Landschap, grondgebruik en natuurlijke hulpbronnen

Geografie en landschap

In Italië overheerst hellend terrein. Zo’n 35% van het land ligt hoger dan 6 à 700 m en bestaat uit bergen, op 42% ervan liggen heuvels en slechts 23% van het grondoppervlak is min of meer vlak laagland (bron: Italy in figures 2007 van ISTAT; het Italiaanse CBS). De landsgrenzen in het noorden lopen door een 900 km lange ring van bergen die vaak meer dan 3000 meter hoog zijn. In het uiterste westen ligt de hoog­ste top van het land, de 4748 m hoge Monte Bianco de Courmayeur, één van de toppen van de Mont-Blanc. Deze top hoort bij de Italiaanse Alpen in het noordwesten. De hoogste top die geheel binnen Italië ligt is de 4061m hoge Alpentop Grand Paradiso op de grens van Piedmonte en Valle d’Aosta. Meer naar het noordoosten toe gaan de Alpen over in de Dolomieten die voor een flink deel uit kalksteen bestaan. In de zuidelijke uitlopers van de Alpen liggen een 5tal lange en diepe me­ren, waarvan het Gardameer (Lago di Garda; met 370 km² het grootste), het Comomeer en het Lago Maggiore het bekendst zijn.

Ten zuiden van de bergring volgt de grootste laagvlakte van Italië, de 500 km lange en maximaal 150 km brede Povlakte (Pianura Padana of Val Padana). Deze vlakte is vernoemd naar de ruim 650 km lange Po, de grootste rivier van het land. Naar het oosten toe wordt de Povlakte steeds breder en ze doet vooral aan de noordkant veel kleinere rivieren in zee uitmonden. Dit is het meest dichtbevolkte, vruchtbare en welvarende deel van het land. Naast en­kele grote (industrie)steden (Milaan, Turijn, Bologna, Venetië) zijn hier akkers en weidegronden. In het noordwesten langs de Italiaanse Riviëra (de regio Ligurië) reiken de Alpen tot aan de kust en ze gaan daar over in de Apennijnen. Deze gemiddeld 2000 meter hoge en bijna 1000 km lange bergketen vormt als het ware de ruggengraat van de laars. Richting kust gaan de bergen van de Apennijnen over in steeds lager wordende heuvels en soms in een laagvlakte. Naast adembenemend mooie landschappen zijn hier veel steden (bijv Rome en Napels) en rivieren. Deze rivieren zijn meestal nog geen 100 km lang en hebben sterk wisselende waterstanden. In de zuidelijke helft van het land zijn 11 actieve vulkanen, waarvan de Vesuvius (bij Na­pels), de Stromboli (op een eilandje bij Sicilië) en de Etna (op Sicilië zelf) de bekendste zijn. De bijna 4 km hoge Etna is de grootste vulkaan van Europa.

Grondbedekking, en natuurlijke hulpbronnen en risico’s

In 2003 bestond volgens earthtrends 11,2% van Italië (Europa 8,4%) uit be­schermd natuurgebied. In 2000 was van het totale grondoppervlak 0,4% bedekt met menselijke bebouwing, 2% met water­partijen, 18% met gras en struiken en 24% met bos (het meest in de bergen in het midden en noor­den). Tussen 1990 en 2000 is het bos­areaal door aanplant met 3% toegenomen. Het grootste deel van de begroeiing (56% in 2000, waaronder 28% akkers) is cultuurland­schap. ISTAT kwam in Compendio statistico Italiano 2007 voor 2005 op een bosareaal van 22,8% en een landbouwareaal van 59% (-4,4% t.o.v 2000). Belangrijkste delfstoffen en natuurlijke hulpbronnen zijn lood en zink (op Sardinië en in de Alpen), marmer, kalk, kwik, aardolie en aardgas (20% eigen behoefte), zwavel en waterkracht. Tot de belangrijke natuurlijke risico’s behoren aardbevingen en vul­kaanuitbar­stingen; m.n in het zuiden. Deze kunnen voorkomen op 5% van het landop­pervlak. Overvloedige regenval veroorzaakt soms overstromingen en in bergstreken aardverschuivingen en modderstromen en elke zomer zijn er op grote schaal bosbranden. Deze waren tussen 2000 en 2006 volgens Italy in figures 2008 voor 60 of 70% aangestoken. In het winterhalfjaar komen in de bergen ook la­wines voor. Rond Venetië zijn soms grondverzakkingen.

