Locatie en nationale symbolen
Grieks vasteland en schiereilanden
Griekenland (35-41 gr NB; 20-26 gr OL; hoofdstad Athene bevolkingsdichtheid: 84 inwoners/km²; EU15: 121/km² in 2006) ligt in Zuidoost Europa en vormt daar het uiteinde van het Balkanschiereiland. Het land is ruim 3 keer zo groot als Nederland. De totale grenslengte bedraagt 1228 km, waarvan ruim 1000 km in het noorden. Van noordwest naar noordoost zijn hier landsgrenzen met Albanië (282 km), de FYROM (the Former Yugoslavian Republic of Macedonia: 246 km), Bulgarije (494 km) en Turkije (206 km). Het gebruik van de naam Macedonië voor de FYROM ligt in Griekenland erg gevoelig uit vrees dat de Macedoniërs in voormalig Joegoslavië Grieks Macedonië over willen nemen. Vanaf de Turkse grens in het noordoosten begint de westwaarts lopende Griekse Aegeïsche Zeekust. Op het grondgebied langs deze kust, dat van oost naar west ruim 300 km en van noord naar zuid zo’n 50 km beslaat, liggen achtereenvolgens de regio’s West-Tracië en Grieks Macedonië met vlak voor het begin van het Griekse vasteland het schiereiland Chalkidike dat eindigt in 3 smalle schiereilanden. Hier vlakbij ligt de industrie en havenstad Thessaloniki, de grootste stad in het noorden. Het Griekse vaste land, in feite ook een schiereiland, meet van oost naar west gemiddeld 150 km en van noordwest naar zuidoost maximaal zo’n 400 km. Het noorden van het Griekse vasteland heet Epirus, het oosten Thessalië en het zuiden Centraal Griekenland. In Attica, het zuidoosten van centraal Griekenland, vormen Athene en de havenstad Piraeus en omgeving het economische hart van het land. Hier woont eenderde van de bevolking. Attica staat in het zuiden via een smalle landtong in verbinding met het schiereiland Peloponnesos. Deze landtong wordt doorsneden door een 6 km lang kanaal, het kanaal van Korinthe.
De Griekse eilanden en de naam Griekenland
Van oost, via zuid naar west worden vaste land en Peloponnesos achtereenvolgens omringd door de Aegeïsche zee, de Kretenzer Zee, de Middellandse Zee en de Ionische Zee. In deze zeeën liggen tussen 1400 en 3000 eilanden en eilandjes waarvan er zo’n 250 worden bewoond. Samen vormen ze 20% van het grondoppervlak. Sommige zijn privé-bezit van puissant rijke (reders)families. De eilanden zijn als volgt in groepen ondergebracht in archipels; in het oosten voor de Turkse kust de Noordelijke Aegeïsche eilanden (waaronder Lesbos en Chios) en de Dodecanesos (van Dodekánisa: 12 eilanden: ondermeer Rhodos, Kos en Patmos), tussen Turkije en de Peloponnesos de Cycladen, langs de oostkust van het vaste land de Sporaden en langs de westkust daarvan de Ionische eilanden. Kreta, het grootste Griekse eiland, ligt ten zuiden van de Cycladen en wordt door de Libische Zee gescheiden van Noord-Afrika. De kustlengte van het Griekse vasteland is zo’n 4000 km, maar met alle eilanden erbij bedraagt ze rond 15.000 km; meer dan de kustlijn van het Verenigd Koninkrijk en na die van Noorwegen de langste kustlijn van Europa. Griekenland hanteert een territoriale zone van 6 zeemijl (11km) en voor exploitatie van delfstoffen een continentaal plat tot 200 m diepte. De naam Griekenland stamt uit het Romeins. De Grieken zelf noemen hun land Hellas (Grieks: Ellás); vandaar de veel gebruikte afkortingen EL of ED (Ellīnikī Dīmokratía: de Helleense republiek) voor Griekenland. Sinds de val van het kolonelsregime in 1975 (aanvang 3e republiek) is het land een parlementaire republiek.
