Geschiedenis

Prehistorie

Sommigen claimen dat er al meer dan 1,3 miljoen jaar mensen op het grondgebied van het huidige Bulgarije leven. Zekerder is dat Neanderthalers het gebied hebben gekoloniseerd en dat vertegenwoordigers van de oudste Europese cultuur van de denkende mens (de Aurignac cultuur, die vernoemd is naar latere Franse vondsten) in Bulgarije leefden. Hun overblijfselen zijn ondermeer gevonden in Bacho Kiro grot in Noord-Bulgarije. Tot de oudste landbouwvolken in de regio behoren de Traciërs. Ze lieten ondermeer een goudschat achter uit 4500 v Chr. Ze zijn er lang geweest, want rond 500 v Chr. smeedde koning Teres hun stammen tot een eenheid dat het Odrysische koninkrijk werd. In deze periode vermengden de Traciërs zich met de binnengevallen Kelten. Het Odrysische koninkrijk bereikte in de 4e eeuw v Chr. zijn hoogtepunt. In 341 v Chr. werd het verslagen door Alexander de Grote, maar het kwam er weer bovenop. Vanaf 181 v Chr. waren de Traciërs in oorlog met de Romeinen tot het gebied in 45 v Chr. een Romeinse kolonie werd met de provincies Moesië langs de Donau en Tracië ten zuiden van de Balkanbergen. De gladiator Spartacus, die rond 70 v Chr. de bekendste slavenopstand uit de Romeinse tijd leidde, was een Traciër. Tussen 250 en 500 na Chr. kwamen er achtereenvolgens Goten, Hunnen en Slavische stammen in het gebied. Na veel onderlinge strijd vermengden de aanwezige bevolkingsgroepen zich.

Bulgaren

De naam Bulgarije stamt van een halfnomadisch Turks of Iraans volk uit Centraal-Azië dat rond het begin van de christelijke jaartelling vanuit de Kaukasus geleidelijk aan het gebied rond de Zwarte Zee koloniseerde. Ze gebruikten de sabel als symbool, zouden vernoemd zijn naar het Turkse woord daarvoor (bulgha) en hadden een Kahn als leider. In 632 vorm­den ze onder Kubrat Kahn de door het Byzantijnse rijk gedoogde staat Groot-Bulgarije.of Onoguria aan de noordkant van de Zwarte Zee. De zoon en opvolger van Kubrat, Asparo­ech, breidde het rijk uit door rond 675 het gebied rond de Donau in het huidige Bulgarije in te pikken (sindsdien vigeert de benaming Donau-Bulgaren). Asparoech zag zijn kans schoon omdat de Byzantijnen bezig werden gehouden door een belegering van Arabische moslims. Hij sloot direct bondgenootschappen met Slavische stammen in de buurt om sterker te staan tegen­over hen zodra ze orde op zaken kwamen stellen. Deze opzet lukte en de Byzantijnen wer­den in 680 voor het eerst verslagen in de slag bij Ongala. Via deze overwinning werd de ba­sis gelegd voor het 1e Donau-Bulgaarse rijk. De Bulgaren gingen met succes op verove­ringstocht en in 681 moest de Byzantijnse keizer Constantijn IV, die de Perzen en de Arabie­ren had verslagen, een Bulgaarse staat naast zich dulden en de Bulgaren schatting betalen om te voorkomen dat ze zijn rijk binnenvielen. Het Bulgaarse rijk breidde zich verder uit en werd de 3e Europese supermacht naast het rijk van de Byzantijnen en Franken. In de 9e eeuw onder Boris I werd het christelijk. De titel Kahn werd veranderd in die van knyaz (Sla­visch voor prins) en Preslav werd de hoofdstad. Vanaf toen heetten zijn opvolgers tsa­ren. Onder de 1e opvolger, tsaar Simeon I (Simeon de Grote) behaalde het rijk zijn grootste ex­pansie. Het besloeg grote delen van het Balkanschiereiland, incl. Griekenland en het ge­bied rond het hedendaagse Turkse Edirne. Zijn regeerperiode wordt wel de Bulgaarse gou­den eeuw genoemd vanwege de opbloei van kunst en literatuur. Het cyrillische schrift ont­stond in deze tijd en het oud Bulgaars werd de toonaangevende taal op het Balkanschierei­land.

