Locatie en nationale symbolen

Locatie en naam

Letland (hoofdstad Riga, 55,7-58,1 gr N, 21-28,2gr O; 2,2 miljoen inwoners, 35 per km²) ligt aan de oostkant van de Oostzee zuidelijk van Estland en ten noorden van Litouwen. Het is zo de middelste van de 3 Baltische staten. In het noordwesten grenst het land aan de Golf van Riga en in het westen aan de Oostzee. De kustlijn meet 531 km. Onder het territoir van Letland vallen geen zee eilanden. Wel ligt er langs de westkust bij de havenstad Liepāja een haf met een schoorwal (schiereiland) van zo’n 20 km lang. Men hanteert een territoriale en visserij zone van 12 zeemijl en een economische zone van 200 zeemijl. In het noorden deelt men een 449 km lange grens met Estland. De grens met Rusland in het oosten is 217 km lang. Daarna volgt een 141 km lange grens met Wit-Rusland in het zuidoosten en een 563 km lange grens met Litouwen in het zuiden (samen 1150 km landgrens). Met een oppervlak van 64.788 km² is Letland ruim 1½ keer zo groot als Nederland. Qua vorm is het land erg breed. Het meet van west naar oost rond 450 km en van noord naar zuid ruim 200 km met grote variaties. In het meest westelijke deel betreft het zo’n 150 km. Doordat de golf van Riga diep het land insnijdt is de afstand van Riga tot de zuidgrens nog geen 100 km. Ten oosten van Riga loopt de afstand van noord naar zuid snel op tot zo’n 240 km.

De alledaagse naam voor het land in de eigen taal is Latvija (waarbij bedacht moet worden dat de Nederlandse lange ij de Let onbekend is!) en de officiële naam Latvijas Republika. De naam zou ontleend kunnen zijn aan de Baltische stam van de Letgallen die rond de 6e eeuw in het oosten van het huidige Letland leefde. Deze zou weer vernoemd zijn naar een rivier die daar liep. Een andere optie is dat de naam afkomt van de Lijven, (Livi in het Lets). Die waren verwant aan de Esten, spraken een Fins-Oegrische taal en leefden al rond 2000 v Chr. langs de golf van Riga te midden van lieden van een Baltisch sprekende stam die ze Latvis (bos schoonmakers) noemden. Middeleeuwse Duitse kolonisators van de regio kwamen die naam nog steeds tegen en verbasterden haar tot “Lette”. Lijfland is een grote historische regio die ook zuid Estland beslaat. De Letten in het noorden en westen identificeren zich thans wat sterker met Scandinavië en Duitsland en die in het oosten en zuiden wat meer met Polen en Rusland.    

Op de plaats van Riga was zeker al vanaf de 2e eeuw een nederzetting van de Lijven. Door de strategische ligging werd het alras een handelscentrum van o.m. Vikingen en in 1283 werd het een Hanzestad. De stad heeft o.m. een stedenband met Amsterdam.

Historische en administratieve indeling

Letland kent 4 regio die vernoemd zijn naar stammen die er in de prehistorie leefden. Ze staan in de Letse grondwet en hebben een uiteenlopende geschiedenis. Het zijn van west naar oost Koerland (Kurzeme), Semgallen (Zemgale), Middenland (Vidzeme) en Letgallen (Latgale) in het zuidoosten. Koerland en Semgallen waren tussen 1629 en 1917 één bestuurlijk geheel. Voordien vormden Letgallen en Semgallen het zuidelijke deel van Lijfland (het noordelijke deel valt nu onder Estland). Bij Semgallen wordt Selonië (Sëlija of Aukšzeme dat “hoogland” betekent) wel meegerekend. Dit is een strook land ten oosten van Semgallen en ten zuiden van Letgallen langs de zuidgrens met Litouwen. De regio zijn louter cultureel en hebben geen administratieve functie. Wel zijn per 1 juli 2009 de 4 regio, tezamen met Riga (in feite de noordelijk helft van Semgallen), omgedoopt tot 5 planningsregio. Sindsdien zijn in Letland de districten afgeschaft. Er kwamen 109 gemeenten (novadi) en 9 steden van de republiek (republikas pilsëtas), allemaal met een eigen bestuur. Daarvan hebben 43 gemeenten meer dan 10.000 inwoners. Voorheen waren er 525 gemeenten en 26 districten met een bestuur. In de gemeenten onderscheidt men nog wel de oude parochies.    

