Onderwijs
Onderwijsniveau en talen
Op http://eacea.ec.europa.eu/education/eurydice/index_en.php is veel info te vinden over onderwijsstelsels in de EU landen en ook het Slowaakse CBS (http://www.statistics.sk/) heeft de nodige cijfers. Slowakije kent een leerplicht van 10 jaar; i.e. voor 6 t/m 15 jarigen. De schoolverwachting steeg tussen 2001 en 2007 sterker dan in de EU27 landen (van 14,8 naar 16,4 jaar; EU25 van 16,9 naar 17,2 j; bron Eurostat). De Slowaken zijn relatief goed opgeleid. Het aandeel voortijdige schoolverlaters (18 tot 24 jarigen zonder beroepskwalificatie) is erg klein en daalde tussen 2004 en 2008 van 6,8 naar 6% (-0,8%, EU27 14,9%; -1,2%). Daarbij is het manvrouw verschil in Slowakije wel aan de grote kant (v 4,9%, m 7,1%; EU v 13%, m 17% in 08). Het gedeelte 25-65 jarigen met zo’n kwalificatie (een diploma van een secundaire vervolgopleiding) is ook groot en steeg tussen 2000 en 2008 van 84% naar 90% (+6%; EU25 van 64 naar 71%; +8%). Het volksdeel tussen 25 en 65 met hooguit lager vervolgonderwijs ligt dan ook ver onder de EU normaal en daalde van 16 naar 11% (-5%; EU 29% in 08; -7%). OECD Education at glance kwam voor 06 op 18% van de 25-65 jarigen met lager vervolgonderwijs (1% alleen basisschool; 19 Eu landen in de OESO club 31%), 72% met secundair vervolg onderwijs (hoogste EU19; EU19 45%) en 14% met hoger onderwijs (EU19: 24%). Begin 2006 beschouwde qua talen 88% van de Slowaken de officiële voertaal Slowaaks als moedertaal; 12% (2 na hoogste EU) zag een andere officieel erkende EU taal (m.n. Hongaars) en 2% een andere taal (ook) als zodanig. Er zijn regionaal 2talige basisscholen waar naast het Slowaaks minderhedentalen worden gevoerd (Hongaars, Oekraïens, Duits, Rutheens en Bulgaars). Begin 2006 sprak 32% naar eigen idee genoeg Engels (EU25 38%) en eveneens 32% genoeg Duits (EU 14%) om een gesprek te durven voeren (Eurobarometer 243, wave 64.3: zie ook onder communicatie, taal).
Onderwijs: achtergrond, organisatie en beleid
De roomse kerk en de Oostenrijks Hongaarse overheersing zijn bepalend geweest bij de ontwikkeling van het onderwijs in Slowakije. Tussen de 18e en de 20e eeuw kreeg daarbij het muziekonderwijs veel aandacht. In 1868 kwam er leerplicht voor kinderen t/m 12 (1868) en daarna werd een onderwijsstelsel opgebouwd. Na 1918 werd men onderdeel van de 1e Tsjecho-Slowaakse republiek en raakte men vrij van opgedrongen Hongaarse invloeden. De leerplicht werd tussen de beide wereldoorlogen geleidelijk uitgebreid en er kwam een algemene universiteit. Tijdens de Oostblokperiode gaf het Sovjet model de toon aan. De huidige leerplicht van 10 jaar is in 1984 ingevoerd. Sinds de val van het communistische regime kent de republiek vrijheid van onderwijs en vanaf 1990 kwamen er naast openbare door particulieren en kerken opgezette bijzondere scholen. Sinds Slowakije los kwam van Tsjechië (1993) zijn Slowaakse onderwijswetten van kracht. Nadien is het onderwijs meer gedecentraliseerd (regio en gemeenten voeren thans de wet uit) en afgestemd op uiteenlopende behoeften in de samenleving.
