Geschiedenis

Prehistorie

De vroegste ondubbelzinnige tekenen van menselijke aanwezigheid in Denemarken zijn afkomstig van rendierjagers die er kort na de laatste ijstijd (zo’n 12.000 jaar geleden) leefden. Met het warmer worden van het klimaat trok een deel van hen met de rendieren mee naar het noorden en de rest paste de overlevingsstrategie aan. Rond 4000 voor Chr. begonnen landbouw en veeteelt op te komen en de dolmens (grafkamers, afgedekt met een platte steen) en hunebedden in Denemarken dateren van na 2000 v Chr. Vanaf 1800 v Chr. deed vanuit het zuiden de bronstijd haar intrede. Er zijn prachtige voorwerpen uit deze periode aangetroffen. Uit die tijd en de daarop volgende ijzertijd dateren veel van de in Denemarken gevonden veenlijken. De man van Tollund uit de 4e eeuw voor Chr. is het bekendste voorbeeld. Hij werd gevonden met een strop om zijn nek, maar ophanging was niet de enige doodsoor­zaak. Er verdronken regelmatig mensen in het moeras en er zijn aanwijzingen dat er stammen waren die hun mooiste dochters als ritueel zoenoffer aan de moerasgoden pre­senteerden in een poging om dit noodlot te bezweren. In deze tijd werd Denemarken bewoond door Angelsaksen. Ze waren goede veroveraars en zeevaarders en raakten eraan gewend dat andere volken zich cultureel aan hen aanpasten.

Vikingen

Uit Romeinse overlevering is bekend dat er rond het begin van onze jaartelling al stam­men uit Denemarken naar Duitsland op rooftocht gingen. Echt duidelijke aanwijzingen voor rooftochten vanuit het land dateren echter vanaf eind 8e eeuw. Rond deze tijd kwam er tijdelijk meer centrale leiding en de naam Denemarken verscheen voor het eerst op een steen in het runenschrift. Deze Runensteen bij Jelling met inscripties van Harold Blauwtand wordt dan ook wel gezien als het geboortebewijs van Denemarken. Invasies van Noorman­nen of Vikingen uit Denemarken, Noorwegen en Zweden werden rond deze tijd voor veel Europeanen een plaag. De Vikingen ontleenden hun succes vooral aan hun superieure schepen. Er bestond een smalle versie om oorlog te voeren en een brede versie voor vracht. De schepen voerden wollen zeilen en werden geroeid bij windstilte. Ze konden erg scherp op de wind varen en haalden als alles meezat wel 25 km per uur. Daarmee werden ze de snelste zeilschepen ooit binnen de gematigde zone van het noordelijk halfrond. Kort na de eerste millenniumwisseling staken Vikingen met meer dan 1000 van zulke schepen over naar de Britse eilanden en tussen 1015 en 1034 hadden ze heel Engeland in hun bezit. Omdat de aangestelde onderkoningen onderling slaags raakten viel dit rijk echter weldra uiteen. In 1066 werden de Denen verslagen in de slag bij het Engelse Hastings. Een in Århus gevonden vikingkam met een inscriptie in het toenmalige Engels bewijst dat sommige Vikingen teruggingen. In Denemarken kende men in deze tijd geen overkoepelend gezag. Er waren losse clans met ieder een stamhoofd en regionale raden van clanvertegenwoordigers die onder meer recht spraken en beleid vaststelden (z.g.n. Landstings). Door gebrek aan mankracht (veel jonge mannen kwamen om uiteenlopende redenen niet terug van roof­tochten) werden clans in Denemarken bedreigd vanuit Duitsland en Polen. Het enorme vrouwenoverschot waar de situatie mee gepaard ging leidde bovendien tot polygamie en ingewikkelde erfopvolgingkwesties.

