Landschap, grondgebruik en natuurlijke hulpbronnen

Geografie

Griekenland ligt voor driekwart boven 700 m en bestaat voor 80% uit geaccidenteerd ter­rein. Vrijwel de gehele noordgrens loopt door de bergketens van de Balkan. In  noordoost Griekenland (West Tracië en Grieks Macedonië) worden de uitlopers van de vaak met naaldbos bedekte Rhodope bergen van elkaar gescheiden door rivierdalen, rivierdelta’s en vrij smalle kustvlakten. In Thessalië ten zuidwesten van Thessaloniki zijn enkele laagvlaktes, die soms vrijwel geheel door bergen worden omringd en enkele meren. De centraal lopende Pindus bergketen met bergmeertjes wordt wel de ruggengraat van Griekenland genoemd. Deze voortzetting van de Dinarische Alpen bedekt het grootste deel van het Griekse vasteland en de Peloponnesos en loopt in feite in een ringvorm door over de meest zuidelijke Griekse eilanden Kreta en Rodhos. Veel Aegeïsche eilanden zijn boven het water uitstekende toppen van het gebergte. Het telt meerdere ketens met pieken tussen 2000m en ruim 2600m. De Olympus ten zuidwesten van Thessaloniki is als op zichzelf staande berg met haar 2917m hoge Miticas (neus) piek de hoogste van het land en volgens de mythische overlevering de zetel der goden. Thans is de berg onderdeel van een nationaal park met een rijke flora en fauna en een extreem populair doel voor bergbeklimmers. De Griekse bergen bestaan vaak uit kalk, zand of leisteen dat gemakkelijk erodeert. Dit maakt het berglandschap ruig. Langs de kusten worden de bergen doorsneden door soms steile baaien. De 127 km lange en gemiddeld 15 kilometer brede golf van Thessa­loniki, de scheiding tussen het vasteland en de Peloponnesos, is de langste. Ook aan de westkust van het Griekse vasteland en in het noordwesten van de Pelopon­nesos zijn enkele laagvlaktes met rivierdalen.

Landschap

De bergen ogen in winter en voorjaar besneeuwd en fris groen. In het voorjaar staan in de alpenweiden van noordelijke en westelijke bergen wilde bolgewassen in bloei. In het tamelijk natte Epirus zijn enkele grote nationale parken met kloven, bossen, meren, moerasgebieden en struikgewas. In het vaak ruige berglandschap is hogerop veel naaldbos en in lager gelegen gebieden meer loofbos. De tot 1100 m diepe Vikos kloof in noordoost Epirus is na de Grand Canyon in de VS de diepste kloof ter wereld en in de Meteora rotsen in centraal Griekenland staan kloosters op vrijwel ontoegankelijke zandstenen rotspilaren. De bossen worden tegenwoordig beschermd en het areaal is door herbebossing tussen 1990 en 2000 met 9% gegroeid. In de vruchtbaardere gebieden (vaak rivierdalen) groeien her en der cipressen, olijfbomen (het meest op het eiland Korfu aan de noord­westkust) en/ of citrusbomen. Thessalië is, dankzij de relatief grote laagvlakte rond de Pi­niósrivier, het vruchtbaarste deel van Griekenland. Het aanzienlijke gedeelte van het landopper­vlak dat uit kalksteen bestaat is vaak kaal of begroeid door houtige kruiden of stekelige strui­ken die allemaal thamnoi (tijm) worden genoemd, maar in feite uit veel meer soorten bestaan. De eilandengroepen en vaak ook de individuele eilanden zijn allemaal verschillend en het landschap varieert er met plaats en seizoen van groen via ruig naar droog en rotsachtig. De bosrijke Rhodope bergen in het noordoosten herbergen ondermeer het unieke ecosysteem van het Prespa meren gebied.

Natuurlijke rijkdom en risico’s

In 2000 kon op 29% van de grond landbouw worden uitgeoefend. In 2005 was volgens het CIA worldfactbook 20,5% van de grond in gebruik voor akkerbouw en 8.6% voor tuinbouw. Vaak is daarbij ir­rigatie nodig. Veel rivieren vallen s’zomers droog. Op zo’n 40% groeide in 2000 voldoende schraal grasland voor extensieve veeteelt. Hier lopen zo’n 10 miljoen schapen en geiten rond en ezels en muilezels worden nog veel als lastdier gebruikt. Op 15% van de grond stond bos en 5% bestond uit wateroppervlakken en natte gebieden. Het bosoppervlak nam tussen 1981 en 2001 net ruim 20% af.  In 2003 was volgens earthtrends 3,2% van het landoppervlak beschermd natuurgebied (Europa 8,4%). tussen 1990 en 2002 werden in Griekenland qua soortenrijkdom 5000 hogere planten geteld, waarvan 800 uniek voor het land. Verder waren er 95 zoog­diersoorten (13 bedreigd, waaronder bruine beer, wolf, jakhals, lynx, otter en monniksrob), 255 broedvogels, 152 vissoorten (20 bedreigd), 63 reptielen en 21 types amfibieën. Men heeft 36 van de 39 Europese roofvogels waargenomen. Zeeschildpadden (m.n de valse of onechte karetschildpad) moeten voor het leggen van eieren nogal eens concurreren met projectontwikkelaars om de schaarse stranden. Delf­stoffen en natuurlijke hulpbronnen zijn bauxiet en magnesium (8e producent ter wereld), zink, lood, nikkel, marmer, waterkracht, zon en wind en zeezout. Tot de belangrijke natuurlijke risico’s in het land behoren naast aardbevingen aardverschuivingen in de Pindusbergen (m.n door houtkap en erosie). Verder werken langer wordende periodes van hitte, droogte en wind het ontstaan van bos en struikbranden in de hand. M.n in 2007 veroorzaakten deze een ongekende schade.