Qua organisatie zet de centrale overheid de grote lijnen uit en ze doet de beoordeling van de kwaliteit. De bevoegdheden van de regio zijn in handen van 8 regionale schoolkantoren. Gemeenten gaan m.n. over voorzieningen en betaling van docenten. Scholen zijn grotendeels autonoom qua beleid t.a.v. docenten en lesinhoud en methodes en gedeeltelijk m.b.t. fondsenwerving en besteding. Schoolhoofden hebben veel macht bij de alledaagse leiding en uitvoering. Ouders en oudere leerlingen hebben een stem in het kapittel via schoolraden. Ook volgen meer leerlingen en studenten hoger onderwijs en zelfstandig kritisch denken wordt meer aangemoedigd. Qua ontwikkelingen en hervormingen is in 2000 een millenniumplan doorgevoerd met een visie, doelen en een stappenplan voor de komende 15 á 20 jaar. Tussen 2007 en 09 is in het kader daarvan wettelijk voorzien in geïntegreerde schoolbegeleiding, een gratis laatste jaar van de kleuterschool, onderwijs aan begaafde leerlingen en volwassenen en les in vreemde talen (vanaf het 3e jaar van de basisschool, 2 verplichte talen in het vervolgonderwijs), werkcondities van onderwijspersoneel (carrièreontwikkeling, zorgvoorziening, bescherming tegen agressie van leerlingen) en meer ruimte om in het vakonderwijs lesprogramma’s af te stemmen op de eisen van de praktijk (o.m. het bedrijfsleven).
In 2008/09 telden de bijzondere scholen ruim 7% van de leerlingen en studenten. Het aandeel van privaat of levensbeschouwelijk onderwijs ligt ver onder de EU27 normaal, maar steeg tussen 1997/98 en 08/09 van 0,9 naar ruim 7% (EU bijna 18%). Het betrof m.n. roomse, antroposofische Waldorfscholen en Montessori scholen en scholen voor begaafde kinderen. De deelname lag op 3,5% in het kleuteronderwijs; 5,4% op de basisschool, ruim 13% in het secundair vervolgonderwijs en 3,5% in het hoger onderwijs. Leerplicht onderwijs is gratis. Bijzondere scholen worden gesubsidieerd, behalve gebouwen en inventaris. Wel mag men gebruik maken van openbare faciliteiten.
Opgedrongen nationalisme in het onderwijs
De populistisch nationalistische regering van Slowakije voert patriottisme hoog in het vaandel. Volgens de wet ter bevordering van vaderlandsliefde die afkomstig is van de nationaal socialistische SNS (de PVV/ TON achtige regeringspartner) zou per 1 april 2010 het verplicht hijsen van de vlag en zingen van het volkslied aan het begin van de week worden ingevoerd van basisschool t/m universiteit. De invoering werd in maart via een veto van president Gasparovic echter uitgesteld tot 1 september. Hij gaf als reden op dat 1 april dag is waarop men elkaar er tussen neemt. Naar verluidt speelde echter ook mee dat premier Fico van de Slowaakse SP vreesde dat de invoering van de wet hem stemmen zou gaan kosten bij de verkiezingen die op 12 juni aanstaande waren. De wet stuit op erg veel verzet, zowel bij docenten als bij leerlingen/ studenten. In 2008 werd al via een presidentieel veto het gebruik van Hongaarse plaatsnamen voor Slowaakse plaatsen in Hongaarstalige schoolboeken voor de Hongaarse minderheid verboden.
