Geschiedenis
Inleiding en bronnen
Anders dan Nederland (NL) kent België tot op heden (2016) geen landelijke geschiedenis canon als richtlijn bij het geschiedenisonderwijs. Wel deed in 2006 het Nieuwsblad een voorstel voor 50 thema’s en in 2010 verscheen een Vlaamse Canon in boekvorm. Het voorstel van het Nieuwsblad, de TV verkiezing van de Grootste Belg (Vlaamse Lijst, Waalse Lijst) en de Belgische nationale symbolen (zie “locatie”) zijn mede als leidraad gebruikt. Via wikipedia (België; categorie) werden grote lijnen en details (en opties om zich daar verder in te verdiepen) nader ingevuld. Vanouds is bij prehistorie en oudheid de term v Chr. (voor Christus) in zwang in de tijdsaanduiding. In de archeologie wordt de afkorting BP (Before Present; vòòr heden) gebruikt waarbij het jaar 1950 als norm geldt. Bij de vroege Middeleeuwen dient de oude term AD nog om verwarring te voorkomen.
Prehistorie en oudheid
Vroegste sporen van menselijke aanwezigheid in België dateren van rond 133.000 BP. Het betreft nalatenschap van Neanderthalers over een periode tot 50.000 BP in de vorm van resten van jachtkampen en vindplaatsen van vuurstenen en van werktuigen daarvan, bijv. in Veldwezelt vlak bij Maastricht en op een aantal plaatsen in de Ardennen (vaak in het Maasdal of in grotten). Rond Namen trof men in Spy skeletten aan van een Neanderthaler met kind die begrafenisritueel suggereren en in de grotten van Goyet duiden restanten op zowel aanwezigheid van Neanderthalers als moderne denkende mensen. Daaronder vallen 30.000 jaar oude botten van een hondachtige waarmee de oudste tamme hond ter wereld werd geclaimd (thans staat deze claim ter discussie). In de midden steentijd en het begin van de jonge steentijd (12.000-7000 v. Chr.) raakte België door de stijgende zeespiegel los van Engeland. Wat mensen uit die tijd nalieten is echter van minder betekenis dan in NL. De oudste erfenis van culturen die naast jagen, vissen en verzamelen landbouw kenden betreffen o.m. bandkeramisch aardewerk uit Vlaams België en uit Omal in de provincie Luik (vandaar de Belgische naam Omaliën voor dit type aardewerk uit rond 5000 v. Chr.). In Wallonië is de nalatenschap van de uit het zuiden komende Seine-Oise-Marne cultuur (4500-2700 v Chr.) van meer gewicht. Het betreft o.m. kleine hunebedden (1 grafkamer), grafgrotten, grafheuvels en menhirs. Grafvondsten uit 5500-2500 v Chr. duiden op een geloof in een hiernamaals gekoppeld aan natuurreligie en voorouderverering. Het betreft o.m. aardewerk (trechterbekers), gereedschap en pijlpunten. Men kende textielbewerking (wol) en er resteert voldoende bewijs om huizen en waterputten te reconstrueren. In de Michelsberg cultuur (4400–3500 v Chr., tulpvormige bekers) wijzen defensiewerken en chaotische “graven” op vijandigheden. Wel was bijv. de gevaarlijke jacht op everzwijnen minder noodzakelijk om te overleven (men hield varkens) en vanwege vuursteenmijnen (die bij Spiennes zijn Unesco erfgoed) wordt deze cultuur ook beschouwd als eerste van België met mijnbouw.
Brons moest via handel in het België van nu terecht komen. Daarom begon de bronstijd laat (rond 1600 v Chr.). Brons en ijzer bleven in de regio kostbaar zodat in de brons en ijzertijd nog veel werd gemaakt uit vuursteen. Ook bleven tot in de Romeinse tijd landbouw & veeteelt primitief en jagen, vissen en verzamelen belangrijk ter aanvulling. Metalen droegen bij aan een standenmaatschappij (leiders en druïdes etc., handelaars, ambachtslieden, boeren, slaven) waarin imago belangrijk werd en aan betere wapens & gereedschappen (bijv. bronzen bijlen). In België was in deze periode de boerenstand toonaangevend. Bij hen werden het wiel en de door dieren voortgetrokken ploeg meer gemeengoed. Grafheuvels bleven, maar werden groter en kregen vaker markeringen in de vorm van paalcirkels en een wal en/of greppel rondom. Vanaf 1300 v Chr. kwamen grafvelden en urnenvelden op, m.n. in Antwerpen en de Kempen met na 1100 v Chr. ook individuele graven. Grafvondsten en offerandes van kostbare voorwerpen kwamen steeds meer voor. Onder de culturen valt de Hilversum cultuur met o.m. ronde urnen met een dikke wand. Geclaimd is dat een Oud Belgische taal in deze cultuur is geworteld.
Naarmate de bronstijd vorderde werden paarden belangrijker, m.n. als statussymbool en dat bleef zo in de IJzertijd die na 800 v Chr. begon. Vanuit het zuidoosten werd invloed van Keltische volken gestaag toonaangevend. Ze waren vanuit het gebied van de Zwarte Zee op drift geraakt; ontwikkelden handel, ambacht en landbouwculturen met Griekse, Etruskische en later Romeinse invloeden en waren m.n. roemrucht vanwege hun smeden. Ze kenden een standensamenleving met nadruk op uiterlijke presentatie en imponeren, maar wel met ruimte voor sociale mobiliteit. Kelten combineerden natuurreligie met veelgodendom en een geloof in reïncarnatie. Doden werden gecremeerd. Veelal kwam hun as terecht in urnenvelden, maar de elite mat zichzelf individuele grafheuvels aan met uitgebreide grafgiften in de vorm van (soms gouden) wapens, gereedschap, sieraden, munten en aardewerk. Keltische stammen in het België van nu vormden geen eenheid. Ze ontwikkelden bijv. eigen munten en wedijver, rooftochten en oorlogen waren niet ongewoon. De oudste Keltische cultuur die sporen naliet was de Hallstattcultuur (800-450 v Chr.) met een elite die blijk gaf van voorliefde voor heuvelnederzettingen, zoals op de West Vlaamse Kemmelberg. Tussen 450 en 50 v Chr. ontwikkelde deze zich tot de La Tène cultuur met andere stijlkenmerken. Versterkte bouwwerken op heuvels hield men er in en in grafheuvels zijn o.m. 2wielige strijdwagens en glazen sieraden aangetroffen.
