Geschiedenis
Van prehistorie tot Hanze
De vroegste tekenen van menselijke bewoning van Letland zijn afkomstig van rendierjagers die kort na de laatste ijstijd (ongeveer 9000 v. Chr.) in het gebied leefden. De meesten van hen trokken toen het warmer werd met de rendieren mee naar het noordoosten en hun plaats werd geleidelijk aan ingenomen door groepen die leefden van jagen, vissen en verzamelen, aangevuld met wat primitieve landbouw en veeteelt. Na 3000 v Chr. vestigden zich vanuit het noorden Fins-Oegrische stammen (vaak voormalige rendierjagers) langs de kusten en na 2000 voor het begin van onze jaartelling kwamen daar Baltische familiegroepen bij vanuit het oosten. Van deze laatste groepen stamt de Letlandse taal af. Tussen 900 v. Chr. en 1200 na Chr. vormde iedere bevolkingsgroep geleidelijk aan een eigen territorium. Rond het begin van onze jaartelling werd vooral amber verhandeld met stammen uit Duitsland en met de Romeinen. De strategische ligging van het gebied maakte het ook interessant voor Vikingen. Letland lag rond het jaar 1000 op de handelsroute tussen Scandinavië en Byzantium en hierdoor nam m.n. in de kustgebieden de welvaart toe. Rond de 11e eeuw waren er invasies vanuit de Oekraïne die de Grieks Orthodoxe kerk enige invloed gaven in het oosten des land. Na 1150 kwamen er steeds meer Duitse handelaars, missionarissen en kruisvaarders in het land. De huidige hoofdstad Riga werd in 1202 gesticht door een Duitse bisschop die luisterde naar de naam Albert. Na 1207 onderwierpen roomse Duitse ridders geleidelijk aan een aantal plaatselijke stammen en zij noemden het hele gebied Lijfland. De voor een groot deel door Duitsers bevolkte steden werden autonome en welvarende Hanzesteden.
In de 12e eeuw werden rondtrekkende Duitse kooplieden Hansa genoemd. Duitse handelslieden vormden in deze tijd vaste groepen om steun aan elkaar te hebben bij vestiging in een buitenland. Zo kreeg het woord Hanze de betekenis van “groep van vreemde kooplieden”. |
Duitsers, Zweden en Russen in Letland
Op het platteland werden de Duitsers grootgrondbezitters. Ze beschouwden de plaatselijke bevolking als lijfeigenen en bemoeiden zich niet met hun taal en cultuur zodat die behouden konden blijven. De plaatselijke stammen hielden hun animistische gebruiken en natuurreligie in ere en het feit dat ene Walter van Plettenberg het lutheranisme in 1554 tot staatsgodsdienst verhief veranderde daar vrij weinig aan. Doordat de macht van de Duitsers in deze periode enigszins aan erosie onderhevig raakte, viel de Russische tsaar Iwan de Verschrikkelijke het land vanuit het oosten binnen en de Duitsers zochten steun bij Litouwers en Polen. E.e.a. mondde uit in de Lijflandse oorlog die duurde van 1558 tot 1583. Het hertogdom Koerland (Kurzeme) scheidde zich af van de rest van Letland en hield tot 1795 een aparte status. Riga werd tussen 1561 en 1582 tijdelijk onafhankelijk. In dezelfde periode waren de Zweden ook uit op gebiedsuitbreiding en de Zweeds Poolse oorlog, die duurde van 1600 tot 1629, resulteerde er in dat Riga en het noorden van Letland (Vidzeme) gedurende de rest van de eeuw onder Zweedse gezag kwamen. Door de handel werd deze streek erg welvarend en Riga werd zelfs een tijdlang de grootste stad van het Zweedse koninkrijk. De grote noordelijke oorlog van 1700 tot 1721 tussen Zweden en Rusland werd door Rusland gewonnen zodat de Russen het bestuur over Riga, Vidzeme en Latgale overnamen. Door de handel vanuit de havenstad Liepãja liep de economie in Koerland erg goed en het gebied bezat tijdelijk koloniën, zoals Tabago in de Cariben en Gambia in West Afrika. Daardoor slaagde de Russen er pas in 1795 in om ook Koerland te annexeren. Intussen hadden de Duitse notabelen hun bevoorrechte posities gehandhaafd en ze bleven de boerenbevolking uitbuiten. Pas na 1850 kregen de boeren een eigen stuk land en vrijheid om te reizen. De landbouw bloeide hierdoor op en doordat veel Letten naar de steden verhuisden raakte daar de bevolkingssamenstelling meer in evenwicht.
