Landschap, grondgebruik en natuurlijke hulpbronnen

Geografie

De Oostelijke Alpen vormen a.h.w de ruggengraat van Oostenrijk. Het gehele westelijke deel van het land wordt er door ingenomen. De belangrijkste onderbreking vormt hier het van oost naar west lopende dal van de Inn (een zijrivier van de Donau). In dit dal liggen de meeste bewoonde oorden en verbindingen.  De Alpen lopen in het oostelijke deel van het land door met uitlopers tot bij Wenen (het Wienerwald). M.n in het westen van het brede deel van Oostenrijk liggen aan de noord en aan de zuidkant van de Alpen zo’n 90 bergmeren. Het dal van de Donau is hier het meest toonaangevend in zijn soort. Ten noorden ervan overheersen wederom bergen en heuvelruggen (de uitlopers van het Boheemse woud en de Boheems Moravische hoogten vanuit Tsjechië), doorsneden door soms brede rivierdalen. In de Hongaars-Slowaakse grensregio verbreedt het dal van de Donau zich tot een laagvlakte (het Weense bekken) met tegen de Hongaarse grens aan een ondiep meer, de Neu­siedler See. Dit is het grootste meer van het land. Driekwart van Oostenrijk bestaat uit middel en hooggebergte. De hoogste top, de bijna 3800 m hoge Grossglockner, ligt op de overgang van het smalle westelijke en het bredere oostelijke deel van het land. Buiten dat zijn er nog 9 toppen boven 3700m.

Landschap

Hoogte en blootstelling aan zonlicht (noord en zuidhellingen) bepalen het Oostenrijkse    landschap in belangrijke mate. De meeste akkers, weiden, rivierdalen, dorpen en steden liggen beneden 800 m. Uiteraard ligt hier ook bos. Boven 800 m volgt een zone met achtereenvolgens loof en naaldwouden en boven de 1800 meter Alpenweiden (Matten). Vanaf een hoogte van 2200 m groeien alleen nog mossen en vetplantjes en de eeuwige sneeuwgrens ligt op zo’n 2800 meter. Behalve sneeuwvelden en kale rotsen bevinden zich hier de meer dan 1500 gletsjers die het land bij benadering rijk is. In de bergen heeft ook de steensoort invloed op landschap en natuur. Bij de uitlopers die uit Tsjechië komen gaat het vooral om graniet met aan begroeiing veel bos. De nadruk ligt in de alpen van noord naar zuid op zand en kalksteen en op leisteen en kristal (ten zuiden van het Inn dal), maar in Karinthië komen ook weer kalkachtige berggebieden voor. In de bergen leven alpenmarmotten (Murmeltiere), steenbokken, gemzen, sneeuwhazen, steenarenden, lammergieren, raven en oehoes. Op de Alpenweiden ligt in het winterhalfjaar sneeuw en in het voorjaar vormt zich een kleurenpalet van bloemen met de nationale bloemen alpengentiaan en Edelweiss als bekendste. In de zomer zijn de weiden groen en dan lopen er koeien. Zodra de sneeuw valt worden die naar de dalen gebracht. In de heuvels, dalen en laagvlakten is het landschap afwisselend met veel bos en landbouw­grond en wijngaarden tegen zuidhellingen. Herten, reeën, everzwijnen en een enkele bruine beer (vooral langs de Sloveense grens) vormen in wouden het belangrijkste grootwild. In het Donau dal en Weense bekken is veel landbouw met o/m  wijngaarden en (industrie)steden en ten zuiden van Wenen zijn veel fruitboomgaarden.

Onder het Unesco werelderfgoed (http://whc.unesco.org/en/list) vallen 3 cultuur landschappen. De Neusiedler See bij de Hongaarse grens is een door grasland omringd ondiep meer met grote riet­velden en een enorme rijkdom aan vogels. Het landschap is mede het resultaat van 8000 jaar menselijke bewoning. De prachtige alpine omgeving van Hallstatt/ Dagstein en Salzkammergut in opper Oostenrijk vlak bij de deelstaten Stiermarken en Salzburg heeft tevens prehistorische waarde. Het 3e cultuurlandschap is de Wachau regio in het dal van de Donau in Beneden Oostenrijk.

Grondbedekking en soortenrijkdom

Rond 2000 was volgens de criteria van de internetsite earthtrends naar Europese maatstaven een groot deel van het grondoppervlak bedekt met bos (55 om 41%, voor 80% naaldwoud), afwisselend land­schap (38%, waaronder de 18% landbouwgrond; Europa 27%) en menselijke bebouwing (0,6 om 0,4%) en een klein deel met gras of struiken (5 om 22%), woeste grond (1 om 4%) en water en moeras (1 om 6%). Volgens Austria in figures 2009 van het Oostenrijkse CBS (http://www.statistik.at/ onder facts & figures) was in 2005 sprake van 43,3% bos; 30,9% landbouwgrond; 2,8% tuinbouwgrond (ruim 20% wijngaard); 10,3% alpen; 1,7% wateroppervlak; 0,7% bebouwing en 10,3% ander oppervlak (park, weg, industrieterrein, stortplaats etc).   