Onderwijsstelsel: kenmerken
De opbouw begint met de kleuterschool voor 3 t/m 5 jarigen. De leerplichtfase wordt vrijwel geheel doorlopen aan de 9 jarige basisschool voor kinderen van 6 t/m 15. Deze is opgedeeld in een fase van 4 en één van 5 jaar. Voor sociaal achtergestelde kinderen is er echter een 10 jarige basisschool met een voorbereidingsjaar na de kleuterschool. De 1e fase (normaal voor 6 t/m 9 jarigen) doorlopen alle kinderen. Dit geldt niet voor de 2e fase van de gewone basisschool. Hierin kunnen de leerlingen via een toelatingsexamen reeds op hun 10e, 12e of 14e overstappen naar het gewone gymnasium, op hun 14e naar het gymnasium met 2 vreemde talen of op hun 10e naar het dans konzervatórium. Het gros van de leerlingen voltooit echter pas op hun 15e of 16e na het toelatingsexamen de leerplicht bij één van de 3 instellingen voor secundair vervolgonderwijs. Naast het dan 4 jarige algemeen vormende of talen gymnasium of het 4 jarige conservatorium (3 types) betreft het hier de 2 tot 6 jarige vakschool (strédna odborná škola). Het einddiploma van het secundair vervolgonderwijs, dat behaald dient te worden via een eindexamen met de voor niet Slavischtaligen tongbrekend ogende naam vysvedčenie o maturitnej skúšké, is voorwaarde voor toegang tot het hoger onderwijs. Daarnaast bepalen HO instellingen zelf of ze toelatingsexamens hanteren. Hier is men, afhankelijk van studie en graad, 3 tot 11 jaar onder de pannen. De Bologna structuur met haar punten en graden is in 2005/06 ingevoerd. Hierdoor vormen studenten binnen het oude stelsel een uitstervend ras.
De schoolkeuze ligt in 1e instantie bij de ouders, maar de schoolleiding beslist over de te toelating van leerlingen. Ouders zijn vrij om een kleuterschool te kiezen. Ze zijn in principe bestemd voor kinderen van 3 tot 6, maar er zijn ook kleuterscholen met voorzieningen voor 2 jarigen. Het voornaamste toelatingscriterium voor de basisschool is leeftijd. De leerlingen moeten in het 1e schooljaar 6 worden. Scholen zijn verplicht leerlingen uit de buurt toe te laten. Deze hebben voorrang op kinderen van verder weg. Ouders kunnen hun kind niet eerder aanmelden dan in het jaar waarin ze 6 worden. De toelating tot het secundair vervolgonderwijs hangt af van het toelatingsexamen en van de criteria van de schoolleiding en een selectiecommissie. Vakopleidingen (incl. sport en kunst) kennen specifieke toelatingscriteria. Het secundair onderwijs wordt afgesloten met een mondeling en schriftelijk schoolexamen. Sinds 2008 is er ook een staatsexamen. Hoger onderwijsinstellingen bepalen zelf hun toelatingscriteria en aantallen studenten.
Qua docenten vallen stages binnen de opleidingen. Voor kleuterleidsters zijn er 2 types 4 jarige opleidingen, één op secundair vervolgniveau en een HBO opleiding. Onderwijzers in de onderbouw doen een 4 jarige en leraren in de bovenbouw en het vervolgonderwijs een 5 jarige vakopleiding op HBO of universitair niveau. Bijscholing is voor docenten niet verplicht, maar wel noodzakelijk voor promotie. Universitaire docenten moeten gepromoveerd zijn (DR graad). Bij voltijddocenten is de werkdruk naar EU maatstaf gemiddeld (leerplicht en vervolgonderwijs 40u, waarvan 17 lesuren in 06). Ze krijgen formele ondersteuning m.b.t. conflicthantering, problemen met het lesgeven en aanvullend onderwijs. In 2006 was voor 17% van de leerlingen met leesproblemen extra steun beschikbaar (EU 25%), meestal van specialisten buiten school. Docenten zijn ambtenaar op contractbasis en kunnen op hun 62e met pensioen. Onder hen is het aandeel 30-40 jarigen groot naar EU maatstaf. In het basisonderwijs werkte 3% en in het vervolgonderwijs 7% na hun 60e nog door (NL 3 en 5%; BE 2 en 3%). In de 1e fase van de basisschool krijgen de leerlingen les van een vaste leerkracht, met uitzondering van godsdienst en vreemde talen. Daarna volgen vakdocenten. Voor schoolhoofden is in het basis en vervolgonderwijs 5 jaar leservaring gewenst. Ze besteden naar EU maatstaf weinig tijd aan leerplanontwikkeling en lesgeven, een gemiddelde hoeveelheid tijd aan overleg met ouders en leerlingen en tamelijk veel tijd aan en leiding en administratie. Op scholen kent men leeftijd groepen, maar op kleuterscholen zijn ook niveaugroepen. De maximale groepsgrootte ligt hier op 21. In 2008 is op de basisschool de minimale groepsgrootte afgeschaft en de maximale grootte loopt op van 22 in het 1e jaar naar 28 in de 2e fase (EU minmaal 16, maximaal 29, NL 16 t/m 31, VL BE 16 t/m 26). In 2006 had onder 10jarigen 90% van de groepen minder dan 30 leerlingen (EU 90% minder dan 29). In 06/07 telde het vervolgonderwijs rond 14 leerlingen per docent (NL 15,8; BE 10,2) en het basisonderwijs 18,6 (3 na hoogste EU).