Julius Ceasar betitelde in de 1e eeuw v Chr. alle volken tussen Rijn en Seine en in zuid Engeland als Belgae en het deel van het gebied op het continent liet hij Gallia Belgica noemen (België ontleende hieraan bij de opstand van 1830 tegen NL de landsnaam). In het zuiden van de regio domineerden Keltische stammen en naar het noorden toe werden Germaanse invloeden belangrijker. De stammen vormden zelden een eenheid en dat vergemakkelijkte gestage onderwerping door de Romeinen. Daarmee brak de oudheid aan omdat Romeinen de autochtone bevolking beschreven. Sommige stammen sloten een deal met hen, maar anderen voerden oorlog of kwamen in opstand. Het bekendst werden de Eburonen doordat hun leider Ambiorix enkele veldslagen won. Hij bracht het na 1830 tot Belgisch volksheld. Bij TV verkiezing in 2005 van De Grootste Belg eindigde hij bij de Vlamingen op plek 4 en bij de Walen op 50. Stammen die volhardden in het verzet werden door de Romeinen nogal eens gedecimeerd door ze af te slachten of tot slaaf te maken. Anderen werden echter bondgenoten of gingen in Romeinse dienst. Al met al trad op den duur vermenging op wat bijv. tot uiting komt in de term Gallo-Romeinen, Galliërs met een Romeinse leefstijl incl. vermenging van de pantheons van beide. Veel Gallische dorpen werden Romeinse steden, wat terug te herkennen is in de naam. Onder de erfenis uit deze periode vallen veel Gallo-Romeinse grafheuvels (m.n. in het stroomgebied van de Maas) en (vaak deels gereconstrueerde) Romeinse bouwwerken en wegen. Ook herbergt België een aantal musea met Gallo-Romeinse vondsten.
Vanaf 260 AD drongen onder druk van de Saksen in Noord-Duitsland de eveneens Germaanse Franken uit midden Duitsland op naar het westen. De Romeinen stonden Salische Franken toe zich te vestigen in het huidige NL beneden de grote rivieren en Vlaanderen onder het beding dat ze het Romeinse rijk zouden verdedigen. Ze kenden een familiecultuur waarin de koningendynastie van de Merovingers zich zou profileren. Ten oosten van de Maas vestigden zich Ripuarische Franken tot aan het gebied van de Gallo-Romeinen in het zuiden en oosten. De laatsten ontwikkelden een Romaanse taal en werden zodoende door de Franken betiteld als Wala (hieraan is de term Walen ontleend). De in 1962 ingestelde taalgrens loopt ongeveer parallel aan de Romeinse heirbaan “Via Belgica” die al in de vierde eeuw tevens een cultuurgrens vormde (3.2).
Kerstening en middeleeuwen
Na 400 AD werd de teloorgang van het Romeinse rijk ook in de regio merkbaar. In 432 veroverde de Salische krijgsheer Chlodio Doornik op de Romeinen. De Frankische volken verenigden zich en het gebied onder Frankisch bestuur breidde zich uit met Doornik als residentie. Clovis, de kleinzoon van Chlodio, werd in 481 eerste koning van een rijk dat nog tijdens zijn bewind het huidige België, Frankrijk en NL bezuiden de grote rivieren zou beslaan. Hij verplaatste de residentie naar Parijs. Met de Franken deden geleidelijk christendom en schrijfkunst hun intrede en handel werd steeds belangrijker. Koning Clovis I (466-511) liet zich rond 500 dopen, verenigde met harde hand alle Frankische stammen onder zich en verordonneerde het christendom tot staatsgodsdienst hetgeen de kerstening van het gebied bespoedigde. Onder de missionarissen in dienst der Franken met een rol in België vallen Willibrord, Servaas en Amandus. De oprichting van abdijen (in Wallonië tussen 630 en 740 zo’n 50 stuks) leverde ook een belangrijke bijdrage aan de kerstening. Tot 1559 kende de kerk de bisdommen Doornik en Luik. Bisschoppen hadden ook wereldlijke macht. Na de dood van Clovis werd het rijk onder zijn zonen verdeeld. Tot 684 viel België ten westen van de Schelde onder Neustrië en de rest onder Austrasië. In die tijd kregen hofmeiers van de Merovingers steeds meer in de melk te brokkelen. In 719 werd door hofmeier Karel Martel het Frankische rijk herenigd. Hij verdeelde zijn rijk in gouwen (pagus in het Latijn; later graafschappen). Zijn zoon Pepijn de Korte verving in 751 met steun van de paus de laatste Merovingische vorst en zo werd Karel Martel stamvader der Karolingen, met Pepijn’s zoon Karel de Grote (747-814) als bekendste exponent. Vanaf 800 werd hij keizer van het Heilige roomse rijk dat een groot deel van het Europese vasteland besloeg en tot 1806 bleef bestaan.
