Landschap, grondgebruik en natuurlijke hulpbronnen

Geologie, geografie en landschap

Geografisch kan Duitsland van noord naar zuid grofweg worden ingedeeld in de Noord-Duitse laagvlakte, centrale hooglanden (incl. alpenvoorland) en Alpen. Al deze landschappen worden doorsneden door rivierdalen & rivieren met bijbehorende afzettingen. De Noordduitse laagvlakte beslaat een gebied vanaf de de kust tot 150 à 300km landinwaarts. De vlakte is geologisch het jongst en aan het oppervlak vooral gevormd in de meest recente periode met ijstijden (115.000-11.000 v Chr.). Het landschap is afwisselend vlak & glooiend, deels door stuwwallen. Dat zijn heuvelruggen als erfenis van gletsjers uit ijstijden. In de centrale hooglanden & vooralpen worden heuvels & middelgebergte (veelal van 500-1000m) onderbroken door laagvlaktes en rivierdalen. De Duitse middelgebergten zijn ontstaan vanaf 350 miljoen jaar geleden en behoren daarmee tot de oudse van Europa. Hier komen gesteenten (bijv. zandsteen, kalk & leisteen) aan het oppervlak van 60 miljoen tot 500mln jaar oud, maar het terrein met hoogteverschillen is er vaker bedekt met bos & boerenland. De Beierse Alpen in een smalle strook langs de zuidgrens met Oostenrijk worden tot de noordelijke kalkalpen gerekend. Ze zijn vanaf 250mln jaar geleden ontstaan en hoger dan de centrale hooglanden (veelal tussen 2000m en 3000m). Ook op het landschap hier hebben gletsjers van nu & vroeger (ijstijden) veel invloed gehad.

Hierna wordt via een rondgang door Duitsland vanuit het noordwesten met de wijzers van de klok mee door de deelstaten heen het landschap meer in detail beschreven. Een atlas met de kaart van Duitsland bij de hand kan daarbij van dienst zijn. Ten noorden van de Noord-Duitse laagvlakte ligt in de deelstaat Nedersaksen tussen de Nederlandse & Deense grens de Waddenzee. Tot de monding van de Elbe vormen hier de Oostfriese waddeneilanden als beduinde strandwal onderbroken door zeegaten de grens tussen waddengebied & Noordzee. Noordelijk van de wadden is het geïsoleerde & rotsachtige dubbeleilandje Helgoland ook geologisch een geval apart. Voorbij de Elbemonding zijn de Noordfriese waddeneilanden te vinden in een strook van zuid naar noord richting Denemarken. De meeste van deze eilandjes zijn niet gevormd als strandwal, maar als resten van door de zee overspoeld land. Achter de zeedijken begint de noordduitse laagvlakte veelal met een strook zeeklei van enkele tientallen kilometers diep. Bij riviermondingen is ook drasland te vinden en langs de rivieren lopen stroken rivierklei dieper het land in dan de zeeklei. Het wijdse vlakke land met weiden & akkers wordt in deze gebieden onderbroken door boerderijen & dorpen met bomen rondom en steden als Hamburg & Bremen met haven & industriegebieden. Meer naar het zuiden toe domineert voorbij zee & rivierklei zand & veengrond. Daarop biedt een afwisseling van hei & moerasgebied, bos van coniferen & loofbomen en akkers met boomwallen het landschap een meer besloten karakter. De Lüneburger Heide tussen Hamburg en Hannover is hier het grootste bos & heidegebied. Vlakke gebieden worden hier onderbroken door heuvelruggen van stuwwallen. Sleeswijk-Holstein, de deelstaat op de landengte naar Denemarken, kent een binnenland met stuwwallen & meertjes uit smeltwater van ijstijdgletsjers. De hoogste stuwwallen in de Duitse laagvlakte zijn te vinden ten oosten van de Elbe in de deelstaat Mecklenburg-Voorpommeren in voormalig Oost-Duits gebied. Ook hier hebben gletsjers uit de ijstijd meren achtergelaten zoals op het 230km brede en (van noord naar zuid) 30km diepe Mecklenburger merenplateau.

De Oostzeekust van deze deelstaat biedt een heel ander aanzien dan de Waddenkust van Nedersaksen & Sleeswijk-Holstein. Hoog & laag gelegen gebieden wisselen elkaar af zodat niet overal dijken zijn en de kust is erg grillig met veel (schier)eilanden, lagunes & natuurgebied. Hier bevinden zich o.m. de twee grootste Duitse eilanden Rügen en het deels Poolse Usedom. Op deze eilanden zijn langs de kust bijv. stranden, krijtrotsen, duinen & drasland te vinden. De deelstaat Brandenburg kent een afwisselend landschap van meren, heuvelruggen, vlaktes & rivierdalen met bos, hei, drasland, akkers & weiland en met veel natuurgebied. Naar het zuiden en in het aangrenzende Saksen worden zand & veen overheersende grondsoorten, neemt het aantal meren af en wordt het landschap soms verpest door bruinkoolmijnbouw. Ook het noorden & oosten van de deelstaat Saksen-Anhalt ten westen van Brandenburg valt onder de noordduitse laagvlakte. Dit deel van de deelstaat is dunbevolkt met drasland, bos, hei & heuvelruggen zodat het landschap tamelijk naadloos overgaat in de Lüneburger Heide in Nedersaksen. Ook het noorden van de deelstaat Saksen, die aan Tsjechië & Polen grenst, maakt nog deel uit van de Duitse laagvlakte. Rond Leipzig sluit het landschap van heuvels, meren & bos aan bij dat van Saksen-Anhalt. Meer naar het zuiden ligt in deze beide deelstaten een glooiend vruchtbaar lössgebied met veel akkerland & fruitteelt. Deze ca. 50km brede lössstrook ten noorden van de centrale hooglanden strekt zich via Saksen (Saksisch heuvelland), Saksen-Anhalt, Nedersaksen & Noordrijn–Westfalen van oost naar west uit over heel Duitsland, maar ook in zuid Duitsland zijn enkele lössgebieden. In het zuidwesten eindigt de Noordduitse laagvlakte in de deelstaat Noordrijn-Westfalen in gebieden die aan Nederland (Gelderland & Limburg) grenzen. Deze zijn de Westfaalse bocht met het Ruhrgebied, de Nederrijnse laagvlakte en de Nederrijnse bocht.

Ten zuiden van de Noord-Duitse laagvlakte domineren de door rivierdalen doorsneden beboste heuvel & bergruggen en vruchtbare vlaktes van de centrale hooglanden het landschap. Vanuit Nederlands perspectief vormt in het grensgebied van Nedersaksen & Noordrijn-Westfalen het Teutoburgerwoud de meest noordelijke uitstulping. De verste uitloper van deze beboste heuvelrug van zandsteen van 100 à 200m hoog, die de Noord-Duitse laagvlakte doorsnijdt, eindigt bij de burcht van Bad Bentheim op 8 km van de Nederlandse grens bij Oldenzaal. Dieper Duitsland in gaat de heuvelrug in het midden van Nedersaksen na ruim 100km over in het Nedersaksische heuvelland dat tot het noordoosten van Noordrijn-Westfalen en het noorden van de deelstaat Hessen reikt. Dit gebied bestaat uit meer beboste heuvelruggen van zand, kalk & leisteen die tot ruim 500m reiken en doorsneden worden door rivierdalen zoals de bovenloop van de Wezer. In het oosten sluit het Nedersaksisch heuvelland via de Weser-Leine hooglanden aan bij het 500 tot 1150m hoge Harzbergte van schalie, leisteen, zandsteen & graniet. De Harz (van noord naar zuid 30 à 40km) strekt zich uit over een breedte van 110km van het zuidoosten van Nedersaksen via het noorden van Thüringen naar het zuiden van Saksen-Anhalt. In het westelijke deel bevindt zich de hoogste top van Nedersaksen (Wurmberg 971m) & Saksen Anhalt (de 1141m hoge Brocken bij de grens van voormalig Oost-Duitsland). De Harz kent een afwisselend landschap met stijle bergruggen, diepe dalen, bos, stuwmeertjes, hoogvlakten met moeras, veel natuurgebied en (vanouds) mijnbouw.

