Landschap, grondgebruik en natuurlijke hulpbronnen

Geografie en landschap

In http://www.estonica.org/en/Nature/ is uitvoerige info te vinden rond dit onderwerp. Er staan veel fotootjes in, maar landkaartjes erbij zou een aanwinst zijn. Estland beschikt over veel min of meer ongerepte natuur en weinig mensen. Het landschap van nu is in belangrijke mate gevormd in de laatste ijstijd (er liggen bijv. overal zwerfkeien). De helft van de grond is veenachtig en er is veel moeras, hetgeen voor bos veelal geen beletsel vormt. Bos vormt überhaupt de meest voorkomende bodembedekking. Ook speelt poreuze kalksteen een rol in de landschapsvorming. Estland telt verder erg veel meren, rivieren en watervallen. Geografisch kent het land grofweg 2 zones, het laagland in het westen en noorden en het hoogland in het oosten en zuiden. De laaglanden beslaan de helft van het landoppervlak. Er zijn kustvlaktes, moe­rassen en meren, onderbroken door 30 tot 70 m hoge plateaus. De kustregio zijn voor twee derde bedekt met bos, op de eilanden m.n. coniferen en aan de noord en westkust ook gemengd bos. De 2 grootste eilanden Saaremaa (2500 km²) en Hiiumaa (900 km²) zijn geliefde vakantie­oorden. Op Saaremaa zijn veel windmolens en men brouwt er naar verluidt het beste bier van Estland. Het lokale dialect klinkt zangerig en doet aan Zweeds denken. Er ligt een grote meteorietkrater die dateert van 800 v. Chr. Langs de kust aan de wal vol baaien, eilanden en schiereilanden zijn kliffen, zand en grintstranden en duinen. Verder is er veel moeras en hei. In het noordoosten is veel vervuild industrieel landschap (veelal een erfenis van de Sovjets), maar hier en naar het oosten toe zijn ook ongerepte wouden die qua flora en fauna aan de Russische taiga doen denken. Het door dit bostype omringde en erg visrijke Peipusmeer (3500 km²) langs de Russische grens is qua oppervlak het 4e meer van Europa. Zo’n 50 km ten zuiden van de noordkust beginnen de Pandivere hooglanden, een landschap met heuvelruggen en dalen met moeras, meren, weiden en akkers. Meer naar het oosten en zuiden bestaat Estland uit een glooiend zandsteen plateau (de hooglanden met de meeste landbouwgrond). In het uiterste zuidoosten ligt de hoogste bult van het land, de 317 meter hoge Suur Munamägi (grote eierheuvel).

Grondbedekking en soortenrijkdom

Op http://www.envir.ee/67247 (de site van het Estische ministerie van milieu) is te vinden dat naar grondbedekking Estland in 2008 naar EU maatstaf beschikte over veel bos (48%, waarvan 35% coniferen, 31% berken, 34% gemengd bos; EU 30%) en een gemiddeld oppervlak aan wegen en bebouwing (2%). Daardoor bleef voor akkerland (28 om 33%), gras en weiland (7 om 16%) en andere ecosystemen (16 om 19%) relatief weinig over. Bij die andere systemen is de bijdrage van moeras (5,5%) en binnenlands wateroppervlak (5,6%) echter wel aanzienlijk. In 2003 viel volgens earthtrends 19,6% van het land­opper­vlak (Europa 8,4%), verdeeld over 2339 objecten, onder be­schermd natuurgebied. Het ministerie kwam voor 2010 op 18%, verdeeld over 3543 objecten waaronder 5 nationale parken, 131 natuurreservaten en 148 landschappen. Verder is 20% van het bos, 27% van de zee, 43% van het binnenwater, 44% van de weiden, 52% van het moeras en 60% van de kusten beschermd. Het grootste nationale park, het 725 km² grote Lahemaa park 70km ten oosten van Tallinn aan de Finse golfkust vormt een grote toeristen trekpleister. Tussen 1992 en 2002 telde earthtrends in Estland aan soorten rijkdom 1630 hogere planten, 65 zoogdieren (4 bedreigd), 204 broedvogels (3 bedreigd), 6 reptielen, 11 amfibieën en 37 vissoorten. Volgens het ministerie waren er in 2008 wel 40.000 inheemse soorten in Estland, waarvan er 26.600 zijn geïdentificeerd. Van 16% daarvan (4300) was het niveau van bedreiging vastgesteld. Dat had men gedaan bij 64 zoogdieren (Europa 250, d.w.z. 25,6% van de Europese soorten), 75 vissen (15%), 372 vogels (53%), 5 reptielen (3%) en 11 amfibieën (16%). Bij de 1500 hogere planten (5%) was nog van 97% het bedreigingniveau bekend, maar daarna liep het af (mossen 74%, schimmels 65%, algen 25%, paddenstoelen 19%, ongewervelde dieren 1%). Van de 4300 onderzochte soorten bleek 30% bedreigd en 7% (vrijwel) uitgestorven. Het aantal bedreigde soorten in bos en grasland (m.n. onder mossen en paddenstoelen) en moeras (m.n. planten) zou groeien en in zeegebieden zou het dalen. De roofdieren aan de top van de voedselketen doen het echter goed. In 2008 telde men 20% meer lynxen (760) en beren (620) en bijna 2 keer zoveel wolven (135) dan in 2003 en ook het aantal grijze zeehonden (4200) en otters (2200) was groter. Het bestand aan arenden veranderde weinig (850 broedparen, verdeeld over 5 soorten met 550 paren schreeuwarenden als grootste segment), maar men telde minder zwarte ooievaars (80 paren). Finland en Estland herbergen als enige EU landen een vliegende eekhoornsoort. Ondanks dat de wilde zalm en paling in aantal zijn gezakt, vormt Estland een waar eldorado voor sportvissers. Men doet in de winter veel aan ijsvissen.     

