Landschap, grondgebruik en natuurlijke hulpbronnen
Geografie en landschap
O.m. via http://en.wikipedia.org/wiki/Geography_of_Lithuania is info te vinden over dit onderwerp. Het landschap van nu is in belangrijke mate gevormd in de laatste ijstijd. Geografisch kan het land globaal worden verdeeld in een kustvlakte (incl. de Koerse schoorwal en lagune), de door laagland omringde hooglanden van neder Litouwen in het noordwesten, de midden Litouwse laagvlakte en de Baltische hooglanden in het oosten en zuidoosten die doorlopen in Wit-Rusland en Polen. De “hooglanden” vormen een glooiend landschap dat veelal niet meer dan 100 à 200m boven zeeniveau komt. De laagvlakte in het zuiden bestaat uit het stroomgebied van de Memel rivier (Litouws: Nemunas) die als delta uitmondt in het Koerse haf en in haar benedenloop in het zuidwesten de grens vormt met de Kaliningrad exclave. Bij en in de 2e stad van het land Kaunas monden 2 grote zijrivieren uit in de Memel. Deze zijn de Nevežis, de centrale rivier in de laagvlakte van midden Litouwen en de Neris die door de hoofdstad Vilnius in het zuidoosten loopt en net als de Memel in Wit-Rusland ontspringt. In de Memel zelf zit sinds 1959 even voorbij Kaunas een groot stuwmeer. M.n. de Memel en de Nevežis hebben talloze zijrivieren en beken. Vooral langs de zuidelijke kustvlakte en in het zuiden en zuidoosten zijn veel moerasgebieden. De beide hoogvlakten tellen veel meren en meertjes. Van daaruit lopen veel riviertjes naar grotere rivieren. Het hoogste punt in de hoogvlakte van neder Litouwen meet 235m. De hoogste heuvels van het land zijn de Aukštojas, de Juozapiné (500m van elkaar) en de Kruopiné binnen fietsafstand ten zuidoosten van Vilnius bij de grens met Wit-Rusland. Ze zijn alle drie 294 m hoog en bevinden zich in het gezelschap van nog 2 heuvels van ruim 280m. Zo’n 100km naar het noordoosten liggen nog een paar bulten van die hoogste (de hoogte is in m boven zeeniveau zodat de heuvels minder ver boven het landschap uitsteken). In totaal telt Litouwen 2833 meren groter dan 10.000 m² en 758 stromen van meer dan 10km.
Qua landschappelijk invulling van dit geheel wordt de kust gekenmerkt door duinen met naaldbos en hei en zandstranden. De Koerse schoorwal is een prachtig natuurgebied met naaldbos, stukjes moeras, weilandjes, zandvlakten en flinke duinen (gemiddeld 35m hoog, maar de hoogste komen tot 60m boven zeeniveau en zijn daarmee hoger dan het Klimduin bij Schoorl). Het Koerse haf is maar een paar meter diep en ontvangt haar water grotendeels van de Memel. Toch wordt dat als brak gekwalificeerd. Er komen veel soorten rond het haf voor (met in de zomer meer algen dan velen lief is). Bij de havenstad Klaipėda komt het haf in zee uit. Aan de overkant van de haven ligt het eind van de Koerse schoorwal. Ook de Memel delta vormt een rijk en afwisselend natuurgebied. Hierin ligt het grootste eilandje in Litouwen Rusnė (5 km²). De hele regio is in trek bij vogelaars en hengelaars. Achter de duinen is het landschap vlak en langs de rivieren is het erg lommerrijk met weilanden. De hooglanden van Litouwen kennen een glooiend landschap met een afwisseling van landerijen, stukjes gemengd bos en meertjes en moeras. Vooral in de oostelijke hooglanden zijn veel meertjes. In de zuidoostelijke regio Dzūkija is veel arme zandgrond die het gebied minder geschikt maakt voor landbouw. Daar staat dan wel veel natuur tegenover. Zo herbergt de regio het grootste bos (het Dainava woud van 1145km²) en het grootste moerasgebied van Litouwen (het Čepkeliai moeras). Beide vallen deels onder het grootste nationale park van het land, het 559 km² grote Džukija nationale park langs de oevers van de Memel. M.n. het woud herbergt zeldzame diersoorten en is een geliefde verzamelplaats van bessen en bospaddenstoelen. Ook de boeren in de regio verzamelden al ter aanvulling van hun karige oogsten. Het 2e nationale park in de regio is het historische Trakai park 25 km van Vilnius met het beroemde eilandkasteel in een geïsoleerd meertje.
