Landschap, grondgebruik en natuurlijke hulpbronnen

Het vasteland

De Spaanse hoogvlakte eindigt in Portugal en gaat daar over in kustvlakten. Dit maakt het landschap gevarieerd. Door de centraal gelegen rivier de Taag, die uitmondt in een lagune bij de hoofdstad, wordt het land globaal in 2 helften verdeeld. Ten noorden van de Taag is het landschap, op een vrij smalle kust­vlakte en enkele rivierdalen na, ruig en bergachtig en ten zuiden ervan zijn termen als lief­lijk glooiend en heuvelachtig vaker van toepassing. Ook zijn de laagvlaktes hier groter.

Buiten enkele rotsachtige kuststroken in het noorden, bij Lissabon en in de oostelijke Algarve (de zuidkust van Portugal) is de kust veelal vlak en zanderig met een aantal riviermondingen en door duinen omringde lagunes. De grootste lagune is de Ria de Aveiro, hemelsbreed 60 km ten zuiden van Porto bij de plaats Aveiro (ook wel betiteld als Portugees Venetië). Achter de kust volgen stukken vruchtbaar laagland, afgewisseld met glooiende en soms rotsachtige gebieden. Het noordelijke berggebied is gemiddeld 500 tot 800 meter hoog en vaak bebost. Veel voorkomende boomsoorten op bergen en plateaus hier zijn berken, kastanjes, eiken en esdoorns. In de bergen is de grond vaak bedekte met stekelige struiken, geurige kruiden als rozemarijn, tijm en laven­del, heidevelden en varens. In het midden van het land rijken sommige bergtoppen tot bijna 2000 meter. De hoogste top hier (met een skioord) is de 1993 m hoge Torre (Toren) in de 100 km lange bergketen Serra de Estrela (Keten van de ster). Deze keten is onderdeel van een prachtig natuurreservaat. Het berglandschap wordt doorsneden door wildstromende rivieren. Langs de berghellingen rond de rivierdalen (bijv. bij de noordelijke gelegen Douro die uitmondt in Porto) zijn vaak wijngaarden. Hier komt de welbekende port vandaan. Het ri­vierdal van de Taag (Tejo) met rijstvelden, tuinen, vechtstieren en raspaarden vormt in het mid­den van het land een belangrijk landschapselement. De Taag kent een brede monding bij Lissabon die overspannen wordt door de 17 km lange Vasco da Gama brug; de langste brug van Europa. Dit is het dichtstbevolkte deel van Portugal.

Naar het zuiden toe wordt het droger. Boomgaarden, tar­wevelden en schapenfarms maken ge­leidelijk aan plaats voor meer kurkeiken (het land herbergt 30% van het wereldarsenaal van deze boomsoort), eucalyptus, amandel en olijfbomen en cipressen. In het zuidoosten tegen de Spaanse grens liggen een aantal stuwmeren met waterkracht centrales. Langs de hele kust zijn her en der zoutpannen, lagunes met flamingo’s en strandjes. Vooral in de Al­garve trekken de stranden veel toeristen. Naast voornoemde kruiden en boomsoorten zijn in het zuiden Johannesbroodbomen (die zich ook in Afrika goed thuis voelen) en boom­gaarden met zuidvruchten. De belangrijkste rivier hier is de Guadiana. Deze vormt deels de grens met Spanje en mondt uit in de golf van Cadiz.

De eilanden

De eilanden van de Azoren en Madeira zijn boven het water­oppervlak uitstekende toppen van de Midatlantische rug. Deze grotendeels on­derzeese vulkanische bergketen in de Atlantische oceaan, waar ook IJsland toe behoort, vormt de scheidslijn tussen het Amerikaanse en het Euro-Afrikaanse continent. De zeeën rond de eilanden zijn erg visrijk en walvissen vormen vooral op de Azoren één van de grote toe­ristenattracties. Op de Azoren ligt ook de hoogste bergtop van Portugal; de 2351 m hoge vulkaan Porto de Pico. De Portugese eilanden hebben een prachtige woeste natuur en zijn rijke­lijk bedeeld met subtropische vegetatie. Madeira telt 6 bergtoppen hoger dan 1500 meter. Naast de oorspronkelijke begroeiing, waartoe laurierbossen en een grote exotische bloemenpracht behoren, zijn hier veel soorten geïm­porteerd (bijv. druiven en bananen). Verder zijn er wilde rivieren, imposante watervallen en een beschermd onder­water na­tuurgebied. Door hun geïsoleerde ligging tellen de eilanden ook veel unieke eigen plant en diersoorten.

