Geschiedenis

Piltdown man

De meest geruchtmakende archeologische vervalsing ooit is naar verluidt de Piltdown man. De Engelse amateur-archeoloog Charles Dawson vond in 1913 en 1915 twee schedels in een steen­groeve in de gelijknamige plaats in Sussex. Eén daarvan werd door Engelse toparcheologen wel­dra geduid als de ontbrekende schakel tussen aap en mens en de ou­derdom werd gedateerd op 500.000 jaar. Kritische vragen over deze vondst werden 40 jaar lang op uiterst hautaine wijze ge­pareerd; totdat in 1953 de vervalsing uiteindelijk nader kon worden onderzocht en ontmaskerd. De schedels bleken onder meer samengesteld uit sche­deldelen van orang-oetangs en chimpansees en er was zelfs een kies van een olifant in verwerkt. Over de Piltdownschedels zijn 500 doctoraal­scripties geschreven. De halsstarrig­heid van de Engelsen in dezen is terug te voeren op het feit dat het niet in hun wereldbeeld paste dat de menselijke soort uit een in hun ogen onderontwikkeld continent als Afrika af­komstig was. Naar hun idee moest de mens zich als kroon op de evolutie wel hebben ontwikkeld in een in hun ogen geciviliseerd land als Engeland.

De echte prehistorie

Het huidige VK is niet altijd een eiland geweest en het klimaat wisselde in de afgelopen miljoen jaar tussen subtropisch en polair. Er zijn schrapers en vuistbijlen gevonden van meer dan een half miljoen jaar oud. Ook zijn ruim 400.000 jaar oude botresten aange­troffen van de mensensoort Homo Heidelbergensis. Sporen van menselijke aanwezigheid van tussen 200.000 en 60.000 jaar oud ontbreken echter. In het zuiden van het tegen­woordige Engeland hebben nadien Neanderthalers geleefd. Vanaf 30.000 voor Chr. deed de denkende mens incidenteel zijn intrede in het uiterste zuiden van het gebied (de rest lag nog onder het ijs). Tot de vroegste botten uit deze periode behoren die van de “red lady of Paviland”, die in werkelijkheid een man was. Kort na de laatste ijstijd (vanaf 11.000 v Chr.) werd de bewoning permanent. Groot-Brittannië was toen door de lage zeespiegel nog onderdeel van het Europese vasteland. Reeds rond 7000 v Chr. koloni­seerden de Picten Schotland vanuit het Iberisch schiereiland. Zij behoorden tot de laatste volken die de verdwijnende landbrug overtrokken. Omstreeks 5000 v Chr. doken de eer­ste boeren op. Het bos in het VK werd geleidelijk gekapt en er ontstonden handelsroutes als de Icknieldway waarlangs bijv stenen bijlen werden vervoerd. De eerste bronzen voor­werpen komen uit de periode rond 2500 v Chr. Uit deze periode zijn onder meer graven en grafheuvels bewaard gebleven. Tussen 4000 en 1500 v Chr. lieten de makers van stenencirkels als die van Stonehenge en Avebury de meeste sporen na. De oudste ste­nencirkel staat in het Schotse Callanish. Via deze cirkels werden hoofdmomenten van het seizoensritme gemarkeerd aan de hand van de stand van de zon en van andere hemelli­chamen en ze waren een belangrijk onderdeel van de natuurreligie. Na 1000 v Chr. trok­ken vanuit Noord Europa geleidelijk de Kelten het eilandenrijk binnen. Zij bouwden de eerste forten op heuveltoppen en gingen tot in de Romeinse tijd door met het maken van z.g.n. “hillfigures”, enorme, in heuvels gegraveerde afbeeldingen van bijv. reuzen en paarden die te vinden zijn in zuidwest Engeland en Schotland.