Nationaal bewustzijn en eerste onafhankelijkheid
Dit alles leidde tot een opbloei van nationaal bewustzijn en in 1856 werd de vereniging “Nationaal besef van nieuwe Letten” (jaunlatviesi) opgericht. Men had de neiging om steun te zoeken bij de Russen tegen de Duitsers. De Russen maakten hier slinks gebruik van door hun eigen culturele invloed te vergroten en een Russisch schoolsysteem te vestigen. Rond het begin van de 20e eeuw werden Riga en Liepãja als industriehavens erg belangrijk voor de Russen. De arbeidersonrust die in 1905 in Rusland de kop opstak sloeg over naar Letland en leidde tot volksopstanden en vernielingen van Duitse en Russische bezittingen. Dit had wraakacties van Duitsers en Russen tot gevolg. In 1914 namen veel Letten dienst in het Russische leger. In 1915 namen de Duitsers Riga tijdelijk in en de Letten mochten van de Russen een eigen leger hebben om tegen de Duitsers te vechten. In 1917 werd de Lijflandse gouverneur vervangen door een Letlandse gevolmachtigde en de Letlandse nationalisten vervingen Duitse bestuurders door Letten. In eerste instantie wilde men slechts autonomie binnen de Russische federatie, maar in maart 1918 werd Letland via het Brest-Litovsk pact toegewezen aan de Duitsers. Toen Duitsland in november daarop de oorlog had verloren, deden Bolsjewistische troepen een poging om Letland te bezetten. De Letten riepen op 18 november de onafhankelijkheid uit en Kãrlis Ulmanis werd president. De Russen veroverden enkele maanden later echter Riga en stelden een alternatief bewind in. De Letlandse regering moest tijdelijk de wijk nemen, maar met hulp van de Polen slaagde men er in 1920 in om alle Russen het land uit te jagen. Hiermee brak de 1e periode van onafhankelijkheid van Letland aan en het land werd in 1921 opgenomen in de Volkenbond.
Van Molotov-Ribbentrop naar Sovjets
In het Molotov-Ribbentroppact van 1939 werd Letland in het geheim opnieuw verkwanseld, ditmaal aan Rusland. Naar aanleiding van de Duitse inval in Polen in 1939 pikten de Russen in juni 1940 het land voor de 2e keer binnen 22 jaar in. President Karlis Ulmanis en meer dan 30.000 anderen werden gedeporteerd en de regering werd vervangen. Dit alles dreef na de Duitse inval de Letten in handen van de nazi’s. Sommigen hielpen de Duitsers met het oppakken van de joden, van wie ongeveer 100.000 de dood vonden in Letlandse concentratiekampen.
In diverse voormalige Oostbloklanden en Sovjetrepublieken zijn oorlogsmusea gevestigd. Alleen de Letten geven in hun oorlogsmuseum toe dat er onder hen landgenoten waren die meewerkten aan de uitroeiing van de joden. Door de langdurige periodes van dominantie door verschillende bevolkingsgroepen tegelijk is het omgaan met wisselende loyaliteiten voor Letten altijd een essentiële overlevingsstrategie geweest. De kans op ongelukkige keuzes is dan uiteraard groter en de gevolgen daarvan kunnen in extreme omstandigheden erg pijnlijk en desastreus zijn. |
In 1944 keerde het rode leger terug. Veel Letten werden gevangen genomen op verdenking van collaboratie; ongeveer 200.000 van hen vluchtten het land uit (het vaakst naar de VS) en in 1949 werden 49.000 rijke boeren als anticommunistisch element afgevoerd naar Siberië. Tot in 1957 was in Koerland nog een guerrillabeweging actief tegen de Sovjet overheersing. Volgens de planeconomie van de Sovjets moest Letland het centrum worden van de voeding en genotsmiddelenindustrie en men haalde er veel Witrussen en Oekraïners heen om deze industrietak op poten te zetten. Zo kwamen er steeds meer burgers uit andere delen van de Sovjetunie in Letlandse steden wonen en in kunst, literatuur en kerken bleven protesten hoorbaar tegen de russificatie van het land. Het beleid van Glasnost (openheid) en Perestrojka (omvorming) van Gorbatsjov resulteerde midden 80er jaren in een heropleving van het nationalisme. Er werden nieuwe politieke organisaties opgericht en op 11 november 1988 werd de Letlandse vlag voor het eerst gehesen op het kasteel van Riga. Even later kwam de uitverkoop van de Baltische staten via het Molotov-Ribbentroppact aan het licht. Ter herdenking van dit pact vormden Esten, Letten en Litouwers op 23 augustus 1989 een aaneengesloten rij van ruim 2 miljoen mensen tussen de Estlandse hoofdstad Tallinn en de Litouwse hoofdstad Vilnius.
