Onderwijs

Opleidingsniveau en talen

In 2003 was 7% van de Portugezen analfabeet (mannen 4%, vrouwen 9%). Leerplicht geldt tussen het 7e en het 15e levensjaar. In 2005 is invoering aangekondigd van verplichte scholing of deelname aan een leerwerktraject voor 16 en 17 jarigen. In 2006 bedroeg de schoolverwachting (het gemiddelde aantal onderwijsjaren in een mensenleven) 16,7 jaar (EU25 17,2 jaar). Hoogste opleidingsniveau 15-64 jaar (2001): universitair/ hbo 9% (laagste EU na Italië), secundair vervolgonderwijs 20%, leerplicht onder­wijs of lager 61%. In 2006 had onder 25-65 jarigen 14% (m 12% v 16%; EU m en v beide 23%) een hoger onderwijsdiploma. Onder 20-25 jarigen had 49,6% een secundair vervolgonderwijsdiploma (laagste EU, EU 72,8%). Het verschil tussen de seksen was veruit het grootste binnen de EU (m 41% v 59%; Eu m 75% v 81%). Het aandeel 18-25 jarigen zonder zo’n diploma lag in 2007 op 35,3% (-2,9%; hoogste EU na Malta; EU 14,8%; -0,4%). Hoogste opleidingsniveau 50-55 jarigen in 2005: leerplichtonderwijs of minder: v en m beide 83% (veruit hoogste EU25, EU v 39%, m 30%), secundair vervolgonderwijs  v 7% m 9%; Eu v 42%, m 45%), hoger onderwijs v 10%, m 8%; Eu v 19% m 25%). Hoogste opleidingsniveau 30-35j: leerplichtonderwijs v 58% m 65% (beide hoogste EU; EU v 22% m 25%), secundair vervolgonderwijs v 20% m 17%; EU v 48% m 50%), hoger onderwijs v 22% m 18%, Eu v 30% m 25%).

Officiële ta­len: Portugees en Mirandees (een streektaal in het noordoosten van Portugal). In 2006 kregen leerlingen in het lager secundair vervolgonderwijs les in 1,9 vreemde taal (EU27 1,4 taal) en in het hoger secundair vervolgonderwijs in 0,8 taal (EU 1,3 taal). In 2003 beschikte 36% van de Portugezen tussen 15 en 65 (laagste Eu15, EU13 68%) naar eigen bevinding over enige tot uitstekende Engelse leesvaardigheid.

Onderwijs vroeger

Tot ver in de 18e eeuw was het onderwijs in Portugal volledig op roomse leest geschoeid. Reeds in 1290 werd de universiteit van Lissabon opgericht die nadien naar Coïmbra verhuisde. Het is nu één van de oudste universiteiten ter wereld. Het onderwijs was autoritair, streng, dogmatisch en eli­tair. Vanaf de 16e eeuw waakten de Jezuïeten over de rechtzinnigheid in de leer. In de 18e eeuw werden door hervormers als Louis An­tonio Verney pogingen gedaan om ideeën uit de Verlichting in het stelsel te introduceren. De plannen werden uitgevoerd door pre­mier markies de Pombal. De Pombal reduceerde de macht van de Jezuïeten en naast Rooms onderwijs werd openbaar onderwijs mogelijk gemaakt. Het aantal afstudeerrich­tingen werd uitgebreid en er kwamen vakopleidingen. Deze aanzet tot modernisering sloeg echter niet aan. Wel kwamen er in de 19e eeuw wat opleidingen bij, maar aan het begin van de 20 eeuw was nog meer dan 80% van de bevolking volledig analfabeet. Po­gingen tot onderwijsvernieuwing van de zwakke eerste republiek bleven vrijwel zonder gevolgen en het tijdperk Salazar betekende een verdere verlenging van de stilstand. Pas na de Anjerrevolutie kon de situatie serieus wor­den aangepakt, maar de achterstand op de rest van Europa was toen enorm. In de 80er jaren kwam er een HBO systeem van de grond (polytechnische scholen). In de 90er jaren werd het uitgebreid naar zorg en lerarenopleidingen. In 1969 werd leerplicht ingevoerd voor 6 tot 12 jarigen en sinds 1987 geldt deze voor 6 tot 16 jarigen.

