Locatie en nationale symbolen

Locatie

Spanje (36 – 43 gr NB, 9 gr WL – 4 gr OL, hoofdstad Madrid, bevolkingsdichtheid 2008: 90 inwoners/km²; EU15: 121/km² in 2006) ligt in zuidwest Europa en is ruim 12 keer zo groot als Ne­derland. Zowel van noord naar zuid als van oost naar west meet het land in vogelvlucht maximaal zo’n 900 km. Samen met Portugal vormt Spanje het Iberisch schiereiland. De noordoostelijk gelegen grens met Frankrijk vormt de verbin­ding met het Europese vaste­land. Deze grens is zo’n 720 km lang (incl. de grens met minibergstaatje Andorra) en loopt dwars door het gebergte van de Pyreneeën. Vanaf de meest noordoostelijke punt wordt Spanje, met de wijzers van de klok mee, achtereenvol­gens omringd door de Mid­dellandse Zee, de Alborán Zee in het zuidoosten, de Straat van Gibraltar in het zuiden, de golf van Cadiz in het zuidwesten, de Atlantische oceaan in het noordwesten en de golf van Biskaje in het noorden. Tussen de golf van Cadiz en de At­lantische oceaan in loopt de landsgrens met Portugal (1219 km). De totale kustlengte van Spanje bedraagt, incl. de eilanden, bijna 5000 km. Spanje is een monarchie met een grondwet met als officiële naam op zijn Spaans Reino d’España. De naam van het land werd afgeleid van de oude Romeinse naam Hispania voor het Iberisch schiereiland.

Overzeese gebiedsdelen en administratieve indeling

Naast het Spaanse deel van het Ibe­risch schiereiland (penin­sula) behoren bij het land 2 eilandengroepen. Dit zijn de uit 5 ei­landen bestaande Balea­ren in de Middellandse Zee, zo’n 100 tot 400 km uit de Spaanse kust (Illes Balears; 1,1 miljoen inwoners in 2008) en de 13 Canarische eilanden ruim 1000 km ten zuidwesten van het vasteland in de Atlantische oceaan en op minimaal 108 km uit de kust van Marokko (Islas Canarias: 2,1 miljoen in 08). Ook bezit Spanje voor de Marokkaanse kust enkele onbewoonde eilandjes (waaronder het Peterselie-eiland dat in 2002 tijdelijk bezet was door Marokko) en de twee autonome stedelijke enclaves Ceuta (6 km grens) en Melilla (10 km grens) met grote detentie­centra voor aldaar gestrande asielzoekers en vluchtelingen (beide nog geen 100.000 inwoners). Deze grenzen zijn ommuurd en met prikkeldraad omgeven en worden zwaar bewaakt. Marokko vindt dat deze eilandjes en enclaves niet bij Spanje horen. Voor Spanje staan de 2 enclaves net als de 2 grote eilandengroepen op hetzelfde bestuursniveau als de 17 autonome gemeenschappen op het Spaanse vasteland (comunidades autónomas). Van het noordwesten uit zijn dit langs de kust met de wijzers van de klok mee Galicië ten noorden van Portugal (2,7 m), Asturië (1,1m) en Cantabrië (0,6m) met ten zuiden daarvan Castilië Leon (2,5m), Baskenland (2,1m) en Navarra (0,6m) met ten zuiden daarvan La Rioja (0,3m), Aragon (1,3m) en Catalonië (7,3 m) die beide aan de Pyreneeën grenzen, Valencia (5m) en Murcia (1,4m) zuidelijk van Catalonië aan de Middellandse Zee en in het binnenland grenzend aan Don Quichot land Castillië La Mancha (6,2m) en als laatsten de grootste autonome gemeenschap Andalusië (8,1m) die net als het ten noordwesten daarvan gelegen Extramadura (1,1m) aan Portugal grenst. Bij deze rondgang moest de centraal gelegen gemeenschap Madrid (6,2m) ongenoemd blijven. Al deze gemeenschappen hebben een eigen parlement en president en mogen zelf beleid bepalen t.a.v onderwijs, zorg en sociale dienstverlening, cultuur, stads en plattelandsontwikkeling en soms politie. Baskenland en Catalonië hebben de meest vergaande staat van autonomie. Ze mogen echter (nog) niet, zoals de landen van het VK, met eigen voetbalteams meedoen aan internationale competities.