Geografisch bestaat Thüringen globaal gezien uit een vruchtbare laagvlakte omringd door bebost heuvel & bergland van o.m. kalksteen met in het zuiden en zuidwesten de hoogste ketens (500-1000m) in de Thüringer hooglanden (o.m. ook leisteen) en het Thüringerwoud (o.m. vulkanisch gesteente) met ten zuiden daarvan de noord-Beierse regio Franken en in het oosten de deelstaat Saksen. In het grensgebied van de drie deelstaten ligt het heuvelachtige & vruchtbare Vogtland met in het zuiden het Elstergebergte als overgang naar het Fichtelgebergte in het zuidwesten in Franken en het Ertsgebergte (mijnbouw) in het oosten. Dat laatste gebergte met toppen tussen 700m & 1215m (Fichtelberg) strekt zich over 150 km uit door het zuiden van Saksen langs de Tsjechische noordgrens. Vulkanische activiteit in Vogtland & Ertsgebergte heeft o.m. geresulteerd in kuuroorden met warmwaterbronnen. Ten oosten van het Erstsgebergte ligt het stroomdal van de Elbe met de Saksische hoofdstad Dresden en ten oosten daar weer van het Zittauer gebergte bij het drielandenpunt met Tsjechië & Polen.

In Franken in noord Beieren vormt het rond 1000m hoge granieten Fichtelgebergte naar het noordwesten toe met Frankische woud, Thüringerhooglanden & Thüringerwoud de Thürings-Frankische hooglanden. Ten zuidoosten van het Fichtelgebergte loopt langs de Beiers Tsjechische zuidoostgrens over een afstand van ruim 100km eerst het 500m tot 1000 m hoge Oberpfälzerwald (met veel burchten) en daarna over eenzelfde afstand het tot 1456m (groβe Arber) reikende Beierse woud dat eindigt op het drielandenpunt met Tsjechië & Oostenrijk. Het Beierse woud is een afwisselend natuurgebied met o.m. harde gesteenten als kwarts & graniet en opnieuw vulkanische activiteit met bronnen. De Donau, op de zuidgrens van het Beierse woud, komt vanuit het zuidwesten uit Beieren. Westelijk van de bergen langs de zuidoostgrens met Tsjechië lopen ten noordwesten van de Donau de 600m hoge Frankische Alpen en tot 1000m reikende Schwabische Alpen als een kalkrijke bergketen van 300 km dwars door Beieren tot in de aangrenzende deelstaat Baden-Württtemberg. Deze bergketen kent grottenstelsels en er ontspringen veel rivieren die tot het stroomgebied van Donau of Rijn behoren. De Frankische Alpen worden van de Schwabische evenknie gescheiden door de Nörlinger Ries, een 14,5miljoen jaar oude inslagkrater van 20km². In de Schwabische Alpen zijn veel eilandbergen te vinden als overblijfstel van een hoogvlakte. Ten noorden van de Frankische & Schwabische Alpen en zuidelijk van de Thürings-Frankische hooglanden wordt noord Beieren opgevuld door het heuvelachtige middenfrankische bekken met een afwisselend landschap van akkers, weiden & wouden.

Ten zuidoosten van de Frankische & Schwabische Alpen en de Donau strekt het Beiers plateau of Alpenvoorland zich uit tot de eigenlijke Alpen, zo’n 130km verder naar het zuiden. Gletsjers uit de ijstijd hebben hier bijgedragen aan afzettingen van zand, klei, löss & mergel, heuvelruggen, rivierdalen en dichter bij de Alpen ook gletsjermeren. Zuidelijk van de Donau ligt in het oosten het vruchtbare Neder Beiers heuvelland. Hier wordt o.m. hop & gerst verbouwd voor al het bier dat in Beieren wordt gedronken. Westelijk van dit heuvelland ligt het licht glooiende Donau-Iller-Lech plateau met rivieren, wouden, moerassen en land & tuinbouwgebieden dat zich voortzet in Baden-Württemberg. Het Beierse deel van dit plateau ligt in Schwaben waar het westelijk deel van het heuvelachtige Oberschwaben afdaalt in het 14km brede en diepe Bodenmeer op de grens met Zwitserland & Oostenrijk. Dit meer meet van west naar oost ruim 60km. Oostelijk ervan valt de regio Allgäu landschappelijk & cultureel onder de Alpen. München ligt ten zuiden van het Neder Beiers heuvellland & het Donau-Iller-Lechpleateu op een door ijstijdgletsjers gevormde en door rivieren doorsneden vlakte van zand, grint & vuursteen op ca. 550m boven zeeniveau. Ten noordoosten van deze stad komt moerasgebied voor (bijv. rond Erding waar een gekend weiβbier wordt gebrouwen) en westelijk van München ligt een gebied met gletsjermeren uit de ijstijd.

In Baden-Württtemberg gaan de Schwabische Alpen via het Gäuplateu van kalksteen & vruchtbare löss over in het geheimzinnige Zwarte woud. Dit grootste bos & berggebied van Duitsland strekt zich uit over een lengte van 160km naar het noorden en is zo’n 50km breed. Het kent veel dicht en daardoor donker naaldbos en de dalen zijn er smal. Het woud is o.m. bekend is van de sprookjes van Grimm. In het zwarte woud ontspringt o.m. de Donau. In het zuiden zijn de hoogste bergen te vinden waaronder de hoogste top van het Duitse middelgebergte de Feltberg die tot bijna 1500m komt. Het Zwarte woud daalt aan de westkant stijl af in het Rijndal op de grens met Frankrijk. Ten noorden van het Zwarte woud kent het Gaüplateau een meer geleidelijke overgang naar dit dal. De 362km lange Neckar, die op het plateau ontspringt, eindigt hier in de Rijn via een verval van 600m dat opgevangen wordt door 27 sluizen die de rivier commercieel bevaarbaar maken. Ten noorden van het Gaüplateau volgt het 600m à 300m hoge kalk & zandsteen gebergte van het Odenwald in het grensgebied van Baden, Franken (Noord-Beieren) en de deelstaat Hessen. Dit woud daalt over een lengte van 65km stijl af in het Rijndal en maakt deel uit van het Hessisch Frankische bergland. Het Rijndal vormt de rond 40km brede en 300km lange bovenrijnse laagvlakte die zich van zuid naar noord uitstrekt van het Zwitserse Basel naar Frankfurt am Main, de hoofdstad van de deelstaat Hessen en het belangrijkste financiéle centrum & verkeersknooppunt van Duitsland.

