan Vikingen te leen om hen ertoe te brengen aanvallen van andere Vikingen te weren. Door deze teloorgang van centraal gezag konden lokale leenmannen steeds meer macht naar zich toetrekken. In grote delen van het gebied (Friesland uitgezonderd, Friese) ontstond een Leenstelsel van graven (Holland), hertogen (Brabant en het latere Gelre) of bisschoppen (Sticht Utrecht) waarbij hun Horigen of Lijfeigenen vaak feitelijk bijna slaaf waren. Horigheid etc. gold niet in steden met hun ambachten en gilden en zo won (de weinig hygiënische toestanden ten spijt) de uitdrukking “stadslucht maakt vrij” terrein. In Friesland en Zeeland werden in deze periode vanuit kloosters kwelders ingedijkt zodat vluchtheuvels steeds meer overbodig werden en in Holland werd op instigatie van graven en lagere gezagsdragers de Grote Ontginning van veengebieden ter hand genomen.

Een zinnetje van rond 1100 dat begint met “Hebban olla vogala” in een West-Vlaams dialect van een onbekende auteur is heel lang beschouwd als oudst bekende geschreven tekst in het Nederlands. Thans is dat achterhaald. In de Salische wet uit de 6e eeuw staat bijv. ook al Nederlandstalige tekst.

Qua macht hadden de graven van Holland (Lijst) veel in de melk te brokkelen. De meesten daarvan heetten Dirk, Willem of Floris en de meest populaire werd Floris V (1254-1296, bijgenaamd “der keerlen god”, god van de boeren). Onder zijn nalatenschap valt o.m. het Binnenhof (de huidige zetel van parlement en regering). Het einde van de Hollandse graven kwam tot stand door de Hoekse en Kabeljauwse twisten, een conflict binnen de elite dat duurde van 1350-1490 en waarbij adel en steden waren betrokken. In de internationale handel (met vrachtschepen) werd de Hanze, een samenwerking van handelaren in uiteindelijk zo’n 200 steden in de regio aan de Noord en de Oostzee, toonaangevend en dit vergrootte de macht van en de welvaart in de steden.

De in NL voor de tijd waanzinnig populaire TV kinderserie uit 1969 Floris heeft niets uitstaande met Hollandse graven. Ze is gesitueerd rond de strijd van de hertog van Gelre tegen de heerschappij van de Bourgondiërs (Gelderse oorlogen: 1502-1543). Daarin figureerde een graaf Floris van Egmont, maar deze heeft ook al niets van doen met de titelheld. Van de chronologie en context klopt historisch lang niet alles. Zo is de bijv. titelheld ridder Floris van Rosemondt een fantasy ridder en waren Maarten van Rossum en Grote Pier die in de serie figureren pas later actief.

Reformatie en onafhankelijkheidsstrijd

Vanaf 1433 kwamen de 17 leengebieden in het huidige NL en België onder het domein van de Bourgondiërs (Filips) en vanaf 1482 onder dat van de Habsburgers (Habsburgse). Onder Keizer Karel V (1500-1558) bereikte het Habsburgse rijk zijn grootste expansie sinds Karel de Grote. De Nederlanden kregen een landvoogd en een gouverneur uit het land zelf met de titel van stadhouder (Lijst). Dat betekende herstel van het centrale gezag. Hertog Karel van Gelre verzette zich hier met succes tegen, maar na diens dood in 1538 was het pleit binnen 5 jaar beslecht. Daarna kreeg de Spaanse tak van de Habsburgers het voor het zeggen met vanaf 1555 koning Philips II als heer der Nederlanden en Margaretha van Parma als landvoogdes. Willem van Oranje (Prins van het Franse vorstendom Orange), voor wie keizer Karel grote waardering had, viel onder haar adviseurs. In 1559 werd de prins stadhouder. Pogingen van de Rotterdamse humanist en geleerde Erasmus ten spijt (hij vond wat verbindt belangrijker dan wat scheidt) sloeg rond 1525 de Reformatie (kerkher­vorming) van Luther en Calvijn aan ten noorden van de grote rivieren (de laatste hervormer werd er toonaangevend). Deze nieuwe kerkrichting, het protestantisme, was ontstaan als protest tegen hypocrisie en corruptie in de Roomse kerk en kreeg aanvankelijk in veel landen aanhang. Dit gaf voeding aan decontrareformatie beweging binnen de kerk die deze misstanden al eerder onderkende, maar de eenheid in de kerk voorop stelde. Van daaruit gaf de Spaanse koning Philips II de paters Jezuïeten de vrije hand om in NL de inquisitie in te voeren. Door dit religieus getinte rechtscollege werden protestanten tot ketters bestempeld en velen van hen werden vanwege hun godsdienst gemarteld of veroordeeld tot de brandstapel. Ook werden protestantse erediensten verboden waarna ze stiekem in de open lucht werden gehouden (z.g. hagenpreken). Na de Beeldenstorm in 1566 van protestanten in roomse kerken ging het van kwaad tot erger. Een nieuwe landvoogd, de hertog van Alva, stelde sancties in als wurgbelastingen en een strenge rechtbank die ruim 1000 doodvonnissen en 11.000 verbanningen uitsprak. Onder de terechtgestelden vielen edelen die argeloos ingingen op de uitnodiging van de landvoogd om te praten. Willem van Oranje ontsprong de dans door te vluchten. Hierdoor maakte Philips II zich in de noordelijke Nederlanden onmogelijk en de van nature loyale Willem van O zag zich genoodzaakt een opstand tegen Alva te leiden.

Zo begon in 1568 de Tachtigjarige oorlog met de slag bij Heiligerlee. De opstand had aanvankelijk weinig succes, maar dit veranderde m.n. door de watergeuzen, varende vrijbuiters die van Willem van Oranje een kaperbrief kregen (ze kregen o.m. steun van de Ottomaanse Turken voor wie Philips II ook een vijand was). In 1579 scheidde het Franstalige deel van de zuidelijke Nederlanden (het huidige Wallonië) zich via de Unie van Atrecht af van de Noordelijke Nederlanden & Vlaanderen (de unie van Utrecht). Willem van Oranje was hier aanvankelijk op tegen. Later draaide hij bij en in 1580 werd hij door Philips II vogelvrij verklaard. Pas toen brak hij definitief met de koning. Een jaar later werd Philips als koning afgezworen en in 1584 werd Willem van Oranje in de Prinsenhof in Den Haag ver­moord door Balthasar Gerards. Hij kreeg als bijnamen Willem de Zwijger en “vader des vaderlands”; het volkslied (Wilhelmus) is aan hem opgedragen, zijn wapenspreuk “Je maintiendrai” (ik zal handhaven) siert het Wapen van NL, zijn dynastie zou als Huis van Oranje-Nassau tot op de dag van vandaag de Nederlandse vorsten leveren en hij is zodoende als persoon het belangrijkste historische nationale symbool. In de tussentijd waren veel Vlaamse steden (in 1585 Antwerpen na een beleg van 14 maanden) door Spaanse troepen heroverd en de meeste Vlaamse protestanten (onder wie de rijken) waren gevlucht naar het noorden. In 1588 maakten de noordelijke Nederlanden zich als “Republiek der 7 Verenigde Nederlanden” los van het Habsburgse gezag (de republiek zou bestaan tot het begin van de Napoleontische tijd in 1795).