Tot voor kort wilden deze regio’s alleen maar nog meer van hetzelfde wanneer ze meer autonomie kregen. De Spaanse grondwet staat echter geen totale onafhankelijkheid toe en dit affront werd steeds afgekocht met meer geld van de centrale overheid. In 2008 besliste de federale overheid echter nog maar over 18% van de publieke bestedingen. De regio’s gingen over 38%, de gemeenteraden over 13% en het stelsel van sociale zekerheid en zorg over de rest (31%). Begin maart 2009 leek de wal het schip te keren toen bij verkiezingen voor het Baskische parlement de partijen die onafhankelijkheid voorstonden voor het eerst sinds ruim 25 jaar geen meerderheid meer kregen. Madrid en de noordoostelijke gemeenschappen zijn het rijkst en de centrale en zuidelijke het armst. Spanje telt 50 provincies. Ze zijn meestal genoemd naar hun hoofdstad en functioneren als kiesdistrict en administratieve eenheid (postcodes, telefoonnummer etc). In het geval van Asturië, Cantabrië, Rioja, Navarra, Murcia, de Balearen en Madrid vallen ze samen met een autonome regio. De provincies zijn verdeeld in districten (comorcas), vaak op basis van landschappelijke kenmerken. De kleinste bestuurseenheid is de gemeente (municipio). Rond 2006 telde Spanje er 8111. Een gemeentehuis of gemeentebestuur heet op zijn Spaans ayuntamiento, een burgemeester alcalde, een college van B&W pleno concejales en een gemeenteraad comisíon de gobierno. De Catalaanse en Galicische namen lijken hier wel op maar de Baskische namen zijn heel anders.

Llívia is een door Frans grondgebied omringde Catalaanse enclave van 13 km² in de Pyreneeën met 1400 inwoners. In de Bidasao grensrivier in Baskenland ligt het Fazanteneiland dat om het half jaar bestuurd wordt vanuit Spanje en vanuit Frankrijk.

Betwist gebied

Naast de eilandjes en enclaves bij Marokko die Marokko ook claimt (de Spanjaarden noemen ze plazas de soberanía; plaatsen van soevereiniteit) betwist Portugal de feitelijke heerschappij van Spanje over Olivenza, een gebiedje van 750 km² aan de Spaanse kant van de Guadiana grensrivier in een uitstulping van de rivier binnen Portugal. In 2008 maakte men er gezamenlijk een z.g.n Euroregio van. Ook wil Spanje het in 1704 aan het VK verloren en slechts 6 km² grote, maar wel erg strategisch gelegen Gibraltar graag terug van de Britten. Een grote meerderheid onder de 29.000 inwoners van de Britse kroonkolonie voelt echter niets voor zelfs maar gedeelde soevereiniteit.

Nationale symbolen

De vlag met 3 horizontale banen in de kleuren rood, goudgeel en rood, met de goudgele baan 2 keer zo breed als beide rode banen, is gebaseerd op de vlootvlag die koning Carlos III in 1785 voorschreef. Hij ergerde zich groen en geel aan de vlootvlaggen van zijn tijd met veel wit. Die vond hij achterbaks, want je kon pas erg laat zien of je met vriend of vijand van doen had. Daarom wilde hij vooral een vlag die op grote afstand zichtbaar was. Uit een selectie kwam de huidige vlag naar voren als winnaar. Mooi meegenomen was dat de kleuren rood en goud ook nog de kroon van Aragon en Catalonië symboliseerden. In de gouden baan stond in zijn tijd een wapentje met het kasteel en de leeuw van Castilië erin. Het kleurpatroon bleef tot op de dag van vandaag hetzelfde, behalve tussen 1931 en 1939 tijdens de linkse republiek. Het wapen in de gouden baan veranderde vaak. In de tijd van Franco domineerde de adelaar van de evangelist Johannes. De varianten die nu worden gebruik staan beschreven in de grondwet van 1978. De burgerversie zonder wapen, de Rojigualda, is niet zo gangbaar. De versie met het wapen van Spanje (op eenderde van de gouden baan vanaf de stok) wordt gevoeld als het nationale dundoek. Plezierboten voeren een Spaanse vlag met een blauwe kroon in het midden en op de douanevlag staan 2 grote blauwe H’s met kroontjes erboven in dezelfde kleur. Politie en legervlaggen zijn meer vierkant met rond het wapen vaak de naam van de eenheid. De Spaanse vlootvlag telt 4 vierkanten, maar de kleuren zijn nog wel herkenbaar. Op overheidsgebouwen hangt de vlag altijd uit en ze wordt ’s nachts verlicht. Bij rouw hangt men het dundoek halfstok of men gebruikt een zwart rouwlint. Bij officiële gelegenheden moet het nationale dundoek een prominente plaats innemen ten opzicht van internationale, regio en andere vlaggen. Het Spaanse koningshuis voert een donkerblauwe standaard met het Bourbonwapen in het midden.  

