Geschiedenis

Prehistorie t/m kerstening

Veel prehistorische vondsten komen uit het noorden van Kroatië (Prehistoric). De oudste bewijzen van menselijke aanwezigheid uit het land zijn schedelresten van neanderthalers uit de oude steentijd. Ze zijn gedateerd op 100.000-127.000 v Chr. Ook zijn er veel vondsten uit de nieuwe steentijd (10.000-5000 v Chr.) en de bronstijd die daar op volgde (5500-2000 v Chr.). Uit deze periode stammen de oudste culturen die naast jagen en verzamelen ook landbouw kenden en vaste woonplaatsen hadden. Ze worden vaak ingedeeld naar het type aardewerk wat ze nalieten. In Kroatië is m.n. de nalatenschap van de Vučedol cultuur van een Indo-Europees volk uit 3000-2200 v Chr. aanzienlijk. In de ijzertijd (1200-400 v Chr.) leefden in de kustregio Illyriërs (o.m. de Delmetaedie bekend waren als herders & handelaars en berucht als krijgers, plunderaars & piraten), deze vermengden zich met aan de Kelten verwante oostelijke Hallstatten La Tène culturen in het binnenland. Kort voor het begin van de christelijke jaartelling waren de Dalmatiërs onderworpen door de Romeinen voor wie ze weldra hulptroepen vormden. De Romeinen verdeelden het gebied in Dalmatië (de kustregio) en Panonië (waaronder het verlengde van de Hongaarse laagvlakte ten westen van de Donau dat nu onder Kroatië valt). Na de Ottomaanse invasie van de Balkan in de 15e eeuw verdween de naam Illyrië uit de annalen, maar ze dook later weer op. Zo bestond tussen 1816 en 1849 binnen het Habsburgse rijk een koninkrijk Illyrië en een van de Kroatische nationalistische beweging uit deze periode was de Illyrische beweging (Illyrian). Tot op de dag van vandaag leven hier en daar in de regio nog nazaten van Illyriërs die een Romaans dialect spreken.

Tijdens de volksverhuizingen kende de regio tussen 500 en 700 na Chr. invasies van Longobarden (oorspronkelijk uit zuid Zweden), Hunnen (een Oostaziatisch paardenvolk), Oostgoten (ook uit zuid Zweden) die voor de Hunnen op de vlucht waren en het Centraalaziatische paardenvolk der Avaren. In deze periode viel Dalmatië onder het Oost Romeinse rijk. De Avaren werden op hun beurt verjaagd of vervangen door Slavische stammen (vaak boeren) die tevens de meeste Romeinse steden vernielden. Onder de eerste stammen vielen de witte Kroaten (White). Inschattingen over hun herkomst lopen uiteen van Beieren, via Polen of Oekraïne naar Iran. Het gebied waar ze zich vestigden beslaat ook Herzegovina, deel van het huidige Bosnië-Herzegovina. Ook nu nog wonen daar zo’n 500.000 Bosnische Kroaten. Op uitnodiging van de 7e eeuwse Byzantijnse keizer Heraclius werd hertog/ prins (knez) Porga leider van Dalmatië. Hij was de eerste die missie toestond. In samenspraak met de keizer stuurde paus Johannes IV (Pope), die zelf in Dalmatië was geboren, missionarissen naar de regio waarop tot begin 9e eeuw de kerstening volgde. Opmerkelijk is dat de Kroaten nooit verplicht werden Latijn te gebruiken. Missen waren in de eigen taal met gebruik van een eigen variant van het glagolitisch schrift, het oudste schrift van de Slavische talen (de z.g. vierkante variant;Croats). Tot op de dag van vandaag is de roomse kerk de grootste in Kroatië.

Voor wie geïnteresseerd is in een smeuïge weergave   van de geschiedenis vanaf de komst van de Kroaten vanuit Kroatisch   perspectief is “Croatia in a nutshell”   op How een aanrader.

