Geschiedenis

Prehistorie/ oude geschiedenis

Op het grondgebied van het huidige Roemenië wonen al sinds onheuglijke tijden verte­genwoordigers van het menselijk ras. De 2 miljoen jaar oude sporen van menselijke aanwezigheid die aangetroffen zijn bij Bugiulesti behoren tot de oudste van Europa. On­geveer 100.000 jaar geleden kende het gebied een tamelijk stabiele Neanderthalerpo­pulatie. In Peştera cu Oase (bottengrot) werd in 2002 een vondst gedaan die nogal uniek bleek omdat het ging om een 35.000 jaar oude schedel van een denkende mens met Neanderthalertrekken. Deze vormt tezamen met een in Portugal gevonden kinderskelet het enige bekende bewijs dat Neanderthalers en denkende mensen konden kruisen. Al deze mensen leefden van jagen, vissen en verzamelen en ze hadden nog geen behoefte aan een vast adres. Rond 6000 voor Chr. deden landbouwculturen hun intrede in de re­gio. Ze gebruikten hetzelfde aardewerk en dezelfde beeldjes als landbou­wers uit het oostelijke Middellandse Zeegebied (het Cucuteni aardewerk van rond 4000 v Chr. uit noordoost Roemenië). Rond 2000 v Chr. voegden zich Indo-euro­pese Thracische stam­men bij hen die het gebruik van brons introduceerden. De Traciërs waren een muzikaal paardenvolk dat vanaf hun rossen uitstekend met pijl en boog overweg kon. Vanaf 1500 v Chr. ontstonden 2 groepen Traciërs; de Daciërs van de bergen en van Transsylvanië en de Geten die de vlakten bevolkten. Beide volken zijn be­schreven door Grieken en Romei­nen, waarbij de Romeinen de 1e en de Grieken de 2e naam gebruikten. De Grieken stichtten vanaf 700 v Chr. nederzettingen aan de Zwarte Zeekust, waaronder het huidige Constanta. De Griekse geschiedschrijver Hero­dotus verhaalde van het dap­pere verzet van de Geten tegen de Perzische legers van de Darius de Grote in 513 v Chr. Rond 300 v Chr. won de Geto-Dacische koning Dromihetes enkele slagen van Li­sima, een generaal van Alexander de Grote die na diens dood aangesteld was als koning van Tracië. Na 300 v Chr. zijn de Kelten enkele eeuwen in het gebied geweest. Soms bestre­den de Geto-Daciërs hen, maar beide volken gingen ook wel samen op rooftocht. De Thracische vorst Boerebista slaagde er rond 50 v Chr. in om Daciërs en Geten onder zijn gezag te verenigen. Hij stichtte een rijk dat zich uitstrekte van het huidige Slowakije tot aan de Zwarte Zeekust. In de 1e eeuw v Chr. werd de Donau van de Zwarte Zee tot voorbij het huidige Boedapest de grens tus­sen het Romeinse rijk en het gebied van de Daciërs.

Ondanks de onderlinge schermutselingen was de verhouding met de Macedoniërs niet slecht te noemen. Dit kwam wellicht mede doordat de oppergod van Geten en Daciërs Zamolxis mythologische connecties had met Griekenland. Het spietsen van mensen waarmee Vlad III later zo berucht zou worden omdat hij het gebruikte om zijn Turkse vijanden te intimideren, werd (weliswaar op minder wrede wijze) al toegepast door de Geto-Daciërs als ritueel. Om de 5 jaar werd een man via het lot uitgekozen om opgeofferd te worden als boodschapper aan Zalmoxis. Dit gebeurde door hem omhoog te gooien en op speerpunten op te vangen. Wanneer hij het overleefde werd hij ongeschikt geacht voor de missie en werd iemand anders uitgekozen. Tegenwoordig worden zowel mensen als honden naar de god vernoemd.