In 1589 blokkeerde de republikeinse vloot in 1589 de haven van Ant­werpen. Hierdoor verplaatste de wereldhandel zich naar Amsterdam en de Nederlanders werden erg succesvol met hun strijd tegen de Spanjaarden. Op het land hadden de Oranje telgen Maurits en Frederik Hendrik hier een hoofdaandeel in en op zee bracht NL meerdere zeehelden voort die tot over de grens roem vergaarden. De oorlog werd tussen 1609 en 1621 onderbroken door eenTwaalfjarig 12jarig bestand. Tijdens die wapenstilstand ontstond een conflict tussen meer fundamentalistische & prinsgezinde en vrijdenkende protestanten die bijv. de visie van Erasmus aanhingen. Dit werd beslecht ten voordele van de eerste groep en dat kostte rechtskundig adviseur en tegenspeler van prins Maurits Johan van Oldenbarnevelt het leven. In 1648 zag Spanje zich eindelijk genoodzaakt vrede te sluiten (de vrede van Munster) en de republiek te erkennen.

De grootste Nederlandse zeehelden van de 17e eeuw waren Piet Hein (1577-1629). Maarten H Tromp (1598-1653) en Michiel A de Ruyter (1607-1676, hij was voor de Nederlanders wat Horatio Nelson later voor de Britten werd). Ze sneuvelden alle 3 bij zeeslagen en er zijn heel wat Nederlandse marineschepen naar hen vernoemd.

Handelscompagnieën

Deze uit­komst van de oorlog was vooral te danken aan hun succes van de Nederlanders op de wereldzeeën. Vanaf 1575 vestigden ze handelsposten in Zuid Afrika, West Afrika en Amerika (m.n. vanwege de slavenhandel en om Spaanse vloten met roofgoed uit Latijns Amerika te kapen) en in zuid en zuidoost Azië vanwege de zeer lucratieve specerijenhandel. Mede dankzij de uitvinding van de zaagmolen was de vloot op haar hoogtepunt met 20.000 koopvaardij en oorlogsschepen van 50 tot 600 ton groter dan die van Engeland en Frankrijk samen (Maritieme). In 1602 werd de Ve­renigde Oost-Indische compagnie (VOC) opgericht, in 1614 de Noordse compagnie (walvisjacht) en in 1621 de West-Indische Com­pagnie (WIC). Deze compagnieën hadden een eigen leger, vloot en rechtspraak. Hoewel de VOC en de WIC het spectaculairst waren, lag de handel met Oostzeelanden (import van hout, graan, ijzer en bont) aan de basis (vandaar de naam moedernegotie). Men haalde daar bijv. het hout dat nodig was om zaagmolens en schepen (jaarlijks alleen al 400 à 500 van het destijds innovatieve type fluit) te bouwen. M.n. door de vloot bleef de republiek ruim 1½ eeuw lang een toonaangevende rijke wereldhandel en koloniale macht, mede ten koste van de positie van Spanje.

Ex MP van NL Jan Pieter Balkenende (premier van 2002-2010) was als exponent van een Ethisch reveil propagandist van Normen en waarden. Hij veroorzaakte in 2006 reuring met zijn uitspraak dat in NL de VOC mentaliteit moest terugkeren. Zoals het navolgende illustreert ging bij de handelscompagnieën (incl. het VOC) opportunisme uit geldzucht nogal eens bo­ven ethiek. Mede daarom is zijn normen & waarden debat wel verbasterd tot wormen en maden debat (voor VOC schepelingen naarmate hun lange zeereis vorderde overigens geen onbekende eiwitbronnen in hun dieet).

Qua slavenhandel (Geschiedenis) haakten Nederlanders, Portugezen en Engelsen in op de in West Afrikaanse landen heer­sende gewoonte om wie ongehoorzaam, wanbetaler of krijgsgevangene van stammenoorlo­gen was als slaaf te verhandelen. Hierdoor kwamen er in die regio meer gewapende stammencon­flicten. Zo is van sommige WIC kapiteins bekend dat ze bewust meer slaven uit Afrika naar de Nieuwe Wereld overbrachten dan ze konden voeden. Een aantal slaven overleefde dan de overtocht niet, maar er bleven er genoeg over om winst te maken. Andere kapiteins probeerden de verkoopwaarde van hun handelswaar te verhogen door het bieden van voldoende lucht en beweging onderweg. Gemiddeld overleefde rond 85% van de slaven de overtocht. Eenmaal aangekomen waren Ne­derlanders in Amerika de enige Europeanen die slaven behandelden als kippen. Bij de ver­koop van slaven werd geen rekening gehouden met familieomstandigheden. Dit gedrag werd door de WIC niet afgestraft en op grond van Bijbelinterpretatie werd destijds gesteld dat het zwarte ras minderwaardig is aan het blanke. Op Curaçao werd, anders dan in de Surinaamse plantage-economie, de waarde van een slaaf niet bepaald door productiecapaciteit. Daardoor was op Curaçao de verhouding tussen slaven en meesters meer ontspannen. Slaven kregen vaak wat geld of konden bijverdienen met visvangst of verkoop van tuinopbrengsten. Zo konden ze zichzelf soms vrijkomen. Na de dood van hun meester werden ze dikwijls vrijgelaten.

De bemanning van de VOC & WIC schepen had het qua catering niet veel beter dan slaven. Nog afgezien van bedorven water of maden in het eten overleden op de lange tochten velen van hen aan scheurbuik veroorzaakt door vitamine C gebrek. De scheepsleiding nam voor zichzelf zuidvruchten mee als vitaminebron of kweekte aan boord sla en tuinkers. Op diefstal betrapte manschappen werden geradbraakt en/of gekielhaald (het waren nu eenmaal ruige tijden).