Van Middeleeuwen tot Ottomanen

In de middeleeuwen lag Kroatië in de overgangszone tussen de roomse en Byzantijns orthodoxe invloedssfeer (m.n. vanuit Bulgarije) en heersers in de regio probeerden hier handig gebruik van de maken door beide tegen elkaar uit te spelen. Tussen de 8e eeuw en 925 was het Kroatië van nu verdeeld over 2 vorstendommen, Dalmatisch of Littoraal Kroatië langs de kust en Pannonië in het binnenland. Pannonië viel soms onder de heerschappij van de Bulgaren. In 803 had Karel de Grote het gebied veroverd en tot eind 9e eeuw bleef de regio voor het grootste deel onder de formele invloedssfeer van het roomse Frankische rijk. Knez Trpimir I, de stichter van een naar hem vernoemde dynastie (Trpimirović), had hier een belangrijk aandeel in. Hij leerde van de Franken dat het instellen van provincies een goede manier was om de macht te consolideren. Zo bleef de dynastie (met korte interrupties) tussen 845 en 1091 aan het bewind via 4 hertogen, 13 koningen en een koningin. Onder hertog Tomislav werden in 925 Littoraal Kroatië en Pannonië verenigd en Tomislav werd door paus Johannes X tot koning gepromoveerd. Daarmee was het middeleeuwse koninkrijk Kroatië (925-1526; Kingdom) een feit. Oorlogen werden m.n. gevoerd met het Bulgaarse rijk en de republiek Venetië. Onder koning Krešimir IV (regeerperiode 1058-1074) kende het rijk zijn grootste expansie. In 1072 steunde hij een opstand van Bulgaren en Serviërs tegen de Byzantijnen. In 1074 namen die wraak via een beleg door Normandiërs van het Adriatische eiland Rab. Dit mislukte, maar ze namen wel de koning gevangen. Die werd weer vrijgelaten in ruil voor flink wat grondgebied wat de Venetianen 2 jaar later overnamen.

In 1097 werd een Kroatisch leger verslagen door de Hongaren. Koning PetarSvačić sneuvelde daarbij. Onderhandelingen daarna met de Kroatische adel mondden in 1102 uit in een personele unie met het koninkrijk Hongarije (Pacta) met de Hongaarse koning Coloman als eerste vorst. De heersers over Kroatië werden aanvankelijk benoemd door de Hongaarse koning. Ze waren dus in feite onderkoning en kregen de titel ban (afkorting van bojan). Deze titel kwam voor het eerst voor in 949 en bleef bestaan tot in 1918. De Kroatische adel behield wel haar land en titels en een raad (Sabor, thans de naam van het Kroatisch parlement). In 1273 kwam in Zagreb voor het eerst een Sabor van Slavonië bijeen. Aanvankelijk heerste één ban over heel Kroatië, maar in 1225 kwam er een splitsing tussen een ban van Slavonië en een ban van Dalmatië & Kroatië. Na 1345 werden beide titels soms verenigd in één persoon en in 1476 werden ze weer samengevoegd. Via het feodale systeem van de Hongaren kregen Kroatische adellijke families meer economische en militaire macht, steden kregen een autonome status (Zagreb bijv. in 1242 van koning Béla IV) en kruisridders van de tempeliers en de orde van Malta verwierven land in de regio. In 1320 kreeg Venetië grote delen van Dalmatië in bezit. Koning Lodewijk I van Hongarije (1326-1382) heroverde in 1358 Dalmatië op Venetië. In dat jaar werd de republiek Ragusa (nu Dubrovnik e.o.; Republic) in het leven geroepen. Deze werd in de 16e eeuw een serieuze concurrent van Venetië en zou tot 1808 blijven bestaan. In 1409 werd Dalmatië verkocht aan Venetië. Vanaf 1433 werd de regio vanuit het zuiden bedreigd door Osmaanse Turken. Vooral tussen 1439 en 1539 wonnen deze terrein (Croatian), ondermeer in 1526 via de eerste slag bij Mohács. Daarin liet de Hongaarse koning Lodewijk II het leven en dat betekende het einde van de Hongaarse heerschappij en het middeleeuwse koninkrijk Kroatië. In 1458 werd de republiek Ragusa schatplichtig aan de Osmanen, maar voor de rest bleef ze autonoom.

