Locatie en nationale symbolen

Locatie en naam

Nederland (50.45-53.33gr NB; 3.22-7.14gr OL; oppervlak 41.543 km², 16,8 miljoen inwoners per 1/1-2013, 450 per km²; hoofdstad: Amsterdam, regeringszetel Den Haag) is naar EU maatstaf qua oppervlak een klein (23e EU land, 5 landen kleiner) en qua bevolking een middelgroot land (8e EU, 20 kleiner). Het is na Malta het dichtstbevolkte land in de EU. Nederland (NL) ligt in de uiterste noordwest hoek van het Europese vasteland. Onder het grondgebied valt in het noorden het meest westelijke deel van de Waddenzee, een 10 tot 30km brede binnenzee boven het noordelijke vasteland van noordwest Europa die met eb grotendeels droogvalt. Deze wordt aan de noordkant (bij Denemarken aan de westkant) begrensd door een reeks zandplaten en eilanden, de z.g. Waddeneilanden. Van de eilanden vallen er 8 onder Nederlands grondgebied, waaronder 5 bewoonde (West Frisian Islands). In het zuidwesten van NL liggen de Zeeuwse en Zuid Hollandse eilanden die in de 12e eeuw na een stormvloed ontstonden als delta van 3 rivieren; de Rijn, de Maas en de Schelde. Via een stelsel van waterkeringen houdt men hier thans de invloed van de zee onder controle, net als rond de vroegere binnenzee de Zuiderzee (thans het IJsselmeer). Rond 20% van het Nederlandse grondoppervlak (waaronder een deel van het IJsselmeer) ligt onder zeeniveau en is herwonnen op het water, meer dan bij enig ander land ter wereld (Flood control). In het zuidoosten strekt de erg langgerekte provincie Limburg zich verder naar het zuiden uit dan de rest van de zuidgrens en dit vormt zo als deel van NL een uitstulping tussen België en Duitsland.

Van noord naar zuid meet het land zo hemelsbreed 300 à 350 km en van oost naar west zo’n 200 km. Aan de west en de noordkant ligt NL aan de Noordzee (totale kustlengte: 451 km) en in het oosten en zuiden deelt het land 1027 km landsgrens met respec­tievelijk Duitsland (577 km) en België (450 km). Naar geografische uitersten ligt het noordelijkste punt van NL op de Rottumerplaat in de Waddenzee en een grenspaal bij het Limburgse Kuttingen even ten westen van de Vaalserberg vormt het zuidelijkste punt. De grensovergang bij St. Anna ter Muiden in Zeeuws Vlaanderen ligt het meest westelijk en die bij Bad Nieuweschans is de meest oostelijk gelegen plek in NL. Bij Susteren in midden Limburg is Nederland op zijn smalst (rond 5km breed; Extreme).

Nederland wordt elders vaak Holland genoemd naar de 2 huidige provincies Noord en Zuid Holland aan de westkust. Dit gebied vormt al vanouds het economisch historische hart der natie. Beide provincies samen maken bijna 20% van het totale landoppervlak uit en herbergden in 2013 rond 37% van de bevolking. Holland valt onder de dichtstbevolkte regio’s binnen de EU en kent een ring van steden; de z.g. Randstad. De grootste steden hier met ieder tussen 100.000 en 700.000 inwoners zijn Amsterdam, Hil­versum, Utrecht, Rotterdam, Delft, Den Haag, Leiden en Haarlem. Rotterdam is de 2e haven ter wereld.

Nederlanders van buiten Holland laten de naam Holland voor hun land vaak lijdzaam toe als onschuldige uiting van onwetendheid van buitenlanders (Benamingen), maar wie hen als Hollander betitelt wordt vaker terloops gecorrigeerd.