Het Slowaakse schooljaar in het basis en vervolgonderwijs duurt van begin september tot eind juni. De leerlingen hebben zo een lange zomervakantie (2 maanden). De docenten krijgen een week later vakantie en moeten een week eerder terugkomen. Verder kent men een herfstvakantie (2 dagen), kerstvakantie (2 weken), krokusvakantie (een week met regiospreiding), paasvakantie (1 week) en 3 vrije nationale feestdagen. De Slowaakse kleuter en basisscholen bieden maaltijden en voor en naschoolse opvang (in overleg met de ouders; alle basisscholen in 06; EU 73%). Qua lestijden duren lesuren 45 minuten. Het maximum aantal lesuren p/w loopt op de basisschool in de 1e fase op van 22 naar 26 en in de 2e fase van 27 naar 30. De basisschool kent schoolweken van 5 dagen en 185 lesdagen p/j (37 weken). Het minimum aantal lesuren p/j liep in 2008/09 in de 1e fase op van 617 naar 701 en in de 2e fase van 757 naar 813. In het vervolgonderwijs ligt het aantal lesuren p/w rond 32. De kinderen hebben relatief korte lesdagen, maar ze krijgen veel huiswerk mee; bijv. in de 4e klas van de basisschool voor taal 97% van hen 1 keer p/w tot dagelijks (in NL 77% vrijwel nooit, 23% tussen 1 en 4 x p/w en 0% dagelijks). De tabel hierna toont hoe bij 15 jarigen de werkdruk aan huiswerk zich verhield tot die in NL, Vlaams België en de Eu als geheel.
Aandeel leerlingen van 15 in % dat in 2006 p/w 2 uur of meer besteedde aan huiswerk voor de vakken |
||||
SK |
NL |
Vla BE |
EU27 |
|
Taal |
35 |
20 |
20 |
35 |
Wiskunde |
33 |
26 |
36 |
38 |
Natuurkunde |
27 |
21 |
20 |
30 |
Qua lessenpakket kent de basisschool in de 1e fase 5 en in de 2e fase 6 uur les in keuzevakken. De rest is verplicht. Thans valt in de 2e fase een 2e vreemde taal binnen het pakket. Op het gymnasium hangt het aantal keuzeuren af van wanneer de leerling insteekt. Bij het 8 jarige gymnasium, waar leerlingen al op hun 10e terecht kunnen komen, hebben ze in de eerste 4 jaar 6 keuzeuren (20% van het programma), daarna 2 jaar lang 2, in het voorlaatste jaar 7 en in het laatste jaar 15 (bijna de helft). Op het 4jarige gymnasium is in de 1e 2 jaar sprake van 4 keuzeuren en daarna weer van 7 en 15. In het vakonderwijs ligt de verhouding tussen algemene en vaktechnische vorming ongeveer gelijk. De tabel die nu komt geeft een indruk van de aanbevolen verdeling van lestijd in het basis en vervolgonderwijs binnen de leerplicht in 2006/07 in vergelijking met de standaard verdeling binnen de 19 EU landen in de landenclub van de OESO. Bij de EU19 groep betrof het respectievelijk 9 t/m 11 jarigen en 12 t/m 14 jarigen. Voor Slowakije betreft het leerlingen van dezelfde leeftijd en openbaar onderwijs.