Koninkrijk Kroatië onder de Habsburgers

De Sabor koos op 1-1-1527 onder de Ottomaanse dreiging unaniem de Oostenrijkse Habsburgse keizer Ferdinand van het heilige roomse rijk tot koning van Kroatië en tot 1869 zou binnen de Habsburgse monarchie een koninkrijk Kroatië met als hoofdstad Zagreb figureren. Hier viel echter slechts een klein deel van het Kroatië van nu onder; te weten Istrië, het noordwestelijke gebied rond Zagreb en een gebiedje rond Rijeka dat buiten de bufferzones viel tussen het Habsburgse en het Ottomaanse rijk. Deze zones werden in 1538 ingesteld en vielen rechtstreeks onder het gezag van de Habsburgse keizer. Ze besloegen in Kroatië flinke lappen grond langs de Bosnische grens (deels tot aan de kust) en tussen het gebied rond Zagreb en Slavonië (Krajina, Croatian). Hier trokken veel gevluchte Serviërs heen die bereid waren voor de Habsburgers tegen de Turken te vechten in ruil voor grond, vrijheid en belastingvoordeel. De gebieden bleven tot 1882 als zodanig bestaan. In 1991 riep de Servische meerderheid hier los van Kroatië een eigen republiek uit (Servisch Krajina) met in de 4 jaar daarna veel bloedvergieten tot gevolg. De eerste Osmaanse nederlaag in 1539 in de slag bij Sisak (Battle) luidde intussen het einde in van de Turkse expansie in de regio. In 1573 escaleerden negatieve effecten van het feodalisme (belastingen, vrouwen uitbuiting) in een boerenopstand (Croatian), maar deze werd na 12 dagen bloedig neergeslagen. In de 2e slag bij Mohács in 1687 leden de Osmanen opnieuw een nederlaag. In 1699 gaven ze via het verdrag van Karlowitz (Treaty) Slavonië en Dalmatië op. Wel mochten ze 2 stroken land rond Ragusa houden zodat de Venetianen de stadsstaat niet over land konden aanvallen. Eén daarvan, een strook van 25km rond de stad Neum, vormt nu voor Bosnië-Herzegovina de enige corridor naar zee. Tussen 1741 en 1748 steunde Kroatië de latere keizerin Maria Theresia in de Oostenrijkse successieoorlog. Dit werd beloond met teruggave van land in de bufferzone en rond Rijeka en een lichter feodaal en belastingstelsel. Zo werd Slavonië in 1744 een autonoom koninkrijk binnen Kroatië (Kingdom). Dit bleef in grote lijnen zo tot in 1868. Wel ontbond Maria Theresia in 1779 het Kroatische parlement en de ban van Kroatië werd zodoende de enige vertegenwoordiger voor het land in de Hongaarse raad.

Kroatië in de 19e eeuw

In 1797 viel de republiek Venetië ten prooi aan Napoleon. In de napoleontische tijd waren de voormalige bezittingen ervan langs de Adriatische zee beurtelings Frans en Oostenrijks. In 1804 werd de Habsburgse monarchie het Oostenrijkse keizerrijk. Dit annexeerde in 1814 de republiek Venetië definitief en creëerde in 1815 het koninkrijk Dalmatië met Zadar als hoofdstad (1815-1918; Kingdom). Tussen maart 1848 en juni 1849 dreigde het Habsburgse rijk uiteen te vallen door revoluties van nationalistische bewegingen. Ook in Kroatië won vanaf 1830 de nationalistische beweging (Illyrian movement) aan invloed. De koninkrijken Kroatië en Slavonië verbraken de banden met de Hongaarse regering. In 1848 werd Josip Jelačićdoor de Sabor tot ban verkozen en hij bleef tot zijn dood in 1859 in functie. De Kroatische Sabor eiste van de keizer vereniging van Kroatië & Slavonië, Istrië & Dalmatië tot één Kroatië en verder afscheiding van Hongarije, afschaffing van het feodale lijfeigendom en volledige burgerrechten (incl. voeren van de eigen taal) in ruil voor onvoorwaardelijke loyaliteit aan de Habsburgse monarchie. In april 1848 nam het Kroatische parlement een eigen grondwet aan. Dit leidde tot een korte oorlog met Hongarije en een gedeeltelijke inwilliging van de eisen. Het lijfeigendom werd afgeschaft en vanaf 1849 functioneerden Kroatië en Slavonië in de praktijk als één koninkrijk binnen het Oostenrijkse keizerrijk. Naast zijn rechts nationalistische tijdgenoot Ante Starčević(1823-1869; bijgenaamd “vader van Kroatië) geldt Jelačić als icoon van Kroatisch nationalisme uit de periode.