NL kent langs de kust de internationaal afgesproken territoriale zone van 12 mijl (22,2km; vroeger was dat 3 mijl, maar kanonnen van nu dragen verder). Daarbuiten hanteert men een exclusieve economische zone (incl. ecologie en visserij). Deze loopt tot 200 zeemijl uit de kust (ruim 370km gerekend vanaf de laagwaterlijn), maar wanneer een zee te smal is moet ze gedeeld worden met landen aan de overkant. Aan de westkust is dit het geval en houden Engeland en NL beide minder dan 370km over, maar in het noorden ligt buurland Noorwegen ver weg. Daar begint de zone pas bij de Noordzeekust van de eilanden/ zandplaten van de Waddenzee. Zo wordt ze vanaf de zeedijk aan de vaste wal dus groter dan 370km (Nederlandse). Aan territoriale grensgeschillen (Rijksgrens) bestaat in het uiterste noordoosten van NL onduidelijkheid over het verloop van de grens met Duitsland ten westen van het Duitse Waddeneiland Borkum en in de Eems-Dollard (een zeegat tussen Duitsland en NL), maar dit is tot nu toe nog geen noemenswaardige aanleiding geweest voor verhitte koppen, ramacties of kanongebulder. In het zuiden van NL bezit België enkele enclaves binnen Nederlands grondgebied die hun oorsprong vinden in de middeleeuwen (Baarle). Vroeger waren dit smokkelnesten, maar nu vormen ze geen bron van conflict meer. In 2012 is via politieke keuzes in NL een eind gekomen aan irritaties in België rond het aan de natuur terug geven van de Hedwigepolder in het uiterste zuidwesten van NL bij de Belgische grens ter compensatie van natuurverlies door het uitbaggeren van de Westerschelde (Hertogin).

De naam Holland is ouder dan de naam Nederland. In de vroege middeleeuwen (met 866 als vroegst bekende tijdstip) werd het gebied rond de stad Haarlem Holtland (houtland) genoemd en in 1066 werd met deze betiteling het hele Holland van nu en omstreken aangeduid. De naam bleef in zwang tot de 14e eeuw en is daarna verbasterd tot Holland. Nederland stamt van de Franse term “Pays-Bas” (lage landen) die 14e/ 15e eeuwse Bourgondische hertogen gebruikten voor Nederland en Vlaanderen. Rond die tijd noemden Duitsers het gebied tussen o.m. Maas en Rijn “Niderland” (vs. Oberland, het hoger gelegen gebied ten zuiden van Keulen) en van daaruit geraakte in de 15e eeuw in het Duits de term “Niederlande” en in het Nederlands Nederlanden in zwang. Ortelius, een Brabantse cartograaf, noemde het gebied in 1570 Neder-Germanië. De humanisten uit de 15e en 16e eeuw grepen terug op de term Gallia Belgica van Julius Caesar (deze sloeg m.n. op het gebied ten zuiden van de grote rivieren). Vanaf het eerste deel van de 80jarige oorlog (1568-1609) werden de termen Belgium en Nederlandt voor het grondgebied van de lage landen door elkaar gebruikt. Nadien raakten voor het deel ten noorden van de rivieren (de republiek der 7 verenigde Nederlanden) in het buitenland de namen “Belgium Foederatum” (vs. Belgium Regium dat onder Spaans en Oostenrijks bestuur viel) en Holland in gebruik. Pas vanaf 1830 (na de Belgische opstand die uitmondde in de onafhankelijkheid van België van NL) werden de namen Nederland/ Holland en België consequent van elkaar geschieden (benamingen; Netherlands).

Administratieve indeling

Het Koninkrijk der Nederlanden omvat naast Nederland een 6tal eilanden in de Caribische zee, de z.g. overzeese gebiedsdelen (in het verleden vielen ook het huidige Indonesië en het Zuid Amerikaanse Suriname daar onder). Formeel vormt het koninkrijk  zo in het huidige tijdsgewricht een soevereine staat van 4 landen (3 overzees) en 3 overzeese gemeenten. Het betreft hier de eilanden Aruba, Curaçao en Bonaire even ten noorden van de kust van Venezuela en de meer noordelijk gelegen eilanden Saba, St. Maarten en St. Eustatius. Aruba, Curaçao en St. Maarten gelden daarbij als landen en de 3 andere eilanden als gemeenten binnen het koninkrijk (Kingdom). Omdat overzeese gebiedsdelen buiten de EU vallen worden ze op deze website niet behandeld.