Na 2 felle oorlogen slaagden de Romeinen er in de 2e eeuw na Chr. in om het Dacische rijk te con­fisqueren. Dit vormde voor hen de aanleiding om in Adamclisi in Dobrudja een over­winningsmonument op te richten. Een belangrijke erfenis van de Romeinen is de Roe­meense taal die zich heeft ontwikkeld vanuit het Latijn en de Roemeense identiteit. Roe­menië is de enige landsnaam waar het woord Romein nog in terug is te vinden. Ook na­dat het Romeinse leger zich na 270 terugtrok bleven de nazaten van de Romeinen te­za­men met die van de Thraciërs in het gebied wonen als boeren en herders. Tussen de 3e en de 6e eeuw kregen ze achtereenvolgens gezelschap van Oostgoten en Hunnen en in de 7e eeuw kwamen eerst de Gepiden uit het oosten van wat nu Duitsland is en daarna het Mongoolse steppen en ruitervolk van de Avaren in Transsylvanië. Tussen de 8e en de 10e eeuw hadden Bulgaren het voor het zeggen in andere delen van het huidige Roemenië. Daardoor beïnvloedden Slavische talen het heersende volkslatijn. Het Sla­visch werd in de middeleeuwen de taal van de Byzantijnorthodoxe kerk. Tussen de 2e en de 4e eeuw werd het gebied christelijk en rond de 6 of 7e eeuw was het Roemeense volk het eerste christelijke volk in de regio. In de 10e eeuw dook voor de Roemenen ten zui­den van de Donau de naam Walachijers op. Daarna ontstonden de feodale vor­stendom­men Wala­chije, Moldavië en Transsylvanië waarvan de prinsen voivodes heetten. Ook de uit Rusland afkomstige Bojaren werden een belangrijke adellijke klasse.

Middeleeuwen t/m de 18e eeuw

De vorstendommen ontstonden niet zon­der slag of stoot. De Roemeense voor­ouders heb­ben hun identiteit altijd moeten bevechten. Zo maakten de Hongaren tussen de 10e  en de 13e eeuw Transsyl­vanië tot een deel van hun rijk. Door­dat Polen, Hongaren en Tata­ren in de 14e eeuw aan macht inboetten kon­den de 3 Roe­meense vor­stendommen meer autonoom worden. Zo was Basarab I (1310-1352) heer­ser van Walachije en Bog­dan I werd zijn evenknie in Moldavië. In de 2e helft van de 14e eeuw diende zich echter een nieuwe bedreiging aan in de vorm van de Ottomaanse Tur­ken. In 1396 waren ze al ge­vorderd tot de zuidoever van de Donau. Met vereende krachten kon­den de voivodes van Walachije Mircia de oude (1385-1418) en Vlad III (1456-1462 en in 1476), Iancu Hune­doara/ Hunyadi (Hongaars regent en voivode van Transsylvanië tussen 1441 en 1456) en Stefan de Grote en Heilige (voivode van Moldavië tussen 1457 en 1504) hun voortgang tegenhouden. M.n Vlad III de Spietser werd berucht door zijn gebruik van ern­stige paar­denmiddelen, zoals het spietsen van 23.000 Tur­ken als vorm van psychologi­sche oor­logsvoering. In de 16e eeuw waren de Roemeense volken vrijwel omsingeld door de Tur­ken omdat die in het westen van de re­gio wel voortgang hadden geboekt. Als tussenop­lossing werden de 3 Roemeense vor­stendommen tegen betaling van belasting aan de Ottomanen autonome delen van het Ottomaanse rijk met behoud van eigen politieke, mi­litaire en overheidsstructuren en de eigen Byzantijnortho­doxe godsdienst.

Eind 16e eeuw bevocht Michael de Dappere van Walachije de volledige onafhankelijk­heid van de 3 vorstendommen op Ottomanen, Habs­burgers en Polen tege­lijk. Deze eer­ste eenwording werd bezegeld bij zijn intrede in het Transsylva­nische Alba Iulia in 1600, maar ze was geen lang leven beschoren. In 1601 werd hij ver­moord door zijn te­genstan­ders. Nadat de Turken in 1683 bij Wenen waren gestopt, be­gon het Habs­burgse rijk met het terug­winnen van verloren terrein. Via het Oostenrijks Turkse vredes­verdrag van Kar­lowitz in 1699 werd Transsylvanië een autonoom deel van het Habs­burgse Oos­tenrijks-Hongaarse rijk. Door de expansiedrift van Peter de Grote werden de Russen de oos­ter­buur van Moldavië. Om zich tegen deze beide partijen te verweren stelden de Ottoma­nen aan het begin van de 18e eeuw in Moldavië en Wala­chije het Pha­nariot re­gime in dat tot 1821 aanbleef. Het gevolg was dat tussen 1710 en 1856 maar liefst 8 oorlogen tussen Russen en Habsburgers enerzijds en Turken ander­zijds op Roe­meens grondgebied wer­den uitgevochten.