Organisatie onderwijs en indeling schooljaar

Portugal kent een apart ministerie voor wetenschap, technologie en hoger onderwijs. Het meeste andere onderwijs valt onder het ministerie van onderwijs. De overheid is grotendeels verantwoordelijk voor beleid en lespro­gramma’s en voor werving, opleiding en betaling van leer­krachten. Portugal kent openbaar en (vaak rooms) privé-onderwijs. Lessen in godsdienst of levensbeschouwing zijn in het openbare onderwijs nooit verplicht. Het aandeel leerlingen op privé-scholen daalde bij kleuterscholen tussen 2000/01 en 2006/07 van 50 naar 47%. In het leerplichtonderwijs lag het in 06/07 op 13%, in het secundaire vervolgonderwijs op 23%; bij beroepsopleiding instituten op 85% en in het hoger onderwijs op 25%. Het speciale onderwijs is er op gericht dat kin­deren op de gewone school kunnen blijven. In de praktijk vallen veel kinderen met leer­achterstanden uit doordat ze geen bijlessen krijgen. Het aantal scholengemeenschappen groeit. Buiten het hoger onderwijs kunnen alle schooltypes daarin zijn opgenomen.

In het leerplichtonderwijs wordt 180 dagen per jaar les gegeven, op de basisschool door een vaste leerkracht en als ze er zijn door vakleerkrachten voor gym, creatieve vakken en vreemde talen. In het vervolgonderwijs kent men vakdocenten. Het wekelijkse aantal lesuren loopt op van 25 in de 1e cyclus van het leerplichtonderwijs tot hooguit 33 in de laatste fase daarvan. Portugese scholieren kennen een kerstvakantie en een paasva­kantie van 2 weken, een krokusvakantie van 3 dagen en een zomervakantie van 10 tot 12 weken (tussen juni en september). Daarnaast zijn op 8 officiële feestdagen de scholen dicht. Vanaf de 2e klas van de basisschool is zittenblijven mogelijk.

Betaling van het onderwijs en onderwijsachterstanden

In 2005 besteedde men 5,4% van het BBP aan onderwijs (EU27 5%). Daarvan kwam 0.5% op rekening van huishoudens (EU 0,7%); zodat de overheidsuitgaven op 4,9% van het BBP kwamen (EU 4,5%). Gelijk getrokken voor prijsverschillen lagen de uitgaven per leerling/student met €4703 op 80% van het EU25 gemiddelde. Openbare kleuterscholen zijn gratis, maar voor private kleuterscholen moeten de ouders schoolgeld betalen. Het leerplichtonderwijs is gratis. Privé-scholen daarbinnen krijgen overheidsubsidie op basis van het aantal inschrijvingen en het niveau dat ze bieden. Secundair vervolgonderwijs is niet voor niks, al worden de kosten laag gehouden. Voor leermidde­len wordt een eigen bijdrage ge­vraagd en leer­lingen krijgen korting op openbaar vervoer. In de 1e fase van het leerplichtonderwijs krijgen kinderen gratis schoolmelk en schoolkantines voorzien in het hele onderwijs in goedkope maaltijden. Minvermogende ouders kunnen voor alles waar een prijskaartje aan hangt een beroep doen op steunfondsen. Studenten in het HO betalen collegegeld. Bij rijksinstellingen geldt een bijdrage van 1,3 x het minimumloon als richtlijn. De kosten hangen verder af van type en status van de opleiding. In 2007 was binnen 9 EU25 landen het aandeel HO studenten met een eigen huishouden dat geld van de ouders kreeg het grootst (84% kreeg gemiddeld € 284). Het deel dat zelf verdiende was klein (21%), maar dit deel verdiende flink (gemiddeld €789 p/m; hoogste na de eigen verdienste van studenten in het VK; veel studenten zijn getrouwd). Voor het overige kreeg 35% van de studenten gemiddeld €161 overheidssteun.