Tot in de 16e eeuw bestonden de lage landen bestuurlijk uit een aantal hertogdommen, graafschappen en bisdommen binnen het Heilige roomse rijk. Tussen 1543 en 1585 vielen deze onder de noemer “17 provincies van de Habsburgse Nederlanden”. In 1568 kwamen de protestante noordelijke Nederlanden in opstand tegen de het gezag van de roomse Spaanse Habsburgers en in 1581 werd koning Philips II afgezworen als landsheer via de “Acte van Verlatinge” (Provinces). Daarmee werden dit deel van het gebied in 1581 zelfstandig. In 1588 kreeg de afscheiding bestuurlijk vorm via het uitroepen van de Republiek der 7 verenigde Nederlanden. Deze zou met als provincies Groningen, Friesland, Overijssel, Gelderland (Gelre), Utrecht, Holland en Zeeland tot 1795 blijven bestaan. Onder het grondgebied vielen naast Drenthe ook Zeeuws Vlaanderen, (Noord)-Brabant en Limburg. De laatste 3 regio werden betiteld als “veroverde gebieden” of Generaliteitslanden omdat ze rechtstreeks werden bestuurd door de federale regering, de Staten Generaal (vandaar de benaming Staats Vlaanderen, staats Brabant, Staats opper Gelre rond Venlo en Staats Limburg rond Maastricht). Deze besliste voor de natie als geheel m.n. over defensie en buitenlandse zaken/ handel. De provincies waren voor de overige beleidsterreinen (net als de staten van de USA) erg autonoom. Ze werden geregeerd door provinciale staten met een stadhouder (bij Gelre een hertog) als provinciehoofd (meer over de bestuursstructuur onder “staatsvorm”).

Sommige provincies van de 7 Verenigde Nederlanden stonden te boek als heerlijkheid omdat de adellijke heerser (in principe los van in hoeverre deze het in zijn domein naar zijn zin had) werd betiteld als Heer (te denken valt aan het Engelse ”Lordship”).

In de Napoleontische tijd (1796-1813) was Nederland een Franse vazalstaat. Daarmee veranderde ook de provinciale indeling. In 1796 werden Drenthe en Staats Brabant (het latere Noord Brabant) de 8e en 9e provincie, maar 2 jaar later werd het land net als Frankrijk opgedeeld in departementen. In 1815 werd het Verenigd koninkrijk der Nederlanden in het leven geroepen als buffer tegen Frankrijk. Dit bestond uit het Nederland, België en Luxemburg van nu en telde naast het groothertogdom Luxemburg wederom 17 provincies (net als de Habsburgse Nederlanden van 1543-1585). Deze kenden wel veel minder autonomie dan de provincies van de 7 verenigde Nederlanden. In 1830 scheidde België zich af. Luxemburg en Limburg (sinds 1839) vormden als zelfstandige groothertogdommen een personele unie met NL en waren tegelijk onderdeel van de z.g. Duitse bond. Deze werd in 1867 opgeheven en Limburg is sindsdien een Nederlandse provincie. In 1840 werd Holland opgesplitst in Noord en Zuid-Holland. In 1890 kwam een eind aan de personele unie van NL en Luxemburg.

Tussen 1840 en 1986 telde NL 11 provincies. Van Noordoost naar zuidoost waren dat  Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Holland, Zuid-Holland, Zeeland, Noord Brabant en Limburg. In 1986 is Flevoland (bestaande uit de 3 IJsselmeerpolders Noordoostpolder en Oostelijk en zuidelijk Flevoland) als 12e provincie toegevoegd. Provincies vormen de bestuurlaag tussen rijk en gemeenten en doen taken waar het rijk te klein en gemeenten te groot voor zijn. Onder de hoofdtaken vallen ruimtelijke ordening, natuurbeheer, verkeer & vervoer en milieu (Provincies). Provincies zijn op hun beurt onderverdeeld in gemeenten (Municipalities). Die houden zich onledig met een breed scala aan publieke dienstverlening. Via fusies liepen ze in aantal terug van 1209 in 1850 via 1015 in 1950 naar 537 in 2000 en 408 in 2013 en men wil het aantal verder terugbrengen. Grote gemeenten hebben nog het recht deelgemeenten te vormen, maar ook dat gaat veranderen. Rond 2013 (en daarvoor) was het beleid er op gericht het takenpakket van gemeenten uit te breiden. Voor waterhuishouding/ beheer (en thans ook waterkwaliteit) kent NL waterschappen (Water). Deze oude bestuurslichamen (het hoogheemraadschap Rijnland, is als eerste opgericht in 1255) liggen historisch ten grondslag aan het Polder model. In 1850 telde het land er rond 3500, maar in 2013 waren er nog 24 over. Naast de waterschappen kent het land sinds 1798 Rijkswaterstaat. Deze instantie valt thans onder het ministerie van infrastructuur en milieu en gaat over infrastructuur die de regio overschrijdt (kust, autowegen, water en spoorwegen).