Milieu

Volgens het CIA worldfactbook vormden water en luchtvervuiling in 2008 de belangrijkste milieuproblemen. M.n in de zomer heerst in Athene vaak smog door het enorm drukke verkeer en monumenten als het Parthenon worden gerestaureerd vanwege schade door zure regen. Op de EPI (Environmental Performance Index) 2008, die de milieubeleid prestaties van 149 landen rangschikt op 25 indicatoren op de 5 beleidsterreinen luchtvervuiling, watervervuiling, biodiversiteit en leefmilieu, natuurlijke hulpbronnen en klimaatverandering stond Griekenland 44e in de wereldrangschikking van 149 landen en 19e in de rangschikking van de 27 EU landen. Biodiversiteit en leefmilieu sprong er in negatieve zin uit, m.n  het beheer van beschermde natuurgebieden en de aanwezigheid van beschermd zeegebied. Ook scoorde men laag vanwege intensieve visserij en landbouwsubsidies. Afvalverwerking staat in Griekenland nog in de kinderschoenen. Door de economische groei zijn de hoeveelheden sterk toegenomen en 92% ervan wordt gestort op 1300 stortplaatsen, waarvan er vóór 2008 maar één legaal was. Met ingang van 2009 moesten alle Griekse stortplaatsen voldoen aan EU regelgeving op straffe van zware boetes. Mede daarom is m.i.v medio 2009 een apart milieuministerie ingesteld. Ook hebben grote delen van het land geen riolering. Vaak wordt afvalwater verzameld in beerputten onder huizen en flats en toeristeneilanden lozen hun afvalwater veelal direct in zee. In Athene e.o is wel een riool, maar dat wordt overbelast. Volgens eurostat kwam in 2006 12,1% en in 2007 6,8% van de energie uit hernieuwbare bron (EU27 15,5% in 2007) en moet dit in 2010 op 20% liggen (EU27: 21%). Van de 10,7% groene energie van 2005 (bron: Greece renewable energy factsheet 2008) kwam 8,4% uit waterkracht en 2,1% van windmolens. De milieu-uitgaven van de overheid lagen tussen 2000 en 2004 gemiddeld iets onder de EU15 standaard (jaarlijks 0,6% van het BBP, maar in 2004 0,7%: EU15 0,7%; NL gemiddeld 0,8%; België 0,7%). Uit de tabel hieronder blijkt dat de Grieken in 2007 qua ervaren milieuproblemen in de eigen woonomgeving hoog scoorden naar EU27, Nederlandse en Belgische maatstaven (bron EQLS 2007).

Probleem

Deel dat het ervoer

EU27

GR

NL

BE

Herrie

44

53

30

50

Vieze lucht

44

58

28

53

Gebrek aan groenvoorzieningen

34

56

18

39

Waterkwaliteit

35

56

2

42

Misdaad, geweld, vandalisme

47

47

42

51

Zwerfvuil/ troep op straat

48

58

32

57

2 of meer problemen

59

73

42

68

  

De Grieken staan naar EU maatstaven positief tegenover milieubeheer. Begin 2005 was qua milieuwaarden het volksdeel dat het doorgeven van een gezond milieu aan de volgende generatie erg belangrijk vond het op één na grootste in de EU25 (90%, EU 79%; bron Eurobarometer 225 wave 63.1). Verder vond 9% (EU 18%) het gewoon belangrijk en het segmentje dat het niet belangrijk vond lag op 1% (EU 1%). Het volksdeel dat de stelling onderschreef dat we de plicht hebben om de natuur te beschermen, zelfs als dat beperking van de menselijke vooruitgang zou inhouden lag boven de EU normaal (93%, EU 89%, NL 90%) en het deel dat vond dat we de natuur mogen exploiteren ten bate van het menselijk welzijn lag daar iets onder (42 om 43%; NL 56%). Wel vermoedden velen dat het laatste in het kader van de menselijke vooruitgang wel eens onvermijdelijk zou kunnen zijn (65 om 51%, NL 62%). Eind 2006 lag het gedeelte Grieken dat het milieu voor zichzelf onder de 3 grootste punten van zorg rangschikte iets onder het Eu gemiddelde (11 om 13%) evenals het deel dat dit vond voor de komende generatie (23 om 24%; Eurobarometer 273 wave 66.3).