De regeerperiode van hem en zijn opvolger Lodewijk de Vrome vormde een tijd van vrede met een florerende landbouweconomie. Het bestuur bleef feodaal met een keizer of koning die macht delegeerde aan graven als leenman (2.2). Ze werden betaald met grond (een graafschap) met toebehoren (horigen) en ridders om het te beschermen. Een leenman mocht op zijn beurt weer gebied belenen (bijv. aan een bisschop of ridder) en horigen belonen met vrijheden (laat, vrije, ridder), maar vanwege armoede leverden ze dikwijls ook weer vrijheid in. Leenmannen lukte het steeds vaker hun heerschappij erfelijk te maken. Invallen van Vikingen vormden rond 900 voor Vlaamse graven aanleiding tot versterking van steden. Nadien werd veel gebied ingepolderd, bedijkt en ontgonnen. De naweeën van de kerstening en de invasies vanHunnen, Vikingen en Moren in Europa leidden tot de middeleeuws christelijke overtuiging dat het Heilige land bevrijd diende te worden. Dit alles vormde de voedingsbodem voor Kruistochten. Bij de eerste kruistocht werd de graaf van Antwerpen Godfried van Bouillon tot koning van Jeruzalem uitgeroepen nadat men de lokale bevolking had gedecimeerd (moslim, christen of jood; vrouw of kind insgelijks). Terzelfder tijd ontstond uit samenvoeging van de Brabant gouw met andere graafschappen in 1183 hertogdom Brabant. Vlaanderen & Brabant werden nadien vrijwel onafhankelijk en economisch & cultureel toonaangevend in de Lage landen, m.n. via de steden. Na 1200 floreerden in het graafschap Vlaanderen (862-1795) laken(wol)industrie en overzeese handel van wolproducten, graan, natuursteen en steenkool. Van de rijkdom vanaf rond 1200 getuigen lakenhallen en belforten (thans vaak Unesco erfgoed). Onderwijs vond plaats vanuit kerk & klooster (vakonderwijs later ook vanuit gilden) en de eigen taal won gestaag terrein op Latijn.
Een zinnetje van rond 1100 dat begint met “Hebban olla vogala” in een West-Vlaams dialect van een onbekende auteur is heel lang beschouwd als oudst bekende geschreven tekst in het Nederlands. Thans is dat achterhaald. In de Salische wet uit de 6e eeuw staat bijv. ook al Nederlandstalige tekst. Hendrik van Veldeke (rond 1150) staat te boek als eerste volkstalige schrijver der Lage landen. |
In de steden had het feodale stelsel weinig in te brengen. Vakmensen verenigden zich hier in gilden en handelaars in de Vlaamse Hanze en de Hanze van XVII steden. Door handel en industrie groeiden steden sterk. Dit maakte de bevolking kwetsbaar, maar de gevolgen van hongersnood (1315-1317) en pestuitbraken vielen in het gebied naar verhouding mee. In Luik verschenen hoogovens en Brugge werd een internationaal handelscentrum. Nadat het Zwin verzandde namen Antwerpen, Brussel en Leuven deze positie over. Ook internationaal kregen Vlaanderen en Vlaamse steden (Gent, Brugge, Ieper) veel in de melk te brokkelen. Gent was bijv. rond 1300 met 56.000 inwoners na Parijs de grootste stad van noord Europa. Destijds liep een conflict tussen de graaf van Vlaanderen en zijn leenheer de Franse koning Philips de Schone, die Vlaanderen had bezet, hoger op. Dat culmineerde in 1302 in de Guldensporenslag waarbij Vlamingen een Frans ridderleger in de pan hakten (sinds 1973 is de datum ervan, 11 juli, Vlaamse feestdag). Nadien veroverden Vlamingen een tijdje Zeeland en grote delen van Holland en Utrecht. De strijd met de Fransen ging heen en weer en in 1305 werd bij verdrag in ruil voor grond & geld hun inlijving van het graafschap Vlaanderen ongedaan gemaakt. Rond 1340 verenigde de Gentse lakenkoopman Jacob van Artevelde de Vlaamse steden in het trotseren van een Frans verbod op wolhandel met de Engelsen.
In 1384 luidde het huwelijk van de Vlaamse gravin Margaretha van Malen met Philips de Stoute het begin in van de Bourgondische Nederlanden (1384-1482) met Filips de Goede (1396-1467) als belangrijkste koning. Deze stelde in 1464 de Staten Generaal in. In een poging het centrale gezag te herstellen kregen de Nederlanden een landvoogd en een gouverneur uit het land zelf met vaak de titel van stadhouder (Lijst). Vlaanderen viel onder de rijkste delen van Europa. Dat ging gepaard met landbouw (gerst, tarwe, rogge, wol, vlas, hennep), industrie (staal, steenkool, bier, textiel, touw), internationale handel en culturele bloei op alle vlakken. In de beeldende kunst werd dit de tijd van de Vlaamse primitieven en van wandtapijten en in de muziek van de Vlaamse Polyfonie.
Habsburgse tijd
Vanaf 1482 vielen de leengebieden in de lage landen onder het domein van Habsburgers. Dat zou in het België van nu ruim 300 jaar zo blijven. Tot 1715 betrof het Spaanse Habsburgers en tot 1795 de Oostenrijkse tak van de familie. Onder de in Gent geboren keizer Karel V (1500-1558) bereikte het Habsburgse rijk zijn grootste expansie sinds Karel de Grote. De tijd van culturele en economische voorspoed hield nog aan. Zo leefde de Vlaamse Renaissanceschilder Pieter Breugel de Oude (1525-1569) in deze periode. Tussen 1543 en 1581 telde de Habsburgse Nederlanden 17 provincies met de Staten Generaal in Brussel. Intussen won in de lage landen de reformatie aan invloed (vooral in de 7 noordelijke gewesten), maar dit werd door de Habsburgers onderdrukt. Woedde hierover ontlaadde zich in 1566 in beeldenstormen met harde sancties van de Spaanse koning Filips II (zoon van Karel V) als gevolg. De noordelijke gewesten kwamen in opstand en dat resulteerde in de 80jarige oorlog. Aanvankelijk kreeg de opstand steun in Vlaanderen en Antwerpen. De 17 gewesten werden het in 1576 via de pacificatie van Gent eens over de mate van godsdienstvrijheid en t/m 1583 nam Vlaanderen als Gentse republiek deel aan de opstand. In 1578 verkasten de Staten Generaal naar Antwerpen omdat Filips II Brussel bedreigde. In 1579 werd de pacificatie teniet gedaan via de unie van Atrecht tussen de zuidelijke en de unie van Utrecht tussen de noordelijke gewesten (incl. Antwerpen). In 1581 scheidde het noorden zich af (sinds 1588 als Republiek der 7 Verenigde Nederlanden) zodat als Habsburgse gewesten de Spaanse Nederlanden overbleven. In het noorden kwam macht in handen van door de Staten Generaal gekozen stadhouders. In het zuiden hielden de door de Habsburgers aangestelde landvoogd en gouverneur hun macht. Tussen 1579 en 1588 heroverde de hertog van Parma Alexander Farnese via een combi van krijgskunst en diplomatie (incl. de contrareformatie die de misstanden in de roomse kerk onderkende maar de eenheidskerk voorop stelde) grote delen van het huidige België voor koning Filips (6.8), incl. in 1585 Antwerpen. Nadien droegen blokkades van de Schelde en vertrek naar het noorden van protestanten (incl. veel kooplui & intellectuelen) er toe bij dat het economisch culturele zwaartepunt naar de Republiek verschoof en de Spaanse Nederlandsen gestaag verarmden.