Byzantijnse bezetting en 2e Bulgaarse rijk

Na de dood van Simeon de Grote raakte het Bulgaarse rijk in verval en in 1018 wist de Byzantijnse keizer Basilius II (bijgenaamd de Bulgarendoder) de Bulgaren te verslaan Hij stuurde na de slag van Belasitsa 14.000 gevangen genomen soldaten met één uitgestoken oog terug naar Bulgarije. Toen toenmalige tsaar Samuel met hen werd geconfronteerd was hij zo aangedaan dat hij stierf aan een acute hartaanval. In 1185 leidden de broers Peter en Asen met succes een revolte tegen de Byzantijnen en de Donau-Bulgaren gingen onder Tsaar Peter II hun 2e onafhankelijkheid in met Trnovo als hoofdstad. Onder Ivan Asen II (1218-1241) werden Belgrado en Albanië bezet, een eigen Bulgaars orthodox patriarchaat werd in ere hersteld en er werden diplomatieke relaties gelegd met Venetië en Genua. Na zijn dood moesten de Bulgaren tijdelijk schatting betalen aan de Mongoolse gouden horde. Ze raakten grondgebied kwijt aan het Grieks-Byzantijnse rijk van Nicaea en aan de Hongaren en verloren een veldslag van de Serviërs. Tijdens het bewind van tsaar Ivan Alexander (1331-1372) breidden de Bulgaren hun territoor echter weer uit met de Rhodopebergen en delen van de Zwarte Zeekust en de 2e gouden eeuw brak aan. Na zijn dood ontstond rivaliteit tussen mogelijke opvolgers. Dit gaf de Ottomaanse sultans de kans om het land te veroveren.

Ottomaanse bezetting

In 1396 was de Ottomaanse bezetting een feit en ze zou bijna 400 jaar duren. Het land heette in deze periode beyerlik Rumili (groothertogdom Rumili) met Sofia als regeringszetel en hoofdstad en het was opgedeeld in een hiërarchisch stelsel van bestuursdistricten die belasting inden. Alle belangrijke centra van Bulgaarse cultuur werden verwoest en veel ge­schriften in het Bulgaars gingen verloren. De Bulgaren mochten als christenen geen be­stuursfuncties bekleden en het eigen Bulgaarse patriarchaat werd vervangen door het patri­archaat van Constantinopel. Iedere 5e zoon moest zich bekeren tot de Islam en dienen in het elitekorps van de Janitsaren (nieuwe krachten). In de 15e en 16e eeuw werden de Janitsaren een belangrijke politieke macht omdat de titel erfelijk werd en omdat ze allerlei voorrechten hadden. Ze waren belangrijker dan de Turkse cavalerie die met zwaarden en speren vocht omdat ze vuurwapens gebruikten. Tijdens de Ottomaanse bezetting werden een viertal re­voltes in bloed gesmoord (waaronder de Chiprovtsi-opstand van 6 september 1688 nadat Oostenrijk Belgrado had heroverd). Na elke opstand vluchtten duizenden Bulgaren het land uit. In 1762 werd een eerste nationalistische tekst van de hand van de Bulgaarse monnik St. Pai­sius van Hilendar publiek. In 1774 bedongen de Russen, nadat ze de Ottomanen hadden verslagen, bij het verdrag van Küçük Kainarca het recht om tussenbeide te komen in Otto­maanse zaken ter bescherming van de christenen onder Ottomaanse heerschappij.

