Locatie en nationale symbolen

Locatie en naam

Denemarken (DK, 55-58gr NB; 5-15gr OL; hoofdstad: Kopenhagen, landoppervlak 43.094 km², ruim 1 x Nederland, 128 inwoners /km²) ligt in Noordwest Europa. Het grootste gedeelte van het landoppervlak wordt inge­nomen door het weste­lijke schiereiland Jutland (Jylland, 70% van het landoppervlak, 46% van de bevolking) dat binnen het Deense grondgebied van noord naar zuid zo’n 330 km en van west naar oost 60 tot 180 km meet (voor de rest valt Jutland onder de Duitse deelstaat Sleeswijk-Holstein). In 1825 ontstond door een overstroming het Limfjord. Dit ondiepe getijdengebied scheidt het noordelijke deel van Jutland (Vendsyssel-Thy, in feite dus een eiland) van de rest van het schiereiland. In het zuiden deelt Deens Jutland een grens van 68 km met Duitsland. Voor het overige bestaat DK uit 443 eilanden die, op enkele Waddeneilanden na, ten oosten van Jutland liggen. De 2 grootste daarvan zijn van west naar oost Funen (Fyn, uitspraak Fuun, bijnaam de tuin van DK; 7% oppervlak, 9% bevolking) en Seeland (Sjælland, fonetisch Sjéllèn, 16% oppervlak; 40% bevolking waarvan de helft in Kopenhagen). Tussen Jutland en Funen ligt de Kleine Belt en tussen Funen en Seeland de Grote Belt. Deze zeegaten zijn overbrugd. In grootte volgen daarop het vlakke Lolland (3% oppervlak, bijnaam pannenkoekeneiland) en Falster (1%, beide ten zuiden van Seeland, samen 2% van de bevolking) en Bornholm (ruim 1%). Bornholm ligt zo’n 60 km ten zuidoosten van de zuidpunt van Zweden en daarmee rond 150 km uit de buurt van de rest van de Deense eilanden. Van de 438 kleinere eilanden (samen nog geen 2% van het landoppervlak en 3% van de bevolking) zijn er ruim 70 permanent bewoond. DK wordt, met de wijzers van de klok mee, omringd door de Noordzee in het westen, het Skagerrak in het noorden, het Kattegat in het noordoosten, de Sont (de sinds 2000 overbrugde zee-engte tussen Zweden en Denemarken) in het oosten en de Oostzee in het zuidoosten. De totale kustlengte bedraagt 7314 km. Men hanteert een territoriale zone van 12 en een economische zone van 200 zeemijl uit de kust.

Van de meest extreme punten van het land liggen er 2 op Jutland. Deze zijn het meest westelijke punt Blåvandshuk (8.04 OL) ten noordwesten van Esbjerg en het meest noordelijke punt op de blinde darmachtige uitstulping van Vendsyssel-Thy Skagen (Skagens Odde op 57.45 NB). Deze uitstulping met vuurtoren vormt de scheiding tussen het Skagerrak en het Kattegat. Het zuidelijkste puntje van DK Gedser Odde (54.35 gr NB) ligt op Falster en het meest oostelijke punt Østerskær (15.12 OL) is een rotsachtig mini-eilandje (scheer) 18 km ten noordoosten van Bornholm. DK heet in het Deens Danmark (voluit Kongeriket Danmark: koninkrijk Denemarken). De discussie over de oorsprong van de naam van het land concentreert zich rond het woordje Dan. In Grieks en Romeinse annalen van rond het begin van de christelijke jaartelling werd melding gemaakt van volken die Dani heetten in zowel noord Europa als de rest van Europa. Ook wordt de naam wel gekoppeld aan het oud Germaanse Tenne (vlak land) dat afstamt van het Sanskriet woord dhánus voor woestijn. De toevoeging mark verwijst naar grensgebied of bebost land. In de 12e eeuwse kroniek Chronicon Lethrense wordt melding gemaakt van de koningszoon Dan die leefde ten tijde van de Romeinse keizer Augustus en koning werd van het huidige DK en Zuid Zweden nadat hij legereenheden van de keizer had verslagen. Jutland is vernoemd naar het volk de Jutten (waarvan het historische bestaan zeker is) dat deze koningszoon vanuit het Zweden van nu te hulp zou hebben geroepen. De naam Denemarken dook voor het eerst op in een geschrift uit het Engeland van eind 9e eeuw waar toen al Jutten, Angelen (uit Zuidoost Jutland, aan hen is de naam Engeland ontleend), Saksen en Friezen woonden (samen de Angelsaksen). Uit dezelfde periode dateert de 1e verwijzing naar het eiland Seeland (van het oud Deense Silende voor zeehond of inham). In het land zelf staat de oudste vermelding van Danmark op de beide Runenstenen van Jelling uit de 10e eeuw. 