In 1867 werd de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie in het leven geroepen. Binnen de Hongaarse poot werd in 1868 met de Hongaren een pact (nagodba) getekend waarin het koninkrijk Kroatië Slavonië (1868-1918; Kingdom) met Zagreb als hoofdstad binnen de dubbelmonarchie officieel werd erkend. Het koninkrijk viel zo net als Rijeka onder het Hongaarse deel van de dubbelmonarchie (Transleithania) terwijl het koninkrijk Dalmatië en Istrië onder het Oostenrijkse deel vielen (Cisleithania). Via het verdrag van Berlijn van 1878 kreeg Kroatië in 1881 de bufferzones uit de Osmaanse tijd terug. In deze periode werd Stjepan Radić (1871-1928) een landsicoon via zijn aandeel in de emancipatie van Kroatische boeren en arbeiders. In 1904 richtte hij samen met zijn broer Antun de Kroatische boerenvolkspartij op. Hij was voorstander van samenwerking van volken in de regio maar vreesde hegemonie van de Serviërs en dat werd hem fataal.

Kroatië deel van Joegoslavië

In de 17e eeuw gold de Kroatische roomse missionaris Juraj Križanić als de eerste Panslavist (pan) en later in de eeuw onderkenden schrijvers en filosofen in het Kroatië van nu bij Zuidslavische volken gedeelde elementen in de onderdrukking van de eigen identiteit (bijv. de Habsburgse en Ottomaanse overheersing: Creation). Begin 19e eeuw kwam de Poolse diplomaat Adam Jerzy Czartoryski (1770–1861) met het idee van Joegoslavië als land van zuid Slavische volken en in 1844 werkte de Servische politicus Ilija Garašanin een plan uit onder de titel “Načertanije“. In 1915 werd door vluchtelingen uit de regio in Londen een Joegoslavië comité gevormd en eind mei 1917 kwam de Sloveense diplomaat Anton Korošec in Wenen met het voorstel om Oostenrijk-Hongarije in drieën te splitsen met een Joegoslavisch deel van Sloveense, Kroatische en Servische volken. Op 6 okt. 1918 werd in Zagreb een Nationale of Volksraad van Slovenen, Kroaten en Serviërs gepresenteerd. Op 29 okt. riep de Sabor Kroatië, Slavonië & Dalmatië uit tot onafhankelijk koninkrijk en tegelijk benoemde men vertegenwoordigers in de Volksraad. Zo werd het koninkrijk tevens onderdeel van een voorlopige staat van Slovenen, Kroaten en Serviërs. Deze koos Anton Korošec als president en Ante Pavelićvoor Kroatië als vicepresident (State). Al enkele dagen later werd een Servisch leger te hulp geroepen om anarchie te voorkomen. Aanvankelijk was er veel gesteggel over de naam van de federatie, grondgebied van de deelrepublieken (zo probeerden ook toen al Serviërs in Kroatisch Krajina zich bij Servië aan te sluiten) en het plaats maken voor een federale regering (Croatia). Ook pikte Italië langs de kust Istrië en grote delen van Dalmatië in en het Kroatische deel van Srijem bij de Servische grens sloot zich aan bij Servië. Op 24 nov. kondigde de Volksraad een fusie aan met Servië en Montenegro en op 1 dec. werd in Belgrado een koninkrijk van Serviërs, Kroaten en Slovenen uitgeroepen, min of meer informeel onder de naam Joegoslavië en met de Servische koning als staatshoofd. Dit gebeurde met toestemming van de Volksraad maar zonder instemming van de Kroatische Sabor die vreesde dat het federatieve element ondergesneeuwd raakte.