Vak |
Basisschool % |
Vervolg % |
||
SK |
EU19 |
SK |
EU19 |
|
Lezen, schrijven moedertaal |
38 |
25 |
13 |
16 |
Rekenen/ wiskunde |
20 |
17 |
16 |
13 |
Natuurkunde/ biologie |
3 |
9 |
16 |
12 |
Aardrijkskunde/ geschiedenis |
8 |
7 |
16 |
12 |
Vreemde talen |
– |
9 |
12 |
13 |
Technologie |
2 |
1 |
2 |
4 |
Creatief |
12 |
13 |
8 |
9 |
Gym |
12 |
9 |
8 |
8 |
Godsdienst |
3 |
4 |
2 |
4 |
ICT |
– |
– |
1 |
– |
Overig |
– |
3 |
2 |
4 |
Verplicht vast |
100 |
97 |
98 |
94 |
Verplicht flexibel |
– |
3 |
2 |
6 |
ICT les is hoofdzakelijk verweven in andere vakken. Het aandeel 15-75 jarigen dat in het kwartaal voor de vraagstelling internette op een onderwijs instelling lag in 2009 boven de EU normaal (12%, NL 13%; EU15/25 en België: 9%). Docenten bepalen zelf hun methode en kiezen lesmateriaal uit een van overheidswege goedgekeurde lijst. Qua beoordelen loopt de schaal van 1 (hoogste) naar 5 (de enige onvoldoende). Een schaal van 1 t/m 4 is gebruikelijk op gedrag, bij het conservatorium, her en der in het secundair vervolgonderwijs en bij de universiteit. Vaak krijgen kinderen in de eerste 3 jaar van de basisschool nog beschrijvende beoordelingen. Op de basisschool is zowel doubleren als een jaar overspringen mogelijk. Leerlingen krijgen 2 schoolrapporten p/j en bij 1 of 2 onvoldoendes op het eindrapport krijgen ze een herkansing. Het aandeel zittenblijvers varieert van 1,2% bij gymnasia tot 2,6% op basisscholen (onderbouw 3%, bovenbouw 2%). De basisschool wordt afgesloten met een diploma. Examens in het vervolgonderwijs kennen een schriftelijk, een mondeling en een praktijk gedeelte. Bij de examenvakken kunnen kandidaten kiezen uit 3 niveaus met A als hoogste. Het gymnasium eindexamen telt 4 vakken, Slowaaks, een vreemde taal en 2 keuzevakken. Bij het internationale Pisa schoolonderzoek van 2006 scoorden de Slowaakse 15 jarigen op natuurwetenschap gedeeld 18e, op begrijpend lezen 21e en op wiskunde 15e onder 25 EU landen.
Naar cultuur en sfeer is het onderwijs praktijkgericht en erg competitief. Diploma’s dwingen meer gezag af dan in NL. In 2006/07 lag het aandeel scholen waarvan het hoofd m.b.t. het 4e jaar van de basisschool melding maakte van ordeproblemen bij voortgang beletten onder (6,6%, EU 15%, NL 22%, Vlaanderen 11%), maar bij spijbelen (30%, EU 15%, NL 6%, VL BE 3%) en onrust ver boven de Eu normaal (46,5%, EU 25%, NL 21%, VL BE 13%). Naar EU27 maatstaven was in Slowakije het aandeel leerlingen in dat basisschooljaar dat melding maakte van pesten (35%, Eu 25%, NL 31%, VL BE 38%) groot en van diefstal gemiddeld (22%, EU 23,5%, NL 13%, VL BE 18%). Het deel dat werd verwond door een medeleerling was relatief klein (20 om 28% om 24% om 40%).