Gouden eeuw

Met het geld dat de compagnieën opbrachten werden niet alleen oorlogen gefinancierd, maar het hele land profiteerde ervan. Dit droeg er in belangrijke mate toe bij dat de 17e eeuw een ongekende economische en culturele bloei kende (deGouden Eeuw van NL). Door de achtergrond van de godsdienstoorlog van de protestanten tegen de dominante roomse kerk stond NL bekend als relatief tolerant. Daardoor groeide de bevolking enorm, vooral in de steden (Amsterdam kreeg haar Grachtengordel) en m.n. door immigratie van godsdienst vluchtelingen (waaronder veel economische & intellectuele elite uit de betreffende landen). Om ruimte te maken werden m.n. doorLeeghwater meren droog gemalen met windmolens en ingepolderd (bijv. de Beemster). De toevloed kwam aanvankelijk vooral uit de zuidelijke Nederlanden (rond 1600 was zelfs een derde van de bevolking van Holland & Zeeland Vlaams/ Waals), maar later ook uit Westfalen, Frankrijk (de protestante Hugenoten) en Portugal (veel joden). Erediensten van religieuze minderheden (incl. de roomse kerk) werden, anders dan in andere Europese landen, oogluikend toe­gestaan (gedoogd). De republikeinse staatsvorm, stedengroei, immigratie van hoge kwaliteit en wereldhandel maakten de samenleving minder feodaal, opener, innovatiever en vrijer; ook qua arbeidsmarkt en geldverkeer. Met de oprichting in 1609 van een bank en Beurs (de oudste ter wereld) werd Amsterdam weldra het financiële hart van Europa. Buiten dat staken welgestelde stedelingen spaargeld in Buitenhuizen. Dit alles vormde een gunstige voedingsbodem voor kunst & cultuur. Uit deze tijd stammen veel grote Hollandse meesters van het palet (bijv. Rembrandt) en filosofen & wetenschappers als volkenrechtsgeleerde Hugo de Groot en natuur & sterrenkundige Christiaan Huygens (het bekendst als uitvinder van het slingeruurwerk). M.n. onder beide laatste categorieën vielen veel immigranten (zoals de filosofen Spinoza en Descartes). Voorbeelden van boekwerken uit de tijd zijn een 1e grote wereldatlas (Atlas Maior) en de dito Bijbelvertaling die eeuwenlang toonaangevend was (Statenbijbel, meer details over beroemdheden etc. en hun werk onder cultuur in engere zin).

In 1650 kwam een Eerstestadhouderloos tijdperk tot stand doordat erfopvolger Willem III (zoon van Willem II en de Engelse kroonprinses) nog boreling was. Het eindigde in rampjaar 1672 met (mede door toedoen van Willem) een meer dan barbaarse politieke moord op raadspensionaris Johan de Witt en diens broer (algemeen beschouwd als een andere zwarte bladzijde in de geschiedenis). De moord schiep ruimte voor Willem III om stadhouder te worden. Het rampjaar liep wonderwel goed af, mede doordat zeeheld Michiel Adriaanszoon de Ruyter voor de 2e keer de Engelse vloot versloeg. In 1677 trouwde Willem met zijn nicht en Britse troonpretendent Maria Stuart en in 1689 slaagde hij er in om ook zijn (dubbele) aanspraak op de troon van Engeland & Ierland en (even later) Schotland te verzilveren als koning Willem (Glorious; een erfenis daar weer van werden de beruchte Oranjemarsen van Noord-Ierse protestanten). Doordat nadien 2 internationale oorlogen voor de republiek weinig succesvol verliepen en bankiers steeds vaker naar Londen verkasten kalfde de positie van NL als grote mogendheid af. In 1702 overleed Willem III kinderloos met als gevolg een Tweede stadhouderloos tijdperk. Dat duurde voor Friesland & Groningen tot 1718 en voor de andere Nederlanden tot 1748.

Pruikentijd

Doordat de republiek vanwege internationale verplichtingen betrokken raakte in oorlogen die veel kostten en weinig opleverden stagneerde de handel met de koloniën, ging de nijverheid in de steden achteruit en moesten belastingen worden verhoogd. Ook werden de rijke kooplieden en regenten die het voor het zeggen hadden steeds decadenter en onverschilliger (ze hielden zich bijv. het liefst navelstaarderig onledig met de laatste modesnufjes). Dit leidde onder de rest van het volk tot ontevredenheid en een roep om een sterke leider (in hun ogen uiteraard een Oranje). Daarom stemden de regenten er in toe dat Willem IV en Willem V stadhouder werden. Dat hielp niet echt, want die vielen ook onder de decadente elite. Doordat de republiek de Amerikanen uit de latere USA in hun vrijheidsoorlog steunde volgde een 4e oorlog met de Britten (1780-1784). De vloot van de republiek werd vrijwel naar de kelder gejaagd en men verloor koloniën. Vanaf 1782 kwamen de republikeinse patriotten op die de vrijheidsidealen aanhingen van de Amerikaanse en Franse Verlichting. Een schoolvoorbeeld is Eise Eisenga uit Franeker die tussen 1774 en 1781 in zijn huis een planetarium bouwde om te laten zien waarom de wereld niet op 5 mei 1774 (zoals de dominee had voorspeld) was vergaan door een samenstand van 4 planeten (gezien vanaf de aarde). Volgens Pim Fortuyn waren patriotten de eersten in de geschiedenis die op zoek waren naar een nationale identiteit (waar het calvi­nisme bij hoorde naar hun idee) en wilden ze het land omsmeden tot een eenheid. De patriotten kwamen in conflict met de behoudende en volkse prinsgezindten. Deze trokken aan­vankelijk aan het langste eind en veel patriotten namen de wijk naar het buitenland (m.n. naar Frankrijk waar in 1789 de Revolutie uitbrak). In 1795 kwamen ze terug met de Fransen die onder leiding van Napoleon NL kwamen bezetten. Dit betekende tevens het einde van de republiek der 7 verenigde Nederlanden (die toch al nooit een echte republiek was) en handelscompagnieën. In 1798 ging de VOC failliet en  Nederlands Oost-Indië (het huidige Indonesië) werd een Nederlands wingewest.