Aan eigen menagerie kent men het Estische spekzwijn, de roodbonte tot rode en hoornloze Estische koe en het Estische Ruhnu schaap van het gelijknamige eiland in de golf van Riga, waar er nog maar 30 van rondlopen. Het Estische paard is een 2800 jaar oud, tamelijk klein en sterk paardenras. Via kruising met Engelse, west Franse en Duitse hengsten kwam het iets grotere Tori paard tot stand. Toen op bevel van de minister van economie in 1947 elke Sovjet republiek zijn eigen hondenras moest fokken, kwam Estland op de proppen met de Estische hond (Eesti hagijas), een gespierde middelgrote kortharige rood tot zwart witte en nogal felle jacht en speurhond met hangoren

Natuurlijke hulpbronnen en risico’s

Volgens http://www.preventionweb.net/english/ scoort Estland laag op de natuurlijke risico’s die de website bijhoudt. Incidenteel is er schade door droogte, overstroming of storm. In het voorjaar wordt het ieder jaar een paar weken lang een erg drassige boel omdat het ijs smelt en de vorst nog in de grond zit. In de Finse golf kan kruiend ijs in het voorjaar de scheepvaart hinderen en wie zich niet kleedt op winterse kou of zomerse muggen loopt ook risico’s. In 2005 veroorzaakte storm US $130 miljoen schade en in 2006 kostten extreme temperaturen 3 slachtoffers. Onder de delfstoffen/natuurlijke hulpbronnen waarover men beschikt valt olie van hoge kwaliteit uit kalksteen en teerzanden. Staatsmaatschappij Eesti energia Kaevandused (Estische energiemijnen) in het noordoosten heeft de grootste mijn ter wereld met 3150 werknemers. Sinds 2008 mag ze maximaal 20 miljoen ton p/j oogsten. De productie en het gebruik (in Estland vooral door energiecentrales) is erg vervuilend. In 2002 produceerden centrales 97% van de luchtvervuiling, 23% van de watervervuiling en 87% van alle vervuiling in Estland. Verder beschikt men over uranium, turf, fosfaat, kalksteen, dolomiet, zand, grint en klei. 