Speciaal en achterstandsonderwijs
Speciaal onderwijs wordt het meest gegeven aan speciale scholen. Plaatsing moet worden aanbevolen door de instanties die er over gaan en geschiedt met toestemming van de ouders. De groepen zijn hier kleiner dan in het reguliere onderwijs en de grootte hangt af van het type school. Op gewone scholen bestaan aparte groepen van kinderen met een gedeelde handicap of men biedt individuele aandacht binnen een gewone groep via onderwijsassistenten, remedial teachers en extra lesuren. Speciaal onderwijs bestaat vanaf de kleuterschool tot in het secundair vervolgonderwijs. In 2007/08 kreeg 7,8% van de leerplichtige leerlingen speciaal of aanvullend onderwijs, 5,2% op een speciale school (27.000; voor wel 80% zigeuner kinderen die er vaak niet horen) of in een aparte groep (10.300) en 2,6% individueel (bijna 20.000). Men kent ook beroepsvoorbereidend speciaal onderwijs. Van de 27.000 leerlingen op speciale scholen in 2008 kreeg 22% vervolgonderwijs en van alle leerlingen in het speciaal onderwijs bijna 17%.
In 2006/07 was qua etnische minderheden het aandeel leerlingen van 15 met een immigratie achtergrond in Slowakije erg klein naar Eu maatstaf (0,5%: EU 7,9%; NL 11,3%; Vlaams BE 7%). Men heeft voorzieningen voor aanvullend taalonderwijs en onderwijs in minderheden talen. Hongaren en Roma zigeuners vormen de grootste etnische minderheden in het land. Beide vertegenwoordigen naar schatting zo’n 10% van de bevolking. De Roma bevolking is veelal straatarm met een enorme onderwijs achterstand. Roma kinderen (rond 15% van de leerplichtige kinderen, hoe oostelijker hoe meer) vormen het gros van de deelname aan het in 2002 ingestelde voorbereidingsjaar op basisonderwijs na de kleuterschool. Teveel van hen komen terecht op speciale scholen voor zwakbegaafde leerlingen en halen het vervolgonderwijs niet. Het onderwijs op speciale scholen ligt qua niveau zo’n 4 jaar achter op gewone scholen. Daarom zijn in 2006/07 m.n. voor Roma kinderen op kleuter en basisscholen 900 onderwijs assistenten aangesteld. Voor 2010 zijn de opleidingseisen voor deze assistenten verhoogd. Daardoor hebben veel assistenten die zelf van Roma afkomst zijn de vereiste papieren niet meer. Over bijscholingsplannen bestond in maart 2010 nog geen zekerheid. Wel lag een plan van de regering klaar om speciale internaten in te richten voor Roma kinderen om hun onderwijs te verbeteren. Gevreesd wordt dat men hen daar een Slowaakse identiteit op wil dringen, net zoals vroeger in Australië met kinderen van Aboriginals en in Canada met indiaanse kinderen gebeurde (daar zitten de overheden van nu met de gebakken peren). De universiteit van Nitra kent een afdeling voor Roma taal en cultuur.