VanFranse tijd tot de 2e wereldoorlog

In de Napoleontische tijd kwam NL onder Frans bestuur. De Britten namen zo hun kans waar een aantal Nederlandse koloniën in te pikken. De Fransen voerden benevens achternamen, huisnummers, burgerlijke stand & dienstplicht het metrische stelsel & kadaster in (Code) en gaven de aanzet tot een grondwet & burgerlijk wetboek. Na de nederlaag van Napoleon in Rusland in 1813 keerde het vorstenhuis van de Oranjes terug in de persoon van Koning Willem I. Hij werd behalve koning van NL groothertog van Luxemburg. NL kreeg tevens een grondwet met godsdienstvrijheid en een parlement(constitutionele monarchie). Toen de keizer in 1815 definitief was verslagen werd internationaal besloten de noordelijke en de zuidelijke Nederlanden weer samen te voegen (het parlement kreeg op zuidelijk verzoek 2 kamers; één om wetten te maken en één om ze goed of af te keuren). Het werd nog ge­kozen door rijke & voorname burgers. De koning had veel macht en kon regering & parlement per decreet omzeilen. In 1830 scheidden de roomse en sterk geïndustrialiseerde zuidelijke Nederlanden zich af. Het autocratische en op het protes­tantisme gerichte bewind van de koning speelde daarin mee, maar ook dat men evenveel belasting moest betalen terwijl men als industrieland het meeste geld inbracht en de schuld van noordelijk NL veel groter was. In het beleid lag voor het zuiden met haar steenkool & ijzererts mijnen de focus op industrie (die m.n. gebruik maakte van stoommachines) en voor het noorden op handel & landbouw. Na enige strubbeling & vuurwerk was in 1839 het bestaan van België definitief een feit. Dit maakte een nieuwe grondwet nodig. Daarin werd opgenomen dat ministers koninklijke besluiten ondertekenen en er kwam een begin van ministeriële verantwoordelijkheid.

In 1848 werd de grondwet geliberaliseerd nadat Koning Willem II (1842-1849) zich daar door de heersende tijdgeest toe gedwongen voelde. Deze door JR Thorbecke geschreven constitutie vigeert (buiten kleine wijzigingen) tot op de dag van vandaag. O.m. werd het kiesrecht uitgebreid naar wie belasting betaalt en (naast de 2e kamer) naar provinciale staten & gemeenteraden en er werd vrijheid van vereniging/ vergadering & onderwijs in opgenomen. Met het verlies van België moest NL de overheidsfinanciën saneren (de invoering van hetcultuurstelsel in Nederlands-Indië in 1830 vormde daartoe al een aanzet) en een eigen infrastructuur en industrie opbouwen (versnelling). In 1839 kwam via particulier initiatief de eerste spoorlijn tot stand (van Amsterdam naar Haarlem). Vanaf 1843 bemoeide de staat zich met de aanleg van spoorwegen (Geschiedenis). Met behulp van stoom kon men na 1840 ook het Haarlemmermeer droogleggen, de landbouw productiever maken en een voeding & genotsmiddelen industrie opzetten. Deze begon met suiker, aardappelmeel en strokarton fabrieken en mondde uiteindelijk uit in het ontstaan van multinationals als Avebe, AkzoNobel en Unielever. Om de ingestelde hoge importheffing te omzeilen begonnen Belgische kapitalisten in Twente een textielindustrie. In 1860 had de overheid genoeg geld om het Noordzeekanaal aan te leggen en er werd op steeds grotere schaal overgeschakeld op stoomschepen. Wel kwam de opbrengst van de industrie terecht bij een erg kleine groep en net als overal in Europa ontstond door de industrialisatie een arbeidersproletariaat. De bewustwording van uitbuiting speelde zich op veel vlakken af. Protest tegen corruptie & koloniale uitbuiting waar het cultuurstelsel in Nederlands-Indië mee gepaard ging kwam in 1860 tot uiting in de Max Havelaar van Eduard Douwes Dekker (pseudoniem Multatuli). Het boek deed veel stof opwaaien, werd vertaald in het Engels, drukte een stempel op de koloniale politiek & literatuur van NL en is in 1976 verfilmd. In 1874 werd als eerste stap tegen uitbuiting op eigen bodem een wet tegen kinderarbeid aangenomen (Kinderwetje), maar door gebrek aan controle was het effect gering. De invoering van leerplicht voor kinderen tussen 6 en 12 in 1901 zette meer zoden aan de dijk. Voor NL werd Aletta Jacobs, die in 1878 als eerste vrouw een universitaire studie voltooide, een boegbeeld van de Vrouwenemancipatie. Een emancipatiebeweging om de godsdienstvrijheid in het onderwijs resulteerde er in 1917 na ruim een eeuw schoolstrijd in dat scholen vanuit een levensbeschouwing (bijzondere scholen) qua overheidssubsidie dezelfde rechten kregen als openbare scholen.

Om zijn invloed op de cultuur en de prijs van zijn schilderijen na zijn dood (bij leven verkocht hij er maar één) is Vincent van Gogh (1853-1890) in de geschiedeniscanon opgenomen.

Na de 20e eeuwwisseling kende NL onder ko­ningin Wilhelmina (1880-1962) opnieuw een bloeiperiode m.b.t. kunst en weten­schap. Tussen 1901 en 1913 kregen 6 Ne­derlanders een Nobelprijs (Lijst). Tijdens de Eerste wereldoorlog (1914-1918) slaagde Nederland er in als neutraal land buiten de oorlog te blijven. Men ving vluchtelingen op (bijv. ruim 100.000 uit België) en gevluchte militairen werden geïnterneerd. De Spaanse griep die in 1918 uitbrak eiste in NL slechts 20.000 slachtoffers, maar wereldwijd door verminderde weerstand als gevolg van de oorlog wellicht 100 miljoen. Na de 1e wereldoorlog kwam kunstbeweging De Stijl (naar het tijdschrift van de beweging) op met o.m. schilders Theo van Doesburg & Piet Mondriaan en ontwerper Gerrit Rietveld. De stroming kreeg wereldwijd invloed. Tijdens het interbellum werd in NL het fenomeen van de Verzuiling (op­deling van de samenleving in levensbeschouwelijke blokken) als maar sterker. Zo hadden roomsen, protestanten, liberalen & socialisten ieder een eigen politieke partij & om­roeporganisatie en dito verenigingen & scholen e.d. en men bemoeide zich vrijwel al­leen met geloofsgenoten. Dit verschijnsel bleef toonaangevend in het maatschappelijke leven tot ver in de 60er jaren. Na de beurskrach van 1929 in New-York brak wereldwijd een economische crisis uit. Deze leidde ook in NL tot massale werkloosheid en armoe. Wereldwijd vormde ze een belangrijke voedingsbodem voor de 2e wereldoorlog.

