Landschap, grondgebruik en natuurlijke hulpbronnen
Geografie en landschap
Het landschap van nu is in belangrijke mate gevormd in de laatste ijstijd. Naast veel zwerfkeien lieten de gletsjers in driekwart van Letland een glooiend landschap achter, waarbij ongeveer een kwart echt heuvelachtig is. De belangrijkste heuvelgebieden liggen in het westen (Koerland), midden (hoogten van middenland: Vidzemes austine), noordoosten (Alūksnes austine die aansluit op het heuvelgebied in Estland) en oosten (Letgallen). De hoogste bult van het land, de 312 m hoge Gaiziņkalns heuvel, ligt in de hoogten van middenland. Dit heuvelgebied vormt ook de waterscheiding van de 2 grootste rivieren, de Daugave en de Gauja. De heuvels kennen een afwisselend en schilderachtig landschap van weiland, akkers en bos. Bos is in Letland de belangrijkste bodembedekker. In bosgebieden zijn veel bessen en bospaddenstoelen te vinden en dat is niet onopgemerkt gebleven bij de Letten. Het verzamelen ervan is een geliefde vrijtijdsbesteding. Het land telt ook rond 12.000 rivieren en beken en bijna 4000 meren en er is naar EU maatstaf veel moerasgebied, meer naarmate men verder naar het oosten gaat. Het land kent dan ook een rijke flora en fauna. Dit alles draagt er toe bij dat Letland een eldorado is voor hengelaars, vogelaars en andere natuurliefhebbers. De meeste meren liggen in het zuidoosten en de 5 grootste meten tussen 40 en 80 km². De Daugave, die bij Riga in zee uitmondt in de gelijknamige golf, is de grootste rivier (lengte binnen Letland 370 km; breedte rond 200m, maar bij de monding 1,5 km). In de rivier zijn in de Sovjet tijd onder protest van de bevolking 3 grote dammen gebouwd met waterkracht centrales. Andere grotere rivieren zijn de Leilupe en de Gauja vanuit het noordoosten. Deze monden ook uit in de golf van Riga niet ver van de hoofdstad. De Venta rivier ligt in het westen met de havenstad Ventspils aan de monding. De vlakte van Semgallen ten zuiden van Riga is het vruchtbaarst. Langs de kust zijn zandstranden, duinen en bos van coniferen beeldbepalend. In de Sovjet tijd werd de Oostzeekust ongerept omdat er geen gebouwen mochten staan. De kust rond Riga, met Jurmala als voornaamste badplaats, was gereserveerd voor toeristen. Door vervuiling en het wegblijven van buitenlandse toeristen is het toerisme hier achteruit gegaan.
Grondbedekking en soortenrijkdom
Volgens http://www.vzd.gov.lv/faili/ENG/Land_report_2010.pdf lag naar grondgebruik per 1/1-2011 op bijna 48% van het oppervlak bos (46%) en struikgewas (1,8%), op 37,6% landbouwgrond (73% akkers, 26% weiland, 1% boomgaard) op 3,9% moeras, op 3,7% wateroppervlak en op 3,6% wegen en bebouwing. De rest (3,5%) viel onder de categorie “overig gebruik”. Na 2000 is het oppervlak aan landbouwgrond, moeras en water iets kleiner geworden en dat aan bos, wegen en bebouwing en overige wat groter. Van het bos is 46% naaldbos en het grootste deel is productiebos. Bijv. op overwoekerde plekken waar voor de communistische tijd boerderijen waren groeien struiken en loofbos. Qua loofbos domineren berken (28% van alle bos), elzen (15%) en esdoorns (7,5%). De eik en de linde zijn m.n. de nationale bomen van Letland omdat ze in de voorchristelijke religie een belangrijke rol speelden, niet omdat ze zoveel voorkomen. Latvian institute (http://www.li.lv/ onder nature) kwam op 44% bos, 39% landbouwgrond en 10% moeras (voor 70% ongerept) en 8,5% van het oppervlak aan wettelijk beschermd natuurgebied. In 2003 viel volgens earthtrends 15,3% van het landoppervlak (Europa 8,4%) onder beschermd natuurgebied, verdeeld over 970 objecten. Het ministerie van milieu kwam voor 2010 op 690 beschermde gebieden, waaronder 4 nationale parken, 4 streng beschermde natuurreservaten, 9 beschermde landschappen, 42 natuurparken, 275 natuurreservaten en 355 natuurmonumenten. Het nationale park Gauja in het noorden is het oudst en met 917 km² het grootst met een afwisselend landschap van o.m. bossen, meren, rivieren, moeras, kliffen en landbouwgrond. De 3 andere zijn het Rāzna park bij het gelijknamige meer in het zuidoosten (532 km², grasland, moeras, meer, oerloofbos), het Ķemeri park niet ver van Riga, Jūrmala (382 km², bos, meren, hoogveen en moeras, minerale bronnen) en Slītere bij de westelijke golf van Riga in Koerland (265 km², zee, vochtige duinvalleien, moeras, loofbos).