Na 1592 leidde een decreet van Filips II in de Spaanse Nederlanden tot een toename van heksenvervolgingen die gepaard ging met een opleving van de Mariacultus. Tussen 1595 en 1598 werd kardinaal Albrecht van Oostenrijk landvoogd. Hij was ondanks zijn hoge roomse rang getrouwd met dochter Isabelle van Filips II. Nadat Filips II in 1598 overleed werd hij feitelijk heerser van het gebied tot zijn dood in 1621. Hij verloor in 1600 de slag bij Nieuwpoort van de Republiek, maar droeg ook bij aan totstandkoming van het 12jarig bestand (1609-1621). Zijn bemiddelingspoging tussen de Republiek en Spanje voor definitieve vrede mislukte echter. Het bestand betekende voor het zuiden een periode van zowel roomse als economische & culturele reveil. De Vlaamse schilderkunst floreerde met bijv. barokschilder Peter Paul Rubens. Isabelle was erg geliefd onder de bevolking en werd tussen 1621 en 1634 landvoogdes. Ook zij kon geen vrede bewerkstelligen, naar naderhand bleek vanwege een geheim akkoord uit 1634 van de republiek met Frankrijk om de zuidelijke Nederlanden onder elkaar te verdelen. Dit plan mislukte grotendeels doordat na een oorlogsverklaring van Frankrijk aan Spanje de Spaanse Nederlanders invallende legers van de Republiek tegen de verwachting in als vijand zagen. Wel namen de Republiek en Frankrijk delen van de Spaanse Nederlanden in. Bij de Vrede van Munster in 1648 werden de onafhankelijkheid en recente veroveringen van de Republiek (de Generaliteitslanden) officieel. In 1659 werd door toedoen van Lodewijk XIV en in 1668 via het verdrag van Aken Zuid Vlaanderen definitief Frans bezit. In 1662 had Lodewijk XIV al vergeefs aan de Republiek voorgesteld de Spaanse Nederlanden te verdelen langs de lijn Oostende Maastricht. De Republiek ging daar niet op in omdat ze geen directe grens met Frankrijk wilde en de blokkade van Antwerpen wilde handhaven om Amsterdam te beschermen. In de rest van de 17e eeuw werden de zuidelijke Nederlanden door het Spaanse gezag ernstig verwaarloosd en de blokkade van Antwerpen tezamen met invallen vanuit Frankrijk, Engeland en de Republiek tijdens de Spaanse successieoorlog (1701-1714) maakten de verpaupering compleet.
Via de vrede van Utrecht (1713) en van Rastatt (1714) gingen de Zuidelijke Nederlanden tezamen met Luxemburg over naar Oostenrijkse Habsburgers. Tussen 1715 en 1780 voerden Karel VI en Maria Theresia voorzichtige hervormingen in op basis van ideeën van de Verlichting, maar toen de volgende keizer Jozef II hier vaart achter ging zetten kwam in 1789 het conservatieve volksdeel in opstand. Zo kon het gebeuren dat in 1790 naar Amerikaans model een Verenigde Nederlandse Staten bestond en daarbij dook voor het eerst de latere landsnaam België op. Eind 1790 stelden de Oostenrijkers orde op zaken maar ook dat was geen lang leven beschoren, ditmaal door toedoen van Fransen.
De Franse en de Nederlandse tijd
In 1794 waren de Oostenrijkse Nederlanden veroverd door de Franse republiek die via de Franse Revolutie (1789) was ontstaan. Hiermee begon de Franse tijd (1794-1815). De inlijving van het gebied ging gepaard met openlijke jacht op kerk & geestelijkheid, hoge belastingen, dienstplicht en verplichte invoering van het Frans. Dit wakkerde naast verzet van de geestelijkheid wederom het nationalisme aan met als gevolg een boerenopstand in m.n. Vlaamstalig gebied. In dezelfde tijd begon in Wallonië de industriële revolutie en daarmee werd België het 2e land ter wereld na Engeland waar dit plaatsvond. Deze vormde tevens de aanzet tot verfransing van Brussel (3.2). Na 1799 haalde Napoleon de scherpe kanten af van de bezetting door oude gebruiken terug toe te staan en op bezoek te gaan in de regio. De Fransen voerden achternamen, huisnummers, burgerlijke stand en kadaster in (Code) en gaven de aanzet tot een grondwet & burgerlijk wetboek. In 1815 vond Napoleon zijn Waterloo en besloot de internationale gemeenschap, buiten de wil van de latere Belgen om, bij het Congres van Wenen de zuidelijke en noordelijke Nederlanden samen te voegen als buffer tegen Frankrijk.