Rond 2000 viel ook een erg groot deel van het landoppervlak (36%, Europa 8%) onder beschermde natuurgebieden of beschermde bossen (21%, Europa 3%; Oostenrijkers zijn een erg schoon en milieubewust volk). Het bos­areaal is tussen 1990 en 2000 met 2% gegroeid (Europa 0%). Niet beschermd bos werd mede gebruikt voor de productie van hout en papier. Destijds telde het land aan soortenrijkdom 3100 hogere planten (3 bedreigd), 83 zoogdieren (7 bedreigd), 230 broedvogels (3 bedreigd) en 49 vissoorten (7 bedreigd). In 2008 dekten beschermde natuurgebieden 89% van de landelijk aanwezige soorten (Eu 84% in 2007; bron Eurostat).

Natuurlijke hulpbronnen en risico’s

Delfstoffen en natuurlijke hulpbronnen zijn hout, lood, zink, wolftram, ijzererts, magnesium (7% wereldproductie), zout, gips, kwarts, grafiet, bruinkool, olie en gas en waterkracht (elektriciteit). De meeste delfstoffen komen voor in kleine hoeveelheden; m.n. in het zuidelijk gelegen Karinthië. In 2006 kwam 19% van de eigen energiebehoefte uit waterkracht, 11,6% uit andere duurzame bronnen en rond tweederde uit fossiele brandstoffen. Naast lawines vormen overstromingen (€6 miljard schade in augustus 2002), aardverschuivingen, modderstromen: Murgänge, Mure, Rüfe) en aardbevingen belangrijke natuurlijke risico’s. In 2002 mondde ruzie binnen de FPÖ over uitstel van belastinghervor­mingen vanwege een overstromingramp uit in een kabinetscrises.

Milieu

Het CIA worldfactbook benoemde in 2009 voor Oostenrijk als milieuproblemen bodemvervuiling door landbouwchemicaliën en luchtvervuiling door kolen en oliecentrales, fabrieken en m.n vrachtverkeer. Hierdoor gaat de kwaliteit van het bos achteruit. Door de val van het ijzeren gordijn werd Oostenrijk als doorgangsland weer belangrijker en dat heeft het laatste probleem verergerd. In 2005 werd volgens het Oostenrijkse CBS van 88% van de huishoudens het water gezuiverd (4 na hoogste van 19 EU landen) en verder werd 70% van het papier (4e van 18 landen) en 83% van het glas ingezameld (5e van 18 landen). Op de EPI 2008 (Environmental Performance Index; http://epi.yale.edu/CountryScores), die de milieubeleid prestaties van 149 landen rangschikt op 25 indicatoren op de 5 beleidsterreinen luchtvervuiling, watervervuiling, biodiversiteit en leefmilieu, natuurlijke hulpbronnen en klimaatverandering stond Oostenrijk 6e in de wereldrangschikking van 149 landen en 3e in de rangschikking van de 27 EU landen. De uitstoot van broeikasgas is laag, maar is gestegen en ligt flink boven de Kyoto norm voor het land. Het aandeel energie uit hernieuwbare bron lag in 2007 op 59,8% (hoogste EU27: EU15 16,6% in 07). De milieu-uitgaven van de overheid lagen in 2005 met 0,47% iets onder het EU15 gemiddelde. In 2007 ervoeren naar de maatstaf van de EU15 landen weinig Oostenrijkers milieuproblemen in hun woonomgeving (tussen 14 en 40% op 6 problemen; EU15 31-45%; 2 of meer problemen 41 om 56%: bron EQLS 2007). 

Begin 2005 lag in Oostenrijk qua milieuwaarden het volksdeel dat het doorgeven van een gezond milieu aan de volgende generatie erg belangrijk vond vrijwel op de EU25 normaal (77 om 79%; bron Eurobarometer 225 wave 63.1). Verder vond 17% (EU 18%) het gewoon belangrijk. Het segmentje dat het niet belangrijk vond was met 5% best groot naar EU maatstaf (EU 1%). Het volksdeel dat de stelling onderschreef dat we de plicht hebben om de natuur te beschermen, zelfs als dat beperking van de menselijke vooruitgang zou inhouden lag iets boven de EU normaal (91%, EU 89%, NL 90%). Het deel dat vond dat we de natuur mogen exploiteren ten bate van het menselijk welzijn was het kleinst binnen de EU na Hongarije (12 om 43%; NL 56%) en de groep die inschatte dat het laatste in het kader van de menselijke vooruitgang wel eens onvermijdelijk zou kunnen zijn was het kleinst (22 om 51%, NL 62%). Eind 2006 was het gedeelte dat het milieu onder de 3 grootste punten van zorg rangschikte echter ook relatief klein (9 om 13%) evenals het deel dat dit vond voor de komende generatie (14 om 24%; Eurobarometer 273 wave 66.3). Najaar 2008 rekenden relatief velen milieubescherming tot de 2 grootste punten van zorg (voor het land 6%, EU27 4%, NL en BE 6%; voor zichzelf 6%, EU 5%, BE en NL 7%) en het deel dat energie tot deze zorgencategorie rekende lag toen op de EU normaal (voor het land 5%, +2% t.o.v voorjaar 08; EU 5%, +0%: voor zichzelf 9 om 9%; bron Standard EB70, data).