De tussen Schotland en IJsland liggende Færöer (schapeneilanden: hoofdstad Thorshavn) en Groen­land, het grootste eiland ter wereld tussen IJsland en Canada, zijn autonome provincies binnen het Deense koninkrijk. Ze zijn geen EU lid en vallen buiten deze website.

Administratieve indeling

Per 1-1-2007 kreeg Denemarken administratief 5 regio (regioner) en 98 gemeenten (kommuner). Daarvoor kende men 13 provincies met 270 gemeenten. De 5 regio zijn Zuid Denemarken, waar ook Funen onder valt (Syddanmark, hoofdstad Vejle), Midden en Noord Jutland (Nord & Midjylland, hoofdsteden Viborg en Aalborg), Seeland (Sjælland, hoofdstad Sorø) en hoofdstad (Hovedstaden rond Kopenhagen met Hillerød als hoofdstad). De voornaamste verantwoordelijkheden van regio (regioner) liggen op het vlak van de volksgezondheid, arbeidsmarktbeleid en openbaar vervoer. Ze worden ieder bestuurd door een regioraad van 41 leden en krijgen geld van de staat (70%) en van gemeenten (30%). Afhankelijk van de grootte van de gemeente telt een raad 5 tot 55 leden (Kopenhagen). Slechts 7 gemeenten hebben minder dan 15.000 inwoners.

Nationale symbolen

Het Deense wapen dook voor het eerst op in een zegel van koning Knoet VI (1162-1202, Deense uitspraak: Knoel) uit 1194. De oudste beschrijving van de kleuren dateert van rond 1270. De huidige versie werd in 1819 officieel. Het toont een gouden schild met daarop onder elkaar 3 azuurblauwe leeuwtjes die recht voor zich uit kijken en getooid zijn met een kroontje en een rode tong (in oude versies stonden vaak meer leeuwtjes die de kijker aankeken). Boven ieder leeuwtje staan 3 rode hartjes (officieel omschreven als zeebladen). Op het schild (de dekking in de heraldiek) staat een gestileerde versie van de kroon van de 17e eeuwse koning Christiaan V die nu nog wordt gebruikt bij kroningen. De Deense Koninklijke familie heeft een ingewikkelder wapen. Daarin worden ook de Færöer en Groenland vertegenwoordigd en doen 2 wildemannen dienst als schildhouder.

De Deense vlag is de oudste nog in gebruik zijnde vlag ter wereld. Het kruis erin met de verticale baan dichter bij de stok dan bij de buitenkant is overgenomen door alle andere Noord-Europese landen. Door de Denen wordt het helderrode dundoek met wit kruis wel Dannebrog (Deens doek) genoemd. De tamelijk brede vlag kent 4 varianten, de gewone nationale en handelsvlag (Stuttflaget) en 3 speciale met een zwaluwstaart. Deze zijn de staatsvlag (Splitflaget), de donkerrode vlootvlag (Flådens Flag/ Orlogsflag) en de vlag van het koningshuis met wapen. Het dundoek mag overdag uithangen en bij nacht worden vervangen door een smalle (vimpel) of brede wimpel (standar). De eerste betiteling als Deens nationaal dundoek is te lezen in het Nederlandse wapenboek Gelre (2e helft 14e eeuw), maar de vlag was al eerder te zien op Deense munten, zegels en plaatjes. De overlevering wil dat vlag in 1219 uit de hemel kwam vallen toen Denen op kruistocht tegen de heidense Esten op het punt stonden een slag te verliezen. Koning Valdemar zou haar hebben opgevangen voordat ze de grond raakte en als inspiratiebron hebben gebruikt waarna men de Esten toch nog versloeg. Feit is dat voor de komst van de Dannebrog Denen vaak een banier met een raaf voerden.