19e eeuw t/m 2e wereldoorlog

Via deze oorlogen annexeerde Oostenrijk tus­sen 1795 en 1918 Noord Moldavië (Bukovina) en de Russen namen Bessarabië, het ge­bied tussen de Prut en de Dnjester, in. Daar­bij behielden de Roemeense vorstendommen hun autonomie. Door de buitenlandse in­vloeden namen corruptie en uitbuiting toe. Er kwamen echter ook verlichte hervormingen in het bestuur en het lijfeigendom werd afge­schaft. Vanaf de 19e eeuw kwamen kapita­lisme en industrie op en de feodale structuren raakten aan slijtage onder­hevig. Ook groeide m.n in Transsyl­vanië en Walachije net als in andere delen van Eu­ropa het natio­nale bewust­zijn. Hoewel Transsyl­vaniërs in eigen land 60% van de bevol­king vormden hadden ze minder rechten dan de Hongaren en Saksen in hun gebied. Hun emancipatie­beweging was reeds op gang gebracht door bisschop Inocentiu Micu Klein (1692-1768) en ze werd voortgezet door een groep intellectuelen die zich de Transsylva­nische school noemde. In Walachije kwam een ver­nieuwingsbeweging op die geleid werd door Tudor Vladimirescu (1780-1821) en die korte tijd het heft in handen had. De in­vloed van de Tur­ken nam geleidelijk af, maar in eind 1848 grepen de 3 omringende groot­machten in en Moldavië en Walachije kwamen onder Russisch protectoraat. De op gang gebrachte libe­ralisering kon echter niet meer worden teruggedraaid. De handel werd vrijer, Roemeens graan kwam op de Euro­pese markt terecht en het West-Europese ge­dachtegoed won in­vloed. De Russische nederlaag in de Krimoorlog leidde er in 1856 toe dat Walachije en Moldavië een protectoraat werden van alle 7 machten die in Parijs het vredesverdrag hadden getekend, dat Rusland zuidelijk Bessarabië terug moest ge­ven aan Moldavië en dat de Donau en de Zwarte Zee neutrale vrij bevaarbare wateren wer­den. Ondanks Oostenrijks-Hongaarse en Ottomaanse weerstanden verenigden Mol­davië en Walachije zich in 1859 met steun van Frankrijk tot één vorstendom onder kolo­nel Alexandru Ioan Cuza. De Moldavische nationalist Mihail Kogalniceanu (1815-1891) had hierin een belangrijk aandeel. In 1862 gaf men de nieuwe natie de naam Roemenië en men stelde Boekarest in als hoofdstad. Er kwamen wetten die het grootgrondbezit van kloos­ters moesten seculariseren en de boeren vrijer moesten maken van landeigenaren.

Tus­sen 1860 en 1895 werden koste­loos basisonderwijs en leerplicht ingesteld en er wer­den universiteiten gesticht in Boeka­rest en Iasi. In 1866 werd Cuza met steun van Napo­leon III en Bismarck opgevolgd door een telg uit de adellijke Pruisi­sche Hohenzollern fa­milie. Hij werd prins onder de naam Carol I en er kwam een grond­wet naar het model van de Belgische grondwet van 1831. Onder deze grondwet, die in werking bleef tot 1923, was Roemenië een constitutionele monarchie. In 1877 hielp een Roemeens leger op ver­zoek van de Russen het Russische leger met het verslaan van de Ottomanen in Bulga­rije. Bij het Russisch-Turkse vredesverdrag van San Stefano voorjaar 1878 en bij het in­ternationale vredesverdrag van Berlijn kort daarna werd Roemenië in zijn bestaan er­kend. Men kreeg noordelijk Dobrudja (het gebied rond de Donaudelta aan de Zwarte Zee) erbij; maar delen van Bessarabië raakten verloren. Kort daarop, in maart 1881, werd Carol I tot koning gekroond. Hij bleef regeren tot zijn dood in 1914. In 1883 sloot men een geheim verbond met Oostenrijk-Hongarije, Duitsland en Ita­lië als verweer tegen Russische expansiedrift. Tussen 1871 en 1914 werd het land afwis­selend geregeerd door de conservatieve en de liberale partij. Van de 12 miljoen Roeme­nen die er rond de 20e eeuwwisseling waren leefde de helft in Transsylvanië. Dit gebied was nog steeds be­zet door Hongarije dat ernaar streefde om van iedereen Hongaren te maken. In 1892 stelde de nationalistische beweging van Transsylvanië via een memo­randum aan de Oostenrijks-Hongaarse keizer Franz Jozef de Europese publieke opinie op de hoogte van de onderdrukking van de eigen identiteit door de Hongaren. Dit werd in 1894 door een Hongaarse rechtbank beloond met gevangenisstraf. De deelname aan de 2e Balkanoor­log resulteerde in de toevoeging van Zuidelijk Dobrudja (Constanta en de regio ten zui­den daarvan) aan Roemenië. In 1914 werd Carol I opgevolgd door koning Ferdinand I die aan zou blijven tot 1927. In 1916 en 1917 bestreed het Roe­meense leger de Asmogend­heden en het bevrijdde Transsylvanië van de Hongaren.

