Landschap, grondgebruik en natuurlijke hulpbronnen

Geografie en landschap; laagvlaktes en plateaus

In het grootste deel van Polen is sprake van een afwisseling van laagvlaktes en wat hoger gele­gen plateaus. Van het oppervlak ligt 25,4% minder dan 100m en 75% minder dan 200m boven de zeespiegel. De Oostzee kent weinig getijdenwerking en veelal brak water. Langs haar kusten zijn brede zandstranden, flinke duinruggen en een aantal duinmeren. In het uiterste noordwesten en noordoosten liggen haffen; lagunes die door schoorwallen (landengtes met een opening maar het buitenwater) worden omsloten. Twee grote rivieren monden uit in de Oostzee, de Oder (Odra) in het westen die zo’n 100 km langs de Duitse grens loopt en daarna zuidoostwaarts zuidelijk Polen doorkruist en de Weichsel (Wiszła) in het oosten. Niet ver van de monding van de Wiszla bevindt zich in de buurt van de haven­stad Danzig (Gdansk) het laagste punt van Polen; bijna 2 meter onder de zeespiegel. Aan weerskanten van de grote rivieren liggen brede laagvlaktes. Buiten de riviermonden en laagvlaktes maakt na gemiddeld 50 km de kustvlakte plaats voor 2 grote pla­teaus met heuvelruggen en meren; het Pommerense merenplateau in het noordwesten en het Mazurische merenplateau in het noordoosten. Polen telt meer dan 10.000 meren die groter zijn dan 1 ha. De grootste daarvan meten ruim 100 km². Op eilandjes in deze meren staan her en der nog forten van oude Poolse heersers.

Het stroomdal van de Wiszla ligt tussen deze beide plateaus in. Het Pommerense plateau aan de westkant reikt even ten noorden van Gdansk tot vlakbij de kust. Ten zuiden van dit plateau ligt opnieuw een brede laagvlakte met de oostwaarts lopende dalen van de Warta en de Bug, 2 grote zijrivieren van de Oder. Deze vlakte wordt hier en daar onderbroken door heuvelruggen. Zuidelijk van het Mazurische plateau loopt het stroomdal van de Wiszla naar het zuid­oosten in de richting van Warschau. Weer verder naar het zuiden overheersen nieuwe pla­teaus die van elkaar worden gescheiden door geleidelijk aan smaller wordende stroomdalen. Van west naar oost gaat het om het plateau van Slaska (het vroegere Sil­ezië), het centrale plateau en het aan Oekraïne grenzende plateau van Lublin. De Jura Kra­kowska en de Gory Swietokrzyskie  (heilig kruisbergen) zijn enkele oude bergruggen in het centrale plateau. Langs de zuidgrens gaan de plateaus over in middengebergte. In het veelal granieten Sudetengebergte langs de Tsjechische grens liggen de hoog­ste toppen (tot 1500m) in het Reuzengebergte of Karkonosze. De bergen ten oosten daarvan langs de Slo­waakse grens, de Beskiden, bevinden zich in Galicië. Hier ligt in de Hoge Tatra de hoogste berg van Polen, de 2500 m hoge Rysy. Het zachtere gesteente van de Tatra laat uitgebreide grottenstelsels toe. Sudetengebergte en Beskiden worden van elkaar gescheiden door de steile wanden van de Moravische poort waar de Odra tussendoor stroomt. Van het Poolse oppervlak komt 3,1% meer dan 500 boven de zeespiegel uit en slechts 0,2% ligt op meer dan 1000 m.

Meer dan de helft (53%) van het Poolse oppervlak kent een z.g.n. podzolbodem; een humusrijke toplaag met daaronder een uitgeloogde laag gevolgd door een laag met mineralen en organische stoffen.