Tweede wereldoorlog, wederopbouw en dekolonisatie

Tijdens de Tweede wereldoorlog leed Nederland onder de Duitse be­zetting. Het plat bombarderen van het centrum van Rotterdam leidde aan het begin van de oorlog tot de capitulatie. Joden en mannen die niet aan de door de Duitsers opgelegde arbeidsplicht wilden voldoen doken onder en probeerden aan een vals identiteitsbewijs te komen. Anderen werden naar Duitsland afgevoerd als dwangarbeider. Van de 140.000 Neder­landse Joden kwamen er 104.000 om in concentratiekampen. Ook vele duizenden Ne­derlanders lieten het leven als lid van de ondergrondse (de verzetsbeweging), als wille­keurig slachtoffer van represaillemaatregelen of tijdens de Hongerwinter van 1944.

Het dagboek van het ondergedoken, verraden en in een concentratiekamp omgekomen joodse meisje AnneFrank is wereldberoemd geworden en in veel talen gepubliceerd. Pro­centueel gezien zijn in NL (met Litouwen) tijdens de 2e wereldoorlog meer joden omgekomen dan in alle door Duitsers bezette landen. Naast de met de Duitsers collaborerende NSB en politie droeg de uiterst transparante burgerlijke stand van de onkreukbare Nederlandse ambtenarij er sterk mate toe bij dat zoveel joden werden opgepakt. Intus­sen deden de meeste Nederlan­ders uit zelfbehoud alsof hun neus bloedde.

De periode tussen 1945 en 1950 stond in het teken van wederopbouw (o.m. met Marshallhulp), het zelfstandig worden van het Indonesië van nu (en voor NL dus het verlies van haar grootste kolonie) en de beginnende koude oor­log. Op 4 sept. 1948 volgde Juliana Wilhelmina op als koningin (ze was kort daarvoor wegens ziekte van haar moeder al 2 keer regentes geweest). Tussen 1946 en 1955 was, net als in vrijwel alle landen die geleden hadden onder de oorlog, sprake van een geboortegolf (Babyboom generatie) en een migratiegolf. Afgezien van oorlogsbruiden die bijv. een Canadese bevrijder hadden ontmoet vielen onder de motieven voor emigratie vanuit NL de enorme woningnood, angst voor het rode gevaar (Sovjet Unie, China) en andere onzekerheden. Populaire bestemmingen waren Amerika, Australië, Nieuw Zeeland en Zuid Afrika. Tegenover deze emigratie stond een massale terugkeer/ immigratie vanuit voormalig Nederlands-Indië (rond 300.000 Indische Nederlanders tussen 1945 en 1965). Hier had de onafhankelijkheidsbeweging geprofiteerd van de Japanse bezetting en wie er op enigerlei wijze (ook als inlander) in dienst was geweest van de koloniale overheid was (ook) na capitulatie van bezetter Japan zijn leven niet zeker (Bersiap). NL probeerde na onduidelijke afspraken in 1946 (Linggadjati) het tij nog te keren met de z.g. Politionele acties met wederom veel onschuldige slachtoffers, maar in 1949 stemde NL onder druk van VN en USA (dat dreigde de Marshallhulp te stoppen) toe in onafhankelijkheid van Indonesië. Onder de immigranten vielen Indonesische christenen van eilandengroep de Zuid-Molukken die in het Koninklijke Nederlands Indische le­ger (KNIL) hadden gediend. Men had beloofd dat hun verblijf in NL tijde­lijk zou zijn omdat met de Indonesiërs was overeengekomen dat hun eilanden een aparte status zouden krijgen binnen Indonesië en dit zou terug­keer mogelijk maken. De afspraken met Indonesië bleken opnieuw dusdanig vaag dat deze beloftes nooit zijn ingelost en dat heeft in NL m.n. in de 70er jaren tot de nodige problemen met de Molukkers geleid (Republiek). In 1962 is Nederlands Nieuw-Guinea na een militair conflict op aandrang van VN en USA overgedragen aan Indone­sië.

Naoorlogse ontwikkelingen en hun vervolg

Door een kabinet onder leiding van de socialist Willem Drees werd in 1946 de AOW (een gega­randeerd pensioen voor iedereen boven de 65) ingevoerd. Dit was een belangrijke stap in de ontwikkeling van de verzorgingsstaat tussen 1886 en 1988. Nadien werd deze weer geleidelijk afgebroken. Zo wordt bijv. de AOW leeftijd tussen 2013 en 2024 stapsgewijs verhoogd naar 67j. Dat valt nog te verdedigen omdat mensen gemiddeld steeds ouder worden. Bedenkelijker is bijv. dat steeds meer werk dat vroeger werd betaald is gedegradeerd tot onbetaald werk met slechts de rechten & waardering van een langdurig werkloze (van een goed betaalde toekomst verzekerde, hedendaagse Regenten riepen daartoe het concept “Participatiesamenleving” in het leven). In 1949 werd NL lid van de NAVO en in 1951 werd via de EGKS een eerste stap gezet naar Europese samenwerking. De EGKS ging in 1958 over in de EEG en na 1992 (officieel in 2007) in de EU (Geschiedenis). Winstpunten zijn bijv. dat er in een groot deel van Europa vrij grensverkeer is, dat daar sinds 1945 geen oorlog meer is geweest en dat men grensoverschrijdende issues samen oplost. Punten van debat vormen o.m. het verlies van eigen identiteit van landen & regio, hautaine bureaucratie en geldverspilling. Begin febr. 1953 beleefde zuidwest NL de Watersnood ramp met rond 1800 dodelijke slachtoffers en 100.000 daklozen. Deze vormde de aanzet tot een boost in de economie en tot de Deltawerken. Het resultaat daarvan is in 1994 door een club van ingenieurs uit de USA ondergebracht bij 7 eigentijdse wereldwonderen (American). In 1956 arriveerden veel Hongaarse vluchtelingen in NL na de mislukte opstand in hun geboorteland. In de 60er jaren bloeide de economie verder op. Rotterdam werd de grootste doorvoerhaven ter wereld (nu grootste haven van Europa en 4e op de wereldranglijst). Ook de vondst van een gigantische gasbel bij Slochteren droeg rond 1960 bij aan het optimisme. De regio zelf profiteert er nauwelijks van, maar t/m 2009 kreeg de landsoverheid ruim €211 miljard aan Aardgasbaten binnen. Het grootste part (25%) werd uitgegeven aan sociale zekerheid, gevold door veiligheid/ openbaar bestuur (20%) en infrastructuur (15%; De). Bij de massamedia won de televisie sterk aan invloed (Geschiedenis). Bijna ieder huishouden had eind 60er jaren wel een zwart-wit toestel in huis.