Deze vrees was niet ongegrond, want de Kroaten werden in het federale parlement dwars gezeten en waren er ondervertegenwoordigd. Eind 1920 werd ban Matko Laginkaja door de koning van zijn functie ontheven. In 1921 volgde Alexander I zijn vader op als koning. De Italianen gaven in dat jaar het grondgebied langs de kust terug aan Kroatië. Op 6 jan. 1929 schaftte de koning, als reactie op de crisis die de dodelijke aanslag op Stjepan Radić in het parlement in Belgrado in 1928 had veroorzaakt, grondwet en parlement af. Daarmee vestigde hij een dictatuur die uiteraard geen ruimte toestond voor nationalistische sentimenten vanuit de deelstaten. De opvolger van Radić kwam in het gevang, leden van de pas opgerichte Kroatische nationalistische beweging Ustaše, die zich toen nog als bondgenoot van de communisten voordeed maar zich later aan de fascisten lieerde, gingen in ballingschap en er vonden aan beide kanten politieke moorden plaats. Zo werd in 1931 de bekende Kroatische historicus Milan Šufflay vermoord en Kroatische media werden gecensureerd. Eén en ander kostte in 1934 koning Alexander zelf het leven. De Servisch Kroatische regering Cvetković-Maček die daarna kwam nam afstand van Britten en Fransen en zocht toenadering tot de Italiaanse fascisten en Duitse Nazi’s. Tegelijk creëerde ze meer ruimte voor Kroatische autonomie en zorgde ze voor uitbreiding van het Kroatische grondgebied binnen de federatie.

Tijdens de 2e wereldoorlog kreeg na de bezetting de Ustaše beweging van de Nazi’s gelegenheid de vazalstaat onafhankelijk Kroatië (NDH:Independent) te vormen. Deze nam rassenwetten aan en begon een 8tal concentratiekampen voor Kroatische Serviërs (rond 330.000 van hen vonden hier een voortijdig einde), joden, Roma en Kroatische partizanen (Yugoslav). De leider van de partizanen was de in Kroatië geboren Josip Broz(bijgenaamd Tito, later de legendarische leider van communistisch Joegoslavië). Hun Sisak brigade werd al op 22 juni 1941 in Kroatië gevormd en geldt als één van de eerste verzetsgroepen van Europa. In 1943 raakten de Partizanen aan de winnende hand en in 1945 verdreven ze met hulp van het rode leger van de Sovjets de Asmogendheden en hun aanhang. Velen werden op de vlucht in Oostenrijk door de Britten overgedragen aan de partizanen en berecht (bloedbad van Bleiburg). In Kroatië vormde de ZAVNOHeen interim burgerregering. Reeds tijdens de oorlog werd via verzetsorganisaties (o.m. Anti) besloten dat Kroatië opnieuw deel zou uitmaken van een Joegoslavische federatie.

Vanaf begin 1946 werd slechts de communistische partij geduld en rond die tijd werd ook de vorming van een federale republiek Joegoslavië bekend gemaakt. In de federatie hadden het Centrale Comité en het politbureau het voor het zeggen en de deelstaat regeringen hadden slechts beperkte bevoegdheden. In 1947 leverde de SR Kroatië (Socialist) als laatste zijn grondwet in die uiteraard weinig verschilde van de andere grondwetten. Private landerijen en bedrijven werden genationaliseerd en de economie was op basis van planmatig marktsocialisme (o.m. staatsbedrijven met winstoogmerk). Men kende arbeiderszelfbestuur en staatspensioenen en veel gratis voorzieningen (zorg, onderwijs, woningen voor arbeiders), al liet de kwaliteit net als in het Oostblok vaak te wensen over. Omdat Joegoslavië niet onder het Oostblok viel was er meer vrijheid (bijv. vrij reisverkeer). De vrijheid van meningsuiting was echter beperkt, media werden bijv. gecensureerd en partijleden werden net als in het Oostblok voorgetrokken. Onder dit communisme groeide m.n. in Kroatië de industrie sterk en Kroatië werd na Slovenië de meest welvarende deelrepubliek van Joegoslavië. Tussen 1963 en 1974 kregen de deelrepublieken geleidelijk meer rechten en vrijheden. Daar droeg o.m. de Kroatische lente van rond 1970 uiteindelijk toe bij waarbij studenten in Zagreb demonstreerden voor meer vrijheden en autonomie van Kroatië (Croatian Spring).