Na de 1e wereldoorlog ver­dween het Oostenrijks-Hongaarse Habsburgse rijk. Via een refe­rendum in het noord­oostelijk gelegen Boekowina en via een volksvergadering met 100.000 aanwezigen in Alba Lulia in Transsylvanië sloten in 1918/1919 ook deze gebieden zich bij de natie aan zodat alle Roemenen opnieuw onder één staat waren verenigd. In 1923 kreeg Roemenië één van de meest democratische grondwetten van het conti­nent. Het land werd de grootste olieproducent van Europa en tussen 1923 en 1937 ver­dub­belde het BBP. Het scala aan politieke partijen werd groter en meer divers. Internati­onaal kwamen er verdragen met omringende landen (behalve Hongarije) en men sloot zich aan zich aan bij het beleid van Frankrijk en het VK. Aan het begin van de 2e wereld­oorlog stelde Roe­menië zich neutraal op, maar onder druk van Duitsland verloor men gebied aan de Duitse bondgenoten Hongarije en Bulgarije. Op bevel van de Hongaarse leider Horthy werden onwelgevallige Roemenen afgevoerd in veewagens van goederen­treinen en boeren uit Transsylvanië werden van hun land gejaagd. De crises waar dit mee gepaard ging leidde tot de troonsafstand van koning Carol II ten faveure van zijn zoon Michael en de instelling van een militaire junta onder generaal Ion Antonescu. In een poging om het verloren gebied terug te krijgen ging deze juntaleider heulen met het Nazi bewind in haar strijd tegen de Sovjet-Unie. Dit lukte vrij gemakkelijk omdat de Nazi’s wel geïnteresseerd waren in de olie-installaties van Ploiesti. Bessarabië werd tijdelijk heroverd, maar moest later weer worden opgegeven en de veel joden en Roma zigeuners werden de dupe. Echter pas nadat de Roemeense legers bij Stalingrad door de Sovjets in de pan waren gehakt werd de democratische oppositie sterker. In augustus 1944 werd Antonescu gear­resteerd op bevel van koning Michael en men sloot zich aan bij de geallieerden. Bij het vredesverdrag van Parijs in 1947 kreeg Roemenië Transsyl­vanië terug, maar het raakte Bessarabië en noord Boekowina kwijt aan de Sovjet Unie. Verder werd het land een on­derdeel van het toenmalige Oostblok.

Communistische tijd

De communistische partij kreeg de macht, hetgeen leidde tot honderdduizenden slacht­offers. Er kwam een staatseconomie met 5 jarenplannen en landbouwkolchozen. Na zijn dood om 1965 werd de 1e communistische partijleider Gheorghe Gheorghiu-Dej opge­volgd door Nicolae Ceauşescu. Die voorzag er al snel in dat een clan rondom hem en zijn vrouw Elena bin­nenslands alle touwtjes in handen kreeg. Daarnaast werd de speel­ruimte die de Sovjets toelieten qua autonoom beleid maximaal benut. Zo was Roemenië het enige Warschau­pactlid dat de bezetting van Tsjecho-Slowakije van 1968 veroor­deelde en er niet aan deelnam, dat diplomatieke relaties met Israël en de BRD onder­hield en dat meedeed aan de olympische zomerspelen van 1984 in het Amerikaanse Los Angelos. Ook werd het onderwijs sterk verbeterd, het analfabetisme werd vrijwel uitge­bannen en westerse cultuurinvloeden werden meer toegelaten dan in andere Oostblok­landen. Qua bevol­kingspolitiek was het beleid van Ceauşescu echter erg dubieus (zie onder bevolking). Nadat in 1978 generaal Pacepa van de geheime dienst Securitate was overgelopen en duidelijk werd dat Ceauşescu Arabische terroristen steunde en veel in­dustrieel spio­neerde in Amerika raakte het land geleidelijk aan in een isolement. De Se­curitate werd steeds achterdochtiger uit angst voor infiltraties van westerse agenten. Eén en ander werkte in de hand dat Ceauşescu zich meer en meer ontpopte als een dictator die een enorme persoonsverheerlij­kingcultus rond zichzelf creëerde. Terwijl hij de enorme schulden aan westerse landen afloste begon hij tegelijk met megalomane bouw­projecten (zoals het volks­paleis, het grootste gebouw ter wereld na het Pentagon). Daarmee stortte hij het land in ar­moede en via de Securitate werd elke zweem van op­po­sitie in de kiem gesmoord. Eind 1989 leek Ceauşescu het contact met de realiteit volledig kwijt te zijn. Terwijl de Berlijnse muur net was gevallen, zijn kameraad en enige overge­blevene geestverwante Oostblok­leider leider Zhivkov van Bulgarije pas was opgestapt en de broodrijen wachtenden voor de voedselwinkels in Boekarest onafzienbaar leken, liet hij eindeloze data met exorbitant hoge productiecijfers op tv tevoorschijn toveren. Tegen deze achtergrond kon op 15 de­cember 1989 in Timisoara (in een uithoek van Roemenië dichtbij Servië en ver van Boe­ka­rest) de vonk ontbranden die een week later leidde tot de afzetting van de dictator. Op de 1e kerstdag daarna werden hij en zijn vrouw veroordeeld en geëxecuteerd en de macht werd overgenomen door het nationale reddingsfront FSN waarin naderhand veel ex-communisten en Securitate leden bleken te zitten.

