Geschiedenis

Prehistorie

Portugal is één van de oudste staten van Europa. Sinds 1139 is het land al onafhankelijk en de huidige grenzen dateren van 1297. Het is het enige land in Europa waar bewijzen zijn aangetroffen van directe contacten tussen de laatste Ne­anderthalers en vroege denkende mensen. In 1999 vonden Portugese archeologen onder leiding van João Zilhão in een grot in de Lapedo vallei een 25.000 jaar oud skelet van een 4 jarige jongetje dat van beide mensensoorten kenmerken vertoonde. Later werd het gebied bewoond door de Iberiërs die oorspronkelijk uit Noord-Afrika kwamen en in de buurt van Lissabon menhirs nalieten. Ook de Phoeniciërs zijn in Portu­gal geweest. Ze stichtten rond 1200 v Chr. de handelspost Alis Ubbo (veilige haven) op de plaats waar nu Lissabon ligt en bevoeren van daaruit de Scilly eilanden in het Kanaal om tin te halen. Ook leverde de plaatselijke bevolking hen zout, gezouten vis, metalen en paarden.

Rond 1000 v Chr. kwamen de eerste Kelten in Portugal. Van hen is ondermeer bekend dat ze gebruik maakten van de aanwezige voorraden zilver, goud, tin en koper. Veel van hun schatten zijn teruggevonden in dolmens (grafkamers vergelijkbaar met hunebedden). Vanaf de 6e eeuw voor Chr. kregen ze gezelschap van de Lusitaniërs (volgens sommigen ook Kelten) waar de lokale paarden naar werden vernoemd. De Keltische stammen vermengden zich met de nog steeds aanwezige Iberiërs. De Grieken die vervolgens arriveerden noemden het huidige Portugal Olisippo omdat ze dachten dat het om het land ging waar Ulyssus heen was gevlucht. In 238 v Chr. kwamen de Carthagers die zich aan de Algarvekust vestig­den. Dit trok Romeinen aan omdat die hen in oor­log waren en in 219 voor Chr. veroverden ze het gebied op de Carthagers. De Romeinen ondervonden veel weerstand van de Lusitaniërs die aan de kant van de Carthagers had­den gevochten. Ze gaven zich over nadat ze hun leider Viriatus hadden gedood. Toen Portugal een Romeinse provincie werd vernoemden ze het gebied naar hen en veel Portugezen van nu beschouwen zich als hun nazaten. Bij de Romeinen was Lusitanië vooral beroemd vanwege zijn vissaus (garum) en paarden. De Romeinen stichtten ondermeer Bracara Augusta (het huidige Braga), brachten het christen­dom en lieten wegen en bruggen na.

Middeleeuwen

Na de Romeinse tijd volgden invasies van respectievelijk Westgoten uit Midden Eu­ropa (500 na Chr.) en Arabische moslims of Moren uit Noord Afrika (800 na Chr.). De heidense Westgoten stonden open voor de overlevingsstrate­gieën, cultuur en godsdienst van de reeds aanwezige christelijke bewoners en ook de Islamitische Moren waren tamelijk tolerant ten opzichte van andersdenkenden. De Moren noemden de huidige hoofdstad Al Ushbana dat later is verbasterd tot Lisboa (Portugees voor Lissabon). De oudste wijk van de hoofdstad (Alfama), die de beide grote aardbevin­gen die de stad troffen redelijk heeft doorstaan, ontleent zijn naam eveneens aan de Mo­ren. Ook zijn Moorse in­vloeden terug te vinden in bouwstijlen en in de taal, bijv  in de naam Algarve die in het Moors “het westen” betekent. In de 11e eeuw veroverden de roomse Spanjaarden (die duidelijk min­der ruimdenkend waren dan Westgoten en Moren) hun land terug op de Arabieren en ze verjoegen hen ook uit het noorden van Portugal. In deze tijd werd het land geregeerd vanuit het kasteel van Guimarães. In 1128 won de Bourgondische vorst Alfonso Henrique de slag van São Mamede en daarna riep hij de onafhankelijk van Spanje uit. Dit werd door de koning van Leon en Castillië en de paus erkend omdat de Portugezen hen hielpen met de strijd tegen de Mo­ren. In 1249 slaagden de christenen er met behulp van militaire kloosterordes zoals de tempeliers in om de laatste Moren te verdrijven. Een aantal moskeeën werden omge­bouwd tot kerken Opnieuw dreigde Portugal over te gaan naar Castillië, maar dit werd voorkomen doordat de Portugezen de Castillianen in 1385 versloegen in de slag van Al­jubbarota. Deze overwinning hielp het vorstengeslacht Avis in het zadel.