Ten noordwesten van Frankfurt am Main begint het Rijnlands Leisteenplateau met de Taunus met daarin de hoogste top van dit plateau, de bijna 900m hoge Groβer Feldberg. Ook de Taunus; bekend vanwege zijn bronnen, kuuroorden & bronwater; daalt in het westen af in het Rijndal. Ten westen van de Rijn begint de deelstaat Rijnland-Palts en zet de Taunus zich voort in de Hunsrück. Deze keten loopt over een afstand van 100km van noordoost naar zuidwest naar het deelstaatje Saarland vlak ten zuidoosten van Luxemburg. Aan de noordwestkant daalt de Hunsrück af in de Moezel die bij Koblenz de Rijn in stroomt. Aan de overkant van de Moezel ligt ten noorden van de Hunsrück de 250-750m hoge Eifel, een voortzetting van de Belgische Ardennen. In de Eifel zijn o.m. de Nürnbergring (een bekend autorace circuit) en kratermeren te vinden. De Eifel eindigt aan de westkant van de Rijn en zet zich aan de overkant voort in het ca. 500m hoge Westerwald ten noorden van de Taunus. Dit ligt in het grensgebied van de deelstaten Rijnland-Palts, Noordrijn-Westfalen en Hessen. Het 250 à 500m hoge Süderbergland noordelijk ervan in Noordrijn-Westfalen gaat in het Ruhrgebied oostelijk van de Rijn over in het Bergisches land. Het Ruhrgebied is een oud mijnbouw (met o.m. bruinkool) & industriegebied vol grote steden & nog onopgeloste milieuproblematiek ter hoogte van het Nederlandse midden-Limburg. In het Bergisches land ligt hier 10km ten oosten van Düsseldorf ook het Neandertal, de vindplaats waar de prehistorische Neandertaler mens naar is vernoemd. Alle bos & bergebieden hierboven vormen het Rijnlands Leisteen plateau met naast leisteen schalie & kalksteen. Het Rijndal hier, de Mittelrhein tussen Bingen & Bonn, vormt één van de bekendste cultuurlandschappen van Duitsland. Met de vele kastelen op rotsen en de Lorelei rots bij een scherpe bocht in de rivier met het beeld van een schippers verleidende nimf als de bekende fenomenen, is dit deel van het Rijndal de bron van de 18e en 19e eeuwse Rijnromantiek. Tegenover het Ruhrgebied ligt westelijk van de Rijn het laagland van de de Westfaalse bocht en de Nederrijnse laagvlakte, hetgeen de cirkel door de Duitse centrale hooglanden rond maakt.

Het Duitse deel van de Alpen, de Beierse Alpen, vormen het meest noordwestelijke deel van de Noordelijke Kalkalpen, een bergketen die voor de rest door Oostenrijk loopt. De ijstijden hebben hier grote invloed gehad op de vorming van het landschap, bijv. In de vorm van gletsjerdalen, eindmorenes & bergmeren (Liste) met als grootste & diepste het Bodenmeer. Anders dan bij de Duitse middelgebergten gaat het geologische proces van bergvorming hier nog door. Dit hooggebergte met toppen tussen 2000 & 3000m in het uiterste zuiden van Beieren (m.n. in Oberbayern en Allgäu) bestaat van west naar oost uit het noordelijk deel van Allgaüer Alpen, Ammergauer Alpen & Wetterstein gebergte, de Beierse Vooralpen en opnieuw het noordelijke part van Chiemgauer & Berchtesgadener Alpen. De zuidelijke delen van deze berggebieden liggen in Oostenrijk. De meest westelijke Allgaüer Alpen, een keten met een lengte van west naar oost van 75km, is het neerslagrijkste gebied in Duitsland en telt meer dan 600 benoemde toppen. Landschap & flora zijn hier erg gevarieerd, mede door een verscheidenheid aan rotsformaties en veel steile, met gras begroeide bergen. Onder de kenmerken van de Ammergauer Alpen (30km) vallen het grootste beschermde natuurgebied van Duitsland en enkele bergmeren. Het bekende skioord Garmisch-Partenkirchen ligt op de grens met het er op volgende Wetterstein gebergte (40km) met 150 benoemde toppen w.o. de hoogste van Duitsland met als allerhoogste top de tot 2962m reikende Zuspitze. De toppen van de Beierse Vooralpen (75km) blijven veelal onder de 2000m, maar dit berggebied is wel erg populair voor dagtochtjes vanuit München. Ook de Chiemgauer Alpen oostelijk daarvan blijven onder de 2000m. De Berchtesgadener Alpen (35km), met o.m. een nationaal park, zijn weer aanzienlijk hoger en komen in Duitsland tot max. 2500m. Er zijn hier ook enkele bergmeren, waaronder de 6km lange, smalle & tot 190m diepe Königssee.

Grondbedekking, soortenrijkdom en natuurbehoud

Volgens destatis (het Duitse cbs) was begin 2019 van het Duitse bodemoppervlak (387.582km²) 9,3% in gebruik voor bebouwing t.b.v. wonen, werk, mijnbouw, sport & recreatie en herdenking, 5% voor verkeer (wegen, spoorwegen & stations, vliegvelden, havens) en 50,8% voor landbouw, veeteelt & tuinbouw. Verder was landelijk 29,8% bedekt met bos en 2,3% met water (haven, meer, rivier, kanaal). Onder de categorie overige (struikgewas & hei, moeras, zandvlakte, wad, braakliggend terrein, kale rots etc.) viel ook 2,3% van het oppervlak. Bij de de Duitse deelstaten scoorden de stadsdeelstaten Berlijn, Bremen & Hamburg het hoogst bij bebouwing (38 tot 46%), verkeer (12 tot 15%), wateroppervlak (Bremen 12%, Hamburg 8%, Berlijn 6,5%) en overige (10 tot 12%) en het laagst bij bos (Bremen 1%, Hamburg 5%, Berlijn 18%) en landbouwgrond (Berlijn 4%, Hamburg 23%, Bremen 26%). Bij de overige deelstaten kende het dicht bevolkte & industriële Noordrijn-Westfalen het grootste oppervlak aan bebouwing (13%) & verkeer (7%). Het grootste areaal aan landbouwgrond is te vinden in de noordelijke deelstaten Sleeswijk-Holstein (68%) & Mecklenburg-Voorpommeren (62%) en in Saksen-Anhalt (61%) en het kleinste in Rijnland-Palts (41%) & Hessen (42%). Beide laatste deelstaten vallen onder de bosrijkste (beide 40%), maar worden hierin overtroffen door Saarland (43%). Het minst bosrijk zijn de noordelijke deelstaten op de Duitse laagvlakte Sleeswijk-Holstein (10%), Mecklenburg-VP (21%) & Nedersaksen (22%). maar daarmee overtreffen ze nog altijd Nederland. De merenrijke deelstaten Sleeswijk-Holstein & Mecklenburg-VP scoren wel relatief hoog op water (6% en 5%).

Naar verandering is tussen 1991 (p5) en 2019 landelijk het oppervlak gegroeid aan bebouwing & verkeer (van 11,8% naar 14,3%), bos (van 29,4 naar 29,8%) & water (van 2,2% naar 2,3%) en het oppervlak voor landbouwgrond (van 54,1% naar 50,8%) en overige (van 2,5% naar 2,3%) werd kleiner. Volgens Eurostat (Data; general & regional statistics, land cover) was in 2015 volgens Eurostat in Duitsland het segment akkerland (32%, EU 22%), grasland (22%, EU27 20%) en kunstmatig oppervlak (bouwsels 2.5% om 1,3%, verkeer etc. 5 om 2,8%) groter dan gemiddeld en het gedeelte bos (34 om 39%), water (1,8 om 3,1%), woeste grond (1,2 om 3,4%), struikopslag als hei etc. (1,1 om 6,4%) en moeras etc. (0,6 om 1,6%) was relatief klein. Vergeleken met Nederland is in Duitsland het bosoppervlak echter fors (8,6% om 34%).

