Locatie en nationale symbolen
Ligging
Italië (37-47 gr NB, 7-18 gr OL; hoofdstad Rome/ Roma op zijn Italiaans) ligt in Zuid Europa. Italië is, inclusief eilanden, 7½ keer zo groot als Nederland. In 2008 lag de bevolkingsdichtheid op 198 inwoners per km² (58e van de 240 door de VN erkende landen in 2005). Van noordwest naar noordoost grenst Italië achtereenvolgens aan Frankrijk (grenslengte 488 km), Zwitserland (740 km), Oostenrijk (430 km) en Slovenië (232 km). Al deze grenzen worden gevormd met het noordelijke deel van het land dat onderdeel uitmaakt van het Europese continent (rond 20% van het landoppervlak). Voor het overige bestaat Italië uit een ongeveer 900 km lang en 150 km breed laarsvormig schiereiland dat van noordwest naar zuidoost loopt. De hak en de voet van de laars in het zuidoosten zijn zo’n 60 km breed. Het Italiaanse schiereiland ligt in de Middellandse Zee, maar de gedeelten van deze zee waar het hier om gaat hebben eigen namen. Het zijn de Adriatische Zee aan de noordoostkant, de Ionische Zee in het zuiden, de straat van Sicilië in het zuidwesten, de Tyrrheense Zee in het westen en de Ligurische Zee in het noordwesten. Bij Italië behoren 2 grote eilanden. Italië claimt een territoriale zone van 12 zeemijl (ruim 22 km) uit de kust en een continentaal plat voor de ontginning van delfstoffen tot een zeediepte van 200 m. Vlak voor de punt van de laars ligt Sicilië, dat van het vasteland wordt gescheiden door de ruim 5 km brede de straat van Messina en van het Afrikaanse Tunesië door de 150 km brede Straat van Sicilië. Zo’n 200 km uit de westkust ligt aan de overkant van de Tyrrheense zee Sardinië. Behalve de beide grote eilanden kent Italië ruim 3760 kleinere eilandjes voor de kust van de laars of van de grote eilanden. Dit brengt de totale kustlengte op 7375 km.
Enclaves en exclave
Binnen de grenzen van Italië liggen de onafhankelijke enclaves San Marino (62 km²; in het noordoosten van de laars) en Vaticaanstad (in Rome). Vaticaanstad is qua oppervlak (0,45 km²) en inwonertal (900) het kleinste volledig autonome staatje ter wereld. Het microstaatje werd in 1929 in het leven geroepen en kan worden gezien als residu van de vroegere pauselijke staten (wat het officieel echter niet is). De pauselijke staten besloegen tussen 756 en 1870 het hele noordelijke deel van de Italiaanse laars. In 1860 werden ze, op Rome en omgeving na, onderdeel van het nieuw opgerichte koninkrijk Italië en 10 jaar later ging ook de hoofdstad en omgeving op in het koninkrijk. Tussen 1870 en 1929 bleef het Vaticaan zich gedragen als een autonome staat, hetgeen door de Italiaanse regering werd gedoogd. Vanaf 1929 werd deze situatie met de stichting van Vaticaanstad gelegaliseerd. In een uitstulping van Zwitserland binnen Noord-Italië ligt aan het meer van Lugano de 1,6 km² grote Italiaanse exclave Campione d’Italia met 2200 inwoners. De auto’s hebben er Zwitserse nummerborden en ook veel voorzieningen (bijv post, telefoon en gezondheidszorg) worden vanuit Zwitserland verzorgd. Net als in het oostelijker gelegen Noord-Italiaanse stadje Livigno geldt er geen BTW tarief en er zijn minder regels dan in Italië. Daar profiteert ondermeer het plaatselijke casino van.
Administratieve indeling
De officiële naam van Italië in de landstaal is voluit repubblica Italiana en kortweg Italia. Italië is administratief opgedeeld in 20 regio’s (regioni). Tot de grootste behoren de eilanden Sicilië/ Sicilia en Sardinië/ Sardegna en de noordwestelijke regio’s Piëmont/ Piemonte (hoofdstad Turijn/ Torino) en Lombardije/ Lombardia met Milaan/ Milano). Ten zuiden daarvan volgen Toscane/ Toscana met Florence als hoofdstad, Emilia Romagna (Bologna) en Veneto (hoofdstad Venetië/ Venezia). Verder naar het zuiden liggen als grotere regio’s Lazio rondom Rome, Campania rond Napels/ Napoli, Calabrië/ Calabria (de voet van de laars) en Apulië/ Puglia (de hak van de laars). Alle regio’s hebben een eigen parlement (consiglio regionale), bestuur, president, vlag en wapen. De 5 regio’s Sicilië, Sardinië, Valle d’Aosta (in het noordwesten) en Trentino Zuid-Tirol (Trentino Alto Adige) en Friuli Venezia Giulia met Triëst/ Trieste (beide in het noordoosten) hebben een autonome status. Ze hebben bijv meer te zeggen over de besteding van gelden. Hieraan ligt een sterk bewustzijn van de eigen identiteit ten grondslag en vaak zijn er afscheidingsbewegingen actief of actief geweest. Bij de beide grote eilanden speelt de geïsoleerde ligging uiteraard ook een rol. De andere 3 regio’s herbergen vanuit hun geschiedenis een aanzienlijk anderstalig volksdeel (Valle d’Aosta Franstalig, Zuid Tirol Duitstalig, Friuli Venezia Giulia Sloveenstalig). Vanaf 2009 zijn de regio’s onderverdeeld in 109 provincies (province; Valle d’Aosta kent geen provincies) en 8100 gemeenten (comuni). De meeste provincies hebben wel een eigen wapen, maar geen eigen vlag. De Italiaanse provincies hebben naast een president en provinciale raad een prefect met een eigen staf als vertegenwoordiger van de federale overheid. De prefect gaat bijv over de rijkspolitie en de provincie over de provinciale politie en brandweer.