Van 1970 tot de millenniumwisseling

Door diverse immigratiegolven werd NL in deze periode steeds meer een multiculturele samenleving (meer hierover in immigratie & integratie hierna). Vanaf de 2e helft van de 60er jaren werkten antiautoritaire verzetsreacties van jongeren tegen kadaverdiscipline, kortzichtig materialisme en hypocrisie anderszins cultuur­verandering in de hand. Gezag en auto­riteit werden overal ter discussie gesteld (in het begin door Provo‘s, Kabouters en hippies) en er kwamen emancipatiebewegingen en democratiseringsgolven op gang. Ook kalfde de verzuiling af, werden er nieuwe politieke partijen opgericht en werden de soci­ale voorzieningen beter. De oliecrises van 1973 en 1979 gingen gepaard met recessie, vertrek van arbeidsintensieve industrie en hoge werkloosheid. Daarbij stortte in 1979 ook de woningmarkt in. In 1977 fuseerden de 3 grote christen democratische partijen tot het CDA. Geheel in de geest van de tijd werd rond 1975 prins gemaal Bernhard betrapt op een smeergeldaffaire (Lockheed) en ging op 30 april 1980 de inhuldiging van Beatrix tot koningin gepaard met onregelmatigheden (kroningsoproer). Tus­sen 1982 en 1994 nam door het economische beleid van 3 achtereenvolgende centrum­rechtse kabinetten onder premier Lubbers het begrotingstekort af en de werkgelegenheid trok weer wat aan. Na 1994 kwamen er voor het eerst sinds 1918 twee kabinetten waar de confessionelen geen onderdeel van uitmaakten. In deze z.g. paarse kabinetten on­der leiding van minister president Kok regeerde de socialistische PvdA met de rechtse en linkse liberalen van respectievelijk de VVD en D66. Dit leidde tot bestuurlijke en politieke vernieuwingen, de werkgelegenheid trok verder aan, de arbeidsmarkt werd flexibeler en de leefomgeving werd aangepakt via stadsvernieuwingsprojecten en overheidsbaantjes (toezichthouders, stadswachten etc.). Tegelijkertijd trad een zekere verzakelijking op. De sociale voorzieningen werden versoberd en hetpoldermodel werd afgezwakt. In 1995 speelde  door het zwakke mandaat van de VN het Nederlandse VN bataljon een dubieuze rol in het drama van Srebrenica waarbij rond 7500 Bosnische moslimmannen het leven lieten door toedoen van Bosnisch Servische troepen o.l.v. generaal Ratko Mladić. Dit wordt gezien als de ergste genocide in Europa sinds WO II. In 2011 is Mladić gearresteerd en overgedragen aan het Joegoslavië-tribunaal van het internationale hof in Den Haag.

Tussen 1960 en 1990 werd Annie M.G. Schmidt via haar liedjes, boekjes & karakters voor meerdere generaties een waar jeugdicoon. Ze is behalve in NL ook internationaal gelauwerd.

Immigratie & integratie vanaf 1960

Rond 1960 arriveerden in Nederland voor het eerst gastarbeiders uit landen rond de Middellandse Zee. Ze werden zo genoemd omdat ze tijdelijk waren ingehuurd om vuil, zwaar en slecht betaald werk op te knappen waar vanwege de krappe ar­beidsmarkt geen Nederlanders meer voor te vinden waren. Velen van hen werden in hun land van herkomst uitgeselecteerd door Nederlandse werkgevers op grond van een sterk gestel en (om onrust te voorko­men) weinig scholing. Omdat hun verblijf van tijdelijke aard zou zijn bleef het beleid er in de 60er en 70er jaren op gericht dat ze hun eigen identiteit konden behouden. Ze stuurden een zo groot mogelijk deel van hun verdiensten naar hun achterge­bleven familie. Veel werknemers wilden hen na hun contractperiode houden. Daarom werden tijdelijke in permanent verblijfsvergunningen omgezet en was bij voldoende huisvesting en werk gezinshereniging mogelijk. Tijdens de oliecrises, die doorwerkten tot in de 80er jaren, sloeg de werkloosheid m.n. toe onder gastarbeiders. Daarom werd de arbeidsimmigratie in 1973 beperkt. Wel kregen Turken en Marokkanen die er al waren een Nederlands paspoort en ze behielden recht op gezinshereniging. Veel gastarbeiders lieten hun gezin overkomen in de hoop dat hun kinderen hier onderwijs zouden volgen om een bijdrage te leveren aan meer welstand en terug­keer alsnog. Onderwijs in eigen taal & cultuur etc. bleven dan ook gehandhaafd, maar door cultuurverschil & taalachterstand bleken die per­spectieven vaak niet realiseerbaar.

In 1971 stelde sociologe Hilda Verwey-Jonker voor het begrip Allochtoon te gebruiken als eufemisme voor immigrant (ze kon toen nog niet bevroeden dat dit averechts zou werken). Later kwam het CBS op de proppen met westerse en niet-westerse en 1e en 2e generatie allochtonen (met het geboorteland van de moeder als criterium). Onder de niet westerse allochtonen vallen allochtonen met roots in Afrika, Latijns Amerika (incl. Suriname & de Antillen, ook al heten ze de Vries of Bergsma van hun achternaam) of Azië (incl. Turkije, excl. Indonesië c.q. Nederlands-Indië en Japan).