Betaling van en in het onderwijs
De onderwijsuitgaven van de Slowaakse overheid lagen tussen 2001 en 2006 rond 4% van het BBP (3,9% in 2006) en bleven onder de EU27 normaal (5,05% in 06). De privébijdrage voor educatie lag op 0,6% (EU27 0,7% BBP). Daarmee kwamen de totale onderwijsuitgaven op 4,5% van het BBP (EU 5,8%). In 2006 kwam 86% van de uitgaven uit publieke en 14% uit private bron (EU 87,5% en 12,5%). De uitgaven per leerling/ student lagen naar koopkracht rond de helft van het EU27 gemiddelde (basisonderwijs 56%, vervolgonderwijs 40% en hoger onderwijs bijna 60% van deze standaard). Het deel voor kleuteronderwijs (0,5% BBP) lag op de EU27 normaal en dat voor basisonderwijs lag daar ver onder (0,7%, Eu 1,2%). Ook het aandeel voor vervolgonderwijs (1,8 om 2,2%) en voor hoger onderwijs was relatief klein (0,9 om 1,1%). Veel onderwijsgeld kwam van de centrale overheid (76%, EU 49%), maar die gebruikte een relatief klein deel op (40%, EU 46%). De lokale overheid kreeg niet zoveel (24 om 25,5%), maar maakte wel veel op, waaronder een deel van het geld van de centrale overheid (66,5 om 28,5%). Verder ging van de bestedingen weinig naar kapitaalsuitgaven (5,6%: EU 8,1%) en naar staf (60 om 72%) en veel naar andere lopende uitgaven (34 om 20%). Het deel van de publieke uitgaven aan beurzen en leningen voor leerlingen/ studenten was naar EU maatstaf klein (5,2 om 6%; hoger onderwijs 14,1 om 16,6%: overig onderwijs 2,8 om 3,2% in 06). De docenten salarissen in het leerplicht en vervolgonderwijs waren in 2006/07 naar koopkracht voor docenten iets meer dan de helft van die NL of Vlaams België. Het verschil tussen minimum en maximum was daarbij klein, zodat beginnende docenten naar verhouding redelijk verdienden. Schoolhoofden verdienden niet of nauwelijks meer en de grootte van de school of het onderwijsniveau maakte ook weinig tot niks uit qua inkomen.
Het kleuteronderwijs kent subsidies en ouderbijdragen naar draagkracht (maximaal 15% van het bestaansminimum, 3 tot 17 eurocent per schoolmaaltijd). Het leerplichtonderwijs kent steun voor ouders in de vorm van gezinsuitkeringen, belastingaftrek en beurzen. Studenten kunnen geld krijgen voor studiekosten en kosten van levensonderhoud. Het leerplicht en vervolg onderwijs is gratis. Op leerplicht scholen kunnen schoolmaaltijden en eventuele reiskosten worden vergoed. In het vervolgonderwijs betalen ouders p/j tussen €5 en €60 schoolgeld voor uitjes en hulpmiddelen. Hier zijn voor kinderen van minvermogende ouders vergoedingen mogelijk voor bijv. intern wonen of een leerjaar in het buitenland. De hoogte hangt dan wel af van de resultaten. Het hoger onderwijs wordt grotendeels betaald door de overheid (soms door vakministeries). Studenten in het hoger onderwijs betalen sinds de val van het communisme examengeld, woonlasten en studieboeken. In 2004 werd het plan gelanceerd om collegegeld in te voeren, maar dat was in 2010 nog niet gelukt. Wel is men in 2008 en 2009 meer verwevenheid van HO met het bedrijfsleven gaan toestaan, o.m. om meer fondsen binnen te kunnen krijgen. Er bestaan prestatiebeurzen en studenten die te lang over hun studie doen moeten gaan meebetalen. Volwassenen moeten 2e kans secundair en hoger onderwijs zelf betalen. Voor universiteiten vormt dit bijv. een belangrijke bron van inkomstern. Wel zijn er subsidies van overheden (werkgelegenheid, verslaving etc.), werkgevers en stichtingen. Voor gehandicapte leerlingen en studenten bestaan speciale regelingen.