Nationale symbolen

Nederlanders zijn, zeker in vergelijking met bijv. de Fransen, weinig nationalistisch. Toch spelen nationale symbolen soms een belangrijke rol . Via National symbols by nationis het nodige te vinden over dit onderwerp. Het Wapen van het Koninkrijk der Nederlanden is in 1815 ontworpen, in 1907 aangepast en in toen en in 1980 wettelijk vastgelegd. De kern ervan is het schild. De officiële beschrijving in termen van de heraldiek (de leer van wapenschilden) luidt “In azuur, bezaaid met blokjes van goud, een leeuw van goud, gekroond met een kroon van 3 bladeren en 2 parelpunten van hetzelfde, getongd en genageld van keel, in de rechter voorklauw opgeheven houdende in schuin linkse stand een zwaard van zilver met gevest van goud en in de linker voorklauw een bundel van 7 pijlen van zilver met punten van goud, de pijlen tezamen gebonden met een lint mede van goud”. Het schild alleen wordt nooit gebruikt, maar met de heraldieke koninklijke kroon als dekking (d.w.z. bovenop het schild) komt het als klein rijkswapen bijv. wel voor op brieven en munten met weinig ruimte. In het gangbare rijkswapen wordt het schild met kroon geflankeerd door “2 leeuwen van goud, (rood) getongd en genageld van keel”. Onder het wapen staat dan in Latijnse letters op een lint van azuurblauw het Franstalige devies “je maintaindrai” (ik zal handhaven). Het koninklijke wapen wordt alleen gebruik als symbool voor de monarch zelf (thans koning Willem Alexander). Dan wordt het “geplaatst op een mantel van purper, geboord van goud, gevoerd met hermelijn, opgebonden met koorden eindigende in kwasten, beide van goud, en gedekt door een baldakijn van purper, geboord van goud en dragende de Koninklijke kroon”.

In het wapen zijn onderdelen overgenomen uit wapens van families waar het koningshuis van afstamt. Het betreft hier het wapen van de graven van het Duitse plaatsje Nassau (bijv. de leeuw en het blauwe schild met blokjes) en die van het prinsdom Orange in zuidoost Frankrijk (m.n. de wapenspreuk). Ook zijn delen ontleend aan het wapen van de Republiek der 7 verenigde Nederlanden. Te denken valt bijv. aan de kroon op de leeuw, het zwaard en de bundel met 7 pijltjes die de leeuw vasthoudt. Sinds het wapen in 1907 wettelijk is vastgelegd kijken de leeuwtjes als schildhouder elkaar (en niet meer de toeschouwer) aan en dragen ze geen kroontje meer. De generaliteitsleeuw van de Unie van Utrecht en de Republiek was van een ander type dan die van Nassau, maar bij de leeuw als nationaal symbool kan ook deze model staan. Als kroonjuwelen kent het koningshuis van NL een kroon, scepter, rijksappel, rijkszwaard en rijksstandaard/ banier. Bij de inhuldiging van een nieuwe monarch liggen de eerste 3 items uitgestald op een z.g. credenstafel (in NL wordt de monarch niet daadwerkelijk gekroond; regalia).

Het Rijkslogo dat onder de huisstijl van het koninkrijk der Nederlanden valt is in feite een variant op het landswapen.