Met de Surinaamse onafhankelijkheid in 1975 wilde de regering een eind maken aan het staatsburgerschap van Surinamers (met tot 1980 een overgangsfase). Dit leidde tot een massale toevloed van m.n. Creoolse en Hindoestaanse Surinamers, tussen 1973 en 1980 zo’n 120.000 en t/m 2009 nog eens 180.000. Vanaf de jaren 80 begon langzaam het besef door te dringen dat de meeste immigranten er waren om te blijven. Er kwamen pogingen het gezinsmigratiebeleid aan te scherpen. Onderwijs in de eigen taal ging er uit, maar behoud van eigen cultuur werd nog wel gesteund. Ook viel op dat niet westerse allochtonen relatief vaak slecht opgeleid & werkloos of zelfs crimineel werden (het laatste mocht echter niet luidop worden gezegd). Daarom kreeg in het beleid het wegwerken van achterstanden nadruk. In deze periode werd de asielzoeker een nieuw fenomeen. Aanvankelijk werden ze nog als vluchteling gezien, was de opvang ad hoc en kregen ze direct toegang tot huisvesting, onderwijs, werk en sociale voorzieningen. Omdat er steeds meer kwamen uit steeds exotischer oorden kwamen er vanaf 1987 asielzoeker centra. Na 1985 ging het bergafwaarts op de Antillen (sluiting olieraffinaderij) met als gevolg een toevloed van Antillianen (die als rijksgenoten Nederlands staatsburger zijn). In 1972 waren ze nog met 11.000 (veelal hoog opgeleid), maar onder de vele tienduizenden nieuwkomers was het gedeelte laag opgeleiden en kansarmen groot en m.n. in deze groep raakten velen verzeild in de criminaliteit. Van nieuwkomers en hun kinderen werden in NL vaak zaken getolereerd die zeker in hun land van herkomst nooit getole­reerd zouden worden. Zo werd een buitenproportioneel deel van de criminaliteit op den duur gepleegd door immigrantengroepen en dit werd lang verdoezeld en ont­kend. Mede door de traditie van verzuiling was NL een multi-etnische sa­menle­ving geworden waarin nieuwe en autochtone Nederlanders hun contacten veelal beperkten tot de eigen kring (segregatie). Intussen werd de mythe hooggehouden dat het land een tole­rante multiculturele samenleving was. Debat en confrontatie werden vermeden en on­derhuids onge­noegen werd gladgestreken met oppervlakkige solidariteit en mora­lisme.

In de 90er jaren werd de toon rond immigratie & integratie wel harder. In 1994 werden maatregelen genomen tegen schijnhuwelijken en eisen rond gezinsvorming/ hereniging voor wie van buiten de EU kwam werden aangescherpt. Er ontstond nieuwe (en op den duur even subjectieve) Politieke correctheid in de vorm van “zeggen waar het op staat”, waarbij rechts nationalisme acceptabeler werd (Frits Bolkestein). Asielprocedures werden strenger en opvang & regelingen voor asielzoekers werden sterk versoberd (bijv. p/w ca €15 zakgeld in plaats van €150 bijstand). Er werd onderscheid gemaakt tussen politieke vluchtelingen (die mochten blijven na erkenning) en economische vluchtelingen die in principe terug moesten. In het beleid kwam voor allen meer nadruk te liggen op eigen verantwoordelijkheid en op integratie in en deelname aan de (autochtone) Nederlandse cultuur (burgerschap). Zo kwamen er bijv. gesubsidieerde taal en inburgeringcursussen. Deze trend verscherpte na 2000, mede door politieke ontwikkelingen (zie hierna), met als gevolg een zekere polarisering en toenemende ongelijkheid. Hierdoor wordt voor de “allochtoon” de polariteit slachtofferschap vs. improvisatie/ creativiteit belangrijker. Daarnaast worden steeds meer jongeren uit een islamitisch nest zich bewust van de hypocrisie binnen hun milieu van afkomst (yahya). Sommigen radicaliseren zo, anderen raken losgeslagen en het merendeel vindt wel een eigen middenweg.

Nederland vanaf de millenniumwisseling

In de eerste 5 jaar van de nieuwe eeuw geraakte het zo ordelijke en liberale NL, dat in niets leek op een bananenrepubliek, flink van slag door 2 politieke moorden. In 2001 kwam de flamboyante dandy en openlijke homoseksueel Pim Fortuyn als een frisse wind dan wel komeet op. Hij diende zich aan als spreekbuis van onvrede onder het volk en vormgever van de nieuwe politieke correctheid en scoorde met punten die de Paarse kabinetten in hun regenteske gezapigheid hadden laten liggen. Als vrijdenker (en als relnicht) was hij tegen religieus fundamentalisme en hij zag de islam voor NL en Europa als grootste bedreiging van het moment. Zo stelde hij zich teweer tegen politiek correct multiculturalisme en hij kwam op de proppen met het gevleugelde concept islamisering. Via lik op stuk beleid en debat wilde hij de heersende laksheid doorbreken. Eén en ander zou uiteindelijk moeten leiden tot een meer zuivere en daar­door betere verhouding tussen de diverse etnische groepen. Met de naderbij komende verkiezingen in het vizier richtte hij in febr. 2002 de LPF (Lijst Pim Fortuyn) op. In de peilingen leek deze af te stevenen op een klinkende overwinning. Dit scenario werd ruw verstoord door de mentaal strak in het pak zittende dierenrechten activist Folkert van der Graaf die op 6 mei 2002 Fortuyn neerschoot omdat die zich tevens voor­stander had betoond van bio-industrie en pelsdierfokkerijen. Daarmee was de 1e politieke moord in Nederland sinds die op de gebroeders de Witt in 1672 een feit. Bij de verkiezingen kort daarop won de LPF 27 van de 150 tweede Kamerzetels ten koste van de VVD en de PvdA, een politieke aardverschuiving van ongekende omvang in NL. Omdat de christen democraten (CDA) zich hadden weten te handhaven kon er een kabinet gevormd worden van CDA, VVD en LPF. Door geruzie binnen de LPF viel dit 1e kabinet Balkenende reeds binnen 3 maanden. Het kabinet Balkenende 2 van CDA, VVD en D66 bracht daarna de nieuwe flinkheid tot uitdrukking in een beleid van bezuiniging (gebracht als bevordering van zelfredzaamheid & eigen verantwoordelijkheid), immigratiebeperking en een tamelijk rücksichtsloze aanpassing van immigranten aan Nederlandse normen en waarden.

Onder dit kabinet werd NL in nov. 2004 wederom opschrikt door een politieke moord. Ditmaal werd tekstschrijver en filmer Theo van Gogh, die zich bij herhaling provocerend had op­gesteld tegenover religi­eus fundamentalisme, neergeschoten en afgeslacht door de Islamitische radi­caal Mohammed Bouyeri die onderdeel was van een netwerk. De moord zette aanvankelijk de verhoudin­gen op scherp. Dit mondde uit in bewaking van politici, hectische arrestaties van het netwerk van Bouyeri en een serie aanslagen op mos­keeën, Islamitische scholen en (enkele) kerken. Dergelijke fenomenen werden voordien allerwegen als een ver van mijn bed show beschouwd (zelfs ministers plachten in Ne­derland zonder bewaking op de fiets naar hun werk te gaan). Ook werd het debat over de spanning tussen godsdienstvrijheid, discriminatie en vrijheid van expressie aangezwen­geld. Kort na de moord & aanslagen bleek via een tv programma Willem van Oranje maar nipt voor Fortuyn verkozen te zijn tot de grootste Nederlander aller tijden.