Opkomend nationalisme

Na de Franse revolutie kwamen in heel Europa liberalisme en nationalisme op, ondermeer via Johann Gottfried Herder die op zijn beurt Russische slavofielen en Servische nationalis­ten inspireerde. De Griekse opstand van rond 1830 tegen de Ottomanen bleef in Bulgarije niet onopgemerkt, maar men ging er niet in mee omdat men huiverig was voor Griekse over­heersing van de eigen orthodoxe kerk. Nadat Bulgaarse geestelijken dreigden om een eigen kerk te beginnen die loyaal was aan Rome, grepen de Russen in via de sultan en deze ver­ordonneerde in 1870 de instelling van een eigen orthodox episcopaat voor de Bulgaren met Antim I als bisschop. Doordat deze Antim door de patriarch van Constantinopel werd geëx­communiceerd, werd hij één van de leiders van de opkomende nationalistische beweging. Een andere belangrijke leider en nationale held is Vasilius Levski. Hij werd in 1873 opgehan­gen door de Ottomanen. Een opstand in Bosnië Herzegovina tegen de Ottomanen in 1875 sloeg in april 1876 over naar Bulgarije en deze werd met harde hand neergeslagen. Dit lokte bij toonaangevende West-Europese intellectuelen massale protesten uit tegen “de Bul­gaarse verschrikkingen” en via Russische bemiddeling belegden de 6 belangrijkste Europese landen een congres in Constantinopel om een vreedzame en duurzame oplossing te vinden voor de Bulgaarse kwestie. Daarbij wilden de Russen dat onder het nieuwe Bulgarije alle Bulgaars sprekende gebieden zouden vallen, maar de Britten wilden het land liever klein houden om het geen bedreiging te laten worden voor hun belangen in de Balkan.

Ontstaan van Bulgarije

Omdat de Ottomanen weigerden om aan de gekozen compromisoplossing mee te werken zag Rusland zich genoodzaakt Turkije de oorlog te verklaren. Nadat bij 4 slagen om de strategisch belangrijke Shipka pas een gecombineerd Russisch Roemeens leger uiteindelijk als overwinnaar uit de bus kwam kon via het verdrag van San Stefano een Groot Bulgaars rijk worden afgedwongen bij de sultan. Omdat de Duitsers en Britten het hier niet mee eens waren kwam bij het congres van Berlijn een kleiner Bulgaars vorstendom tot stand waarvan Alexander van Battenburg, een neef van tsaar Alexander II, prins werd. Formeel viel het land echter nog onder het Ottomaanse rijk. Het zuidoostelijke deel van het huidige Bulgarije werd een autonome ottomaanse provincie onder de naam Oost-Roemelië. Op 6 september 1885 werden beide gebieden verenigd en sindsdien is deze datum in Bulgarije een nationale feestdag (eenheidsdag). Onder de liberale partijleider Stefan Stambolov nam Bulgarije een moderne grondwet aan. Ook verbeterde Stambolov het banksysteem en hij liet tol heffen op goedkope buitenlandse importgoederen om de ambachtelijke producten van Bulgarije te beschermen. In 1886 moest Alexander onder Russische druk afstand doen en in 1887 werd Ferdinand van Saxen-Coburg Gotha zijn opvolger. Op 22 september 1908 (volgens de Juliaanse kalender) verklaarde hij Bulgarije een volledig onafhankelijk koninkrijk met hemzelf als tsaar onder de naam Ferdinand I. Via de balkanoorlogen tussen Bulgarije, Griekenland en Servië van 1912 en 1913 kwamen nieuwe Bulgaarse grenzen tot stand.