Op http://nl.wikipedia.org/wiki/Der_er_et_yndigt_land staan melodie en tekst van het Deense volkslied. DK kent daarnaast een apart volkslied van het koningshuis. De tekst van het algemene volkslied (“er is een lieflijk land”) is ouder dan de muziek. Ze werd in 1819 geschreven door dichter toneelschrijver Adam Oehlenschläger en de melodie werd in 1835 gecomponeerd door Hans Emst Krøyer. Het Koninklijke volkslied Kong Kristian valt te horen bij aanwezigheid van leden van het koninklijk huis en op oud en nieuw wanneer het na klokslag 12 uur op TV wordt gezongen door een meisjeskoor. De lyriek van toneelschrijver dichter Johannes Ewald beleefde haar première op de verjaardag van koning Christiaan VII op 1/1-1780. Ze vormt een ode aan de heroïsche opofferingszin van Deense vissers en zeehelden (waaronder koning Christiaan IV) tijdens oorlogen tegen de Zweden. De herkomst van de melodie is onzeker.

Via http://en.wikipedia.org/wiki/National_emblem is veel info te vinden over overige nationale symbolen. Koning Knoet IV (1042-1086) werd al in 1101 heilig verklaard en geldt sindsdien als patroonheilige van DK. Als nationale dieren gelden de leeuw en de (nogal zwijgzame) knobbelzwaan en als nationale planten de beukenboom, de margriet en de rode klaver. De Rundetårn (ronde toren) in Kopenhagen, de oudste sterrenwacht van Europa die rond 1640 werd gebouwd in opdracht van koning Christiaan IV, geldt als levenloos nationaal symbool. De weg naar boven is deels een wentelpad voor voertuigen. De toren speelt ondermeer een rol in enkele sprookjes van Hans Christaan Andersen die kan worden beschouwd als nationale schrijver. De dichter van het volkslied Adam Oehlenschläger wordt wel gezien als nationaal poëet. Het beeldje van de kleine zeemeermin in Kopenhagen is ontleend aan een sprookje van Andersen en geldt als symbool voor Kopenhagen. Het werd in 1913 neergezet op een rots in de haven en is gemaakt door Edward Erikson in opdracht van Carl Jacobson, de oprichter van de Carslberg bierbrouwerij. Het vormt een grote toeristen attractie en werd vaak beklad en beschadigd. Zo is het 2 keer onthoofd (in 1964 en in 1998) en 1 keer opgeblazen (in 2003). Ook werd het enkele keren uitgedost met een boerka. In 2010 zette het Deens nationaal museum bij wijze van grap een skelet van een zeemeermin op de sokkel terwijl het beeldje uitgeleend was aan de wereldtentoonstelling in Shanghai.

DKanoetstrandloper is een waadvogel die in groepen op wad en strand langs de waterlijn rondstruint, op het strand steeds heen en terug met de branding. In het Nederlands is het vogeltje vernoemd naar koning Knoet II de Grote (994-1035) omdat het verhaal de ronde doet dat die de branding het bevel gaf zich terug te trekken. Of dat was om zijn macht of juist de grenzen van zijn macht te tonen blijft onduidelijk. Feit is wel dat hij over een groot rijk heerste. Hij was koning van Denemarken, Engeland en Noorwegen en gouverneur van Sleeswijk en Pommeren.