Na de dood van Tito in 1980 ging het ook in Kroatië geleidelijk bergafwaarts. De laatste Joegoslavische premier Ante Marković (1924-2011), een Bosnische Kroaat, had aanvankelijk succes met zijn economische en politieke hervormingen (o.m. bij het beteugelen van de inflatie). Tussen 1980 en 1988 was hij premier en president van SR Kroatië en van 1989 tot 1991 premier van Joegoslavië. Ook hij kon uiteindelijk het tij van het uiteenvallen van Joegoslavië en de gevolgen daarvan niet keren. Eén en ander kwam tot uiting in etnische spanningen, niet in de laatste plaats vanuit pogingen van Servische nationalisten om de overhand te behouden waarbij ze via een in 1986 uitgebracht memorandum o.m. miskenning en slachtofferschap als argumenten gebruikten. De gelijktijdige opkomst van Slobodan Milošević(1941-2006) zou de zaak alleen maar verergeren. Hij dreigde met militair ingrijpen om het uiteenvallen tegen te houden.

Kroatië onafhankelijk

Midden 1989 voerde Kroatië eigenhandig een meer partijenstelsel in (Independence). Kort daarna richtte Franjo Tuđman (1922-1999) samen met enkele radicale nationalisten de centrum rechtse en christendemocratische Kroatische Democratische Unie HDZ op (Croatian). In februari 1990 volgde de oprichting van de Servische democratische partij SDS door de Servische minderheid (580.000 inwoners of 12,2% van de bevolking in 1991, nog steeds geconcentreerd in de bufferzones uit de Osmaanse tijd langs de grens met Bosnië Herzegovina en Servië). Deze zou 5 jaar lang bestaan en was uiteraard tegen afscheiding van Kroatië. In november 1990 begonnen de voormalige communisten van Kroatië de sociaal democratische SDP (Social). Een belangrijk markeringspunt in het opkomend Kroatisch nationalisme was een optreden van de popgroep Prljavo kazalište op 17 okt. 1989 in het centrum van Zagreb voor een publiek van 250.000. In 1990 nam Kroatië een nieuwe grondwet aan waarin meer partijenstelsel en vrije markteconomie waren opgenomen. De HDZ won kort daarop de eerste vrije verkiezingen met 60% van de zetels en Tuđman werd tot president gekozen (daarna is hij nog 2 keer herkozen en hij bleef in functie tot aan zijn dood). De spanningen werden door beide kanten opgeklopt en ontlaadden zich op 13 mei 1990 in supportersrellen bij een voetbalmatch tussen Dynamo Zagreb en Rode ster Belgrado.

De rellen markeren behalve het einde van de Joegoslavische eredivisie het begin van de Kroatische onafhankelijkheidsoorlog (1991-1995) die ten koste zou gaan van 20.000 levens, ruim 500.000 ontheemden (220.000 Kroaten en 300.000 Serviërs) en naar schatting $37 miljard aan economische schade (Croatian War). De Kroaten bevochten behoud van territorium en onafhankelijkheid. De Serviërs was het aanvankelijk te doen om afscheiding van Joegoslavië te voorkomen en later om aansluiting bij Servië van regio waar veel Serviërs woonden (vorming van een groot Servië; o.m. via etnische zuivering). In 1991 probeerde het Joegoslavische volksleger (JNA) heel Kroatië te bezetten met als dieptepunt de slag om Vukovar (Battle). Toen dat niet lukte riepen de Kroatische Serviërs de Republiek Servisch Krajina (RSK) uit. Deze besloeg bijna een kwart van het oppervlak van het land en vond in 1995 een roemloos einde. Op 2 januari 1992 kwam in Sarajevo onder toezicht van de VN een wapenstilstand tot stand tussen Kroatië en de JNA. Daarop volgde erkenning van Kroatië door o.m. de VN. Milities van Kroatische Serviërs zetten de strijd voort. De strijdende partijen groeven zich in, er kwam een vredesmacht van de VN tussen (UNPROFOR) en de oorlog speelde zich nadien af met tussenpozen. M.n. in 1995 beslisten de Kroaten de strijd in hun voordeel. De RSK werd opgeheven, de meerderheid van de Serviërs ontvluchtte het gebied (onder beschuldigingen van etnische zuivering door Kroaten) en in 1998 kreeg Kroatië door de VN ingestelde bufferzones terug. Een klein deel van de Serviërs keerde terug, maar in 2011 lag het Servisch aandeel in de bevolking nog altijd op slechts 4% (202.000 van de 4,4 miljoen inwoners). In 1996 herstelden Kroatië en Servië de diplomatieke betrekkingen en nadien verbeterde de relatie geleidelijk. Tussen 2008 en 2012 boog Joegoslavië tribunaal (ICTY) zich over aanklachten tegen betrokkenen in de oorlog. Daarbij werd de Servische leider en voormalig RSK president Milan Martić veroordeeld, maar 2 Kroatische generaals werden eind 2012 in hoger beroep vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs (Trial).