Daarmee werd het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden een feit en brak in het België van nu de Nederlandse tijd aan. Economisch lag de focus op industrie (m.n. op basis van stoommachines) en voor het noorden op handel & landbouw. Koning Willem I liet nieuwe infrastructuur aanbrengen (kanalen & wegen) en stimuleerde m.n. in het zuiden onderwijs, industrie, mijnbouw en handel (ontsluiting haven Antwerpen). Desondanks waren er redenen voor onvrede. Het parlement kreeg op zuidelijk verzoek 2 kamers; de door notabelen gekozen 2e kamer om wetten te maken en de door de koning benoemde eerste kamer om ze goed of af te keuren. Het zuiden kreeg met ruim 60% van de inwoners echter evenveel vertegenwoordiging als het noorden. Ook leverde men naar verhouding teveel dienstplichtigen en te weinig (leger)kader. De koning had veel macht. Zo moesten ministers verantwoording aan hem afleggen (niet aan het parlement) en hij kon regering & parlement per decreet omzeilen. In het zuiden waren bijv. notabelen en geestelijkheid in meerderheid tegen de nieuwe grondwet, maar via ’s Konings Hollandse rekenkunde werd ze toch aangenomen. Ook klonk in zijn beleid meer sympathie door voor het calvinisme dan voor de roomse kerk en hij paste in het zuiden verdeel en heerspolitiek toe door liberalen en roomsen tegen elkaar uit te spelen. Dit alles gevoegd bij het feit dat men het Verenigd koninkrijk door de strot geduwd had gekregen door het congres van Wenen vormde in het zuiden voldoende voedingsbodem voor het cultiveren van onvrede over dat men als industriegebied meer opbracht dan het noorden, maar evenveel belasting moest betalen terwijl de schuld van het noorden veel groter was.
Van onafhankelijkheid tot 2e wereldoorlog
Liberaal en rooms verzet kwamen, mede geïnspireerd door romantisch nationalistische opstanden tegen opgelegde regimes elders in Europa, in 1830 tot uitbarsting in de Belgische revolutie. Deze begon op 25 augustus onder het Franstalige volksdeel bij de voorstelling in Brussel van een bij de Europese trend aansluitende opera. Na afloop daarvan geraakte bij de toeschouwers het “Vive la liberté” niet meer van de lucht. De stemming sloeg de volgende dag over naar werklozen die mechanische weefgetouwen vernielden en voedselvoorraden plunderden en 2 dagen later naar een aantal Waalse steden. Daarna was er, mede door weifelend optreden van het noordelijke wettig gezag, geen houden meer aan. De revolutionairen stelden burgerwachten in. Een maand na de revolutie dook het latere volkslied op en was er een voorlopig bewind. Dat riep op 4 okt. de onafhankelijkheid uit en op 3 november was door 30.000 notabele kiesgerechtigden (aanzienlijk meer dan voordien) een nationaal congres gekozen. Begin febr. 1831 had dat een grondwet opgesteld. Op 21 juli (thans de nationale feestdag) legde de eerste koning Leopold I de eed af. De Tiendaagse veldtocht van de Nederlanders kort daarop mocht niet meer baten vanwege internationale steun voor de Belgen. In okt. 1831 was men het eens over de vlag en in maart 1837 over een wapen en in 1832 schiep men als munteenheid de Belgische frank. Koning Willem I en NL erkenden de onafhankelijkheid pas in 1839 en in 1843 werd de grens tussen België en NL vastgesteld. De revolutie was aanvankelijk desastreus voor de economie, maar dat trok snel bij.
In mei 1835 reden de eerste stoomtreinen tussen Brussel en Mechelen. Het spoorwegnet werd uitgebouwd met o.m. de IJzeren Rijn die bijdroeg aan herstel van de internationale handel. Naast de al aanwezige mijnbouw en metaal & textiel industrie kwamen bank & verzekeringswezen op. Doordat de Belgische staat na de onafhankelijkheid uit verzet tegen de Nederlandse tijd feitelijk eentalig Frans was geworden (destijds de taal van de heersende klasse) kwam vanaf 1860 via kunstenaars & intellectuelen de Vlaamse beweging op met als belangrijke exponent schrijver Hendrik Conscience (1812-1883). De beweging was aanvankelijk democratisch progressief en droeg bij aan emancipatie van het Nederlands, maar kende vanaf de eerste wereldoorlog steeds meer een rechts autoritaire aanhang die bijv. heulde met de Duitse bezetter. Een ander icoon uit de periode is pater Damiaan (1840-1889) vanwege zijn werk met leprapatiënten op Hawaï. In 2005 kozen de Vlamingen hem tot Grootste Belg. In 1865 overleed koning Leopold I. Zijn opvolger Leopold II (1835-1909) kan betiteld worden als op grandeur gerichte schuinsmarcheerder & onbenul en als genocide pleger. Reeds voor hij de troon overnam had hij snode plannen NL bezuiden de grote rivieren aan België toe te voegen, maar dat ging niet door omdat zijn vader het niet aandurfde en Franse steun uitbleef. Wel slaagde hij er in de centraal Afrikaanse Kongo Vrijstaat te verwerven als persoonlijk wingewest met als uitkomst in zijn regeerperiode tussen 3 miljoen en 10 miljoen doden en verminkten onder de inheemse bevolking (zelf is hij er nooit geweest). In 1908 droeg hij Kongo over aan de staat die de kolonie tot 1960 in bezit had als Belgisch Kongo. België deed meer kolonisatiepogingen met Ruanda Urundi als meest succesvolle.
Politiek ontstonden alras spanningen tussen liberalen en roomsen. Deze culmineerden in de eerste Belgische schoolstrijd (1878-1884) met als termen voor openbaar & bijzonder onderwijs rijks & vrij onderwijs (i.e. op grondslag van geloof of methode). Dit conflict werd door het volk beslist in het voordeel van vrije scholen en roomsen. In 1884 wonnen de laatsten de verkiezingen om 40 jaar lang aan de macht te blijven. Als boegbeeld van vrouwen emancipatie kent België Marie Popelin (1846-1913), eerste Belgische met een academische graad en voorvechtster voor meisjesonderwijs. Ook in België resulteerde de economische vrijheid van liberalisme & kapitalisme van waaruit de industrialisatie zich voltrok in verarmd proletariaat en (vanaf 1885) opkomst van de arbeidersbeweging met als resultaten eerste sociale wetten en uitbreiding van het kiesrecht; in 1893 voor mannen vanaf 25j en in 1919 stemplicht voor mannen vanaf 21j (ondanks inzet van o.a. Marie Popelin was België relatief laat met volledig vrouwenkiesrecht). Kunstenaars van rond de 20e eeuwwisseling zijn impressionistische schilders James Ensor (1860-1949, maskers) en Emile Claus (1849-1924), Jugendstil architect Victor Horta (1861-1947, o.m. op de Unesco werelderfgoedlijst), de veelzijdige Henri van de Velde (1863-1957) en Franstalig schrijver Maurice Maeterlinck (1862-1949, Nobelprijswinnaar 1911).