Van Romeinen tot Scoten

Rond het begin van onze jaartelling werden de Britse eilanden nog steeds bewoond door de oorspronkelijke stammen als de Picten in Schotland en de Keltische Britten in Enge­land. Kenmerkend voor het verloop van de gebeurtenissen nadien is dat de Schotse stammen, in tegenstelling tot die in Engeland, de meeste invasies door vreemdelingen lang buiten de deur hielden. Tussen 55 en 43 voor Chr. arriveerden de Romeinen in En­geland. Ze creëerden een infrastructuur en bouwden steden (waaronder Londen) en landhuizen. Omdat ze er niet in slaagden om de stammen uit Schotland aan zich te on­derwerpen, hielden ze het daar na vrij korte tijd voor gezien en ze bouwden de muur van Hadrianus om Picten en Kelten buiten het rijk te houden. Toen het Romeinse leger zich in 409 terugtrok volgden in Engeland invasies van Germaanse stammen als An­gelen en Jutten uit Denemarken en Saksen en Friezen uit het Duits-Nederlandse waddengebied elkaar op. Nu en dan wisten de plaatselijke bewoners hun komst een tijdje op te houden door een slag te winnen en uit deze situatie stammen de legendes rond de mythische koning Arthur. Engeland ontleent zijn naam aan de Angelen. De nieuwkomers vestigden een aantal onaf­hankelijke koninkrijkjes. Intussen werden in Schotland de Kelten geker­stend door missionarissen uit Europa die hun werk voortzetten in Engeland. In de 6e eeuw trokken de Scoten het later naar hen vernoemde Schotland binnen vanuit Ierland en ze introduceerden er hun variant op het Keltisch (het gaelic).

Vikingen en Normandiërs

De Vikingen (vooral Denen, maar ook Noren en Zweden) gingen in de 9e eeuw op rooftocht in Groot Brittan­nië. Ten opzichte van de oorspronkelijke bewoners waren Angelsaksen en Vikingen vrij­gevochten en dominant. In Engeland pasten de nazaten van de meer in hiërarchieën met strakke regels levende Kelten en Romeinen zich dan ook aan hen aan in plaats van an­dersom (in Schotland  en Wales hielden Picten en Kelten een flinke vinger in de pap). In het Engels en ook in Schotse talen en dialecten zitten nog veel invloeden uit het toenma­lige Deens en Scandinavisch. Genetisch zijn Denen, Engelsen en Friezen vrijwel niet van elkaar te onderscheiden en ze lijken in die zin meer op elkaar dan op bijv Kelten of Pic­ten. In 1066 verloren verenigde Engelse stammen de slag bij Hastings van Willem de Veroveraar uit Nor­mandië. Bij de Normandiërs begon de monarchie die tot op de huidige dag over Engeland regeert. In 1215 tekende John, de kleinzoon van  Willem de Verove­raar, de Magna Carta die aan de basis staat van het Engelse wetsysteem. In 1277 ver­sloeg het leger van Edward I (1239-1307, koning vanaf 1272) dat van koning Llewelyn ap Gruffyd (Llewelyn de laatste) van Wales. Kort nadien waren er na vruchteloos verzet voor Wales geen erfopvolgers meer beschikbaar en in 1301 stelde Edward I zijn eigen zoon aan als prins van Wales. Sindsdien draagt de Engelse troonopvolger deze titel.

Van William Wallace tot War of the roses

In 1287 versloegen de Schotten onder leiding van William Wallace een Engelse overmacht bij Stirling bridge. In het jaar daarop namen de Engelsen wraak door de Schotten te ver­slaan bij Falkirk, Wallace gevangen te nemen en de Schotse stone of scoon mee te ne­men naar de Westminster abdij. Sinds 1308 zijn alle Engelse koningen op deze steen ge­kroond. Pas in 1996 werd de steen terug gegeven aan de Schotten op voorwaarde dat hij niet bij kroningen zou worden gebruikt. In 1305 liet Edward I Wallace executeren. In 1307 sneuvelde hijzelf tijdens een volgende veldtocht tegen de Schotten. In 1995 werd het le­ven van Wallace verfilmd in Braveheart. Tussen 1337 en 1453 kon de builenpest (die een­derde van de Engelse bevolking het leven kostte) niet verhinderen dat de Engelsen oor­log voerden met de Schotten en met de Fransen om Normandië en Bretagne (de 100 ja­rige oorlog). Tussen 1455 en 1485 kon mede door een aanval van geestesziekte van ko­ning Hendrik VI een vete ontstaan tussen 2 rivaliserende families om de Engelse troon (House of Lancaster en house of York). In deze “War of the Roses” trok de Tudor Hendrik VII aan het langste eind door een synthese via een huwelijk met de tegenpar­tij.