Bodembedekking, soortenrijkdom en natuurlijke hulpbronnen

In 2006 werd het Poolse grondoppervlak voor 39,8% opgevuld door akkers (-4,6% ten opzicht van 1995; doorgaans zo’n 3% braakliggend) en voor 29,4% door bebossing (+1,2%; 80% naald­woud, 20% gemengd loofbos). Op 10,3% ervan (-1,8%) lag weiland en op 0,9% stonden boomgaarden. In normale omstandigheden nemen rivieren en meren 1% in. De rest (18,6%, +5,2%) bestond uit bebouwing, moeras­, hei en bergen etc. Polen kent een gevarieerd landschap. In 2003 telde men aan soortenrijkdom 2450 planten (incl. ruim 600 mossen) en meer dan 1500 paddestoelen. Kort na 2000 werd Nederland bijv overspoeld met goedkope cantharellen uit Polen. Ook de fauna is erg rijk en gevarieerd. Aan soorten telde men hier 84 zoogdieren (15 bedreigd), 233 broedvogels (een kwart van het Europese bestand; 4 bedreigd) en 52 zoetwatervissen. In 2003 was 23,5% van het op­pervlak (grootste aandeel Europa, Europa 8,5%) beschermd natuurgebied, incl. 23 nationale parken die samen 1% van het oppervlak beslaan. Onder het beschermde natuurgebied vallen kusten, moerassen, meren, rivieren, bergen, zandverstuivingen, hei en bos. Langs de grens met Wit-Rusland is nog wat oerbos met bijv Wisenten (Europese bizons). Verder behoren wolven, lynxen, bruine beren, bevers en elanden tot de inheemse wilde fauna. Polen telt dorpjes waar meer ooievaars dan mensen wonen en het land is een waar paradijs voor de zoetwater hengelaar. Belangrijke delfstoffen zijn steenkool, bruinkool, lood, zink, zilver, koper, zout en aardgas.

Milieu

Op de EPI (Environmental Performance Index) 2008, die de milieubeleidprestaties van 149 landen rangschikt op 25 indicatoren op de 6 beleidsterreinen milieugezondheid, luchtvervuiling, watervervuiling, biodiversiteit en leefmilieu, natuurlijke hulpbronnen en klimaatverandering stond Polen 43e in de wereldrangschikking van 149 landen en 19e in de rangschikking van de 27 EU landen. Ondanks de geringe bevolkingsdichtheid, de vele natuur en het relatief grote deel van het oppervlak dat op de één of andere manier een beschermde status genoot was deze score aan de lage kant. Dit kwam mede op het conto van de mate waarin de natuur in beschermde gebieden intact was. De  industriële luchtvervuiling (bijv 90% van de elektriciteit komt uit steen en bruinkool), de dominante rol van intensieve landbouw en de geringe bescherming van het zeemilieu tegen vervuiling waren echter hoofdoorzaken. In 2005 kwam volgens GUS (het Poolse CBS; te vinden via Poland statistics) 5,9% van de gebruikte elektriciteit uit hernieuwbare bron (EU25: 12,3%); waarvan 91% (hoogste aandeel EU met Litouwen) uit vaste biomassa (vaak mest). Daarnaast kwam ruim 4% van de stroom uit waterkrachtcentrales. 

Naar de maatstaf van de rijke EU landen is Polen minder welvarend en sterk agrarisch. Daardoor heeft milieubewustzijn er een andere invulling en prioriteit. Begin 2005 week het aandeel Polen dat de stelling onderschreef dat we de plicht hebben om de natuur te beschermen, zelfs als dat beperking van de menselijke vooruitgang zou inhouden, weliswaar weinig af van het EU gemiddelde (90 om 89%, NL ook 90%), maar het volksdeel dat vond dat we de natuur mogen exploiteren ten bate van het menselijk welzijn was na dat in Slowakije het grootst binnen de EU (70 om 43%; NL 56%). Van de Polen vermoedde 73% (Eu 51%, NL 62%) dat het laatste in het kader van de menselijke vooruitgang wel eens onvermijdelijk zou kunnen zijn. Van hen achtte 75% het doorgeven van een schoon milieu aan de volgende generatie erg belangrijk (EU25 79%; NL hoogste EU met 91%) en 21% (EU 18%) vond het gewoon belangrijk. Eind 2006 was het gedeelte Polen dat het milieu onder de 3 grootste punten van zorg rangschikte voor zichzelf (3 om 13%) of de komende generatie (12 om 24%) het kleinst binnen de EU25.   

Natuurlijk risico

Door de aanwezigheid van veel zompig laagland en rivieren vormt overstroming in Polen het grootste natuurlijke risico. In de zomer van 1997 vonden door langdurige stortregens de ernstigste overstromingen plaats sinds 1000 jaar. Tussen de 60 en 100 mensen vonden de dood en de materiële schade wordt geschat op 2 à 4 miljard Euro. Zo’n 5000 km² land raakte overstroomd en er werden zoveel mensen dakloos dat het aantal huishoudingen landelijk daalde met 5% en de gemiddelde grootte van huishoudens met hetzelfde percentage toenam. In de zomer van 2001 was het opnieuw raak. Deze keer bedroeg het dodental ongeveer 10 en de schade rond €200 miljoen.