Grondgebruik en natuurlijke hulpbronnen

De zeeën rondom het Portugese vasteland zijn visrijk. De belangrijkste commerciële soorten zijn tonijn, sardientjes, inktvis en makreel. De tonijnstand gaat wel achteruit. In 2003 werd 34% van het landoppervlak gebruikt voor akkerbouw, 36% voor bosbouw (op 8% van het grondoppervlak staan kurkeiken) en 10% voor veeteelt. Het bosareaal is volgens de EVD opgebouwd uit 32,5% kurkeik, 30% naaldbomen en 21% eucalyptus. In 2003 was volgens Earthtrends 5,1% (Europa 8,1%) beschermd natuurgebied; verdeeld over 35 terreinen. Tussen 1992 en 2002 telde men op Portugees grondgebied aan soortenrijkdom 5050 hogere planten (15 bedreigd), 63 zoogdieren (17 bedreigd), 235 broedvogels (7 bedreigd), 38 reptielen, 20 amfibieën (1 bedreigd) en 159 vissoorten (9 bedreigd, 100 zoetwatervissen). Tot de inheemse zoogdieren behoren de wilde geit, wilde kat, civetkat, Europese lynx, mangoest, wolf en bruine beer. Portugal is erg rijk aan delfstoffen. In 2004 leverde de mijnbouw het meeste koper, tin en wolfram van Europa. Andere belangrijke producten en natuurlijke hulpbronnen zijn ijzererts, uranium, steenkool, marmer (2e exporteur ter wereld), kurk (helft wereldproductie) en waterkracht (30% elektriciteitsbehoefte). In 2005 kwam in Portugal 22% van de energie uit duurzame bron (2 na hoogste EU). In 2007 kondigde men aan in 2020 45% van de elektriciteitsconsumptie uit schone bronnen (waterkracht, branding, wind, zon en biomassa) te willen halen. Tot de belangrijkste natuurlijke risico’s behoren naast droogte (met misoogsten en bosbranden als gevolg) aardbevingen (in 1755 kreeg Lissabon een enorme aardbeving te verduren) en vulkanische oprispingen (m.n op de Azoren).

De Podengo, een Portugees jachthondenras, werd naar verluidt in het land geïntroduceerd door de Phoeniciërs. Dit zou betekenen dat het ras al meer dan 3000 jaar oud is. Een ander oud hondenras is de koddige Portugese waterhond (Cão de água Português) die stamt uit de 14e eeuw.  

Op de EPI (Environmental Performance Index) 2008, die de milieubeleidprestaties van 149 landen rangschikt op 25 indicatoren op de 6 beleidsterreinen milieugezondheid, luchtvervuiling, watervervuiling, biodiversiteit en leefmilieu, natuurlijke hulpbronnen en klimaatverandering stond Portugal 18e in de wereldrangschikking van 149 landen en 11e in de rangschikking van de 27 EU landen. Op deze index werkt het pure feit dat Portugal niet zo welvarend, dichtbevolkt en geïndustrialiseerd is en over grote gebieden beschikt waar bijna geen mens woont in het voordeel van het land. Dit heeft m.n gevolgen voor de scores over gezondheid van het milieu en vitaliteit van het ecosysteem (lucht en watervervuiling, productieve natuurlijke hulpbronnen en effect op opwarming van de aarde). Op landbouwsubsidies, biodiversiteit en leefmilieu scoort Portugal relatief slecht; m.n wat betreft het deel van natuurgebieden dat echt in tact is, bescherming van bedreigde soorten en bescherming van zeegebieden. Ook is in dicht bevolkte regio’s wel degelijk sprake van industriële vervuiling van water en lucht. Medio 2005 lag het aandeel Portugezen dat zorg voor het milieu bijbrengen erg belangrijk vond als waarde in de opvoeding onder het EU25 gemiddelde (74 om 79%) en eind 2006 behoorde het volksdeel dat milieubehoud tot de 3 grootste punten van zorg rekende met 6% tot de 4 kleinste binnen de EU27 (EU 13%). M.b.t de 3 grootste zorgpunten voor de komende generatie scoorde milieu toen wat minder slecht (21 om 24%).