Het in 1572 geïntroduceerde Nederlandse nationale dundoek is mondiaal gezien de oudste driekleur. Deze eerste variant was de prinsenvlag, een oranje wit blauwe (oranje blanje bleu) banier in 3 even brede horizontale banen die de watergeuzen op 1 april 1572 voerden bij de inname van Den Briel. Daarbij waren wit en blauw de livreikleuren van Willem van Oranje en de bovenste oranje baan symboliseerde het huis van Oranje. Bij het sluiten van  de Unie van Utrecht in 1559 werd dit de nationale vlag. Om niet geheel duidelijke redenen (er doen meerdere verklaringen de ronde) werd in de loop van de 80jarige oorlog de oranje baan vervangen door rood waarmee de rood wit blauwe driekleur een feit was. De Hollander voelde zich hier wellicht bij thuis, want reeds in de 9e eeuw stond de Nederlandse kuststrook bekend om haar stoffen in deze 3 kleuren. Na 1930 kwamen alleen rechts extremistische nationalisten met het oranje blanje bleu op de proppen (Prince’s). Wel wordt het rood wit blauwe dundoek op verjaardagen van het koninklijk huis of op koningsdag wel getooid met een oranje wimpel (dat valt onder de vlaginstructie). Ook supporters van nationale sportteams dossen zich vaak uit in het Oranje. Bij topvoetbal en topschaatsen (de 2e nationale sport) is de kleur overvloedig aanwezig en sommigen hijsen zich, mede geïnspireerd door de Nederlandse leeuwen in het landswapen, bij die gelegenheden bijv. in een oranje leeuwenpak (ze zijn te huur in feestartikelenwinkels). Formeel zijn de kleuren van de vlag van NL helder vermiljoen, helder wit en kobaltblauw en de lengte breedte verhouding is 2 op 3. De vlaginstructie is voor overheden verplicht en voor anderen vrijwillig. Er valt onder dat de vlag de grond niet mag raken, niet ’s nachts behoort uit te hangen (behalve als er schijnwerpers op staan) en dat er geen schooltassen, babykleertjes, ooievaars of Abraham poppen etc. bij in de mast horen (Vlag). Weinig Nederlanders zijn echter bekend met de vlaginstructie en bijv. na een eindexamen, geboorte c.q. 50e verjaardag worden m.n. de laatste regels veelvuldig getreden. De vlag van NL kan verward worden met de eveneens rood wit blauwe horizontale driekleuren van Luxemburg en Kroatië. Bij de vlag van Luxemburg is  het blauw lichter (kleuren gebaseerd op het wapen van Luxemburg) en de vlag van Kroatië kent een roodwit schaakbord in m.n. het midden van de witte baan.

In Nederland voeren ook alle provincies en gemeenten officieel een eigen wapen en vlag. Verder heeft elke provincie een eigen volkslied. Net als in het landswapen zitten in de wapens van alle 12 de huidige provincies leeuwen (Lijst). In gemeente wapens is dat veel minder gangbaar (Lijst).

Het Nederlandse volkslied “het Wilhelmus” is vernoemd naar de 17e eeuwse prins Willem van Oranje Nassau (bijnaam “vader de vaderlands”). Het staat te boek als de oudste nationale hymne ter wereld (alleen de lyriek van het Japanse volkslied is ouder), al kreeg het door toedoen van de toenmalige koningin Wilhelmina die status pas in 1932 (voordien gold “Wien Neêrlands bloed” als volkslied). De tekst behandelt de innerlijke tweestrijd van de prins die er in figureert als ik figuur (loyaal aan het wettig gezag van de roomse Spaanse koning of aan het eigen geweten en de God van het calvinisme). De eerste letters van de 15 coupletten vormen samen de naam Willem van Nassov, destijds de schrijfwijze van Willem van Nassau. Aan de hand van de feitelijke gebeurtenissen in de tekst is gereconstrueerd dat ze tot stand moet zijn gekomen in dec. 1572. Ze wordt het vaakst toegeschreven aan de toenmalige burgemeester (schout) van Antwerpen Marnix van St. Aldegonde en werd in 1636 opgenomen in een gedenkboek van Adriaan Valerius. De lyriek stamt van een spotlied dat de Franse Hugenoten (ook calvinisten) zongen tijdens het beleg van Chartres. Aanvankelijk klonk deze speels en spottend. Ook de aanvankelijke tekst geraakte in het vergeetboek en werd vervangen door meer vulgaire teksten die de spot dreven met al wat Spaans of rooms was. Bij een heruitgave van het gedenkboek van Valerius in 1871 en na herbewerking van de lyriek naar een meer gedragen en plechtige variant door de Oostenrijkse componist Eduard Kremser bracht de hymne o.m. de Duitse keizer Wilhelm II en koningin Wilhelmina tot vervoering. Dit vormde de opmaat naar de opwaardering tot volkslied in 1932. Het Wilhelmus had invloed op het groothertogelijk volkslied “De Wilhelmus” van Luxemburg (dat daarnaast een nationaal volkslied kent). “Das Treuelied” van de Duitse nationalistische poëet Max von Schenkendorf (1789-1813) heeft precies dezelfde melodie. Het werd populair onder nationalistische Duitse groepen en in WO II gold het bij Nazi’s en SS’ers na het Horst Wessel lied als topfavoriet (Wilhelm). Thans valt deze variant nog onder het repertoire van de Deutsche Burschenschaft, een bond van erg conservatieve studentenclubs (Text).