Grondbedekking en soortenrijkdom
Volgens het Litouwse CBS (http://www.stat.gov.lt/en/: statistical yearbook) was per 1/1-2011 naar grondgebruik 53% van het oppervlak landbouwgrond (45% akkers, 7% weiden, 1% boomgaard), 32,5% bos, 4% binnenwater, 3% wegen en bebouwing en 7,5% overig oppervlak. Na 2008 is het areaal aan landbouwgrond en water iets kleiner geworden en dat aan bos en ander gebruik wat groter. Van het bos is 56% naaldbos en 22% berkenbos. Eik en linde zijn m.n. nationale bomen omdat ze in de voorchristelijke religie een rol speelden, niet omdat ze zoveel voorkomen. Van het totale oppervlak viel 15,7% onder beschermd natuurgebied (1 miljoen ha verdeeld over 444 gebieden; 30 regionale parken 44%, 5 nationale parken 14%, 28 biosfeer gebieden 23%). Volgens het ministerie van landbouw valt 14,3% van het oppervlak onder Natura 2000. Earthtrends kwam voor 2003 op 9,1% beschermd natuurgebied (Europa 8,4%), verdeeld over 593 objecten. Van de 5 nationale perken zijn er 4 ingesteld in 1991, waaronder het Dzūkija park (zie boven). Het Aukštaitija nationale park 100 km ten noorden van Vilnius is het oudst (sinds 1974) en met 406 km² het op één na grootst. Het is voor 70% bedekt met bos (voor 80% naaldbos) en voor 15,5% met water, verdeeld over 126 meertjes. Het park kent een enorme soortenrijkdom. Op plek 3 komt de Koerse schoorwal (264 km², zie boven) en op plek 4, het Žemaitija park (217 km², 45% bos, 7% meertjes en verder veel moeras en rijk grasland vol planten en bloemen) in de hooglanden van neder Litouwen op 45km van de Oostzee. Het Trakai park bij Vilnius (zie boven; meer, moeras, historische waarde) is met 83 km² het kleinst. Op http://www.way2lithuania.com/ is meer in detail info te vinden over de Litouwse natuur en hoe er te geraken.
Tussen 1992 en 2002 telde earthtrends in Litouwen aan soorten rijkdom 1800 hogere planten, 68 zoogdieren (5 bedreigd, waaronder wisent, wild paard en nerts), 201 broedvogels (4 bedreigd), 6 reptielen, 12 amfibieën en 39 vissoorten (1 bedreigd). Het ministerie van milieu kende in 2010 een rode lijst met 767 soorten, waarvan 47 (vrijwel) uitgestorven, 159 bedreigd, 162 kwetsbaar en 399 zeldzaam. Aan zoogdieren zijn er voldoende elanden, beren en wolven, maar bijv. de otter, lynx en bever zitten tegen de gevarenzone en het land telt nog rond 60 Europese bizons in het wild. Verder is er een rijke waterflora en fauna met erg veel soorten orchideeën, zoetwater weekdieren, vissen en watervogels. Op http://www.agrowebcee.net/awlt/ is onder animal genetic resources het nodige te vinden over de eigen menagerie. Daartoe behoort het snelgroeiende rode Litouwse rund dat werd gefokt via kruising van het rode Deense rund met inheemse runderen. Sinds 1951 is het een officieel erkend ras en thans valt één op de 3 koeien er onder. Ook in Litouwen ziet men thans veel zwartbont vee. Dit heeft o.m. het eigen grijze rund (šėmas) en witrug rund goeddeels verdrongen. Beide rassen komen in het zuiden nog sporadisch voor. Via kruising van lokale schapen met het Britse Shropshire schaap en Duitse vleesrammen kwam de Litouwse zwartkop tot stand, een snelgroeiend schaap met een zwarte kop en poten dat witte wol levert. Het ras is zeldzaam. Hetzelfde geldt thans voor de Litouwse koudbloed, een trek en werkpaard dat rond en kort na de 20e eeuwwisseling gefokt is uit o.m. Belgische en Nederlandse paarden en de inheemse Žemaitukas pony. Deze is vernoemd naar de regio neder Litouwen in het noordwesten, werd o.m. gefokt uit wilde Konik paarden en bestaat al sinds de 7e eeuw. De pony stond bekend als een uitstekend krijgspaard, heeft een paar keer op het punt van uitsterven gestaan en wordt thans ervaren als nationaal erfgoed. Als eigen ganzenras kent Litouwen de witte Vištinės gans, een kruising van lokale ganzen met ganzen uit Duitsland. In 16e eeuwse annalen werd al melding gemaakt van een Litouwse jachthond; een tamelijk zeldzame middelgrote, meest zwarte kortharige energieke jachthond met hangoren, bruine vlekjes boven de ogen, een bruine bek en poten en een lange dunne staart.