Administratieve indeling
Griekenland is onderverdeeld in 13 regio’s (peripheries), 51 departementen (nomi, met sinds 1994 een gekozen prefect die een raad voorzit) en 1033 gemeenten; 900 stedelijke (demoi) en 133 landelijke (koinotetes). Sinds 1997 kent het land geen provincies meer. Het eiland Kreta (hoofdstad Heraklion), de Zuid Aegeïsche eilanden, de Noord Aegeïsche eilanden en de Ionische eilanden (hoofdstad Korfu) zijn de 4 eilandregio’s. Het zuidelijke en grootste deel van de Peloponnesos vormt een eigen regio met Kalamata als hoofdstad. Het noorden van dit schiereiland valt onder de regio West Griekenland (hoofdstad Patras). Ten noorden daarvan ligt de noordwestelijke grensregio met Albanië Epirus. Deze regio wordt naar het oosten toe gevolgd door West Macedonië, Centraal Macedonië (hoofdstad Thessalonki) en Oost Macedonië en Tracië dat grenst aan Bulgarije en Turkije. Ten zuiden van Macedonië en ten oosten van Epirus en West Griekenland ligt de op 2 na grootste regio Thessalië (hoofdstad Larissa) en ten zuiden daar weer van de grootste regio Centraal Griekenland waar het qua oppervlak 2e eiland van Griekenland Euboea onderdeel van uitmaakt. Attica, de kleinste maar volkrijkste regio met Athene als hoofdstad, ligt zuidelijk van Centraal Griekenland en westelijk van de Peloponnesos. De laatste regio is het kloosterschiereiland rond de 2000m hoge heilige berg Athos, het meest oostelijke van de 3 schiereilanden ten oosten van Thessaloniki. Dit gebiedje met 20 kloosters en rond 2500 inwoners (vooral monniken en kloosterbewakers) heeft een speciale status. Het valt bijv buiten de EU en is alleen rechtstreeks verantwoording schuldig aan het oecumenisch pastoraat van Constantinopel (Istanbul).
Twistpunten met buurlanden
Onder de twistpunten met de republiek Macedonië ten noorden van Griekenland valt de naam van de republiek (zie boven) en het gebruik van nationaal symbolen. In 1977 ontdekte de Griekse archeoloog Manolis Andronikos in een graftombe bij het Griekse dorp Vergina een gouden kistje met een zon met 16 stralen als opschrift. Deze gebruikte Alexander de Grote in zijn hele rijk als symbool. Het kistje ligt nu in het naar diens vader Philippus II vernoemde archeologisch museum van Thessaloniki. Na het uiteenvallen van Joegoslavië koos de voormalige Joegoslavische republiek Macedonië (FYROM) deze zon van Vergina in 1992 als symbool in haar vlag. Dit tot groot ongenoegen van de Grieken die het voelden als een claim op Grieks Macedonië. In 1993 legde het Griekse parlement de zon vast als Grieks symbool en in 1995 claimde men met succes het alleenrecht op het gebruik bij de wereldorganisatie intellectueel eigendom WIPO. Nadien voerde de FYROM een afgeleid symbool in haar vlag in en nam Grieks Macedonië het symbool op in haar regiovlag. In mei 2009 nog lokten plannen van de republiek Macedonië om een 22m hoog standbeeld van Alexander de Grote te plaatsen in hun hoofdstad Skopje Griekse protesten uit. Enkele weken nadien werd Alexander de Grote door het Griekse TV publiek verkozen tot grootste Griek aller tijden; uiteraard tot ongenoegen van de FYROM.