De eerste wereldoorlog begon voor België, de neutraliteit van het land ten spijt, met de Duitse inval op 14 augustus 1914. Vanaf oktober kon het Belgische leger zich t/m de wapenstilstand van 11 november 1918 staande houden in het uiterste zuidwesten van het land achter het riviertje de IJzer. Koning Albert I (regerend van 1909-1934) bleef als opperbevelhebber aanwezig en verzette zich tegen het zinloos opofferen in loopgraven. De regering vertrok naar het Noord Franse Le Havre. Najaar 2014 executeerden Duitsers 12.000 burgers, maar transport van 120.000 Belgische dwangarbeiders naar Duitsland werd in 1916 vanwege protest uit neutrale landen teruggedraaid. Wel werd het land in de oorlog flink leeggeroofd. Ruim een miljoen Belgen vluchtten naar NL (destijds 15% van de bevolking van NL); de meesten tijdelijk, maar ruim 100.000 voor de hele oorlog. Om de grens onder controle te krijgen legden de Duitsers een draadversperring aan onder hoogspanning. In de oorlog steunde de bezetter het Vlaams en dit voedde de taalstrijd. Bij de Vrede van Versailles (1919) kreeg België naast herstelbetaling een stukje Duitsland (de Oostkantons) en het mandaat over de Duits Oost Afrikaanse provincies Ruanda & Urundi toegezegd. Ook hulp van Britten en Amerikanen droeg bij aan relatief snelle wederopbouw. Nu met vermeende steun van NL aan de Duitsers als argument eiste men nog maar eens Zeeuw Vlaanderen en Limburg op (Groot Belgische gedachte). De Zeeuws Vlamingen waren hier niet afkerig van. Spanning hieruit werd door NL gesust met goedkope veertarieven voor hen en de belofte van een Schelde Rijn verbinding op kosten van NL (deze kwam er pas rond 1970 en België betaalde mee).
Tijdens het interbellum (1918-1940) kreeg Antwerpen in 1920 de eerste naoorlogse Olympische spelen. Regeringen werden gevormd uit coalitiekabinetten van roomsen, socialisten en/of liberalen. Onder de sociale wetgeving vallen stakingsrecht, 8urige werkdag (beide 1921) en minimumloon (1938). Nieuwkomers tijdens het interbellum waren de communistische CPB (sinds 1921; later KPB) en het naar fascisme neigende Waalse Rex (1936) en Vlaamse VNV (sinds 1933). In 1921 werd taalbeleid per gemeente vastgesteld via een talentelling om de 10 jaar, maar grote veranderingen in korte tijd in de taalsamenstelling van gemeenten waren niet voorzien en bleken weldra strubbelingen te veroorzaken. Devaluaties van de Frank zorgden in 1926 en 1935 (na de beurskrach van New-York van 1929) voor een impuls voor de economie. In deze periode haalde Vlaanderen geleidelijk de industriële achterstand op Wallonië in. Wel vormde de crisis een van de voedingsbodems voor de 2e wereldoorlog. In de kunst vigeren in deze periode abstracte kunst met o.m. Georges Vantongerloo en surrealisme met exponenten als René Magritte en Paul Delvaux. Ook zag in 1929 stripfiguur Kuifje van Hergé (pseudoniem voor Georges Remi: 1907-1983) voor het eerst het daglicht.
Tweede wereldoorlog, wederopbouw en dekolonisatie
Op 10 mei 1940 werd de Belgische neutraliteit wederom geschonden met een Duitse inval. Het Belgische leger capituleerde op 28 mei. De regering week uit naar Frankrijk en kort daarop naar Londen, maar koning Leopold III nam, het voorbeeld van zijn vader Albert I indachtig, de omstreden beslissing te blijven. Hij werd krijgsgevangene van de Nazi’s en had in maart 1945 geluk toen een Nazi bevel hem en zijn gezin te executeren niet doorkwam door een sabotageactie van het Amerikaanse leger. België kende tijdens de bezetting Duits militair bestuur. Collaboratie kwam m.n. van Rex en het VNV en rond 20.000 Belgen streden aan het Oostfront. Velen gingen in Duitsland werken; vrijwillig (in 1940 telde men 500.000 werklozen) dan wel gedwongen (arbeidsplicht in 1942), maar ook doken velen onder. Het verzet eiste meer slachtoffers dan in NL en het deel van de joden dat Holocaust slachtoffer werd was aanzienlijk kleiner (50%, NL 80%). Voor de bevrijding eisten geallieerde bombardementen duizenden slachtoffers in België. Nadien deden V-wapen aanvallen van de Duitsers m.n. rond Antwerpen hun vernietigende werk. In sept. 1944 werd België grotendeels en na het Ardennenoffensief in januari 1945 geheel bevrijd. Na de bevrijding (vooral in 1944) verliep de repressie (bestraffing van collaboratie) chaotisch. Uiteindelijk werden 40.000 veroordelingen uitgesproken, incl. 272 executies en veroordeling van 7700 leden van de Waffen SS.
De periode tussen 1945 en 1950 stond in het teken van wederopbouw. Bijdragen kwamen van geallieerd gebruik van Antwerpen, Marshallhulp (hiervan profiteerde Vlaanderen het meest); investering in infrastructuur, publieke sector & verzorgingsstaat; beheerste inflatie, o.m. via overleg met vakbonden (Keynes) en lidmaatschap van Europese verbanden (Benelux 1944; EGKS 1952 & Euratom en EEG in 1958). Een belangrijke invloed op dit alles had staatsman Paul-Henri Spaak, tussen 1936 en 1966 vaak minster van buitenlandse zaken en leider van 3 kabinetten. Vanaf de oprichting in 1949 was België ook NAVO lid. Het hoofdkwartier kwam in Brussel, net als in 1958 dat van de EEG. In 1948 kregen vrouwen actief en passief kiesrecht. Na de wederopbouw volgde een periode van hoogconjunctuur. In 1958 kreeg Brussel de wereldtentoonstelling en in 1961 verdienden werknemers in België bijv. 40% meer dan in NL. Regionaal bleven verschillen in werkgelegenheid en inkomen groot; maar toch beleefde men, net als rond 1925, een piek in arbeidsimmigratie. M.n. Marokko, Turkije en Italië zouden, mede via gezinshereniging, een hoofdaandeel leveren aan het segment Belgen van elders. In 1959 geraakte de dekolonisatie in een stroomversnelling in Belgisch Kongo met een hoofdrol van Patrice Lumumba die op onafhankelijkheidsdag de moed had in het bijzijn van koning Boudewijn ongemakkelijke waarheden te benoemen wat bijdroeg aan zijn voortijdig einde. Eerder dan gepland (medio 1960) werd het land zelfstandig, medio 1962 gevolgd door Rwanda Burundi. In 1965 fuseerden EGKS, Euratom in EEG in vergaande mate.