Nationale symbolen

Op http://www.li.lv/ is onder “about Latvia” info te vinden over nationale symbolen. Het wapen van Letland werd bijna 3 jaar na de 1e onafhankelijkheid officieel (per 16 juni 1921). Het is ontworpen door grafisch artiest Rihards Zariņš die er symbolen van de nationale staat en de wapens van de 4 vroegere regio in verwerkte. Deze zijn de rode leeuw van de hertog van Koerland en Semgallen uit 1569 en de eveneens 16e eeuwse zilveren griffioen (leeuw met vleugeltjes) van Middenland en Letgallen die toen onder Litouwen vielen. Als centraal element kent het wapen een schild. In de onderste helft daarvan zijn de leeuw op een zilverkleurige en de griffioen op een rode achtergrond opgenomen. Leeuw en griffioen figureren daarnaast als houders van het schild. In de bovenste helft van het schild prijkt als symbool voor de Letse staat een goudkleurige zon met 17 stralen op een blauwe achtergrond. De 17 stralen staan voor even zoveel historische districten van Letland (in de eerste wereldoorlog droegen Letse soldaten in Russische dienst de zon op hun epauletten). Boven het wapenschild staan 3 gouden sterren voor de regio Koerland/ Semgallen, Letgallen en Lijfland. Van het wapen bestaan 3 varianten. Bij de meest uitgebreide variant (het grote wapen) zijn onder het schild 2 eikentakken en een rood zilver rood lint (de kleuren van de vlag) gedrapeerd. Deze gebruiken president, regering, parlement, hooggerechtshof en ambassades en consulaten van Letland. Het kleine uitgebreide wapen dat lint en schildhouders mist is beperkt tot de diensten van ministeries en parlement en het kleine wapen (alleen het schild) komt voor bij overheidsinstellingen, gemeenten en onderwijsinstellingen. In de Sovjettijd vanaf 1940 was het wapen verboden. Letland kreeg toen net als alle Sovjet republieken een Sovjet vlag en wapen met graan, hamer, sikkel en ster als gedeelde elementen. Velen bleven echter heimelijk de eigen symbolen koesteren. In 1990 werd het Sovjet wapen afgeschaft en het eigen wapen geherintroduceerd.

De Letse vlag (Latvijas republicas karos in de landstaal) is een rood wit rode driekleur die 2 keer zo breed als lang is (ongeveer de lengte breedte verhouding van het land zelf). Daarbinnen zijn beide rode banden 2 x zo breed als de witte band. Het rood wordt ook wel Lets rood genoemd en is eigenlijk kastanjebruin (donkerrood met bruin en paars tinten). De kleuren van de vlag werden het eerst genoemd in een kroniek van rond 1280. Daarin staat dat de kleurcombi tot stand kwam in een laken waarin een leider was gewikkeld die dodelijk gewond raakte bij een veldslag. Dit werd met het intussen verbruinde bloedrood bij een volgende veldslag als vaandel gebruikt die de Letten prompt wonnen. Het rood staat zo voor de bereidheid van Letten om hun vrijheid te verdedigen en het wit voor onbezoedeldheid en gerechtigheid. Op basis van deze legende ontwierp kunstenaar Ansis Cīrulis het dundoek in 1917 en op 15 juni 1921 werden vlag en wapen officieel vastgelegd door het parlement. Uiteraard waren de Sovjets tegen deze symbolen van eigen identiteit en vrijheid en Letland kreeg, net als de andere Sovjet republieken, een Sovjet vlag. Daarvan hebben 2 varianten bestaan, één van voor 1953 en één van daarna. Op 27 februari 1990 werd de eigen vlag in ere hersteld en het voeren van de 2e vlag uit de Sovjet tijd is nu verboden. Volgens de instructie mag de Letse vlag altijd worden gebruikt zolang dat met respect gebeurt. Daaronder valt dat voorkomen moet worden dat het dundoek de grond raakt. Ook moet de vlag hetzij continu, hetzij tussen zonsopkomst en zonsondergang uithangen. In tijden van rouw hangt de vlag halfstok of met een zwart lint erboven. Samen met vlaggen van andere landen moet die van Letland links (en eventueel ook rechts) hangen met daarna de andere vlaggen in alfabetische volgorde van de landen volgens het Letse alfabet en de Letse namen. Als oorlogsvlag op zee kent Letland een witte vlag met een met Lets rood omrand wit Scandinavisch kruis. Ook zijn er een aantal officiële standaarden met die vlag en een wapen linksboven.    