De onenigheid met Turkije betreft de zeggenschap over de Aegeïsche Zee langs de Turkse grens m.b.t delfstoffen, vliegrechten en enkele eilandjes en de kwestie Cyprus. De relatie met Turkije was dusdanig gespannen dat ze in 1974, 1987 en 1996 bijna op oorlog uitliep. Na de aardbevingen van 1999 is ze echter flink verbeterd (zie ook onder geschiedenis) en Griekenland was bijv niet tegen Turks EU lidmaatschap. Volgens het EU kieskompas was in het voorjaar van 2009 het aandeel Griekse tegenstanders van EU lidmaatschap van Turkije met 62% echter het grootste binnen de Eu na dat in Duitsland. Sinds 2008 verwijt men de Turken dat ze niks doen aan de groeiende toevloed van illegalen die op zoek zijn naar een beter leven via Turkije het land in komen.
Nationale symbolen
De kleuren hemelsblauw en wit werden in het oude Griekenland gekoppeld aan de godin Pallas Athene. Ook Alexander de Grote gebruikte ze in zijn banieren. Het ontwerp van de huidige Griekse vlag is terug te voeren op de standaard van de Grieks Byzantijnse keizer Nicephorus II Phocas (963-969). Deze toonde een blauw kruis op een wit vlak met in elk kwartier een B. Zonder de B’s werd ze de vlag van de onafhankelijkheidsbeweging van 1821. Toen deze strijd was beslecht werd ze veranderd in een wit kruis op een blauwe ondergrond. De vlag van nu, de voormalige marinevlag, werd in 1978 het nationale dundoek. Ze telt 9 afwisselend blauwe en witte horizontale banen en een wit kruis in een blauw vlak aan de stokkant. Dit vlak met kruis staat voor de Grieks orthodoxe kerk. De betekenis van de 9 lijnen kent 2 lezingen. Volgens de ene zouden ze staan voor de 9 lettergrepen van de Griekse spreuk “E-lef-the-ri-ai Tha-na-tos” (“vrijheid of dood”; analoog aan Nederlandse gezegde “de dood of de gladiolen”) en volgens de andere zouden ze de 9 muzen vertegenwoordigen. Met de val van het kolonelsregime en het begin van de 3e republiek werd op 7 juni 1975 het huidige wapen (Grieks nationaal embleem; ethnósimo tis Elládas) ingevoerd. Het ontwerp van kunstenaar Costas Grammatopoulos, waarvan de kracht ligt in de eenvoud, bestaat uit een wit kruis op een blauw schild omringd door een krans van 2 lauriertakken met groene bladeren. Op het hoofddeksel van Griekse militairen zijn de laurierbladeren goudkleurig. Het volkslied, de hymne op de vrijheid (Ýmnos eis tin Eleutherian), is met 158 coupletten het langste ter wereld. De tekst werd in 1823 geschreven door Dionýsios Solomós en de melodie (http://www.national-anthems.net/GR) werd rond de jaarwisseling van 1829/30 gecomponeerd door Nikolaos Mantzaros. Op 28 juni 1865 zijn de eerste 2 coupletten als volkslied aangenomen. Het is ook het volkslied van Grieks Cyprus. Grieks Macedonië kent Makedonia ksakusti (beroemd Macedonië) als informele nationale hymne.
Een belangrijk nationaal diersymbool is de 2koppige adelaar. Deze werd voor het eerst gebruikt door de Byzantijnse keizer Isaac I Commenus (1057-1059) en hij baseerde het ontwerp op de enkelvoudige Romeinse adelaar. Na de Ottomaanse verovering van Constantinopel werd het een Grieks nationaal symbool. Van daaruit heeft het zich als zodanig via de Balkanlanden verspreid over ondermeer Oostenrijk, Duitsland en Rusland. Ook de dolfijn wordt wel als nationaal symbool gezien omdat Griekse zeevaarders in de oudheid dolfijnen voor de boeg voelden als geluksbrengers. Het belangrijkste Griekse plantsymbool is de geurige lauriertak. In de mythologie droeg de Griekse god Apollo een lauwerkrans rond zijn hoofd en winnaars werden bij de antieke Olympische spelen gelauwerd. Dit gebruik werd overgenomen door de Romeinen en vond navolging in de hele westerse wereld (thans vaak met plastic lauwerkransen zonder geur). Het Afrikaans viooltje wordt door sommigen beschouwd als nationale bloem.