Na de oorlog veranderden de grote politieke partijen van naam met als uitkomst de christelijke CVP, de socialistische BSP en de liberale PVV. De Vlaamse beweging bleef lang last houden van de reputatie van collaboratie en stichtte in 1954 als nieuwe partij de Volksunie. De tegenstelling tussen Vlaanderen en Wallonië en de ermee samenhangende taalstrijd bleef een hoofdthema in hoe het land zich ontwikkelde. De strijd leidde tot een geheel eigen politieke terminologie en kwam o.m. tot uiting bij de koningskwestie die tussen 1945 en 1950 speelde. Koning Leopold III kwam vanwege zijn keuzes in de oorlog niet meer in functie en droeg, nadat hervatting van zijn taken bijkans tot burgeroorlog leidde, de macht over aan zoon Boudewijn (koning van 1951-1993). Vlamingen waren in tegenstelling tot Franstaligen in meerderheid voor zijn terugkeer. Regionale verdeeldheid werd wederom manifest bij de 2e schoolstrijd kort daarop rond verschil in subsidie voor vrij & rijks vervolgonderwijs. Deze strijd werd in 1958 beëindigd via een pact dat instelling van gratis leerplicht & secundair onderwijs behelsde. Wallonië verloor intussen economisch terrein op Vlaanderen met als gevolg een enorme Waalse staking in 1960/61. In een poging de taalstrijd het hoofd te bieden werd in 1962 de 10jarentelling vervangen door een taalgrens en in 1963 door een nieuwe taalwet met 4 taalgebieden (Nederlands, Frans, Duits en gemengd voor Brussel). Een aantal gemeenten werden overgeheveld naar andere provincies zodat de provincies (met uitzondering van Brabant) eentalig werden. De wet haalde het door een Vlaamse meerderheid en de problemen waren de wereld dan ook nog niet uit. Ze kwamen tot uiting in opsplitsing naar taal van de universiteit van Leuven en van grote politieke stromingen (naamsverandering bij de christen democraten in 1968, liberalen in 1972 en socialisten in 1978) en in hardnekkige problemen in de Voerstreek en de Brusselse kieskring BHV. Qua cultuur was dit de actiefste periode van zanger Jacques Brel (1929-1978; bezong o.m. Vlaanderen in het Frans) en qua sport van Eddy Merckx (geb. 1945, genoemd als beste wielrenner ooit).
Van 70er jaren tot millenniumwisseling
Qua economie en politiek lieten de beide oliecrises (70er jaren) en de wereldrecessie van begin 80er jaren ook België niet onberoerd. De crises gingen gepaard met sterke groei in werkloosheid (tussen 1972 en 1983 van 3,4% naar 18,5%), staatsschuld, begrotingstekort en inflatie met als dieptepunt de devaluatie van de frank in 1982 (België is toen wel betiteld als de zieke oude man van Europa). Eerst steunde de overheid bedrijven om de werkloosheid te beperken, maar nadien volgden centrumrechtse regeringen van Wilfried Martens (9voudig premier tussen 1979 en 1992) met een streng saneringsbeleid incl. bezuiniging en modernisering & afslanking van (kolen)mijnbouw en textiel & staalindustrie. De laatstekolenmijn in Wallonië sloot in 1984 en in 1992 ging de laatste mijn in de Kempen dicht. Wellicht vormde dit alles een steun in de rug toen eind 80er jaren ook internationaal conjunctuur en economie weer aantrokken. Tussen 1992 en 1998 droegen 2 rooms-rode kabinetten van Jean-Luc Dehaene bij aan verder financieel economisch herstel met als resultaat opname in de EMU in 1998 en daarmee deelname aan invoering van de €. Ook verschenen nieuwe politieke partijen op het toneel. In 1978 ontstond uit afsplitsingen van de Volksunie het extreemrechts nationalistische Vlaams Blok (sinds 1989 onderhevig aan een cordon sanitaire van de andere partijen) en rond 1980 volgden de groen linksachtige partijen Agalev (Vlaams) en Ecolo (Waals). In 1993 overleed koning Boudewijn. Hij werd opgevolgd door broer Albert als koning Albert II. Het jaar daarop vond in voormalige kolonie Rwanda een genocide plaats waarbij tussen 500.000 en 1 miljoen mensen het leven lieten (incl. 10 Belgen in de VN vredesmacht).
Het vertrouwen in politiek en strafrecht werd in deze periode dikwijls op de proef gesteld door schandalen; tussen 1982 en 1985 door de Bende van Nijvel (onopgehelderde moorden en misdrijven), in 1989 door de ontvoering van ex kabinetsleider Paul vanden Boeynants, in 1991 door de maffiamoord op politicus André Cools, in 1994 door een corruptie schandaal rond de aankoop van helikopters en in 1996 door de zedenzaak Dutroux rond een al eerder veroordeeld echtpaar dat minderjarige meisjes gijzelde, misbruikte en liet verhongeren. Deze zaak leidde tot een protestmars met 300.000 deelnemers en een politiehervorming. Een cultuuricoon uit het laatste kwart van de 20e eeuw is de uiterst productieve en veelzijdige literator, filmmaker & schilder Hugo Claus (1929-2008) met als magnus opus “Het verdriet van België” uit 1983.