Wereldoorlogen en interbellum

In de 1e wereldoorlog vochten de Bulgaren aan de kant van Oostenrijk-Hongarije en Duitsland omdat Duitsland hen had beloofd de grenzen van San Stefano in ere te herstellen. Omdat Bulgarije bij de verliezers hoorde moest het alle tijdens deze oorlog heroverde voormalige Bulgaarse gebieden in 1918 weer opgeven. Tussen beide wereldoorlogen speelde zich een strijd af tussen linkse en rechtse krachten met respectievelijk boerenpartijleider Alexandur Stamboliyski en tsaar Boris III als hoofdrolspelers. Nadat rond 1930 via gematigde regeringen de politieke stabiliteit was hersteld  zorgde de wereldwijde economische depressie na de beurskrach van New-York ervoor dat rechtse krachten in Bulgarije aan het langste eind trokken. Het regime van de tsaar zette alle oppositiepartijen buitenspel en het land sloot zich bij het uitbreken van de 2e wereldoorlog aan bij de Asmogendheden omdat Duitsland opnieuw beloofde dat het de oude gebieden weer terug zou krijgen. Van de Duitsers mocht Bulgarije het grootste deel van Macedonië en Grieks Tracië bezetten. Bulgarije verklaarde de oorlog aan de Britten en Amerikanen, maar uit angst voor pro-Russische sentimenten durfde de regering het niet aan om hetzelfde met de Sovjet-Unie te doen. Wel werd door protesten van politieke en geestelijke leiders de deportatie van de joden voorkomen. In augustus werd tsaar Boris III, nadat hij plotseling was overleden, opgevolgd door zijn 6 jarige zoontje Simeon. Tegen die tijd groeide in Bulgarije het verzet tegen het regime. Bij Stalingrad hadden de Sovjets een Bulgaars leger in de pan gehakt, in de ogen van veel Bulgaren doordat het door de Duitsers in de steek werd gelaten. Boeren, communisten en sociaal-democraten verenigden zich in het Vaderlandfront. Nadat de Sovjet-Unie Bulgarije in 1944 de oorlog had verklaard deed het front met succes een staatsgreep. Men kwam een staakt het vuren overeen met de Sovjets, verklaarde vervolgens de oorlog aan de Asmogendheden en bevrijdde een aantal gebieden. In september 1946 werd de monarchie via een volkstelling afgeschaft en koning Simeon werd het land uitgezet. De communisten namen openlijk de macht over.

Bulgarije communistisch

In 1946 werd Georgi Dimitrov (1882-1949) premier. Hij probeerde vergeefs Bulgarije deel uit te laten maken van de Joegoslavische federatie maar Stalin zag hier geen heil in. Dimitrov overleed in 1949 onder verdachte omstandigheden. In 1950 kwam de extreme Stalinist Vulko Chervenkov aan het bewind. Het land werd geïndustrialiseerd, de landbouw werd collectief, boerenopstanden werden neergeslagen (tussen 1945 en 1953 gingen 12.000 Bulgaren naar een werkkamp), de Turkse minderheid werd vervolgd en er kwamen grensconflicten met Joegoslavië en Griekenland. De orthodoxe patriarch kreeg huisarrest in een klooster en de kerk kwam onder staatscontrole. Nadat Stalin in 1953 overleed viel Chervenkov in Moskou in ongenade en in 1954 werd hij vervangen door de jeugdige Todor Zhivkov die 33 jaar lang aan zou blijven. Zhivkov was volledig loyaal aan de Sovjets, maar voerde een meer gematigd binnenlands beleid. De betrekkingen met Griekenland en Joegoslavië werden hersteld, werkkampen werden gesloten en eerdere Stalinistische processen tegen aanhangers van de Joegoslavische leider Tito werden officieel betreurd. De vrijheid van expressie werd iets groter en aan de vervolging van de kerk kwam een eind. Wel werden naar aanleiding van de opstand in Hongarije van 1956 de intellectuelen scherp in de gaten gehouden. In 1971 werd een nieuwe grondwet aangenomen. Zhivkov promoveerde zichzelf tot staatshoofd en hij benoemde Stanko Todorov tot premier. In 1968 liet hij Bulgaarse eenheden meedoen met de Sovjetonderdrukking van de opstand in Tsjecho-Slowakije en nadien werd hij gezien als de meest loyale Oostblokleider. Na een wat liberalere fase werd zijn regime vanaf de dood van zijn dochter Lyudmila in 1981 steeds autocratischer, corrupter en grilliger. De Bulgaarse Turken (10% van de bevolking) mochten geen Turks meer spreken en moesten Bulgaarse namen aannemen. Dit zette de economische relaties met het westen onder druk.