Het onder­wijs biedt werk aan 2 á 3% van de beroepsbevolking en officieel krijgt ruim 17% van alle Portugezen onderricht. Ook nu nog heeft Portugal veruit het hoogste percentage anal­fabeten binnen de EU. De amechtige strijd van de overheid hiertegen (onder meer via stimulering van het volwassenenonderwijs) resul­teerde tussen 1991 en 2005 slechts in een afname van 11 naar 7%. Hierbij gaat het om echte analfa­beten (mensen die hun naam niet kunnen schrijven) en om het topje van de ijsberg. Naar schatting 48% van alle Portugezen leest of schrijft liever niet en kan in die zin als functio­neel analfabeet worden beschouwd. Tussen 2000 en 2005 daalde het deel van de leeftijdsgroep tussen 25 en 65 dat geen vervolgon­derwijsdiploma had van 80 naar 74,5% (EU van 35 naar 30%). Rond 2002 bedroeg de schooluitval over de totale onderwijs­cyclus 46% (EU 21%). Vooral in de arme immigrantenwijken van Lissabon en in het noorden is de uitval erg hoog en daar zijn veel meldingen van agressie; zowel t.o.v medeleerlingen als leerkrachten. In het leerplichtonderwijs lag de uitval in 2004/05 op 11,8% (1e cyclus 5,5%, 3e cyclus 19,5%) en in het vervolgonderwijs op 32,1%;    variërend van 29% bij de 3 jaar durende algemeen vormende opleiding naar 44% bij de technische opleidingen en 49% in het laatste jaar van de vakopleidingen. Slechts 35% van de leerlingen in het vervolg­onderwijs (EU 71%) maakte de school af (algemeen vormend 52%, technische opleidingen 43%). Van hen ging de helft door in het hoger on­derwijs. Tussen 2004 en 2006 hield men het aandeel 18-25 jarigen zonder voortgezette schooldiploma (voortijdige schoolverlaters) met moeite onder 40% (39% in 2006; jongens 46%, hoogste Eu25; meisjes 32%, hoogste EU na Malta).

Enkele licht­puntjes waren dat de deelname aan het hoger onderwijs tussen 1993 en 2004 verdubbelde (sterkste stijging EU waar­bij aangetekend moet worden dat wie ver achter ligt veel kan inhalen; EU +30%), dat het aandeel vrouwen in het hoger onderwijs boven het EU gemiddelde kwam (56 om 55% in 2004) en dat het volksdeel met een hoger onderwijsdiploma op het ni­veau was gekomen van Italië (rond 10%; EU 21%). In 2006 lag het aandeel vrouwen in het HO met 55% weer op het EU25 gemiddelde, maar qua volksdeel met een HO diploma was men wat uitgelopen op Italië (m 12%, v 16%; Italië m 13% v 14%). Veel nieuwe academici kunnen ech­ter geen passend werk vinden. Sommigen zijn daarbij vanuit hun verkalkte feodale trots weinig inventief, maar het gebeurt vaker dat men er niet tussen komt omdat men niet bij de feodale netwerken hoort. De onderwijs achterstanden doen zich vooral op het platte­land gelden. Rond 2002 had in Lissabon 60% van de bevolking 12 jaar onderwijs gevolgd en in het noorden van Portugal slechts 34%. Van alle basisscholen had 44% één leer­kracht en 23% had minder dan 10 leerlingen (gemiddelde klassengrootte: 14 leerlingen).

Voorzieningenniveau en acties

In Portugal is het vaak geen pretje om naar school te gaan. Rond 2002 had in het noorden 1 op de 3 scholen geen verwarming terwijl het daar in de winter behoorlijk koud kan zijn, bijna de helft (48%) had geen schoolbibliotheek, 40% had landkaarten die nog uit de tijd van Sa­lazar stamden, 67% had geen computers, 90% geen internetaansluiting of muziekvoorzie­ning, 80% geen kantine, 58% geen onderwijsassistent en 27% geen vaste telefoonaanslui­ting! De helft van alle Portugese schoolgebouwen is slecht onderhouden en geoutilleerd. Ze zijn soms volgespoten met graffiti en de ring van de basket tegen de muur bij het schoolplein is nogal eens dusdanig verbogen dat er hooguit nog een tennisbal doorheen past. Tij­dens de 2 uurtjes gym per week wordt door de jongens meestal gevoetbald op het sportveld van de school met gevaar voor lijf en leden vanwege de talloze kuilen. Docenten konden met een doktersbriefje ongelimiteerd weg blijven en ze konden niet worden ontslagen. Alleen bij zwangerschapsverlof werd vervanging geregeld, al was die in het noorden vaak niet te vin­den.

In 2003 waren er protestacties van middelbare scholieren tegen wetsvoorstellen om discipline te bewerkstelligen (zittenblijven van leerlingen die teveel spijbelen, verplicht volks­lied aan het begin van de schooldag, invoering van schooluniformen). In maart 2008 protesteerden in Lissabon 85.000 leerkrachten uit basis en vervolgonderwijs (60% van alle docenten) tegen hervormingsplannen van de minister van onderwijs.