Voor de regeringen uit deze periode vormde de aanpak van spanningen tussen Walen en Vlamingen evenzeer een hoofdthema (de taalstrijd splitste zich toe op de Voerstreek). Dit leidde tot een proces naar federalisering via 6 staatshervormingen met Martens als architect. Eerste aanzetten kwamen in 1970 van het 5e kabinet Eyskens dat, ondanks de Vlaamse meerderheid (rond 60% van de bevolking), invoerde dat grondwetswijziging slechts kan met instemming van beide grote taalgemeenschappen. Men stelde 3 economische gewesten (Vlaams, Waals en Brussels) en 3 cultuurgemeenschappen (Vlaams, Frans & Duits) in met beperkte wetgevende bevoegdheid. In 1980 volgde een basiswet op de vorming van gemeenschappen met uitbreiding van hun bevoegdheden. Vlaanderen kreeg één regering & parlement voor gewest & gemeenschap (in Wallonië hielden beide een eigen regering en parlement). Tot in 1988 vigeerde de z.g. wafelijzerpolitiek om spanning tussen gewesten af te kopen (bij gewestelijke federale overheidsinvestering verplichte compensatie-investering in ander gewest). In 1988/89 werden de gewesten zelf verantwoordelijk voor hun uitgaven zodat de noodzaak hiertoe vaak wegviel. Ook volgde uitbreiding van gemeenschapsbevoegdheden qua onderwijs en het Brussels hoofdstedelijk gewest kreeg een eigen regering & parlement. Op 29 sept. 1992 (4e staatshervorming) werd onder Dehaene I België formeel een federale staat met wederom uitbreiding van bevoegdheid van deelparlementen en regeringen. De provincie Brabant werd opgesplitst in een Vlaams en een Waals deel. In 1995 volgden de eerste rechtstreekse Vlaamse en Waalse gewestelijke en gemeenschapsverkiezingen.
Rond de millenniumwisseling en daarna
Naweeën van de zaak Dutroux en samenvallen van de verkiezingen van 1999 met een milieuaffaire (dioxinecrisis) droegen er aan bij dat voor het eerst sinds 1958 federaal geregeerd kon worden zonder christendemocraten. Dit gebeurde door 2 kabinetten van Vlaams liberaal & Eurofiel Guy Verhofstadt; het eerste met liberalen (vergelijkbaar met D66 in NL), socialisten & groenen en het 2e met liberalen & socialisten. Men slaagde er in belastingverlaging te combineren met sociale maatregelen en tegelijk overheidsfinanciën verder op orde te krijgen. Ook was er nu ruimte voor liberaliseringen op ethisch vlak (euthanasie, homohuwelijk als 2e land ter wereld na NL, softdrugs vrijer) en in het vreemdelingenrecht en voor een minder serviel buitenlands beleid t.a.v. mensenrechten in de voormalige koloniën en de wensen van de USA (weigeren van deelname aan de Irak oorlog). Onder de wapenfeiten vielen verder een grote deelname aan de NAVO vredesmacht in Kosovo, steun aan wederopbouw in de voormalige koloniën en invoering van de €. Tussen 2002 en 2012 spitste de taalstrijd zich toe op het Brussels gewest (kwestie BHV). Dit vormde een aanleiding voor meer staatshervorming. Deze 5e hervorming (rond 2001) behelsde o.a. wederom meer bevoegdheden van gewesten en gegarandeerde vertegenwoordiging van Vlaamstalige Brusselaren om in het Brussels gewest een regering zonder Vlaams Blok mogelijk te maken indien dat de meerderheid zou krijgen. Het bereikte akkoord leidde in 2001 tot het uiteenvallen van de Volksunie, voornamelijk in de rechts liberale Vlaams nationalistischeN-VA en het links liberale Spirit. De Vlaamse christendemocraten veranderden in dat jaar hun naam in CD&V en de socialisten in sp.a. In 2004 ging het Blok verder als Vlaams Belang nadat de naam Vlaams Blok door de rechter was verboden wegens racisme. Sinds 2007 heet de grootste Vlaamse liberale partij Open Vld.
Rond begin 2008 vormde Verhofstadt vanwege een zeer moeizame kabinetsformatie nog een interim regering met daarna de regering Leterme die alras struikelde over de kwestie BHV (de koning weigerde zijn ontslag) en nog eens over de Fortis zaak (kredietcrisis). Als doorstart volgde op de valreep van 2009 de regering Herman Van Rompuy, maar nadat die gekozen was tot voorzitter van de Europese raad kon Leterme nov. 2009 op herhaling om vanaf eind april 2010 terug demissionair te zijn. Bij federale verkiezingen daarop werd de N-Va nipt de grootste partij, maar na de langste kabinetsformatie ooit uit de Belgische & wereldgeschiedenis kwam in dec. 2011 een kabinet tot stand van de Waalse socialist Elio Di Rupo. De 6e staatshervorming die hij leidde, een door 8 partijen gedragen akkoord, is vernoemd naar zijn karakteristieke vlinderdasje. Het behelsde o.m. opsplitsing van de Brusselse kieskring BHV met voor Franstaligen keus tussen een Vlaams-Brabantse of Brusselse lijst en opnieuw meer federale bevoegdheden naar gewest en gemeenschap, zowel qua verkiezing van de federale senaat als qua pecunia. In juli 2013 trad koning Albert II af ten gunste van zijn zoon Filip. Na de verkiezingen in mei 2014 volgde opnieuw een regering met een Waalse leider (Charles Michel), maar ditmaal met een sterk liberaal conservatieve inslag en met 3 Vlaamse partijen. In deze periode maakte vooral de N-VA van Bart de Wever furore, o.m. in Vlaanderen. Eind 2015 werd België sterk beheerst door vrees en door veiligheidsmaatregelen. Van de daders van de IS terreur aanslagen in Parijs in november, waarbij 129 doden en ruim 350 gewonden vielen, kwamen er 3 uit de Brusselse wijk Molenbeek. Op 22 maart 2016 vielen bij IS aanslagen in Brussel tientallen doden en honderden gewonden.