Na de communistische tijd

Na diverse protesten van mijnwerkers (mineriades) en studenten loste het FSN op in meerdere politieke partijen. Daarvan werden de Democratische partij PD, de Sociaal democratische partij PSD (de voormalige communisten) en de alliantie voor Roemenië APR de belangrijkste. Ze regeerden het land tussen 1990 en 1996 met Ion Iliescu als staatshoofd. Tussen 1996 en 2000 kwam de liberaal democratische oppositiebeweging CDR aan het bewind, maar daarna namen de socialisten het weer over. Iliescu werd wederom president en PSD leider Andrian Năstase werd premier. In 2004, het jaar dat Roemenië NAVO lid werd, werd Traian Băsescu president en liberaal Calin Popescu-Tariceanu premier van een centrum rechtse coalitie. Deze kwam aan het bewind met de belofte corruptie te bestrijden (waarmee de Roemenen tot de absolute EU top behoren) en ex Securitate leden te ontmaskeren. Begin 2007 kwam Roemenië bij de EU. Tussen president en premier boterde het niet. Tariceanu zette voorjaar 2007 de partij van Băsescu buitenspel door de 8 ministers ervan in zijn kabinet de laan uit te sturen, onder wie minister van justitie Macovei die populair werd omdat ze de corruptie aanpakte. Nadien regeerde Tariceanu een tijdje met een minderheidskabinet met gedoogsteun van de PSD omdat Băsescu weigerde om nieuwe ministers te beëdigen. De daaropvolgende poging van Tariceanu om Băsescu af te laten zetten door het constitutionele hof mislukte en bij het referendum daarna (opkomst 44%) kreeg Băsescu driekwart van de stemmen achter zich, zodat hij kon blijven zitten. In 2009 won hij opnieuw presidentsverkiezingen. Eind november 2008 won de PSD parlementsverkiezingen (33,1%), met vlak daarachter de eind 2007 via fusie in het leven geroepen centrumrechtse Democratisch Liberale partij PDL (32,4%). De partijen vormden een coalitie met PDL leider Emil Boc als premier.

In 2009/10 leken volgens sommigen de tijden van Ceaușescu weer te keren toen de regering via een maas in de grondwet het parlement passeerde om belastingverhoging en bezuinigingen in het sociale stelsel door te voeren. Winter 2012 werd de populaire onderminister en oprichter van een publieke hulpdienst Raed Arafat door de president verzocht op te stappen omdat hij tegen privatisering van hulpdiensten was en begin februari verliet de regering Boc het pluche vanwege massale en heftige protesten tegen door de president toegelaten bezuinigingen op de zorg en ambtenarij. Hij werd opgevolgd door Mihai Răzvan Ungureanu die in april al weer het veld moest ruimen vanwege een motie van wantrouwen. Hij werd op voordracht van de president en met bekrachtiging van het parlement opgevolgd door Victor Ponta (1972). Hij is de leider van de Sociaal Liberale Unie USL, een in 2011 in het leven geroepen alliantie van de sociaal democraten met de 2 centrumrechtse partijen die het voor het zeggen hadden. Alras kreeg president Băsescu weer eens machtsconflicten en de premier slaagde er medio juli opnieuw in om het parlement achter zich te krijgen om de president via een referendum te schorsen. Daarbij haalden de voorstanders 86%, maar Băsescu bleef zitten omdat de opkomst op 46% bleef steken terwijl 50% was vereist. De soap gaat verder, want najaar 2012 komen er parlementsverkiezingen.