Wat onder beschermd natuurgebied valt ligt aan de definitie die wordt gehanteerd. Volgens de OESO was in 2010 in Duitsland het aandeel beschermd grondgebied (ca. 45%) het grootst binnen 34 rijke landen (incl. 21 EU landen, 2012 p150). Bij de wereld database van beschermde gebieden van de VN is de definitie ook erg ruim. Voor 2016 genoot volgens de VN in Duitsland 37,4% van het land en 45,4% van de zee een vorm van bescherming (Europa: land 20,1%, zee 10,5% in 2016). Op land betrof het 22.999 gebieden; voor 99,7% onder federaal beheer. De gebieden kunnen uiteenlopend worden verdeeld. Bij de VN categoriën scoorden beschermde landschappen het hoogst (37,8%, 8682 in getal), gevolgd door leefgebied met soortenregulering (36,1%, 8311), nationale parken (0,07%; 16) en natuurmonumenten (0,01%; 3). Veel gebieden waren evenwel voor de VN categoriën niet aangemeld (23,2%, 5338) of niet toegewezen (2,7%, 631) en bij 18 gebieden (0,08%) was de VN indeling niet van toepassing. Volgens nationale criteria kwam men tot 8833 natuurreservaten, 8791 landschapbescherming gebieden, 16 natuurreservaten en 3 natuurmonumenten. Volgens regionale criteria was er voor 4544 gebieden een habitat (leefgebied) richtlijn en voor 742 een vogel richtlijn (ook EU Natura 2000 verdrag) en verder waren er volgens regiocriteria 12 beschermde Oostzeegebieden en 6 andere beschermde zeegebieden. Men kwam tot 52 gebieden met een internationale beschermde status waarvan 34 Ramsar sites, (i.e. natte gebieden als zee, wad of moeras), 15 Unesco biosfeer reservaten en 3 werelderfgoed sites.

Sinds 1993 kent de VN de conventie rond biologische diversiteit (cbd). Daarbinnen valt Natura 2000, een in 1992 ingesteld EU verdrag om soorten en hun leefgebieden te beschermen. Dit verdrag kent o.m. een vogelrichtlijn en een habitattrichtlijn. In 2016 viel in de EU 18,4% van het oppervlak (voor 50% bos; voor 40% landbouwgrond) en bijna 6% van het zeegebied onder het verdrag en in 2019 betrof het 18,1 % van het EU landoppervlak en bijna 10% van het zeegebied. In Duitsland valt toewijzing onder de bevoegdheid van de deelstaten. Hier viel in 2019 landelijk 15,4% van het landoppervlak (55.228km) onder natura 2000. Het totale Duitse land & zeegebied onder het verdrag besloeg toen 80.800km², verdeeld over 5200 sites. Eurostat kwam voor 2018 voor Duitsland (357.000km²) tot ruim 55.000 km² (15%) beschermd landgebied (EU 19%) en ruim 19.000km² beschermd zeegebied. Dat is 57% van de 33.000 km² zeegebied die onder Duits beheer staat. Naar staat van onderhoud wordt de Duitse natuur volgens Natura 2000 criteria op zee het meest en in de Alpen het minst bedreigd. In 2019 stond van de leefgebieden op zee 55% er slecht en 24% er ontoereikend voor en 19% ging vooruit (op land: s 44%, o 42%, v 18%; Alpen: s 7%, o 24%, v 67%). Bij de soorten ging van landsoorten 39% achteruit (s), bij 35% was de situatie ontoereikend (o) en bij 21% gunstig (zee s 37%, o 28%, g 17%; Alpen s 14%, o 22%, g 44%).

Volgens het Duitse milieuministerie (bmu.de) is in het land sprake van een dramatische terugval in soortenrijkdom. In een rapport op de site werd op basis van tellingen tussen 1996 en 2013 melding gemaakt van ca. 71.500 soorten in Duitsland, waarvan 48.000 diersoorten (1,7% gewervelde dieren; 98,2% ongewervelden & eencelligen, incl. 69% insecten), 9500 planten (32% zaadplanten & varens, 68% algen & schimmels) en 14.000 soorten paddenstoelen (p14). Voorjaar 2020 meldde het ministerie op basis van gegevens uit 1998 dat van de inheemse diersoorten 35% (16.000 soorten) en van de plantensoorten 26% (19.000) in hun bestaan werden bedreigd. Als hoofdoorzaak kan als eerste opbrengstgericht eenzijdig beheer van het landschap worden genoemd zoals in bosbouw & intensieve landbouw. Daaronder vallen overbemesting door landbouw, verkeer & industrie (stikstofverbindingen) en bestrijdingsmiddelen, gevolgd door o.m. klimaatverandering, verstedelijking, mijnbouw & energieopwekking, overbevissing en milieuvervuiling door kunststoffen & resten van bestrijdings & geneesmiddelen. Rode lijsten bestonden in 2017 voor 65% van 850 onderzochte leefgebieden. In 1998 scoorden bij gewervelde dieren reptielen (79% van 14 soorten bedreigd), vissen (207 soorten, 69% bedreigd) en amfibieën (21, 67%) het hoogst. Bij insecten werd in 2012 45,8% van ruim 5900 soorten bedreigd (1100 soorten langpoten, dans & roofviegen 69%; verder: mieren 108 s, 57%, bijen 560 s, 52%). In 1998 werd van ca. 6000 soorten kevers 42% bedreigd, van 1450 grote vlinders 37% en van ruim 950 webspinnen 52%.

Voor wie het opgevallen is dat je op een mooie zomerse avond na een rit over binnenwegen vergeleken met vroeger zelden meer je autoruiten hoeft schoon te maken bieden een aantal onderzoeken op de site van het Duitse milieuministerie stof tot nadenken. O.m. tussen 1989 en 2014 vonden onderzoekers een alarmerende  teruggang van de aantallen insekten.

Volgens een recentere bron (2018) kwam men bij 8219 plantensoorten tot 30,8% bedreigde soorten met de hoogste bijdrage van 968 soorten sierwieren (51% bedreigd) en 2103 soorten kiezelwieren (31%). In Duitsland was toen van 3880 soorten hogere planten & varens 27,5% bedreigd (Nederland & België 26%) en van 1189 soorten mos 25%. Bij 6120 grotere paddenstoelen kwam men in 2016 tot 13% bedreigde soorten.

Duitsland kent veel manieren van natuurbescherming. Naast het vastleggen van staat van onderhoud & planning (ruimtelijke ordening) vallen daar bescherming van gebieden, biotopen (leefgebieden) & soorten onder; o.m. via afspraken met landbouwsectoren en andere ge & verboden. Ook internationale regelingen maken er deel van uit. Te denken valt aan inperkingen op de handel in soorten en EU regelingen als een verbod op import & verbouw van genetisch gemanipuleerde gewassen en bescherming van leefgebieden & soorten binnen de habitat richtlijn van Natura 2000. In Duitsland genieten zo, afhankelijk van het type wetgeving, tussen 91 en 231 leefgebieden en meer dan 1000 soorten (incl. 134 diersoorten) speciale bescherming. Daarnaast houdt men de duizenden vreemde soorten in de gaten zoals soorten die oorspronkelijk niet in Duitsland thuishoren maar er reeds lang zijn en de meer recente invasieve exoten die een bedreiging kunnen vormen voor de gevestigde flora & fauna (zie ook neobiota). Eén en ander heeft al met al geleid tot een enorm woud van beleidsmaatregelen, regels & voorschriften van zowel de federale regering als van deelstaatregeringen (Links).