Nationale symbolen
De Italianen zelf zijn niet zo nationalistisch en staan zich niet vaak voor op nationale symbolen. Buiten regeringsgebouwen blijft vlaggen veelal beperkt tot belangrijke overwinningen van het nationale voetbalteam. De hoogtebreedte verhouding van het nationale dundoek is 2 op 3 en ze is vanaf de stokkant verdeeld in de 3 even brede verticale banen groen, wit en rood. De maten en kleurverdeling zijn afgeleid van de Franse vlag, waarbij het blauw werd vervangen door groen. Eenzelfde 3kleur met andere maten werd in 1798 voor het eerst gevoerd in de Cisalpijnse republiek, een Noord-Italiaanse vazalstaat van Napoleon die in 1805 ter ziele ging. Deze staat noemde zichzelf vanaf 1802 Italiaanse republiek. De kleurnuances van de vlag werden pas in 2003 formeel vastgelegd. Van de kleuren bestaat geen officiële symboliek. Het meest populair is de duiding dat het groen staat voor de heuvels en vlakten van Italië, het wit voor de sneeuw en gletsjers van de Alpen en het rood voor het bloed dat is vergoten voor de totstandkoming van de Italiaanse eenheid. Er is ook een groep die de kleuren koppelt aan deugden (groen voor hoop, wit voor vertrouwen en rood voor naastenliefde), maar weer anderen (bij wie de liefde wellicht door de maag gaat) beweren dat het groen staat basilicum, het wit voor mozzarella en het rood voor tomaten. Tussen 1861 en 1948 stond in het midden van de witte baan het wapen van het koningshuis van Savoye, maar dat ging er daarna uit omdat Italië een republiek was geworden. In de maritieme variant van de vlag (de geus in het jargon) staat in het midden van de witte baan nog wel een wapen. Dit toont in 4 kwarten van linksboven naar rechtsonder de wapens van de 4 oude zeevarende republieken Venetië (gouden leeuw op een rood vlak), Genua (St. Joris kruis op witte ondergrond, net als de Engelse vlag), Amalfi bij Napels (wit Johannieter kruis op blauwe ondergrond) en Pisa (gestileerd wit kruis op rode ondergrond).
Het wapen van Italië (strikt genomen is het geen wapen, maar een embleem omdat bij de totstandkoming de regels van de heraldiek niet in acht werden genomen) is gebaseerd op het winnende ontwerp van Paolo Pachetto dat in 1946 uit de bus kwam nadat de 1e republikeinse regering van Italië een wedstrijd had uitgeschreven. Het toont een door 2 takken (een olijftak en een eikentak; beide oude Romeinse symbolen) omarmd grijs stalen tandwiel met daarin een witte ster. Onderaan zijn beide takken aan elkaar gebonden door een rood lint met daarin in witte letters de tekst Reppublica Italiana. De olijftak verwijst als vredessymbool naar grondwetsartikel 11 waarin Italië oorlog afwijst. De eikentak symboliseert de kracht en waardigheid van het Italiaanse volk. Het tandwiel slaat op artikel 1 van de grondwet dat stelt dat Italië een op arbeid gebaseerde democratische republiek is. De 5puntige ster daarin is een oud symbool voor Italië en werd sinds 1890 ook door het koningshuis gevoerd.
Het Italiaanse volkslied staat bekend onder de namen Il canto degli Italiana (het lied der Italianen), Inno di Mameli (Mameli’s hymne) naar de tekstschrijver en Fratelli d’Italia (broeders van Italië) naar de openingszin. De tekst werd in 1847 in Genua aan het papier toevertrouwd door de student Goffredo Mameli tijdens de opstanden voor vrijheid en eenwording die vooraf gingen aan de Italiaanse onafhankelijkheidsoorlog tegen Oostenrijk en enkele maanden later componeerde Michele Novaro de muziek. Nadien dienden tekst en melodie de Risorgimento (herrijzenis) beweging tot inspiratiebron. De hymne werd in 1946 bij de instelling van de republiek als volkslied aangenomen.
Italiaanse nationale sportteams worden vaak azzuri genoemd naar de nationale kleur blauw. De associatie van helderblauw met Italië heeft zich ver buiten de landsgrenzen verbreid, ondermeer via kledinglijnen. Als plantsymbolen worden de cyclaam, de witte lelie en de alpenklaproos wel beschreven als nationale bloem en de iep als nationale boom. De lelie was het symbool van het huis van medici in Florence en de cyclaam wordt gekoppeld aan San Marino. De Romeinen plantten iepen in hun wijngaarden om de ranken tegenop te laten groeien. De Italiaanse of Apennijnse wolf geldt als onofficieel diersymbool. Het aloude bronzen beeld van de wolvin die de mythische stichters van Rome, de tweeling Romulus en Remus, zoogde staat tentoongesteld in het Musei Capitolini in Rome. Als onofficiële dode symbolen zijn de scheve toren van Pisa, het Colosseum in Rome en de gondel van Venetië wel genoemd. De patroonheiligen van het land zijn Franciscus van Assissi en de 14e eeuwse mystica Catharina van Siëna. Buiten dat hebben veel regio’s, provincies en plaatsen een eigen patroonheilige.