Ontdekkingsreizen

De Portu­gezen waren toen al een zeevarend volk en de zoon van hun 1e koning, Hendrik de Zee­vaarder (1390-1460), legde de basis voor Portugal als maritieme mogendheid. In 1418 ontdekten hij Madeira en in 1427 de Azoren. In 1488 rondde Bartlomeus Diaz voor het eerst Kaap de Goede Hoop, in 1498 vond Vasco di Gama een vaar­route naar India en Pedro Alvares Cabral landde in 1500 in Brazilië. Ferdinand Magelhaan of Magellaan (Fernão de Magalhães op zijn Portugees) maakte tussen 1519 en 1521 in Spaanse dienst met het schip de Não Victoria de eerste reis om de wereld. In de loop 16e eeuw be­heersten de Portu­gezen de zeehandel en dit werd voor hen de gouden eeuw. Ze koloniseerden in Zuid Amerika Brazilië en in Afrika de landen Guinee, Angola en Mozambi­que. In India en China stichtten ze respec­tievelijk de handelsposten Goa en Macau. Vooral onder het ko­ningschap van Manuel I (1495-1521) beleefde Portugal een onge­kende bloeiperiode. Hij gebruikte de opbrengsten van de handel voor bouwwerken in de naar hem genoemde Manueline stijl en om wetenschappers en kunstenaars naar zijn hof te trekken. Van hem stamt de Belemtoren bij de haveningang van Lissabon die vroeger mede dienst deed als verdedigingswerk en ook nu nog een thuisbaken is voor zeelieden.

17e en 18e eeuw

Door erfopvolging en doordat het land enigszins in de ver­sukkeling raakte, konden tussen 1580 en 1640 de Spanjaarden de baas worden. Dit pakte onvoordelig uit omdat de vijanden van Spanje Portugal ook als vijand zagen. Vooral de Hollanders pikten her en der overzeese neder­zettingen in. Nadat op 1 december 1640 via een opstand met succes een einde had gemaakt aan de Spaanse heerschap­pij, werd Jan (Joao) IV de eerste koning van het geslacht Bragança. Dit geslacht bleef tot 1910 de vorsten leveren. Vanaf zijn aantreden wonnen de Portuge­zen een aan aantal grensconflicten met de Spanjaarden. Via een huwelijk van een dochter uit dit ko­ningshuis met de Engelse koning Karel II in 1662 schiep men een grote broer als be­scherming te­gen machtiger concurrenten. In de 18e eeuw besteedde de ba­rokvorst Joao V (1706-1750) een deel van goud dat uit Brazilië binnenkwam aan stimule­ring van industrie, kunst en wetenschap, maar een veel groter deel aan pompeuze bouwwerken en het omkopen van geestelijken van het Vaticaan om als koning erkend te worden. Hierdoor profiteerden er uiteindelijk maar weinigen van. De aard­beving en vloedgolf van 1755, die 85% van Lissabon verwoestte en voor eenderde deel van haar inwoners de dood betekende, maakte de zaken er niet beter op. In 1750 liet José (Jozef) I, de opvolger van Joao V, het regeren over aan zijn 1e minister de markies van Pombal (voluit: Sebastião José de Carvalho e Melo, marquis de Pombal). Deze ex-diplomaat pro­beerde het land uit het feodale slop te halen door onderwijsstimulering, bestrijding van adel en Jezuïeten, belastinghervorming, regelgeving, gelijke berechtiging van alle lagen van de samenleving en bevordering van werkgelegenheid voor de ar­men. De nieuwe vorstin Maria I maakte echter een abrupt einde aan zijn moderniserings­pogin­gen door hem bij haar aantreden in 1779 onmiddellijk te ontslaan. Alleen al het noemen van zijn naam bracht haar tot hysterische woede-uitbarstingen. Ze leed aan het border­line-syn­droom en in 1799 moesten haar taken worden waargenomen door een re­gent.

19e en 20e eeuw tot Salazar

In 1801 eiste Spanje als bondgenoot van Napoleon van Portugal dat het de havens zou sluiten voor Engelse schepen. Toen Portugal dit weigerde zag het er na een Spaanse invasie (de sinaasappeloorlog) somber uit voor het land en men gaf tijdelijk toe aan de Spaans Franse druk. Na een regeringswisseling keerden de Spanjaarden zich echter tegen de Napoleontische bezetting en de slag bij Trafalger in 1805 had tot gevolg dat Por­tugal de betrekkingen met Londen herstelde. Tussen 1807 en 1814 werd Portugal 3 keer overlopen door de Fransen, maar die werden er even zovele keren met hulp van de En­gelsen en Spanjaarden weer uit­gewerkt. In 1822 werd Brazilië onafhankelijk. Hierdoor boette Portugal aan rijkdom en sta­tus in. De periode van 1814 tot 1856 stond in het teken van de strijd tussen liberalen en conservatieven. Tussen 1828 en 1834 mondde dit zelfs uit in een burgeroorlog. Uiteindelijk kregen liberalen veel invloed hadden in de steden en de door hen gesteunde Pedro, die eerder keizer van Brazilië was, werd nu koning van Portugal onder de naam Pedro IV. Op het platteland bleef met steun van adel en geeste­lijkheid de invloed van de conservatieven echter sterk. In de 19e eeuw werd het land een constitutionele monarchie met een tamelijk libe­rale grondwet, maar in de praktijk haalde dat weinig uit doordat de adel veel macht hield en het volk dom werd gehouden. Een roe­rige instabiele periode was het gevolg met zwakke koningen, volksopstanden, een toe­nemende macht van de republikeinen en de opkomst van het socialisme.