Via Fauna by country is het nodige te vinden over in het wild levende soorten en de eigen menagerie van landen. Wikipedia maakt aan in het wild voorkomende soorten melding van 38 diersoorten en 22 plantensoorten uniek voor Duitsland (deze komen voor zover bekend elders dus niet voor). Het Duitse milieuministerie kwam tot 7 à 14 diersoorten en 85 hogere planten & varens (2007 p18) waar dit laatste voor geldt. Buiten één voor aquaria gekweekte garnalensoort kende wikipedia voorjaar 2020 aan gefokte zoogdier & vogelrassen veel lijsten met Duitse huisdierrassen, waaronder ca. 50 paardenrassen en rond 45 hondenrassen. Naast de Duitse herder kennen bijv. ook de boxer, teckel, pincher (incl. de Dobermann), rotweiler, shnauzer & keeshond Duitse wortels. Het aantal Duitse kattenrassen blijft in wikipedia beperkt tot de German Rex & Deutsche Langhaar, maar dat zijn wel bekende rassen. Onder de Duitse runderrassen is het Heckrund gekend, maar ook het beroemdste melkrund, de Holstein-Friesian, heeft deels een Duitse oorsprong en de schapen die men overal op zee & rivierdijken ziet zijn vaak Oostfriese schapen of Duitse witkoppen. Wikipedia komt tot ca. 12 varkens, 10 geiten & ruim 10 konijnenrassen van Duitse oorsprong. Aan pluimvee vallen de vele krielkippen en duiven met Duitse wortels op en het aantal Duitse ganzenrassen overtreft duidelijk het aantal eendenrassen uit het land. Al met al kent Duitsland tal van fokverenigingen, waaronder een vereniging van oude & bedreigde huisdierrassen. Ook wordt sinds 1984 een bedreigd huidier van het jaar gekozen. Op het vakgebied van plantenveredeling heeft Duitsland een keur aan veredelaars voortgebracht. Ook kent het land in het kader van kwekersrecht een wet ter bescherming van gekweekte soorten en een Bundessortenamt waar men bijv. terecht kan voor soortenlijsten & patenten.

Natuurlijke hulpbronnen en risico’s

Volgens preventionweb (countries) kwamen tussen 1990 en 2014 aan natuurlijke risico’s in Duitsland stormen het vaakst voor (58% van de natuurrampen, overstroming 22%, extreme hitte/kou 13%, aardbeving 3%). Extreme temperaturen waren evenwel verantwoordlijk voor 97% van de sterfgevallen en stormen (49%) & overstromingen (47%) wedijverden om de grootste economische schade (hitte/kou 3,6%). Tussen 2005 en 2014 kostten 3 natuurrampen 10 doden en 2,8miljard USA $ aan economische schade. Naar wereldwijde maatstaven was in 2019 de kwestsbaarheid van Duitsland gemiddeld, maar omdat het een rijk land is, is men relatief goed in staat gevolgen van natuurrampen op te vangen zoadt ze naar verhouding een klein risico vormen.

Aan delfstoffen is Duitsland wat fossiele brandstoffen betreft de grootste producent ter wereld van het zeer vervuilende & landschap verpestende bruinkool. Het wordt vooral gebruikt voor de stroomopwekking, al is het aandeel daarin wel aan het zakken. In 2015 was Duitsland nog 20e op de wereldranglijst van producenten van het ook al erg smerige steenkool dat eveneens naar energiecentrales gaat. In januari 2020 is besloten dat in 2038 de (bruin)koolcentrales gestopt moeten zijn. Met het minder vervuilende aardgas kwam men toen op plek 41. Wat andere delfstoffen betreft stond men in 2019 nog 2e op wereldranglijst van turfproducenten, maar het kan zijn dat bruinkool daar onderdeel van was. Al met al kwam het land in dat jaar wereldwijd bij 13 van 84 onderzochte mijnbouwproducten in de top20. Van hoog naar laag betreft het turf (2e), zout, borium & titaniumpigment (alle drie op plek 4), kalium (5), kalksteen 7; klei, zand & grint 8; fluoriet of vloeispaat & gips 11, ammonium 13, zwavel 18 en grafiet 19.

Milieu

In Duitsland leggen een hoge welvaart & bevolkingsdichtheid die gepaard gaan met vervuilende vormen van mijnbouw & industrie en een intensieve landbouw met hoge uitstoot van stikstoffen veel druk op het milieu. De ecologische voetafdruk, die voor een leefgebied een indicatie biedt voor de verhouding tussen consumptieniveau & draagkracht, was in 2016 in 14 EU landen kleiner dan in Duitsland (en in 12 landen dus groter). Met volgens de rekenmeesters een afdruk van 4,8ha per persoon, terwijl de aarde 1,6ha pp aankan, zouden met de levensstijl van de gemiddelde Duitser 3 aardes nodig zijn om het benodigde op te brengen. Ook de wereld leeft echter op te grote voet. De gemiddelde wereldburger zou dat jaar op 2,7ha pp komen, wat overeen komt met 1,7 aarde. Het bovenstaande illustreert ook dat het milieu zich weinig aantrekt van grenzen.  Daarom baseert Duitsland zich sterk op het EU beleid dat het zelf mee vormgeeft. In Duitsland bepaalt het Duitse federale milieuministerie het beleid. De deelstaten zijn de eerst verantwoordelijke voor de meeste terreinen van beleidsuitvoering (2012 p30; 2017 p22) en het federale ministerie vervult op diverse manieren een coördinerende rol.

Begin 70er jaren begon de West-Duitse overheid met milieubeleid. Sinds 1986 kent men een afzonderlijk milieuministerie (aanleiding voor het opzetten ervan was de kernkramp in het Oekraïense Tsjernobyl). Rond die tijd kreeg naast bestrijding van milieuvervuiling wegnemen van oorzaken (duurzame ontwikkeling) geleidelijk meer nadruk. Na de Duitse eenwording (1991) moest veel geld & energie worden gestoken in verandering van de economie van voormalig Oost-Duitsland. Zo won economisch belang tijdelijk terrein op milieubelang. In 1994 zijn evenwel milieu & duurzame ontwikkeling als doel in de grondwet vastgelegd met als leidende principes de vervuiler betaalt, voorzorg & samenwerking (2012 p35). Vanaf de milleniumwisseling werd men zich bewuster van de verwevenheid van milieubeleid met andere beleidsterreinen & noodzaak tot afstemming en van het grensoverschrijdende van milieuproblematiek. Zo is in 2001 een Raad voor duurzame ontwikkeling (incl. bv. bevordering van biodiversiteit) in het leven geroepen. Deze bracht in 2002 een strategie rapport uit met nadien regelmatig updates & progressieverslagen (bijv. 2018). Op den duur werd milieubeleid zodoende minder als remming en meer als mogelijke stimulans gezien voor innovatie & (duurzame) economie.

Van het bewustzijn van het grensoverschrijdende van milieuproblematiek getuigt de groeiende nadruk op aanpak van globale opwarming door broeikasgassen. T.o.v. 1990 heeft Duitsland zich voor 2020 een teruggang van 40% en voor 2030 van 55% in de CO2 uitstoot voorgenomen, meer dan de EU als standaard hanteert.

In 2018 stond Duitsland 5 na hoogste op de wereldranglijst van CO2 uitstoot en op de EU28 ranglijst stond men bovenaan. Per hoofd was in 2017 bij 4 EU landen de uitstoot hoger en bij 23 landen lager. In 2018 bedroeg t.o.v. 1990 de feitelijke reductie van CO2 31%. In dat jaar kenden 17 EU landen minder en 10 landen meer reductie.

Tussen 1990 en 2015 bedroeg de reductie in alle broeikasgassen in Duitsland 28% (2017 p60). Men gebruikt in Duitsland (mede door klimaat & afstanden) per hoofd veel minder energie dan in de USA of Canada. Wel lag de energie intensiteit er in 2015 een fractie boven het EU gemiddelde (87,1 ton olie per €1000 Bbp; EU 86,6/€1000). Volgens eurostat (2019 p11) was Duitsland in 2017 de 3e producent van energie binnen de EU met een teruggang van 15% t.o.v. 2007 (EU gemiddelde: -12%). Het land scoorde naar EU maatstaf hoog op het aandeel in de primaire productie van zowel groene energie (36,8%, EU 29,9% in 2017) als vaste fossiele brandstoffen (34,1 om 16,4%) en ook bij de categorie overige lag men boven het EU gemiddelde (5 om 3,5%). Duitsland bleef onder dit gemiddelde naar aandeel in de productie van kernenergie (17 om 27,8%), aardgas (5,2 om 13,6%) en aardolie (1,9 om 8,8%). De tabel hierna laat o.m. zien hoe tussen 2009 en 2018 in Duitsland bij de electriciteit productie het aandeel van (vooral fossiele) brandstof naar EU maatstaf hoog bleef en het aandeel van kernenergie sterk daalde ten gunste van de sterk groeiende bijdrage van groene stroombronnen.