Tussen 1992 en 2002 telde earthtrends in Letland aan soorten rijkdom 1153 hogere planten, 83 zoogdieren (4 bedreigd), 216 broedvogels (3 bedreigd), 7 reptielen, 13 amfibieën en 38 vissoorten (1 bedreigd). Volgens het ministerie van milieu waren er in 2007 aan soorten ruim 18.000 inheemse dieren, bijna 5400 plantensoorten en rond 4000 paddenstoelen. Daaronder werden 987 soorten (3,3%) beschouwd als bedreigd. Volgens het Letse CBS is de stand aan “jachtwild” er sinds 2000 sterk op vooruit gegaan. In 2011 werd het aantal reeën het hoogst ingeschat (141.000), gevolgd door bever (83.000), wild zwijn (67.000), damhert (44.000), haas (35.000), vos 33.000 en wasbeer 29.000. Ook maakte men melding van 17.500 elanden, 1700 lynxen en 900 wolven. In Letland zijn de otter, zwarte ooievaar, kwartelkoning, zeearend, schreeuwarend en kraanvogel algemeen en bijv. ringelrobben, bruine beren, wilde paarden, Europese bizons en oerossen komen ook voor in het land. Veel van de laatste soorten leven bijv. in het Pape park langs de kust niet ver van de Litouwse grens. Verder is er een rijke waterflora en fauna met erg veel soorten orchideeën, zoetwater weekdieren, vissen en watervogels.
Via http://www.latvia.travel/en/flora-and-fauna en het Latvian institute zijn plaatsen te vinden waar men soorten aan kan treffen. Aan eigen menagerie komt de roodbruine Letse koe, die gefokt is uit Deense koeien om de melkvetproductie te verhogen, veel voor. Ook is er een Letse blauwe koe, maar die is een stuk zeldzamer. Het Letse paard kent 3 varianten. Achtereenvolgens werden een zwaardere koudbloed (trekpaard), een spanpaard en een rijpaard gefokt. Het laatste type is het meest populair en is erg geschikt als dressuur en springpaard. Sinds 1952 bestaat het ras officieel. Sinds de 30er jaren kent Letland een eigen schapenras (Latvijas tumsgalve; Letse zwartkop) met een donkere kop en poten en voor de rest wit. Het Letse witte varken valt onder de 32 rassen die in de Sovjet unie werden ontwikkeld. Toen op bevel van de minister van economie in 1947 elke Sovjet republiek een hondenras moest fokken, kwam Letland met de reeds bestaande Letse hond (Latvijas dzinejsuns); een middelgrote, veelal zwarte kortharige jachthond met hangoren, bruine vlekjes boven de ogen en een bruine bek en poten.
Natuurlijke hulpbronnen en risico’s
Volgens http://www.preventionweb.net/english/ vormen kou en storm de belangrijkste natuurlijke risico’s. Tussen 1980 en 2010 eisten in 2001, 2003 en 2006 extreme temperaturen in totaal 76 levens en in 1999 kwamen bij een storm 6 mensen om. Deze storm bracht voor US $500.000 schade teweeg. In 2005 eiste een storm aanmerkelijk meer schade ($325 miljoen). In het voorjaar wordt het ieder jaar een paar weken lang een erg drassige boel omdat het ijs smelt en de vorst nog in de grond zit. Soms is er schade door overstromingen. In de golf van Riga kan kruiend ijs in het voorjaar de scheepvaart hinderen en wie zich niet kleedt op winterse kou of zomerse muggen loopt ook risico’s. Letland beschikt over weinig delfstoffen/natuurlijke hulpbronnen. Genoemd worden turf, kalksteen en dolomiet, amber of barnsteen (versteend dennenhars), waterkracht en uiteraard de bossen en binnenwateren.