Milieu

Het CIA worldfactbook benoemde in 2011 voor Estland als milieuproblemen lucht vervuiling door zwaveldioxide uit de energiecentrales in het noordoosten. Wel was deze in 2000 t.o.v. 1980 met 80% gezakt. De hoeveelheid op het oppervlaktewater geloosd ongezuiverd afvalwater bedroeg 5% van die in 1980. Bij oude Sovjetbases worden grond en grondwater nog steeds vervuild door olie en chemicaliën en de rotzooi is moeilijk op te ruimen. De milieu-uitgaven van de overheid lagen in 2008 flink boven het gemiddelde van de Eurolanden (1,1 om 0,8% BBP, 1% in 2009). De uitstoot van broeikasgassen varieerde tussen 1997 en 2008 tussen 40 en 52% van de Kyoto norm. De voor het land vastgestelde norm ligt op 92% daarvan en onder het Kyoto protocol moet Estland tussen 2008 en 2012 de uitstoot nog met 8% verminderen t.o.v. het niveau van 1990. Ze was in 2007 al ruim de helft lager. M.b.t. de habitat richtlijn voor leefmilieus en soorten rijkdom van de EU sprong men van 2008 op 2010 van 84 naar 98% van de norm (EU15 98% ervan in 2010). Op de EPI 2010 (http://epi.yale.edu/), die de milieubeleid prestaties van 163 landen rangschikt op 25 indicatoren op de 5 beleidsterreinen luchtvervuiling, watervervuiling, biodiversiteit en leefmilieu, natuurlijke hulpbronnen en klimaat verandering stond Estland 22e onder de 27 EU landen. Men scoorde m.n. relatief slecht op vitaliteit van het ecosysteem en uitstoot per inwoner. In 2009 kwam van de elektriciteit 15% uit hout, turf en biomassa, 8% uit wind (EU27 16,7%) en 85% uit olie en gas uit kalk en teerzand. Van de energie consumptie was 19,1% van duurzame oorsprong (doel 2020: 25%, EU27 10,4%; doel 20%) en van de eigen productie was 20% duurzaam (Eurolanden 24%, biomassa en afval 98 om 12,5%). De rest kwam uit steen en bruinkool (EU 15%). Rond 25% van de energie wordt ingevoerd. Huishoudens (35 om 28%), dienstensector (15 om 13%) en landbouw (3 om 2%) gebruiken relatief veel van de beschikbare energie (vervoer 26,5 om 33%, industrie 20 om 24%). Verder komt een erg groot aandeel daarvan (60%) uit vaste brandstof (EU 16%; overige aandelen: olie 19 om 36%, aardgas 10 om 25%, hernieuwbaar 12 om 9%).

In 2007 ervoer een doorsnee aandeel Esten milieuproblemen in hun woonomgeving (tussen 20 en 56% van hen op 6 problemen; EU27 34-48%; nieuwe lidstaten echter 44 -61%, 2 of meer problemen 64%, EU27 59%, NLS 70%, bron EQLS 2007). Esten scoren naar EU maatstaf matig op milieuwaarden. Het volksdeel dat het doorgeven van een gezond milieu aan de volgende generatie erg belangrijk vond lag begin 2005 onder de EU25 normaal (68 om 79%; bron Eurobarometer 225 wave 63.1). Verder vond 26% (EU 18%) het gewoon belangrijk en 3% vond het onbelangrijk (EU 1%). Het deel dat de stelling onderschreef dat we de plicht hebben de natuur te beschermen, zelfs als dat beperking van de menselijke vooruitgang zou inhouden lag met 84% ook onder de EU standaard (EU 89%). Het deel dat vond dat we de natuur mogen exploiteren ten bate van het menselijk welzijn was ook relatief klein (32 in 43%, NL 56%), maar relatief velen schatten daarbij in dat dit in het kader van de menselijke vooruitgang wellicht onvermijdelijk is (56 om 51%, NL 62%). Eind 2006 rekende een ruim gemiddeld segment het milieu onder de 3 grootste punten van zorg voor zichzelf (15%, Eu 13%) of voor de komende generatie (25 om 24%; EB 273 wave 66.3) en in 2007 koos een boven gemiddeld aandeel Esten respect voor natuur en milieu als belangrijke waarde (3 uit 10 waarden; 59%, EU 50%: EB 278, wave 67, QA 16). Najaar 2008 was het segment dat milieubescherming tot de 2 grootste punten van zorg rekende voor het land of voor zichzelf echter klein (land 3%, EU27 4%, NL en BE 6%; zelf 2%, EU 5%, BE en NL 7%). Energie scoorde als zodanig hoog voor het land en laag voor zichzelf (land 7%, -5% t.o.v. voorjaar 08; EU 5%, +0%; zelf 4 om 9%; Standard EB70, data, QA8).