Bron van elektriciteit EU % Duitsland %
2009 2018 2009 2018
Brandstof (het meest fossiel) 50,0 42,1 62,6 56,5
Waterkracht 13,5 13,6 4,4 4,1
Wind 4,7 11,8 7,3 18,6
Zon 0,6 3,7 1,4 7,8
kernenergie 31,3 28,3 24,5 12,9

Het Duitse statistische bureau kwam voor 2018 op 35% groene stroom (uit: wind 18%, zon 7%, biomassa 7%, water 3%, vuilverbranding 1%, 2019 p573). Na de kernramp van 2011 in het Japanse Fukushima besloot de Duitse regering tot een definitieve & volledige kernuitstap in 2022. Dan moeten dus alle kerncentrales dicht zijn. In januari 2020 volgde het besluit dat in 2038 ook de kolencentrales gestopt moeten zijn. In Duitsland stoken deze het meest op het zeer vervuilende bruinkool uit eigen land. Als beleidsdoelen rond energie (en onderdelen van de Energiewende) golden voorjaar 2020 verder: 40 tot 45% groene stroom in 2025, 55% reductie in uitstoot van broeikasgassen t.o.v. 1990 in 2030 en de helft minder gebruik van primaire energie in 2050 dan in 2008.

Ook Duitsland produceert lang al zijn energie niet zelf. Volgens eurostat lag tussen 2009 en 2018 het deel van de energie dat moest worden geïmporteerd tussen 60% en 64% en daarmee kwam het iets boven het gemiddelde van alle EU landen samen (tussen 54% en 58% geïmporteerde energie). In 2018 betrof het in Duitsland ruim 95% van de aardolieproducten (EU 95%), 95% van het aardgas (EU 83%) en 35% van de vaste fossiele brandstof (o.m. geïmporteerde steenkool) die nog werd gebruikt (EU 44%). De tabel hierna biedt info over hoe volgens eurostat het verloop was van de bronnen van energieconsumptie tussen 2009 en 2018 in de EU en in Duitsland. In de EU als geheel staat vast fossiel meestal voor steenkool en in Duitsland voor bruinkool.

Energiebron EU % Duitsland %
2009 2018 2009 2018
Vast fossiel 15,0 14,0 22,2 22,1
Aardgas 21,9 21,7 22,5 23,4
Aardolie 38,0 35,7 35,5 34,7
Groen/ biomassa 10,0 14,7 8,3 13,5
Kernenergie 14,0 12,7 11,0 6,3
Andere warmtebron 0,8 0,9 1,0 1,2

De bijdrage van fossiele brandstoffen in de energieconsumtie bleef in de hele periode in Duitsland rond 81% hangen en ze was daarmee naar EU maatstaf hoog (EU daling van  76% naar 72,5% in 2018). De meest opvallende uitkomsten zijn dat de bijdrage van het sterk vervuilende bruinkool & steenkool gelijk bleef en dat die van kernenergie naar verhouding sterk daalde. Volgens eurostat bleef tussen 2009 en 2018 in Duitsland naar energieconsumptie de bijdrage van duurzame oorsprong (deels uit import) iets onder het EU gemiddelde, maar steeg die in die 10 jaar een fractie meer dan gemiddeld (van 10,9% naar 16,5%, doel 2020 20%; EU van 13,9% naar 18,9%, doel 2020: 20%). In de transportsector ging het segment duurzame energie minder omhoog dan gemiddeld (van 5,9% naar 7,9%, +33%; EU van 4,9% naar 8,3%, +70%). Ook het segment duurzaam voor het regelen van de temperatuur bleef aan de lage kant (van 11,2% naar 13,6%, +21%; EU van 16,8% naar 21,1%; +25%), maar het gedeelte groene stroom (bijv. uit windmolens) steeg in Duitsland aanzienlijk meer zodat men het EU gemiddelde overtrof (van 17,6% naar 38,0%; +118%; EU van 20,5% naar 32,2%, +57%). Naar energie gebruik in economische sectoren is in Duitsland na 1990 het aandeel van de industrie gezakt, maar in 2015 (p29) scoorde de sector nog steeds relatief hoog (van  31,4 naar 28,6%, EU 25% in 2017). Vervoer kwam op 29,5% (EU 31%), huishoudens haalden 25,9% (EU27%) en de Duitse dienstensctor kwam op 16% (EU 15%).

Naar productie van gewasbeschermingsmiddelen (pesticiden) herbergt Duitsland sinds 2019 door een fusie van Bayer (m.n. Bayer CropScience) en Monsanto de grootste mutinational ter wereld op het gebied van agrochemie (omzet rond €20 miljard p/j). In Duitsland lag in 2014 de geschatte omzet van bestrijdingsmiddelen op €1,9mld, ca. 20% van de EU omzet. Bayer is o.m. producent van neonicotinoiden, een groep pesticiden die berucht werd vanwege de sterfte van bijen & andere insecten, vogels en vissen. Monsanto probeerde o.m. uit alle macht de kankerverwekkende eigenschappen en negatieve invloed op de biodiversiteit van zijn herbicide glyfosaat (handelsnaam Roundup) te betwisten. In sept. 2019 kondigde het Duitse milieuministerie aan dat het gebruik van glyfosaat wordt afgebouwd en met ingang van eind 2023 is verboden. Eind 2018 zijn neonicotinoiden door de EU in de ban gedaan, behalve bij de glastuinbouw.

Op de EPI2018; die milieuverrichtingen van 180 landen rangschikt op de beleidsdoelen gezondheid van milieu & vitaliteit van ecosystemen (met bij beide de nodige verfijningen) stond Duitsland als 11e onder de 28 EU landen op plek 13 van de wereldranglijst. Tussen 2008 en 2018 varieerde de EPI positie van Duitsland sterk (hoogste plek wereldranglijst: 6e in 2014, laagste: 30e in 2016). In 2018 scoorden bij het beleidsdoel gezondheid van milieu van de 28 EU landen 13 beter en bij vitaliteit van ecosystemen slechts 4. Duitsland voerde samen met andere landen op gezondheid van het milieu (met 3 categorieën ter verfijning) de wereldranglijst aan bij de categorie zware metalen, incl. blootstelling aan lood (gedeeld eerste met 4 landen). Op categorie toegang tot drinkwater & sanitair was men 18e (12 EU landen hoger) en op categorie luchtkwaliteit 46e (14 EU landen hoger), m.n door lage scores op blootstelling aan (112e van de wereld; 16e EU) en normoverschrijding door (114e, 16e EU) fijnstof. De score hierop veranderde in 10 jaar weinig. Een belangrijke bijdrage aan de hoge positie van Duitsland op het beleidsdoel vitaliteit van ecosystemen (8e van de wereld, 5e EU), die 7 categorieën kent, kwam op conto van categorie biodiversiteit & habitat (3e wereldranglijst, hoogste EU) met een (wederom met meer landen gedeelde) topscore voor Duitsland op bescherming van zeegebied, van vegetatiezones en van soorten in beschermde gebieden.