Vanaf de hernieuwde onafhankelijkheid
Op 7 mei 1990 werd Ivars Godmanis van de onafhankelijkheidsbeweging Letlands Volksfront de 1e vrij gekozen premier. Tijdens een referendum in maart 1991 stemde 74% van de Let¬ten (waaronder ook etnische Sovjet burgers) voor onafhankelijkheid en op 21 augustus van dat jaar strandde een poging om het Letlandse parlement te bezetten op het feit dat de Sovjet soldaten er de brui aangaven vanwege de mislukte coup tegen Gorbatsjov. Daarop verklaarde het Letlandse parlement het land onafhankelijk en kort daarna werd de onafhankelijkheid erkend door de VS en de Sovjet Unie. Op 5 maart 1993 voerde Letland de eigen munteenheid (de Lat) in. In juni van dat jaar werd via de 1e vrije parlementsverkiezingen sinds de 2e wereldoorlog Guntis Ulmanis, een familielid van de voor de oorlog gedeporteerde president Karlis Ulmanis, gekozen tot president en in 1994 gingen de laatste Russische troepen het land uit. Door weerstanden tegen buitenlandse investeringen liep de overgang naar een markteconomie aanvankelijk stroef, maar in 1995 en 1996 werden vrijhandel en aansluitingsakkoorden gesloten met de EU. Bij verkiezingen in 1995 wonnen links en rechts-extremistische partijen bijna de helft van de 100 parlementszetels en Ulmanis begon aan een 2e ambtstermijn van 4 jaar. Sinds 8 juli 1999 is Vaira Vike-Freiberga president (in juni 2003 werd ze met grote meerderheid herkozen voor een 2e termijn). In mei 2002 zette Letland zich op de Europese kaart door het Eurovisie songfestival te winnen.
Bij het EU referendum op 21 september 2003 stemde 67% van de bevolking voor aansluiting in 2004 bij een opkomstpercentage van 73%. De Baltische staten hebben zich, ondanks aanvankelijk Russisch verzet, in dat jaar eveneens aangesloten bij de NAVO. De presidentsverkiezingen van 31 mei 2007 werden gewonnen door partijloos orthopedische chirurg Valdis Zatlers. Op 5 december daarna viel het kabinet door een omstreden poging van premier Kalvitis om het hoofd van het anticorruptie bureau te ontslaan. Ruim een week later stemde het parlement in meerderheid in met een rechts kabinet uit 4 partijen met Ivars Godmanis als premier. Vanaf najaar 2008 sloeg in Letland de kredietcrisis keihard toe. Dit mondde begin 2009 uit in rellen in Riga en de val van de regering. Na een tussencoalitie onder Valdis Dombrovskis volgden in oktober 2010 parlementsverkiezingen. De vele partijen in Letland verenigden zich daartoe merendeels in een 5tal samenwerkingsverbanden. Er werd een meerderheidscoalitie gevormd van het conservatief centrumrechtse verband “Eenheid” met het centrum verband “Unie van groenen en boeren” (55 van de 100 parlementszetels). Partijleider Dombovskis van Eenheid werd opnieuw premier. Op 8 juli 2011 volgde zakenman Andris Bērziņš van de Unie van groenen en boeren Valdis Zatlers op als president.