Milieu
Voor Letland worden als milieuproblemen lucht en watervervuiling in de golf van Riga en de Daugave rivier en vervuiling van grond en grondwater door chemicaliën en olieproducten bij militaire bases genoemd. Er zijn intussen veel zuiveringsinstallaties aangelegd en er is gewerkt aan beheer van huishoudelijk en industrieel afval en verbetering van de kwaliteit van drinkwater. Volgens http://www.li.lv/ is na 1990 het gebruik van kunstmest met een factor 12 en dat van pesticiden met een factor 10 verminderd. De vervuiling vanuit onroerend goed (incl. fabrieken) zakte met 46% en de hoeveelheid vervuild afvalwater met 44%. De milieu-uitgaven van de overheid zijn (uitgedrukt in bbp aandeel) na 2001 verdrievoudigd (sterkste stijging binnen de EU na Litouwen) en lagen in 2009 boven het gemiddelde van de EU27 (0,9 om 0,8% bbp). De uitstoot van broeikasgassen varieerde tussen 1997 en 2009 tussen 40 en 48% van de Kyoto norm. De voor het land vastgestelde norm ligt op 92% daarvan. M.b.t. de habitat richtlijn voor leefmilieus en soorten rijkdom van de EU haalde men in 2008 89% van de norm en in 2010 95% (EU15 98% ervan in 2010). Op de EPI 2010 (http://epi.yale.edu/); die de milieubeleid prestaties van 163 landen rangschikt op 25 indicatoren op de 5 beleidsterreinen luchtvervuiling, watervervuiling, biodiversiteit en leefmilieu, natuurlijke hulpbronnen en klimaat verandering; stond Letland 11e onder de 27 EU landen. In 2008 kwam veel van de elektriciteit uit hernieuwbare bron (41%, EU 16,7%, NL 9%). Van de energie consumptie was 30% van duurzame oorsprong (doel 2020: 40%, EU27 10,4%; doel 20%). De eigen productie was bijna geheel duurzaam (Eurolanden 24%). Ze kwam voor 85% uit biomassa en bijna 15% uit waterkracht. In 2009 werd 59% van de energie ingevoerd (EU 54%, NL 36,5%, BE 74%). Huishoudens (40 om 28%), dienstensector (14,5 om 13%) en landbouw (3 om 2%) gebruiken relatief veel van de beschikbare energie (vervoer 26,5 om 33%, industrie 16,5 om 24%). Verder komt een relatief groot aandeel uit hernieuwbare bron (25 om 9%) en aardgas 28 om 24,5%) en relatief weinig uit kernenergie (0 om 13%), vaste brandstof (2 om 16%) en aardolie (30 om 36,5%). Naar EU maatstaf was in 2009 het energiegebruik relatief sterk gezakt (-7,5 om -5%). In 2010 kwam volgens het Letse CBS 8% van de gebruikte energie uit elektriciteit, 32% uit aardolie producten, 24% uit brandhout, 33,5% uit aardgas en 3% uit andere bron.
In 2007 ervoer een doorsnee aandeel Letten milieuproblemen in hun woonomgeving (tussen 36 en 54% van hen op 6 problemen; EU27 34-48%; nieuwe lidstaten echter 44 -61%, 2 of meer problemen 69%, EU27 59%, NLS 70%, bron EQLS 2007). Letten scoren naar EU maatstaf matig op milieuwaarden. Het volksdeel dat het doorgeven van een gezond milieu aan de volgende generatie erg belangrijk vond lag begin 2005 onder de EU25 normaal (71 om 79%; bron Eurobarometer 225 wave 63.1). Verder vond 23% (EU 18%) het gewoon belangrijk en 2% vond het onbelangrijk (EU 1%). Het deel dat de stelling onderschreef dat we de plicht hebben de natuur te beschermen, zelfs als dat beperking van de menselijke vooruitgang zou inhouden lag met 88% vrijwel op de EU standaard (89%) en het deel dat vond dat we de natuur mogen exploiteren ten bate van het menselijk welzijn was relatief groot (54 in 43%, NL 56%). Relatief velen schatten daarbij in dat dit in het kader van de menselijke vooruitgang wellicht onvermijdelijk is (69 om 51%, NL 62%). Eind 2006 rekende een onder gemiddeld segment het milieu onder de 3 grootste punten van zorg voor zichzelf (10%, Eu 13%) of voor de komende generatie (22 om 24%; EB 273 wave 66.3). Wel koos in 2007 een boven gemiddeld aandeel Letten respect voor natuur en milieu als belangrijke waarde (3 uit 10 waarden; 58%, EU 50%: EB 278, wave 67, QA 16). Najaar 2008 was het segment dat milieubescherming tot de 2 grootste punten van zorg rekende voor het land of voor zichzelf echter klein (land 1%, EU27 4%, NL en BE 6%; zelf 2%, EU 5%, BE en NL 7%). Energie scoorde als zodanig ook relatief laag (land 4%, -1% t.o.v. voorjaar 08; EU 5%, +0%; zelf 4 om 9%; Standard EB70, data, QA8).