Van kerstening tot Kalmarunie

Toen het land rond 1100 definitief rooms katholiek werd; waren polygamie en rooftochten officieel niet meer toegestaan. Dit maakte de za­ken in eerste instantie wat overzichtelijker en er kwamen leiders die voor meer eenheid konden zorgen. Het politieke centrum van de macht werd verplaatst van Jutland naar Sjælland omdat de Oostzeehandel belangrijker werd. Dit leidde tot de stichting van Havn, het latere Kopenhagen. In 1282 kwam er een nationaal parlement. Tussen 1332 en 1340 mondde losbollig gedrag van een vorst echter uit in een bankroet en een koningloos tijd­perk (opnieuw problemen met de erfopvolging). De koning die na deze periode aan het bewind kwam (Valdemar IV) veroverde Zuid Zweden. Door zijn dochter Margrethe uit te huwelijken aan de Noorse koning Haakon gaf hij de aanzet voor een vereniging van De­nemarken en Noorwegen. Margrethe werd na de dood van haar echtgenoot regent voor haar 5 jarige zoontje Oluf omdat de wet geen vrouwelijke opvolging toestond. Toen Oluf op zijn 17e kwam te overlijden werd de wet zodanig aangepast, dat Margrethe toch koningin van Noorwegen en Denemarken kon worden. Beide landen bleven een eenheid tot 1814. In 1389 versloegen Margrethe’s strijdkrachten de Zweedse koning en in de unie van Kalmar van 1397 werd de vereniging van de 3 Scandinavische landen een feit.

Svend Tveskaeg (vorkbaard), zoon van Harold Blauwtand, leefde rond 1000 na Chr. Hij werd koning van Denemarken en wordt beschouwd als de stichter van Havn, het latere Kopenhagen.

Van Christiaan II tot Napoleon

Enige tijd later volgde een erfopvolging uit de Duitse tak van de familie. De 2e koning uit deze tak, Christiaan II, ondernam in 1510 een strafexpeditie tegen de Zweden en hij liet in Stockholm 100 geestelijken en edelen vermoorden. De jonge Zweedse edelman Gustaaf Wasa leidde daarop met succes een boerenopstand tegen de Denen, die er in resulteerde dat Zweden los kwam van Denemarken en dat Christiaan II werd verbannen naar de zuidelijke Nederlanden. Zijn opvolger, Christiaan III, maakte de Lutherse kerk in 1536 tot staatskerk. De periode tussen 1560 en 1720 stond in het teken van een machts­strijd tussen Denemarken en Zweden die 6 keer uitmondde in oorlog tussen beide lan­den. Doordat de Europese grootmachten onderling slaags waren, zag Denemarken aan het begin van de 17e eeuw kans om de hegemonie in de rond de Oostzee te verwerven. Toch brak de zwakte op het land de Denen op. Op 6 februari 1648 stak het Zweedse leger de bevroren grote Belt over en het kwam tot aan Odense. Daarop moesten de Denen een vrede met Zweden sluiten waarbij ze veel grondgebied kwijtraakten en tol­heffing op de Sont kwijtraakten. Met behulp van Hollanders en Engelsen werd vervolgens voorkomen dat de Zweedse koning Karel X Denemarken onder de voet liep. Wel raakte Denemarken alle bezittingen ten oosten van de Sont kwijt. Rond het begin van de 18e eeuw deden Deense koningen diverse pogingen om de heerschappij over de Sont te herstellen, het­geen uiteindelijk niet lukte. Binnenslands was de 18e eeuw een redelijk welvarende tijd. Landhervormingen leidden er toe dat boeren niet meer bij elkaar bleven wonen in dorpen, maar boerderijen bouwden bij hun eigen land. Hierdoor kwam een onafhankelijke boe­renstand op van waaruit later volkshogescholen en boerencoöperaties werden gesticht. De Denen hielden tegelijk via allianties met onder meer Frankrijk de betekenis van hun land als koopvaardijnatie op pijl.