Kleuter en basisonderwijs

In 2002/2003 ging 63% van de 3 jarigen, 77% van de 4 jarigen en 89% van de 5 jarigen naar de kleuterschool (jardin de infância). In 2006 nam 81% van de 4jarigen aan onderwijs deel (EU 87%). In 2006/07 telde men op de 4634 kleuterscholen 263.000 kleuters, 13.000 leidsters en 2200 aanvullende vakleerkrachten voor gym, muziek of vreemde talen (15,4 leerlingen per leerkracht). Bijna 400 kleuterschooltjes telden minder dan 10 leerlingen. Het basisonder­wijs (ensino basico) kent 3 cycli, de 1e cyclus (1˚ciclo) van 4 jaar voor 6 tot 10 jarigen, de 2e van 2 jaar voor 10 en 11 jarigen en de 3e van 3 jaar voor 12 t/m 14 ja­rigen. In de 1e cyclus staan de scholen onder beheer van gemeenten en daarna van het rijk. Vanaf het schooljaar 2005/ 2006 krijgen de kinderen reeds in de 1e cyclus hun eerste Engelse les. In de 3e cyclus komt daar een 2e vreemde taal naar keuze bij. In 2005 is besloten dat natuurkunde en seksuele voorlichting verplicht onderdeel worden van het lespakket. De beoordeling kent in de 2e en 3e cyclus een schaal van 1 (slecht) tot 5. Basisschoolkinderen in de 1e cyclus hebben een 5daagse schoolweek van 5 uur per dag. De 2e cyclus telt 16 of 17 en de 3e 17 of 18 lesperiodes van 90 minuten. Veel scholen kennen voor de 2e en 3e cyclus ochtend en middagploegen. In 2006/07 telde men 7671 basisscholen met 1,07 miljoen leerplichtige leerlingen (1e cyclus 469.000, 2e 238.000, 3e 365.000). Deze kregen les van 158.000 docenten (1e cyclus: 34.000, 2e cyclus 39.500, 3e cyclus 88.700). De groepen telden gemiddeld 20,5 leerlingen (1e cyclus 19, 2e en 3e cyclus ruim 22). Men telde in de 1e fase 10,6 leerlingen per docent (EU27 12,6). De 3e fase wordt afgesloten met een examen waarvan het diploma (certificado) de leerplicht afsluit en toegang geeft tot het vervolgonderwijs.

In 2006 scoorden Portugese 15jarigen in vergelijking met leeftijdgenoten uit de 29 rijke landen van de OECD qua gemiddelden 22e op leesvaardigheid; 25e op wiskunde en 26e op natuurkunde.

Secundair vervolgonderwijs

In het 3jarig vervolgonder­wijs voor 15 tot 18 jarigen bestaan 3 types opleidingen. De algemeen vormende opleiding (escola se­cundária) telt thans 5 vakkenpakketten en 18 wekelijkse lesperiodes van 90 minuten. In de het 3e jaar wordt het geleerde geïntegreerd via projectonderwijs. De opleiding wordt afgesloten met het “diploma de ensino secundário profes­sional”). De beroepsopleiding voor middenkader (escolas profissionais) met 10 afstudeerrichtingen en 20 wekelijkse lesperiodes van 90 minuten leidt tot het “diploma de formação profis­sional nivel III” of het “diploma de estudios professionais”). Bij deze 2 typen opleidingen loopt het algemeen vormende deel aan verplichte vakken terug van 10 lesperiodes p/w in het 1e jaar, via 8 in het 2e jaar naar 4 in het laatste jaar en de ruimte voor specialisatie neemt navenant toe. Voor leerlingen die op de basisschool geen 2e vreemde taal kozen is het hier een verplichte vak. Voor wie geen studiehoofd is bestaan gespe­cialiseerde vak­opleidingen (escolas secundarias professionais) op 19 vakgebieden. Deze monden uit in het “certifi­cado qualificação profissional de nivel III”. Onder de in totaal 3100 lesuren valt 420 uur praktijkstage. Alle vermelde diploma’s geven recht op toela­tingsexamen tot het tertiair onderwijs. Naast deze 3 types zijn in 2004 behalve 4 soorten gespecialiseerde onderwijs en trainingscursussen voor wie de boot miste gespecialiseerde kunstcursussen in het leven geroepen. In middelbaar en hoger onderwijs loopt de beoordelingsschaal van 0 tot 20 met 11 als laagste voldoende.  

In het schooljaar 2006/07 werden buiten de Azoren en Madeira op 822 scholen 277.000 leer­lingen in het vervolgonderwijs vergezeld door 87.400 leerkrachten en ruim 4100 begeleiders. De meeste docenten gaven ook les in de 3e fase van het leerplichtonderwijs. Van de leerlingen volgde 67% een algemeen vormende opleiding, ruim 14% een technische opleiding, 16% een vakopleiding, 2% een gespecialiseerde onderwijs en trainingscursus en 1% een gespecialiseerde kunstopleiding. Het aandeel leerlingen in de beroepsstroom van het vervolgonderwijs was klein naar EU27 maatstaven (m 38% om 57%; v 26 om 46% in 2006). Bij de privé-scholen was het gedeelte dat een vakopleiding volgde het grootst. De groepen in het vervolgonderwijs telden gemiddeld 21 leerlingen.