Na de oorlog herstelde de economie snel met een dip in 1998 en 1999 die gepaard ging met een sterk stijgende werkloosheid (History). Rond die tijd kreeg de regering Tuđman kritiek vanwege verdachte privatiseringsdeals in de vroege 90er jaren (suspicious). Na het overlijden van Tuđman in 1999 kwam er in 2000 een centrum linkse coalitie aan de macht onder Ivica Račan en kort daarop werden presidentsverkiezingen gewonnen door Stjepan Mesić. (in 2005 herkozen voor een 2e termijn). Beide droegen (mede naar aanleiding van de escapades van Tuđman) bij aan de overgang van een presidentieel naar een parlementair systeem (overdracht presidentiële bevoegdheden naar premier en parlement). De nieuwe regering startte grote bouwprojecten (sociale woningbouw, huisvesting voor vluchtelingen, aanleg A1 snelweg). Na 2001 begon de werkloosheid te dalen. In 2003 heroverde een “opgeschoonde” HDZ het regeringspluche met Ivo Sanader als premier. In 2004 werd Kroatië kandidaat EU lid, maar het toelatingsproces werd vertraagd door controverses over uitlevering van generaals aan het Joegoslavië tribunaal en een grensconflict met Slovenië (Slovenia’s). In 2009 trad Sanader schielijk af, in 2010 werd duidelijk waarom (betrokkenheid bij een enorm corruptie schandaal) en in nov. 2012 werd hij veroordeeld tot 10 jaar cel. In 2009 kwam het land bij de NAVO. In dat jaar nam de opvolgster van Sanader Jadranka Kosorbezuinigingsmaatregelen vanwege de kredietcrisis en ze begon aan anticorruptie campagne gericht op de overheid. Ook maakte ze met de Sloveense premier een afspraak waardoor de EU procedure weer verder kon. In 2010 volgde de socialist Ivo JosipovićMesić op als president.

Op 4 dec. 2011 werden parlementsverkiezingen gewonnen door de “kukeleku” coalitie een centrum linkse coalitie van 4 partijen. Deze kreeg een absolute meerderheid (Kukuriku) en 19 dagen later was er een nieuwe regering onder Zoran Milanović (Milanović cabinet). In febr. 2013 dreigde Slovenië opnieuw roet in het eten van de EU toetreding te gooien. In het kader van een verwachte verkiezingsstrijd stelden Sloveense politici voor van ratificatie van het toetredingsverdrag af te zien wanneer 130.000 Kroaten hun zaken rond achterstallige claims bij Ljubljanska Banka niet zouden laten vallen (het verdrag moet door alle lidstaten zijn geratificeerd). Deze verloren hun geld toen de bank in 1991 was geliquideerd. Een maand later werd ook deze laatste barrière geslecht doordat Kroatië beloofde alle zaken stil te leggen in afwachting van bemiddeling door de bank voor internationale geschillen in Zurich (Trouw 14/2 en 12/3-2013).

In 2006 lagen op 955km²   oppervlak rond de voormalige republiek Krajina nog mijnenvelden uit de   onafhankelijkheidsoorlog. Men markeert de velden en men verwacht dat in 2019   alles is geruimd. Het Kroatische bedrijfsleven maakt intussen van de nood een   deugd door zich toe te leggen op mijnenveeg machines (Ðuro Ðaković   holdingEn; DOK-INGEn).