Van Napoleon tot 2e wereldoorlog

Deze diplomatie leidde in 1801 echter tot een vernietiging van de Deense vloot door admiraal Nelson en een plundering van Kopenhagen door de Engelsen. Nadat Napoleon in 1814 definitief verslagen was door de geallieerden moest Denemarken voor straf de unie met Noorwegen ontbinden. Als tegemoetkoming kreeg het land de Noorse koloniën Færoer, IJsland en Groenland toegewezen. Rond de 19e eeuwwisseling deed men aan slavenhandel vanuit West Afrika naar de Cariben. In 1839 erfde koning Christiaan VIII een volledig failliet Denemarken. In 1849 kwam er, in navolging van een aantal andere Europese landen, een nieuwe grondwet tot stand die voorzag in een tweekamerparlement en beperkt kiesrecht. In dezelfde tijd verloor Dene­marken Sleeswijk aan Duitsland. Dit noodzaakte de Denen er toe om hoogveenmoeras­sen op Jutland te ontginnen voor nieuwe landbouwgrond. Ook werd het onderwijs ver­beterd en in Esbjerg werd een nieuwe haven aangelegd. In de 1e wereldoorlog kon De­nemarken zijn neutraliteit handhaven en in 1920 kreeg het land het Deens sprekende deel van Sleeswijk met zijn 200.000 inwoners via een volkstelling weer terug.

Van Duitse bezetting tot Rasmussen

Gedurende de Duitse bezetting tijdens de 2e wereldoorlog werkte de Deense regering aanvankelijk formeel met de Duitsers samen, maar bij de bevolking riep de bezetter steeds meer antipathie op. De Denen hielpen de Joden om naar het neutrale Zweden te vluchten. Daardoor overleefden bijna alle Deense joden de oorlog. IJsland maakte zich in 1944 los van Denemarken en in 1948 kregen de Færoer een eigen binnenlands bestuur. In 1953 werd het tweekamerparlement vervangen door een éénkamerparlement (de Folketing). In de 60er jaren profiteerde het land volop van de economische wederopbouw en in 1973 werd Denemarken lid van de huidige EU. Groenland kreeg in 1979 via een volkstelling binnenlandse autonomie en het maakte zich in 1985 los van de EU. In Denemarken kwam na de verkiezingen van 2001 een rechtse minderheidsregering van liberalen (Venstre) en conservatieven onder premier Anders Fogh Rasmussen met gedoogsteun van de Deense volkspartij van Pia Kjaersgaard, die het xenofobe deel der natie vertegenwoordigt. Deze voerde een streng immigratiebeleid in. Op 1/1-2002 deed het land niet mee aan de invoering van de €, maar de koers van de Deense kroon (DKK) werd wel aan de € gekoppeld. Na de verkiezingen van februari 2005 en november 2007 mocht de conservatief liberale regering van Rasmussen op herhaling. De Deense volkspartij was licht gegroeid (van 12 naar 13,7%) en kon haar riante machtspositie zonder verantwoordelijkheid behouden. In april 2009 werd Anders Fogh Rasmussen secretaris generaal van de NAVO en Lars Løkke Rasmussen werd zijn vervanger.

Begin 2006 deden eerder door de Deense krant Jyllands Posten gepubliceerde cartoons op de Islam veel stof opwaaien. Er volgden aanslagen op 3 Deense ambassades en de economische schade voor DK door verlies van handel met moslimlanden werd geschat op €135 miljoen. De export van DK naar de VS steeg in het 1e kwartaal van 2006 wel met 17%, m.n. doordat rechtse Amerikanen meer Lego en Bang & Olufsen stereo’s kochten. Protesten tegen de cartoons kostten in moslimlanden 139 levens. Door de opkomst van het rechtse populisme in de EU, het demoniseren van de Islam en het debat over het spanningsveld tussen vrijheden bleven de prenten wereldwijd een begrip. Deense troepen vertrokken eerder uit Afghanistan, veel media durfden de cartoons niet te publiceren en tekenaar Kurt Westergaard en de burelen van Jyllands Posten zullen op hun qui-vive moeten blijven, want ze werden in 2010 nog geconfronteerd met aanslagen.