Natuurlijke hulpbronnen en risico’s
Volgens http://www.preventionweb.net/english/ vormen storm en in veel geringere mate overstroming en droogte de belangrijkste natuurlijke risico’s. M.n. in 1993 was er veel stormschade (730.000 meldingen). In 2002 veroorzaakte droogte bos en veenbranden en in 2006 leed ook Litouwen onder een uitzonderlijk hete zomer. In het voorjaar wordt het ieder jaar een paar weken lang een erg drassige boel omdat het ijs smelt en de vorst nog in de grond zit. Wie zich niet kleedt op winterse sneeuwstormen of kou of op zomerse muggen loopt ook risico’s. Bosbranden komen ook vaker voor, maar die vallen veelal niet onder de natuurlijke risico’s. Litouwen beschikt aan delfstoffen/ natuurlijke hulpbronnen over veel kalksteen, klei, kwarts, gips en dolomiet waar hoge kwaliteit glas, cement en keramiek uit wordt gemaakt. Ook is er veel bronwater en turf en langs de Oostzeekust kan thermische energie worden geëxploiteerd voor huisverwarming. Daarnaast beschikt men over wat aardolie en moeilijk winbaar ijzererts. Verder zijn er amber of barnsteen (versteend dennenhars) en uiteraard de bossen (hout, bessen, bospaddenstoelen) en binnenwateren (waterkrachtcentrales, vis). In combinatie met het oogstrelende landschap bieden beide laatste items ook openingen voor toerisme.
Milieu
Ondanks dat Litouwen één van de eerste Sovjet republieken was die milieumaatregelen nam vallen veel milieuproblemen van nu nog onder de erfenis uit de Sovjet tijd. De vervuiling van grond en grondwater met olieproducten en chemicaliën bij militaire bases, die het CIA worldfactbook noemt, is hier op terug te voeren. Volgens een VN rapport was begin 90er jaren twee derde van het Litouwse bos aangetast door luchtvervuiling. Ook werkte toen 42% van de waterzuiveringsinstallaties niet. Onder de klachten die men veel tegenkomt vallen naast zure regen algengroei in het Koerse haf en het af en toe sluiten van de stranden van badplaats Palanga wegens watervervuiling. Boosdoeners zijn o.m. kunstmest/ chemische industrie (in 1989 ontplofte een kunstmestfabriek), olieraffinage, cementindustrie en energiecentrales. De 2 kerncentrales van het type Chernobyl in Ignalina zijn sinds 2010 dicht. Het parlement heeft er mee ingestemd dat er een nieuwe komt in Visaginas, maar de fondsenwerving wil in deze tijden van crisis niet zo vlotten. De kolencentrale van Elektrėnai 50 km ten westen van Vilnius is thans de grootste en deze wordt met Eu geld minder smerig gemaakt. Met de EU toetreding kwamen er strengere regels, maar er kwam ook EU geld vrij om er aan te voldoen. Tussen 2000 en 2006 zakte het deel onvoldoende gezuiverd afvalwater met 54% en in 06 werd 77% van het water voldoende gezuiverd. Sinds 2007 doet men ook aan fosfaatverwijdering. De milieu-uitgaven van de overheid gingen (in bbp aandeel) tussen 2001 en 2009 van 0,1 naar 1,2% (sterkste stijging EU) en kwamen daarmee flink boven het gemiddelde van de EU27 (rond 0,7% bbp). De uitstoot van broeikasgassen varieerde tussen 1997 en 2009 tussen 39 en 51% van de Kyoto norm (EU doel: 80%). M.b.t. de habitat richtlijn voor leefmilieus en soorten rijkdom van de EU haalde men in 2008 61% van de norm en in 2010 66% (EU27 89% ervan in 2010). Op de EPI 2010 (http://epi.yale.edu/); die de milieuprestaties van 163 landen rangschikt op 25 indicatoren op de 5 beleidsterreinen lucht en watervervuiling, biodiversiteit & leefmilieu, natuurlijke hulpbronnen en klimaat verandering; stond Litouwen 16e onder de 27 EU landen.