Bij leerlingen en studenten van het platteland die voor hun studie naar de stad gaan is de uitval erg hoog. Ze worden zwaar achtergesteld en buitengesloten door hun studiegenoten van goede families uit de stad.

Hoger en volwassenenonderwijs

Binnen het hoger onderwijs (ensino superior) is de 2deling universitair (universitário) en polytechnisch (politécnico) gangbaar. Het land telt 14 universiteiten en 4 universitaire instellingen (militaire en politie opleidingen) van de staat en 15 private universiteiten. Verder waren er aan polytechnische instellingen (vakopleidingen op HBO niveau) 15 van de overheid met ruim 100 vestigingen en ruim 60 van particuliere instanties. Opleidingen moeten erkend zijn door het ministerie. Overstappen naar andere opleidingen is goed mogelijk. Wel kennen instellingen toelatingsexa­mens en er zijn maximum aantallen studenten voor studierichtingen. Ook worden plaatsen gereserveerd voor studenten van de eilandengroepen en immigranten (wat vaak leidt tot gevoelens van verongelijktheid bij autochtone Portugezen) en voor gehandicapten. Eind 2006 lag in Portugal het aandeel voorstanders van selectieve toegang tot het HO boven het EU25 gemiddelde (57 om 47%) en het gedeelte voor een open HO was klein (28 om 43%).

De poly­technische instituten leiden op tot de graad van bacharel in 3 jaar en tot de graad van li­cenciado in de daarop volgende 1 of 2 jaar (afhankelijk van de opleiding). Studenten met een beoor­deling tussen 11 en 14 kunnen daarna opteren voor een universitaire opleiding tot de graad van mestrado en wie 14 of hoger scoort kan doorgaan voor de graad van mestre (wetenschappelijk onderzoeker). Bij een beoordeling van 16 of hoger of na een meestersgraad kan men via een promotieonderzoek en het verdedigen van een these doutor (doctor) worden. De hoogste universitaire graad in Portugal is die van agregação. Het aantal HO studenten in Portugal bereikte in 2003 met 401.000 een piek, maar in 2006 lag het op 367.000. Van hen studeerde 74% aan een rijksuniversiteit. Voor hen waren toen bijna 37.000 stafleden beschikbaar (5400 aan politechnische scholen, 25.300 aan rijksuniversiteiten) Er waren 301 HO vestigingen, waarvan 55% publiek. Bijzonder is de internationale uni­ver­siteit van Lissabon waar iedereen tussen 19 en 90 in 3 jaar tijd een kandidaatsgraad kan halen. In 2006 is de Bologna structuur (BA, MA, DR) ingevoerd.

In Coïmbra lopen studenten (m.u.v. eer­stejaars) met zwarte hoeden op en in zwarte capes.

De strijd tegen het analfabetisme en het bijscholen van een miljoen volwassenen vormen hoofddoelstellingen van het Portugese volwassenenonderwijs. Daarom ligt er veel nadruk op 2e kansonderwijs. Het aantal volwassenen dat 2e kansonderwijs volgde steeg tussen 2004 en 2006 van 99.000 naar 231.000. Men is onderwijs­campagnes gestart om de toeristische dienstverlening te verbeteren; er is een managementcursus voor jonge boeren gekomen en er zijn cursussen gestart in de zorgsector. Tussen 2001 en 2007 nam volgens Eurostat de onderwijsdeelname onder 25 tot 65 jarigen aarzelend toe van 2,9 naar 4,4% (v 4,6%; m 4,2%). Wel bleef ze de laagste binnen de EU15.

Tevredenheid met en belang van onderwijs

De Portugezen beoordeelden in 2003 de kwaliteit van hun onderwijsstelsel met een 5,4 (laagste EU15 met Griekenland; EU25 6,3). Op tevredenheid scoorde men 6,9 (EU25 gemiddelde; bron Eurlife indicator). Uit Eurobarometer 273/ wave 66.3 TNS opinion & social bleek dat het aandeel Portugezen dat onderwijs eind 2006 tot de 3 grootste punten van zorg rekende boven het EU25 gemiddelde lag (voor zichzelf 17 om 13%; voor de komende generatie 25% om 18%). Van de Portugezen rekende toen 67% (EU 62%) goed onderwijs tot de 2 beste manieren om verder te komen in het leven.