Bouyeri stortte zich op de fundamentalistische islam nadat hij bij de overheid geen poot aan de grond kreeg toen hij Marokkaanse hangjon­geren die rellen hadden veroorzaakt aan een opvangcentrum wilde helpen. Dit toont aan hoe (m.n. bij groepen die überhaupt al te kampen hebben met vooroordelen en miskenning) het koesteren van teleurstelling over maatschappelijke uitsluiting criminalisering en radicalisering in de hand kan werken.

Eén en ander voedde onderling wantrouwen. In 2005 werd in NL voor het eerst sinds de 2e wereldoorlog een identificatieplicht ingevoerd. Ook bleef in het rechtlijnige beleid van minister van vreemdelingenzaken Rita Verdonk vanuit haar ”gesundes Volksempfinden” de letter boven de geest van de wet gaan. Het gevolg was dat juist een aantal brave immigranten (vaak met een gezinnetje) die erg hun best deden om een legale status te krijgen en niets liever wilden dan werken voor de kost, om allerlei futiele redenen het land werden uitgezet. In de voorzomer van 2006 beet haar sys­teem zichzelf echter in de staart. Somalisch immigrante en Kamerlid Ayaan Hirsi Ali/ Magan, die zich een even fel als onhandig voorvechtster had betoond van emancipatie van de Islamitische vrouw en daarmee het ideaalbeeld van Verdonk benaderde, was als het aan de minister had gelegen haar Nederlandse paspoort kwijtgeraakt omdat ze bij haar toelating gejokt bleek te hebben over haar achternaam. Daarmee voldeed Verdonk aan het gelijke monni­ken gelijke kappen principe, maar de reputatie van NL als tolerant voortrekkersland was definitief lek geschoten. In een poging de kwestie op te lossen werd het Hollandse poldermodel maar weer eens van stal gehaald. Vanwege de verontwaardiging die de aanpak van Verdonk allerwegen in het buitenland opriep, had men gezocht en gevonden dat volgens Somalisch gewoonterecht verschillende achternamen mogen worden gebruikt zodat Ayaan zonder dat ze het besefte toch niet gejokt zou hebben. Verdonk stelde daarop aan Ayaan voor dat ze haar paspoort mocht houden wanneer ze de schuld op zich zou nemen. Dat in NL Nederlandse regels gelden stond zo opeens minder hoog in het vaandel van roergangster Verdonk. Ayaan was het niet eens met de verklaring die ze moest tekenen, maar ze tekende toch omdat ze anders grote problemen zou krijgen met de aanvaarding van haar nieuwe baan in de USA. De lijmpoging strandde op het feit dat de kleinste regeringspartij D66 het vertrouwen in Verdonk opzei waardoor het kabinet viel. Het werd vervangen door een tijdelijke minderheidsregering (Balkenende III). Opnieuw door toedoen van Verdonk (en wederom vanwege een asielzoekers akkevietje) zat dit kabinet ondanks de toch al voorlopige status met pijn en moeite het korte ritje uit.

Bij de vervroegde verkiezingen van november 2006 wonnen de partijen ter linker en rechterzijde van het politieke spectrum ten koste van het centrum. De uitkomst werd in febr. 2007 het centrumlinkse Kabinet Balkenende IV van socialisten, christendemocraten (beide verliezers in de verkiezingen) en ChristenUnie (een partij die ethisch rechts maar sociaal links van het midden staat). Dat stelde o.m. een generaal pardon in voor zo’n 30.000 vreemdelingen die bij het vorige kabinet tussen wal en schip vielen. Vanaf najaar 2008 kwam dit kabinet onder extra druk te staan door de kredietcrisis. Het viel in febr. 2010 over verlenging van een VN missie in Afghanistan en dit betekende tevens een politiek exit van Balkenende. Bij de verkiezingen hierna brak de PVV door met ex VVD Kamerlid Geert Wilders als enig lid. Hij is in 2005 voor zichzelf begonnen. Met een bot provocerende populistische en rechts nationalistische opstelling sprong hij met veel succes in het gat dat de in 2006 opgeheven LPF had achter gelaten. Zo profileert hij zich  “tègen de islamitische ideologie met haar Grachtengordel elite van linkse regenten en stokpaardjes van deze kongsi als multiculturele samenleving, EU & ontwikkelingshulp en vòòr de joods christelijk humanistische traditie van NL en de verzorgingsstaat” (HvdV).

Onze Geert is bijv. voor homo’s en joodse kolonisten in Palestijnse gebieden (revisionistisch zionisme; hij woonde en werkte o.m. in mosjavs) en tegen racisme, maar volgens hem is de Nederlandse verzorgingsstaat niet bedoeld voor minvermogende buitenlanders en moet je uitkijken met bijv. oost Europeanen (Polenmeldpunt, Hongaren deugen weer wel, want de eega van Geert is Hongaarse). Hij verrijkte de Nederlandse taal met termen als kopvoddentaks, tuigdorpen en bedrijfspoedels en “Henk& Ingrid” stemmen op hem.

Bij de verkiezingen van 2010 kwam de VVD met 6% winst en 20,5% van de stemmen nipt bovenaan, de PVV verdriedubbelde bijna (van 5,9 naar 15,4%) en het CDA werd gehalveerd (van 26,5 naar 13,6%). De uitkomst was het kabinet Rutte I, een minderheidskabinet van VVD en CDA met gedoogsteun van de PVV en daarmee het meest rechtse kabinet dat NL ooit had gekend. Het kabinet viel in april 2012 nadat Wilders na een bezuinigingsoverleg zijn gedoogsteun opzei. De daarop volgende verkiezingen in sept. 2012 resulteerden in een 2strijd tussen VVD (van 20,5 naar 26,6%, opnieuw +6%) en PvdA (24,8%, +5%) met als verliezers de PVV (10%; -5,5%) en (wederom) het CDA (8,5%; -5%). De uitkomst was het meerderheidskabinet Rutte II van VVD en PvdA (samen 79 zetels) dat op 5 nov. 2012 is beëdigd. Omdat het kabinet uit 2 politieke tegenpolen is samengesteld en geen meerderheid heeft in de senaat van NL (de eerste kamer) kent het een nogal zwabberend beleid (men moet steeds steun zoeken bij de oppositie). Een belangrijke gebeurtenis in 2013 is de troonsafstand van koningin Beatrix ten faveure van zoon Willem-Alexander (de eerste koning sinds 1879).