Op de categorie behoud van leefgebieden was ten opzichte van 2001 de positie van Duitsland achteruit gegaan (in 2018: 82e wereld, 14 EU landen beter), maar op de categorie bescherming van bos (33e wereldranglijst) deden binnen de EU enkel Cyprus & Nederland het beter. Op categorie visserij duurzaamheid (104e wereldranglijst van 136 landen) werd Duitsland evenwel door 13 van 20 EU landen gepasseerd, m.n. door het uitputten van visvoorraden binnen de eigen economische zone (15 van 20 EU landen beter). Bij de categorie klimaat & energie haalde Duitsland in 2018 een 64e plek op de wereldranglijst en 19 EU landen deden het beter. Dat kwam m.n. op conto van de CO2 emissie. Hierop was Duitsland 114e van 175 landen en men scoorde op de EU28 ranglijst in de onderste regionen (25e; bijdrage energiecentrales: 83e van 135 landen, ook 25e EU). Op stikstofemissie (78e wereld) deden echter 21 EU landen het slechter en op de emissie van methaan was Duitsland 7e van de wereld en beste op de EU ranglijst. Bij de categorie luchtvervuiling hoefde Duitsland (7e wereld) enkel Nederland voor zich te dulden (stikstof intensiteit: 6e wereld, hoogste EU, SO2: 16e wereld, 10e EU). Duitsland scoorde ook relatief goed bij de categorieën waterzuivering (8e wereld, 6e EU) en duurzaamheid van de landbouw, incl. de stikstofhuishouding ervan (14e wereld, 9e EU)

Volgens eurostat ging tussen 2009 en 2018 in Duitsland een onder gemiddeld deel van het bbp naar overheidsuitgaven (2010-2018: 44 à 45% bbp, EU gemiddelde dalend van 50% naar 47% bbp). Ook de milieu-uitgaven van overheden bleven onder het EU gemiddelde (0,6% bbp in deze periode, EU 0,8% bbp, euro, economy, government, by function). Ze gingen in geld evenwel van €14,2 miljard naar €19,9mld. In 2018 ging van dit overheidsgeld in Duitsland naar verhouding veel naar bestrijding van vervuiling (28%, EU 14%), waterzuivering (23,6% om 16%) en onderzoek & ontwikkeling (7,5 om 4,5%). Biodiversiteit & landschap kreeg een doorsnee deel (9%) en er ging naar verhouding weinig naar afvalverwerking (25% om 49%) en de restcategorie (7 om 8%). Voor de totale economie kwam men, m.n. door een relatief grote bijdrage van het bedrijfsleven, volgens eurostat voor 2016 voor Duitsland op 2,1% bbp aan milieu spenderingen (EU 2% bbp). In geld was dat €66mld (overheid €1,1mld, bedrijfsleven €41mld, huishoudens €14,3mld), ook volgens het Duitse statistische jaarboek (2019 p477). Op p459 meldde dit jaarboek voor 2016 bijna €32mld aan lopende milieu-uitgaven van het bedrijfsleven met als verdeling afvalverwerking 50%, waterzuivering 29%, klimaatbescherming 10%, bestrijding luchtvervuiling 9% en overige 2%. Qua omzet van bedrijven aan goederen & diensten voor milieubescherming kwam men tot €74mld (klimaatbescherming 67%, luchtreiniging 10%, waterzuivering 10%, geluidshinder bestrijden 5%, afvalverwerking 4%, overige 3%). Milieu-belastingen brachten in 2016 €58,4mld op (p477).

In 2018 was volgens eurostat (population, living conditions, material deprivation, environment of the dwelling) in Duitsland het volksdeel dat in hun woonomgeving geluidshinder (27,8%, EU 18,3%) of vervuiling & andere milieuproblemen (24,8%, EU 14,9%) ervoer het grootst binnen de EU. Bij misdaad & vandalisme lag de score voor Duitsland iets onder het EU gemiddelde (10 om 12,7%), maar bij stedelingen met lage inkomens (onder 60% modaal) voerde Duitsland op alle 3 de dimensies de EU ranglijst van overlast aan (herrie 41 om 28,6%, vervuiling 38,4 om 22,4%, misdaad & vandalisme 29,2 om 23,5%). Duitsers scoren naar EU maatstaf hoog op milieuwaarden. Begin 2005 vond slechts een doorsnee volksdeel het doorgeven van een gezond milieu aan de volgende generatie erg belangrijk (87%, EU 83%) of belangrijk (12 om 18%; Q15), maar het deel dat onderschreef dat we de plicht hebben de natuur te beschermen, zelfs als dat beperking van de menselijke vooruitgang zou inhouden, was toen relatief groot (94 om 90%; Q16) en het Duitse segment dat onderschreef dat we de natuur mogen exploiteren ten bate van het menselijk welzijn was met dat in Portugal het kleinst binnen de EU (12%, EU 43%). Ook het segment dat inschatte dat zulks in het kader van de menselijke vooruitgang wellicht onvermijdelijk is viel met 25% onder de kleinste binnen de landengemeenschap (EU 51%; Q16).

In 2017 lag in Duitsland het volksdeel dat voor zichzelf milieubescherming erg belangrijk vond met 54% rond het EU gemiddelde; 5% meer dan in 2014 (DE toen 49%, EU +3%; QD1). Wel vond een relatief groot volksdeel dat men als individu een rol kan spelen in milieubescherming (58%, +2%: EU 45%, +2%, QD5) en in Duitsland was het bewustzijn dat milieuproblemen grensoverschrijdend zijn het meest verbreid binnen de EU (aanpak milieuproblemematiek bij voorkeur door eigen regering 16%, EU 29%, gezamenlijke EU aanpak: DL 80%, EU 67%; QD6). Bij de vraag naar de vier belangrijkste milieukwesties (QD2) kozen de Duitsers naar EU maatstaf vaak vervuiling van de zee (48%, EU 33%), klimaatverandering (63 om 51%) & landbouw vervuiling (bestrijdingsmiddelen, kunstmest, stikstof etc. 40 om 34%). Rond gemiddeld scoorden achteruitgang van soorten (34%), watervervuiling (35%) & geluidshinder (10%). Drinkwater tekort (22 om 30%), meer droogtes & overstromingen (16 om 25%), luchtvervuiling (40 om 46%) & afvalproblematiek (33 om 40%) werden toen in Duitsland relatief weinig gekozen. Een naar EU maatstaf doorsnee segment Duitsers vond dat het bedrijfsleven (79%) of de EU (61%) te weinig doet aan milieubescherming (QD7) en een relatief klein volksdeel vond dat de burger (56% om 66%), de eigen gemeente (33 om 50%), de eigen regio (36 om 53%) of de bondsregering (55 om 67%) te weinig doet. Bij de vraag naaar de meeste effectieve aanpak van milieuproblemen (QD8) scoorden betere handhaving (36 om 31%) en investeren in onderzoek & ontwikkeling (40 om 35%) het duidelijkst iets boven gemiddeld. Rond gemiddeld bleven zwaarder straffen 36%, strengere wetgeving 29%, goed gedrag meer belonen 26% & schadelijke activiteit meer belasten (24%) en er was naar verhouding weinig steun voor meer informatie (20 om 28%) of opleiding (23 om 26%). Steun voor ecolabels & maatregelen tegen bestrijding van plastic was in Duitsland naar EU maatstaf wel weer tamelijk verbreid en de groep die zelf maatregelen had genomen tegen luchtvervuiling (QD19) was er groter dan gemiddeld in de EU.