Bulgarije vanaf 1990

Volgens History of Bulgaria since 1989 mondden in 1989 onder invloed van de opkomst van de liberaliseringen van Sovjetleider Gorbatsjov milieudemonstraties in Sofia uit in een algemene roep om hervormingen. Op 10 november verving de partijleiding om bloedvergieten te voorkomen en tijd te winnen Zhivkov door Petar Mladenov. In 1990 volgden evenwel de eerste vrije verkiezingen sinds 1931 en de communistische partij veranderde haar naam in Bulgaarse socialistische partij BSP Ze kreeg als conservatieve tegenhanger de UDF (unie van democratische krachten) en de MRF (de beweging van recht & vrijheid van de etnische Turken) presenteerde zich als een nationalistische middenpartij. Tussen 1990 en 1995 regeerde de BSP nog (soms samen met de MRF), maar in 1996 be¬haalde de UDF bij verkiezingen een absolute meerderheid van 55%. Hun partijleder Ivan Kostov voerde met succes een aantal economische hervormingen door, waardoor vanaf 1999 onderhandelingen begonnen over het EU lidmaatschap. In 2001 verloor de UDF de verkiezingen echter vanwege de onvrede over werkloosheid en corruptie. De winnaar werd de in 2000 opgerichte nationale beweging voor Simeon II, de kindkoning die in 1943 het land uit was gezet en in 1996 onder de eigen naam (Simeon Sakskoburggotski) terugkwam als een 59 jarige rijke zakenman. Deze NDSV won met 42% van de stemmen de helft van de 240 parlementszetels en vormde een coalitieregering met de MRF met de voormalige koning als premier. Hij voerde een prowesterse koers die erin uitmondde dat Bulgarije in 2004 toe¬trad tot de NAVO. Zijn regering boekte beperkte successen m.b.t. economische groei, be¬strijding van werkloosheid, corruptie en misdaad en verbetering van onderwijs en gezond¬heidszorg.

Bij de verkiezingen van juni 2005 won een linkse coalitie van 7 partijen met 34% van de stem¬men. De sterk nationalistische Ataka (aanval) met ondermeer leden van de voormalige veiligheidsdienst kreeg als nieuwkomer 9%. Er kwam uiteindelijk een coalitie regering van BSP, NDSV en MRF onder BSP leider Sergej Stanisjev met als enige gedeelde doel de voorbereiding van de Eu toetreding. Deze werd op 1/1- 2007 een feit (samen met Roemenië). De presidentsverkiezingen van oktober 2006 waren intussen in de 2e ronde gewonnen door zittende president Georgi Parvanov van een ul¬tranationalist. Intussen bleven corruptie en inefficiënt bestuur een stempel drukken en eind 2008 weigerde Stanisjev in te zien dat er een kredietcrisis was ontstaan. Nieuwe verkiezingen in 2009 werden met 40% van de stemmen gewonnen door nieuwkomer GERB (sinds 2006, Burgers voor Europese ontwikkeling van Bulgarije), een liberaal conservatieve, christelijke en populistische partij. Partijleider Boyko Borisov (1959) werd premier, uiteindelijk van een meerderheidsregering van zijn eigen partij. Hij overleefde beschuldigingen van corruptie, discriminatie van Roma & Turken en contact met Bulgaarse maffiosi van het ergste soort en bezette medio 2012 nog het regeringspluche. Sinds januari 2012 is Rosen Plevneliev (1964) van dezelfde partij president van het land. In febr 2013 stapte Borisov met zijn regering op nadat er door politieoptreden bij demonstraties tegen verhoogde energieprijzen gewonden waren gevallen.