In 2008 kwam veel van alle gebruikte elektriciteit 4,6% uit hernieuwbare bron (EU 16,7%, NL 9%, BE 5,3%). Van de energie consumptie was 15,3% van duurzame oorsprong (doel 2020: 23%, EU27 10,4%; doel 20%). Van de eigen productie kwam in 2009 nog 70% uit kernenergie. Rond 3% kwam uit aardolie en 25% was uit duurzame bron (Eurolanden 24%, voor 96% biomassa, waterkracht bijna 4%). In 2009 werd 51% van de energie ingevoerd (EU 54%, NL 36,5%, BE 74%). Van alle energie ging 31% naar huishoudens (EU 28%, vervoer 34 om 33%, dienstensector 13,6 om 13%, landbouw 2,5 om 2%, industrie 19 om 24%). Daarvan komt relatief veel uit kernenergie (34 om 13%), een doorsnee deel uit aardgas (26 om 24,5%) en hernieuwbare bron (10,5 om 10%) en relatief weinig uit vaste brandstof (2 om 16%) en aardolie (30 om 36,5%). Naar EU maatstaf was in 2009 het energiegebruik relatief sterk gezakt (-10 om -5%).
In 2007 ervoeren veel Litouwers milieuproblemen in hun woonomgeving (tussen 49 en 61% van hen op 6 problemen; EU27 34-48%; nieuwe lidstaten echter 44 -61%, 2 of meer problemen 73%, EU27 59%, NLS 70%, bron EQLS 2007). Litouwers scoren naar EU maatstaf erg matig op milieuwaarden. Het volksdeel dat het doorgeven van een gezond milieu aan de volgende generatie erg belangrijk vond lag begin 2005 onder de EU25 normaal (74 om 79%; bron Eurobarometer 225 wave 63.1). Verder vond 22% (EU 18%) het gewoon belangrijk en 1% vond het onbelangrijk (EU 1%). Het deel dat de stelling onderschreef dat we de plicht hebben de natuur te beschermen, zelfs als dat beperking van de menselijke vooruitgang zou inhouden lag met 90% vrijwel op de EU standaard. Veel Litouwers vonden dat we de natuur mogen exploiteren ten bate van het menselijk welzijn (60 om 43%, NL 56%) en het deel dat inschatte dat dit in het kader van de menselijke vooruitgang wellicht onvermijdelijk is was het grootst binnen de EU (76 om 51%, NL 62%). Eind 2006 viel het segment dat het milieu onder de 3 grootste punten van zorg rekende voor zichzelf (4%, Eu 13%) of voor de komende generatie (10 om 24%; EB 273 wave 66.3) onder de kleinste binnen de EU. In 2007 was het volksdeel dat respect voor natuur en milieu als belangrijke waarde aanvinkte aan de kleine kant (3 uit 10 waarden; 45%, EU 50%: EB 278, wave 67, QA 16) en najaar 2008 was het segment dat milieubescherming tot de 2 grootste punten van zorg rekende voor het land of voor zichzelf erg klein (land 1%, EU27 4%, NL en BE 6%; zelf 1%, EU 5%, BE en NL 7%). Energie scoorde toen als zodanig hoger (land 15%, +6% t.o.v. voorjaar 08; EU 5%, +0%; zelf 8 om 9%; Standard EB70, data, QA8).