In 1908 culmi­neerde de situatie in het vermoorden van koning Karel I en de kroonprins door een re­pu­blikein. In 1910 werd de heersende monarchie omvergehaald en het land werd een re­pu­bliek. Tijdens de 1e wereldoorlog werd het door de Britten meege­zogen in de strijd en veel Portugezen lieten in Frankrijk en in Mozambique het leven. De politieke en maat­schappelijke instabiliteit bleef ook nadien voortduren. Tussen 1910 en 1926 (de periode van de 1e republiek) waren er 45 regeringen, verschillende regeringsleiders werden vermoord en het overgrote deel van de bevolking bleef straatarm en onontwikkeld. In 1926 werd via een rechtse coupe de nieuwe staat in het leven geroepen. Minister van fi­nanciën Antonio de Oliveira Salazar stelde hierin orde op za­ken door met steun van adel, rijke families en kerk een dusdanige koude sane­ring door te voeren dat het staatstekort omgezet werd in een overschot.

De periode Salazar

Nadat Salazar in 1932 premier werd verbood hij politieke partijen en vakbonden en hij stelde politiek censuur in. De hand en spandiensten die tijdens de Spaanse burgeroorlog aan Franco waren ver­leend mondden in 1939 uit in het Iberisch pact. Dit droeg er toe bij dat het land tijdens de 2e wereldoorlog buiten schot bleef. In 1949 werd Portugal ondanks het regime NATO lid. Het regime van Salazar drong onder het motto deus, patria e familia (god, vaderland en familie) de bevolking nationalistische en roomse waarden op. De adellijke en rijke elite en de geestelijkheid werden beschermd en communisten, socialisten, democraten en republikeinen werden fel ver­volgd. Alle onderwijs stond onder streng staatstoezicht. Vervolgonderwijs werd voorbehouden aan de rijken. Vrije expressie in woord, gebaar en beeld was sterk aan banden gelegd en er golden verregaande reisbeperkingen. Voor een sigarettenaansteker was een staatsvergunning nodig en coca cola was verboden. De PIDE, de politieke politie, zag er op toe dat de regels werden ge­handhaafd. De onderdrukking en bureaucratie leidden tot afstomping, apathie en culturele verar­ming en Portugal bleef verstoken van de welvaartsgroei in de rest van Europa. Tussen 1945 en 1968 emigreerde meer dan een kwart van de bevolking (ruim 2,5 miljoen Portugezen). In 1961 lijfde India de Portu­gese enclaves op haar grondgebied in en tussen toen en 1964 kwamen in Angola, Mozambique en Guinee bevrijdingsbewegingen op. Hierdoor en door studentenrevoltes begon in de 60er jaren van de 20e eeuw  de macht van Salazar af te brokkelen. In 1968 moest hij vanwege een hersenbloeding worden opgevolgd door Ca­etano die zich probeerde te handha­ven met geleidelijke hervormingen.

De Anjerrevolutie en daarna

Er kwamen opstanden in de Afrikaanse kolonies en in 1974 werd Caetano onttroond door een groep van legerofficieren (de Anjerrevolutie die zonder bloedvergieten verliep). In de twee daarop volgende jaren kregen de Afrikaanse koloniën onafhankelijkheid en Portugal kreeg in 1976 een nieuwe grondwet. Nadien is de socialist Mario Soares diverse keren premier geweest. In 1986 werd het land lid van de EU en sindsdien heeft men geprobeerd om via privatisering en liberalisering de levensstandaard tot Europees niveau op te krikken. Mede dank zij Europese subsidies lag tussen 1990 en 2000 de economische groei ieder jaar boven het EU gemiddelde en men maakte vorderingen met de ontwikkeling van gezondheidszorg, werk en sociale zekerheid. Daarna liep de groei door de eco­nomische wereldrecessie, het slechte onderwijssysteem en concurrentie uit lage lonen­landen in Centraal-Europa en Azië echter terug. In 2002 wonnen de centrumrechtse sociaal democraten (PSD) de verkiezingen van de socialisti­sche PS. Jose Manuel Durão Baroso werd 1e minister van een centrum­rechts kabinet. Omdat hij in 2004 tot voorzitter was gekozen van de Euro­pese Com­missie, werd San­tana Lopes zijn opvolger. Eind 2004 zei de president zijn ver­trouwen in deze lichtgewicht op waardoor de regering viel. De vervroegde verkiezingen van februari 2005 werden met ruime meerderheid gewonnen door de socialist José Socrates Carvalho Pinto de Sousa (kortweg Socrates).

Eind maart 2007 werd voormalig dictator Antonio Salazar door tv kijkers uit 10 persoonlijkheden met 41% van de stemmen gekozen tot grootste Portugees aller tijden. De communistische leider Alvaro Cunhal, die Salazar bestreed en in 2005 overleed, werd 2e met 19%. Volgens sommige Portugese bronnen is de uitslag een gevolg van de combinatie van geromantiseerde herinneringen en onwetendheid.ten gevolge van ongeschooldheid.