16e eeuw

De Tudorkoning Hendrik VIII, regeerde van 1509 tot 1547. Hij was tevens de 1e Engelse koloniale heerser over Ierland. Nadat hij van de paus geen toestemming kreeg voor om van zijn onvruchtbare echtgenote te scheiden stichtte hij de Anglicaanse kerk en hij be­noemde zichzelf tot kerkhoofd. Nadien hertrouwde hij nog 5 keer. Tijdens de regering van Elisabeth I (dochter van Hendrik VIII, 1533-1603, regerend vanaf 1558) kreeg Engeland de eerste koloniën en handel, kunst en cultuur bloeiden op (de Engelse renaissance waar bijv Shakespeare een product van is), niet in de laatste plaats door de slavenhandel waar Elisabeth toestemming voor gaf. Daarnaast droeg ze bij aan een stabilisering van de in­terreligieuze verhoudingen Gedurende haar bewind versloeg admiraal Francis Drake in 1588 de Spaanse armada. In 1542 werd Mary Stuart, een nicht van Elisabeth, koningin van Schotland. Ze trouwde met de erfopvolger van de Franse troon en leefde in Frankrijk. Tij­dens haar afwezigheid maakten de Schotten het protestantisme staatsgodsdienst. Toen ze na de dood van haar Franse man terugkeerde naar Schotland werd ze vanwege haar roomse geloof afgezet en opgevolgd door haar zoon Jacobus I. Ze ging daarop naar En­geland. Aanvankelijk werd ze daar door koningin Elisabeth I gastvrij onthaald, maar omdat de Roomsen haar zagen als rechthebbende op de Engelse troon werd ze later ge­vangen gezet en in 1587 geëxecuteerd.

17 e en 18e eeuw

Toen Elisabeth in 1603 overleed, werd Jacobus I koning van Schotland en Engeland. In 1605 werd de buskruid samenzwering (gunpowder plot) onder leiding van Guy Fawkes om hem te doden verij­deld. In deze periode koloni­seerden En­gelse en Schotse protestanten de Ierse provincie Ulster, het latere Noord-Ier­land nadat roomse graven daar weg waren gevlucht. Ze ver­spreidden zich geleidelijk aan over heel Ierland en behandelden de roomse Ieren als een onder­klasse. Karel I, de op­volger van Jacobus, beperkte de macht van het Engelse par­lement hetgeen een burger­oorlog tot gevolg had. Karel werd in 1649 verslagen en geëxecuteerd door de republi­keinse opstandelingen. Hun leider Oliver Cromwell re­geerde daarna 11 jaar over Enge­land, Schotland en Ierland. Na Cromwell’s dood werd de monarchie weer in ere hersteld met de komst van Karel II (koning van 1660-1695). Tij­dens zijn regeerperiode maakte Londen 2 rampzalige jaren mee. In 1665 brak de pest uit en een jaar later werd de stad grotendeels verwoest door een grote brand. Karel II kon een stuk beter overweg met het parlement dan zijn vader en voorganger en tijdens zijn regering ontwikkelden zich de Whigs (de latere socialisten) en de Tories (de latere conservatieven), de beide partijen die het Engelse politieke stelsel tot nu toe heb­ben gedomineerd. Hij was een kunstmece­nas, kreeg louter buitenechtelijke kinderen (waarvan hij er 14 erkende) en liet zich in 1685 op zijn sterfbed rooms dopen. Hij werd opgevolgd door de roomse Jacobus II die al koning van Schotland was. Diens rampzalige beleid resulteerde er in dat tussen 1689 en 1702 de protestante prins Willem III uit Ne­derland, die getrouwd was met de Engelse kroonpretendent prinses Mary, het bewind over Groot-Brittannië en Ier­land kon overne­men. In 1690 verhinderde deze een comeback van Jacobus II door diens le­ger te verslaan in de slag bij de Boyne in Noord-Ierland. In 1707 sloten Engeland en Schotland een eenheidsverdrag en in 1745 probeerde Charles Edward Stuart (Bonnie Prince Charlie), de Schotse troon te claimen voor zijn vader die een nakomeling was van koning Jacobus I. In 1746 werd hij echter verslagen door de Engelsen in de slag van Calloden. Uit vrees voor meer opstan­den de­porteerden en executeerden de Engelsen nadien veel Hooglanders en ze onder­drukten Schotse cultuuruitingen. In 1783 werden na de Amerikaanse vrijheidsoorlog de VS onaf­hankelijk van het Britse rijk en in 1801 werd Ierland bij Engeland ingelijfd. Sindsdien be­staat de Union Jack.