Op http://www.li.lv/ kan onder nationale symbolen een instrumentale en een gezongen versie worden beluisterd van het Letse volkslied dat de titel “Dievs svētī Latviju!” (God, zegen Letland!) kent. Tekst en muziek werden in de 2e helft van de 19e eeuw geschreven door Kārlis Baumanis in een tijd waarin ook in Letland voor het eerst openlijk uiting werd gegeven aan nationalistische sentimenten. Het was het eerste lied waarin het woord Letland in de tekst voorkwam en het beleefde zijn première in 1873 bij het eerste Letse zangfestival in Riga. Wel kwam bij die uitvoering het woord Balten nog in de plaats van het woord Letland, want het gebruik daarvan was verboden door de Russische tsaar die het destijds in de regio voor het zeggen had. Bij het uitroepen van de eerste onafhankelijkheid op 18 november 1918 werd de hymne voor het eerst als volkslied gezongen. De tekst van het lied getuigt van een arcadisch en wat hippieachtig sfeertje en maakt geen melding van het vloeien van bloed. Desondanks was ook dit volkslied in de Sovjet tijd verboden en op het zingen ervan kon verbanning naar Siberië volgen. Het was vervangen door een Sovjet variant die er uiteraard in 1990 uit vloog.

Letland kent nog tal van andere nationale symbolen. Ze zijn vaak terug te vinden op het geld uit Letland (als munteenheid kent men de Lat). Onder de diersymbolen valt sinds 1960 de witte kwikstaart (Letse naam: baltā cielava) als nationale vogel. Dit levendige en energieke vogeltje figureert vaak in Letse volksliedjes en staat symbool voor nijverheid en werklust. Het lieveheersbeestje met 2 stippen geldt als nationaal insect. De Letse naam ervan (mārīte) is afgeleid van de Letse aardegodin van de vruchtbaarheid Māra. De nationale bloem is het madeliefje (pipene) omdat dat bij de midzomerfeesten in juni (jāņi, de meest nationale viering) door vrouwen in de kransen geweven wordt die ze dan vaak op hun hoofd dragen. Als nationale bomen gelden de linde (liepa) en de eik (ozols) omdat ze prominent aanwezig zijn in het landschap en belangrijk waren in voorchristelijke religie, gezangen (dainas) en legendes van de Letten. Bij de midzomerfeesten tooien de mannen zich traditioneel met kransen van eikenblad. Deze worden daarom Jānis genoemd. Ook speelt de eik een rol in de heraldiek (zie onder wapen). Amber of barnsteen (versteende dennenhars) is de nationale halfedelsteen van Letland. In de tijd van de Vikingen was het een zeer kostbaar handelsitem en het vinden ervan was aan strenge regels gebonden. Omdat het vaak op het strand aanspoelt wordt de Oostzee door Letten wel amberzee (dzintarjūra) genoemd. In de doorzichtig oranje stenen zitten soms insecten van tienduizenden jaren oud. Amber wordt veel in sieraden verwerkt en ook wel medicinaal gebruikt. De nationale rivier is de Daugave, bijgenaamd “rivier van het lot”. De stroom komt veel voor in zang, poëzie en verhalen en loopt langs de grenzen van alle vier de traditionele regio van het Letland van nu. Het vrijheidsmonument op een plein in het centrum van Riga met de inscriptie Tēvzemei un brīvībei (voor vrijheid en vaderland) is ook een belangrijk nationaal symbool. Het is ontworpen door Kārlis Zāle en staat er sinds 1935. Eind jaren 80 was dit het verzamelpunt voor de massale demonstraties tegen de Sovjet bezetter en op nationale feestdagen en bij buitenlandse bezoeken worden er vaak kransen gelegd.