 

Geografie

In het uiterste noorden van Duitsland ligt (onderbroken door het aan Denemarken gren­zende Sleeswijk-Holstein) de wadden en Oostzeekust met een aantal eilanden. Zo’n 60 km ten noorden van de meest oostelijke Duitse waddeneilanden rijst de rotskust van het eilandje Helgoland op. Omdat de waddenzee bij eb vrijwel droog valt kan men dan over de bodem van de zee de soms tot meer dan 20 km lange oversteek maken tussen de eilanden en de wal (wadlopen). Ten zuiden van de waddenkust volgt de 150 tot 200 km brede Noordduitse laagvlakte. Aan de waddenzeekant is deze vrijwel vlak, maar vanaf Sleeswijk-Holstein wordt ze naar het oosten toe glooiend. Deze laagvlakte wordt van zuid naar noord doorsneden door rivie­ren die onderling zijn verbonden door kanalen. De Eems, de Wezer en de Elbe monden uit in de Noordzee en de Oder, de grensrivier met Polen, in de Oostzee. De aanleg rond 1890 van het bijna 100 km lange Noordoostzeeka­naal (het Kielerkanaal in de volksmond) dwars door Holstein was m.n. de Denen een doorn in het oog. Thans is het een drukbevaren route waar een flink cruiseschip inpast. 

Verder naar het zuiden wordt het landschap heuvelachtiger tot bergachtig. Hier zijn een aantal bergke­tens waarvan de hoogte varieert tussen 200 en 1500 meter. De meest noordelijke verho­ging is het Teutoburgerwoud waarvan de heuvels in de buurt van het Twentse Oldenzaal de uitlopers vormen. In het zuidwesten van Duitsland worden de heuvels en bergruggen doorsneden door de dalen van de Rijn en haar zijrivieren. Naar het zuiden toe komt het land langzaam verder boven de zeespiegel te liggen. Het laagst gelegen deel van zuid Duitsland (zo’n 300 hoog) wordt gevormd door de stroomdalen van de Do­nau en haar zijrivieren. Zuidelijk van de Donau gaat het middengebergte geleidelijk over in de alpen en in het uiterste zuiden zijn langs de Oostenrijkse grens de Beierse alpen dominant (hoogste top: de Zugspitze op bijna 3000 meter). Omdat de Alpen jonger zijn dan het Duitse middengebergte zijn ze hoger en spitser.

Landschap

Vanaf de Nederlandse grens zet de waddenkust zich voort met aan de Noordzeekant een zevental waddeneilanden. Daarop volgen de brede trechtervormige mondingen van Weser en Elbe, waarna de waddenkust zich aan de westkant van Sleeswijk herstelt en doorgaat tot in Denemarken. Aan de Oostzeekust aan de oostkant van Sleeswijk-Hol­stein is de getijdenwerking minder sterk. Hier zijn, net als in Denemarken, fjorden en stranden. Tot aan de Poolse grens wordt de kust weer vlak met strandmeren. Hier ligt onder meer het eiland Rügen  dat een vaste trein en wegverbinding met de wal heeft. Vlak bij de kust en langs de rivierstelsels die de laagvlakte doorkruisen overheerst klei­grond met weilanden en bouwland. Voor het overige bestaat de noord-Duitse laagvlakte vooral uit veen en zandgronden met veel bossen, heidevelden (bijv. de Lüneburger heide), moerassen en her en der meren. In het hoger gelegen Midden-Duitsland worden beboste toeristische bergstreken afgewisseld met stedelijke agglomeraties en in­dustrie en mijnbouwgebieden. Op de berghellingen en in de rivierdalen liggen hier wijngaarden. Ter hoogte van Limburg bevindt zich een gebied met vruchtbare lössgrond. In het zuiden is benoorden de Alpen sprake van een glooiend landschap met boeren­land, bos, moeras, meren en rivierdalen. De 75 km lange en 15 km brede Bodensee, het grootste meer van Duitsland vormt deels de grens met Zwitserland.

Bodemgebruik, milieu en natuurlijke rijkdommen en risico’s

Tussen 1996 en 2004 daalde het deel van het Duitse grondoppervlak dat in gebruik was als landbouwgrond van 54,1 naar 53% en voor overige doeleinden van 2,1 naar 1,7%. Het gedeelte met wegen en bebouwing groeide van 11,8 naar 12,8% (6,7% bebouwing; 4,9% wegen, 1,6% tuinen, parken en recreatiegebieden) en het met bos bedekte deel van 29,4 naar 29,8% (in Rijnland-Pals, Hessen en Saarland rond 40%). Het gedeelte wateroppervlak (2,3%) bleef vrijwel gelijk. Van het bos bestaat 58% uit naaldbomen. Onder het loofbos komt beuken (15%) en eikenbos (10%) het meest voor, maar op de Noordduitse laagvlakte staan ook veel berken, elzen en wilgen. Het bos is voor 44% privé-bezit en voor 30% staatsbos en 19,5% is in bezit van een bedrijf of instantie. De dierenwereld in het noorden en westen van Duitsland lijkt veel op die van Nederland, het midden van het land kent de flora en fauna van Limburg en in het uiterste zuiden overheersen de soorten die in de Alpen thuishoren. In Duitsland broeden zo’n 500 paren zeearenden (de adelaar in het Duitse wapen) en in de bergen komen steenarenden voor.  Elanden en wolven waren aanvankelijk uitgestorven, maar beginnen aarzelend terug te komen. Voorbeelden van verwilderde importsoorten die zich definitief gevestigd hebben zijn de wasbeer en de wasbeerhond. Tussen 1992 en 2002 telde men in Duitsland aan soortenrijkdom 2682 hogere planten (waarvan 12 bedreigd in 2002), 76 zoogdieren (11 bedreigd), 247 broedvogels (5 bedreigd), 16 reptielen, 20 amfibieën en 95 vissoorten (6 bedreigd). In 2003 was maar liefst 31,7% van het oppervlak op enigerlei wijze beschermd natuurgebied (Europa 8,4%). Duitsland telt 6300 natuurreservaten. Daaronder vallen 14 grotere nationale parken en 19 Unesco biosfeerreservaten. 

Op de EPI (Environmental Performance Index) 2008, die de milieubeleidprestaties van 149 landen rangschikt op 25 indicatoren op de 6 beleidsterreinen milieugezondheid, luchtvervuiling, watervervuiling, biodiversiteit en leefmilieu, natuurlijke hulpbronnen en klimaatverandering stond Duitsland 13e in de wereldrangschikking van 149 landen en 6e in de rangschikking van de 27 EU landen. Duitsland kent een strenge milieuwetgeving en op de meeste indicatoren scoort men dan ook boven het EU gemiddelde. De lage scores waren vooral terug te voeren op te intensief gebruik van hulpbronnen (m.n druk op de beschikbare hoeveelheid water, intensieve visserij). Begin 2005 stond zorg voor het milieu bijbrengen als opvoedingswaarde in aanzien. Van de Duitsers vond 87% (EU25 79%) het erg belangrijk en 12% (EU18%) gewoon belangrijk.

In het land worden meerdere delfstoffen gewonnen zoals ijzererts in centraal Duitsland (bijv de deelstaat Hessen ten westen van de Rijn ter hoogte van de Belgische Ardennen), steenkool in het Ruhrgebied en Saarland, bruinkool, zout en porseleinaarde in het oosten en aardgas en aardolie in Noord Duitsland. Vanwege het milieuvervuilende effect en omdat het nauwelijks uit kan neemt de winning van bruin en steenkool af. In 2005 kwam van de energieproductie 61,5% uit fossiele brandstof, 26,5% uit kernenergie en de rest (12%) uit schone bronnen (waterkracht 4,5%, wind 4,4%; biomassa en afval 3,2%). Natuurverschijnselen die regelmatig schade aanrichten zijn overstromingen langs de kusten en rivieren, stormen in het winterhalfjaar in de Noordduitse laagvlakte en Sleeswijk-Holstein en overvloedige sneeuwval en föhnwinden met lawines in Beieren.