In NL golden t/m 2013 Koninginnedag (30 april) en Bevrijdingsdag (5 mei, viering van het einde van de Duitse bezetting van NL in WO II) als nationale feestdagen. Vanaf 2014 is Koninginnedag vervangen door Koningsdag op 27 april (de verjaardag van de nieuwe koning Willem Alexander). Op 4 mei is om 20.00u de nationale dodenherdenking, oorspronkelijk ter nagedachtenis van de slachtoffers van WO II (National). Via National symbolszijn veel andere nationale symbolen van landen te achterhalen. Naar menselijke symbolen spelen doordat het calvinisme de toon aangaf in de vorming van de Nederlandse identiteit nationale patroonheiligen geen hoofdrol (lokaal ligt dat m.n. in het zuiden van NL anders). Desondanks zijn de 7e/8e eeuwse missionaris (tevens eerste bisschop van Utrecht) Willibrord en de heilige Plechelmus uit dezelfde tijd wel als zodanig aangemerkt (de 1e ligt begraven in het Luxemburgse Echternach en de 2e in Oldenzaal; National). M.n. in de USA werd via het boek “Hans Brinker, or the silver skates” van Mary Mapes Dodge Hans Brinker een nationaal import symbool. Het kwam uit in 1865 en ging over een (fictief) jongetje dat een overstroming voorkwam door met zijn vinger een gaatje in een dijk dicht te houden. Beelden van Hansje staan in de veerboothaven in Harlingen en in Spaarndam en Madurodam. Tijdens de renaissance bleef ook in NL het oud Griekse verschijnsel van een stad of nationale maagd niet geheel onopgemerkt en in 1655 kwam er in het stadhuis van Amsterdam een stadsmaagd. In de Franse tijd stelde de Bataafse republiek in navolging van de Franse revolutie een Bataafse (nationale) maagd in ter vervanging van de generaliteitsleeuw.

Tussen 1856 en 1914 stond op de Dam in de hoofdstad een beeld van een maagd als nationaal monument dat “de eendracht” heette. Dit geraakte alras in deplorabele toestand en kreeg als bijnaam Naatje van de Dam. Thans kent het Zeeuws Vlaamse Eede sinds 1945 een Nederlandse maagd als nationaal monument, maar buiten dit dorp hebben slechts weinigen hier weet van. Het Nationaal monument op de Dam in Amsterdam (sinds 1956) heeft wel landelijke bekendheid, m.n. vanwege de nationale dodenherdenking op 4 mei en m.n. rond de flowerpower tijd van de 60er/70er jaren tevens als middelpunt van provocaties en demonstraties tegen de establishment. Uit het bovenstaande blijkt al dat de leeuw voor NL het belangrijkste diersymbool is (met tevens een officiële status). Officieus kan de zwartbonte melkkoe ook als zodanig worden aangemerkt. Deze is in de 19e en 20e eeuw in de USA gefokt uit de Fries Hollandse melkkoe en staat daardoor internationaal bekend als Holstein Friesian. Na WO II kwam dit rund terug naar NL en het werd het belangrijkste koeienras (Dairy). Veel Europese landen kennen houten schoeisel (Clogs). Wel moet worden toegegeven dat dit er vaak wat eleganter uitziet dan de Nederlandse variant, de klomp. Klompen worden (net als de mutsen bij Nederlandse klederdrachten) m.n. in de USA gezien als nationale dracht van NL. Van de rond 3 miljoen paar die nu p/j worden gemaakt, wordt echter het grootste deel in souvenirwinkels verkocht aan toeristen (de rest aan boeren en buitenlui). De (uit Turkije geïmporteerde) tulp is vaak gepresenteerd als nationaal plantsymbool. Als nationale sport kan voor NL (na voetbal) hardrijden op de schaats worden aangemerkt. Ook resultaten van waterbeheersing waarmee NL zich in de wereld kan meten kunnen gerekend worden tot de nationale symbolen (Zuiderzee & deltawerken, Flood control).