Het huidige wapen van Spanje verving eind 1981 het wapen dat Franco gebruikte. Het bestaat uit een vierdeling schild met daarin de wapens van de 4 koninkrijken die in de 15e eeuw besloten samen als koninkrijk Spanje verder te gaan. Dit zijn van linksboven naar rechtsonder het gouden kasteel op donkerrood van Castilië, de paarse leeuw op zilver van Leon, een sieraad van gouden kettingen met in het midden groen smaragd op rood voor Navarra en 4 rode balken op goud voor Aragon. Onderaan het schild wordt het Moorse vorstendom van Grenada vertegenwoordigd door een klein granaatappeltje. De rood omcirkelde 3 gouden lelies op blauw in het midden van de 4 wapens vormt het oud Franse wapenschild van de Bourbon dynastie van de huidige koning Juan Carlos I. Het wapen is geplaatst tussen de 2 zuilen van Hercules, een oud symbool voor de Straat van Gibraltar. De zuilen worden gesierd met het staatsmotto plus ultra (steeds verder) in goud op rood. Voor de ontdekking van Amerika was dit motto non plus ultra omdat men dacht dat Spanje het meest westelijke rijk ter wereld was. De kroon op het wapen staat voor de keizerskroon van de Spaans Habsburger Karel V van het heilige Roomse rijk (1500-1558); destijds het grootste keizerrijk na dat van Karel de Grote. Het Spaanse volkslied La Marcha Real (de koninklijke mars) behoort tot de oudste van Europa en is één van de weinig nationale hymnen zonder officiële tekst. In 1761 dook de hymne op in een document over klaroengeschal voor Spaanse grenadiers van Manuel de Espinoza met de titel La Marcha Granadera, maar de componist bleef onbekend. Koning Carlos III verordonneerde in 1770 dat het de Spaanse eremars moest worden. Ook thans kan men het moeilijk eens worden over een tekst. De autonome regio kennen hun eigen volkslied en al te nationalistische teksten in een federale hymne roepen weerstanden op.     

Als plantsymbool wordt m.n de rode anjer (clavel) genoemd. De naam is synoniem aan het Catalaanse clavell voor kruidnagel en verwijst naar de geur die anjers verspreiden. Deze geur gold tijdens de Spaanse de renaissance als liefdessymbool. De anjer speelt een rol in de folklore van Andalusië, bij stierengevechten worden rode anjers in de arena gegooid en bij passiespelen vertegenwoordigt de bloem de doornenkroon van Christus. In Latijns Amerika staat een tussen de tanden gehouden anjer voor hartstocht. De stier geldt als nationaal diersymbool van Spanje en Spaanse vlaggen met een Osborne stier (van het sherrymerk) waren een tijdlang erg populair bij voetbalwedstrijden en stierengevechten. Een aantal autonome gemeenschappen hebben eigen diersymbolen. Voor Galicië is dat de blonde koe. Cantabrië kent een zwarte koe als symbool, Asturië de geit en Catalonië de grijze ezel en het Latxa schaap (ook symbool van Baskenland). Baskenland kent verder de Baskische pony (pottok) en de Betuza koe met haar lange hoorns. Het everzwijn is een symbool van Navarra en de vleermuis van Valencia.