Soorten rijkdom

Het afwisselende landschap van Italië staat borg voor een gevarieerde natuur. Tussen 1990 en 2002 telde men qua soortenrijkdom 5600 hogere planten (waaronder 3 bedreigde soorten in 2002), 90 zoogdieren (14 bedreigd), 250 broedvogels (5 bedreigd), 55 reptielen (4 bedreigd), 44 amfibieën (4 bedreigd) en 168 vissoorten (9 bedreigd). De dierenwereld varieert van Centraal Europees in het noorden tot mediterraan in het zuiden. Bruine beren en lynxen zijn erg zeldzaam geworden, maar de wolf doet het relatief goed. Wel zijn er regelmatig protesten tegen de jacht op trekvogels die in de rest van Europa volstrekt niet als voedsel worden gezien. Hier is echter een traditie in het geding die al sinds men­senheugenis bestaat. Zo waren bijv. in de decadente fase van het Romeinse rijk bij wel­gestelden zwaluwtongetjes op het menu heel gewoon.

Hogerop in de bergen overheerst naaldbos en vlak onder de sneeuwgrens zijn alpenwei­den. Tot de karakteristieke begroeiing van het Italiaanse laagland behoren cipressen, olijfbomen, kurkeiken, agaven en dicht struikgewas (macchia). Het laagland en de lagere heuvels van de laars zijn in de winter groen, bloeien in het voorjaar en verdorren vaak in de zomer. M.n. op Sicilië vallen dan meren en rivie­ren droog. Ook Sardinië kent een droog, ruig en bergachtig landschap met veel schapen (2½ á 3 miljoen) en geiten. Aan de westkant van de laars is het in de bergen koeler en minder droog en er is veel loofbos. Menig Italiaan houdt zich hier onledig met één van de nationale hobby’s, het verzamelen van eetbare paddestoelen als eekhoorntjesbrood (porcini) en truffels. Dit gebeurt zelfs tot op Sicilië. Truffels groeien onder de grond en worden in Italië gezocht met speciaal getrainde honden. De zoekers (trifalao) hebben vaste vindplekken waar de truffels ieder jaar terugkomen en die generaties lang van vader op zoon worden overgeleverd. Vooral de witte exemplaren (tartufo bianco) zijn erg geliefd vanwege hun goede prijs. Diverse plaatsen in Italië (bijv in Alba in Piemonte) kennen truffelfestivals. Naast truffels worden daar andere locale producten aan de man gebracht. Voor een luttel bedrag kan de bezoeker ervan proeven.

Milieu

Op de EPI (Environmental Performance Index) 2008, die de milieubeleidprestaties van 149 landen rangschikt op 25 indicatoren op de 6 beleidsterreinen milieugezondheid, luchtvervuiling, watervervuiling, biodiversiteit en leefmilieu, natuurlijke hulpbronnen en klimaatverandering stond het Italië 24e in de wereldrangschikking van 149 landen en 14e in de rangschikking van de 27 EU landen. De gezondheid van het milieu en de kwaliteit van water, lucht en bodem waren relatief goed. In de omgeving van Napels heeft men daar rond 2008, vanwege de lang voortslepende vuilniscrisis, qua bodem echter wellicht anders over gedacht en in de grote steden dragen de vele scooters niet bepaald bij aan een schone lucht. Op biodiversiteit en bescherming van leefomgeving scoorde Italië relatief laag, m.n op het deel van het oppervlak aan beschermd zeegebied, op effectief beheer en op landbouwsubsidies. Bovendien is de visserij erg intensief. In 2003 kwam 18% van de elektriciteitsbehoefte uit waterkracht. Rond 2008 verwachtte men 30% van de eigen elektriciteitsbehoefte te kunnen dekken uit waterkracht, aard­warmte en wind. In 1990 werden na een referendum alle kerncentrales dichtgegooid, maar in 2008 werd bedsloten er weer 10 te bouwen. Daarmee zou het aandeel van kernenergie aan de elektriciteitsproductie gaan stijgen van 10% (vanuit Frankrijk) naar 25%.

Begin 2005 was qua milieuwaarden het volksdeel dat het doorgeven van een gezond milieu aan de volgende generatie erg belangrijk vond het kleinste binnen de Eu25 (69%, EU 79%; bron Eurobarometer 225 wave 63.1). Wel vond 31% (EU 18%) het gewoon belangrijk, maar het segmentje dat het helemaal niet belangrijk vond was weer het grootste binnen de EU (2 om 0%). Het volksdeel dat de stelling onderschreef dat we de plicht hebben om de natuur te beschermen, zelfs als dat beperking van de menselijke vooruitgang zou inhouden lag iets onder de EU normaal (87%, EU 89%, NL 90%) en het deel dat vond dat we de natuur mogen exploiteren ten bate van het menselijk welzijn was aan de grote kant (47 om 43%; NL echter 56%). Het deel dat vermoedde dat het laatste in het kader van de menselijke vooruitgang wel eens onvermijdelijk zou kunnen  lag precies op het EU gemiddelde (51%, NL 62%). Eind 2006 was het gedeelte Italianen dat het milieu onder de 3 grootste punten van zorg rangschikte voor zichzelf (10 om 13%) of de komende generatie (17 om 24%) eveneens relatief klein naar EU25 maatstaven (Eurobarometer 273 wave 66.3).