De overwinning van Willem III op Jacobus II wordt in Noord-Ierland door fanatieke nazaten van de protes­tante minderheid uit die tijd tot op de huidige dag her­dacht met jaarlijkse parades, de oran­jemarsen. Deze gaan in Belfast tot ergernis van de roomse bewoners vaak door hun wijk Ardoyne. Daarom wordt deze wijk tijdens zo’n mars soms afgesloten door de Britse ordetroepen.

Van Nelson tot Victoria

Admiraal Horatio Nelson wordt door de Britten gezien als een belangrijke tegenspeler van Napoleon. Zijn belangrijkste overwinning was die op een Frans-Spaanse vloot in de zeeslag bij Travalgar in 1805 in de buurt van Gibraltar, waarbij hij zelf sneuvelde. Deze overwinning er aan droeg bij dat de Britten hun enorme koloniale rijk konden opbouwen  Gedurende het einde van de 18e en in de 19e eeuw speelde zich op Groot-Brittannië de industriële revolutie af. Velen trokken van het platteland naar de stad en de arbeiders­klasse kwam op. Gedurende de regeerperiode van koningin Victoria (1837 tot 1901, de langst regerende monarch in de Britse geschiedenis) be­reikte Engeland het toppunt van zijn koloniale macht en tegenover het niet Engelse deel van de VK bevolking toonden de Engelsen zich tijdens haar bewind weinig beschaafd. De Schotten werden van hun land verdreven om er schapen te laten grazen (de clearances/ zuiveringen) en velen van hen emigreerden naar Australië, Nieuw Zeeland en Noord Amerika. In Ierland ontstond een hongersnood doordat de aardappeloogst drie jaar ach­tereen mislukte door de aardappel­ziekte. Dit kostte 1½ miljoen Ieren het leven en even­veel Ieren emigreerden. De Engelse koloniale heersers deden niets en bleven het land even hard uitzuigen. Dit alles vormde een stimulans voor het Ierse onafhankelijkheids­streven. Ook koningin Victoria deed wei­nig. Ze bracht het grootste deel van haar regeerperiode door met rouwen over haar vroeg gestorven echtgenoot.

Wereldoorlogen

In de 1e wereldoorlog sneuvelden grote aantallen Britten in de Franse loopgra­ven en kort na afloop van deze oorlog kwamen de Ieren in opstand. Eerst werd hun op­stand bloedig onderdrukt, maar uiteindelijk ontkwamen de Engelsen er niet aan om het land onafhankelijkheid te gunnen, hetgeen in 1922 zijn beslag kreeg. Wel bleef Noord-Ierland Engels vanwege de geïmporteerde protestante Britten die intussen in de meer­derheid waren geraakt. Hun onderdrukking van de katholieke minderheid leidde hier tot de oprichting van de IRA; het Ierse republikeinse leger dat aansluiting van Ulster bij de Ierse republiek nastreeft. Als tegenpool van de IRA verenigden de protestanten zich als de Unionisten. Gedurende het begin van de 2e wereldoorlog kostten Duitse bom­barde­menten veel burgerslachtoffers in Engeland. De gewonnen luchtslag om Engeland in de nazomer van 1940 gaf voor het eerst hoop op een mogelijke goede afloop. Rege­ringsleider Winston Churchill stond in deze periode symbool voor de eenheid van de Britten. In 2004 werd hij via de BBC gekozen tot grootste Engelsman aller tijden. De enorme onderlinge solidariteit waarvoor hij een voorname inspiratiebron vormde droeg bij aan de geestelijke volksgezondheid en veerkracht die nodig waren om de oorlog te win­nen. Britse troepen vochten samen met de gealli­eerden in Azië, Noord Afrika en Europa en ten koste van miljoenen gesneuvelden werden de Duitsers en Japanners in 1945 ver­slagen. Minder bekend is dat in het VK tegelijkertijd sprake was van een niet eerder ver­toonde afname van hart en vaatziekten, zelfmoorden en psychiatrische stoornissen.

Van wederopbouw tot EEG

Na de 2e wereldoorlog werd de Britse economie weer opgebouwd en tussen 1950 en 1960 werden de meeste kolonies onafhankelijk. De Britse dekolonisatie verliep vrij soepel in vergelijking met die van andere koloniale mogendheden. Alle landen van het voorma­lige Britse wereldrijk (behalve Ierland) behielden een onderlinge band via het Britse ge­mene­best dat 53 lidstaten telt. In 1956 speelde zich de Suezcrises af. Egypte bezette de Britse zone rond het Suezkanaal. De Britten grepen samen met de Fransen en Israëliërs in, maar ze werden door de VS teruggevloten. Egypte behield zo het Suezkanaal, het­geen door de Britten werd ervaren als een enorm prestigeverlies. Vanaf 1969 werd het Britse leger in Ierland doelwit van aanslagen door militante IRA leden. Het optreden van Britse paratroepen op 30 januari 1972 (bloody Sunday), dat het leven kostte van 13 ongewa­pende roomse demonstranten, gooide olie op het vuur. Na 1970 bracht de vondst van olie en gas op de Noordzee welvaart in delen van Schotland, maar het groot­ste deel van de opbrengsten kwam Engeland ten goede. Dit laatste vormde een impuls voor het Schotse nationalisme. In 1973 sloot het VK zich, na aanvankelijke tegenstand van de Fransen, aan bij de EEG (de latere EG). Wel bleven de Britten binnen deze ge­meenschap altijd een eigen onafhankelijke koers varen; naar verluidt omdat ze zich moeilijk konden verzoenen met het idee dat ze geen grootmacht meer vormden.

De Kanaaleilanden en het eiland Man zijn formeel geen EU lid. De EU regels van vrije handel en vrij verkeer van diensten gelden er niet, maar wel die voor vrij verkeer van goederen en voor het landbouwbeleid.

Van Thatcher tot Brown

Tussen 1979 en 1990 was de conservatief Margareth Thatcher (bijgenaamd de iron lady) aan het bewind. De overwinning op Argentinië, dat in 1982 de Britse Falklandeilanden had bezet, leidde in een periode van een slecht draaiende economie en hoge werkloosheid tot een herwonnen Brits zelfvertrouwen. Een soortgelijk effect had de deelname van de Britten aan de 1e Golfoorlog met Irak in 1991. In 1994 werd in Noord-Ierland een staakt-het-vuren overeengekomen tussen de IRA en de Unionisten en in 1998 volgden de goede Vrijdag akkoorden. In 1997 won links de Britse verkiezingen en Labourleider Tony Blair werd premier. Blair was meer Europees gericht dan de Britse conservatieven, maar ook zijn regering hield vast aan een eigen identiteit. Zo behield het land na de invoering van de Euro in 2002 haar eigen munteenheid, het Britse pond. De economische recessie in de westerse wereld rond die tijd had relatief weinig effect in het VK. Ook aan de terroristische aanslagen van de IRA kwam nagenoeg een einde. Blair gaf altijd onvoorwaardelijke steun aan het beleid van de Amerikaanse president Bush, m.n. aan zijn oorlog tegen het terrorisme. In 2002 verdreven de Britten samen met de Amerikanen de Talibanregering uit Afghanistan en in 2003 vormden ze het grootste contingent buitenlandse troepen in de 2e golfoorlog in Irak. Dit. tezamen met een voorstel van Blair tot invoering van een identificatieplicht en onderwijshervormingen heeft zijn populariteit doen dalen. Op 7 juli 2005 eisten Al Qaeda zelfmoordaanslagen met bommen op de Londense ondergrondse en op een bus 52 doden en 700 gewonden. In juni 2007 liet Tony Blair zich als premier vervangen door partijgenoot Gordon Brown.

Naast Winston Churchill als grootste Brit en grootste Engelsman aller tijden kwam Owain Glyndwr (1359-1416), de laatste prins of Wales die daadwerkelijk uit Wales afkomstig was, bij de BBC ver­kiezing uit de bus als grootste Welshman. Sir Alexander Fleming (1881-1955), de ontdekker van de penicilline, werd de grootste Schot. Wie de grootste Noord-Ier was werd niet duidelijk en onder de Noord-Ieren zelf bestaat hierover geen eensgezindheid.