Kleuter en leerplichtonderwijs
Kleuteronderwijs valt in Slowakije buiten de leerplicht. In 2008/09 ging 10% van de 2jarigen (in 03 nog 19%) en 74% van de 3-6 jarigen (139.000 in getal) naar een crèche of kleuterschool (materská škola). Voor hen waren 13.500 leidsters etc. beschikbaar. De deelname bleef bij 3 en 4 jarigen achter bij de EU normaal, maar bij 5, 6 en 7 jarigen was ze relatief groot. Hieraan heeft bijgedragen dat er in 2002 een speciaal overgangsjaar kwam voor kinderen die niet schoolrijp zijn en dat rond 2008 de kleuterschool voor 5 jarigen gratis werd. Bij 3 jarigen lag in 2007 de deelname op 62% (+6% sinds 2000, EU27 75% in 07, +14%; EU doelstelling voor kinderen t/m 3j: 33%; NL toen 0%, België bijna 100%). Het aandeel 4 jarigen kwam op 74% (+4%, EU27 84%, +5%; NL en BE 99%), het gedeelte 5 jarigen op 85% (+4%, EU 77%, +5%; NL en BE 99%), het gedeelte 6 jarigen op 41% (EU 27% in 07) en het segment 7 jarigen op 2,5% (EU 1%). Kleutervoorzieningen zijn tot 12 uur p/d open en bieden zo voor en naschoolse opvang. In 2008 maakte 96% van de kinderen daar gebruik van.
In principe gaan kinderen vanaf hun 6e 9 jaar lang naar de basisschool ((základna škola). Het betrof in 2008/09 487.000 kinderen (onderbouw 42%, bovenbouw 53%, speciaal onderwijs 5%) voor wie 40.000 leerkrachten beschikbaar waren (14% in deeltijd). In de onderbouw gaan de leerlingen op werkdagen ’s morgens naar school en in de bovenbouw ook op middagen. Alle scholen bieden in de onderbouw (de eerste 4 jaar) naschoolse opvang (Vlaams België 88%, EU 73%: NL met 29,8% laagste van 18 EU landen in 06) en er zijn scholen waarin leerlingen (naast een vakdocent voor godsdienst en vreemde taal) dan 4 jaar lang dezelfde vaste onderwijzer hebben. Bovenbouw docenten hebben vaak lesbevoegdheid voor 2 vakken. Ook daar vervullen klassenleraren een belangrijke rol. Het vakkenpakket is onderverdeeld in 7 leergebieden. Deze tellen in de onderbouw 11 vakken en in de bovenbouw 17. Daarnaast kent men 7 themagebieden ter verdieping van hoofdvakken. Vaak maken ze onderdeel uit van de verplichte keuzevakken (rond 20% van de lestijd vanaf groep 1 van de basisschool). Vanaf het 3e jaar krijgen de leerlingen les in 1 vreemde taal en in het 6e jaar komt daar een 2e taal bij. In 2007 kregen leerlingen in de 2e fase gemiddeld les in 1,4 vreemde taal (EU27 1,5 taal). De leerlingen die al vroeg op een gymnasium of kunstschool terecht komen hebben een iets ander programma. In 2009/09 telden basisscholen in de 2e fase met een kunstspecialisatie 129.000 leerlingen, ongeveer de helft van het bestand. Muziek was bij hen het populairst (45%), gevolgd door kunst 30%, dans 21% en literatuur 4%.
Secundair vervolgonderwijs
Na de leerplichtige fase kunnen de dan doorgaans 16 jarigen voor secundair onderwijs terecht op de 4 tot 5 jarige gymnasiumbovenbouw, bij de 2 tot 6 jarige gespecialiseerde beroepsopleidingen (stredná odborná škola of SOŠ, laatste 2 jaar HBO niveau) en bij 4jarige kunstopleidingen (laatste jaar HBO niveau). Van de 296.000 leerlingen in 2008 (ruim 90% van de leeftijdsgroep) ging 65% naar het SOŠ (ruim 45% meisjes). Dit type opleiding kent 24 hoofdspecialisaties en de duur ervan varieert van een basisopleiding van 2 jaar op LBO niveau tot een 6 jarige opleiding; al dan niet op HBO niveau. Het algemeen vormend 4 jarige gymnasium (gymnázium) was de keus van 34% van de leerlingen (57% meisjes). Het kent een 12 tal specialisaties. Slechts 1% van de leerlingen ging door aan één van de 3 types conservatoria. Op deze vakopleidingen ligt de verhouding theorie praktijk ongeveer gelijk. Op de gymnasia nemen keuzepakketten in het 3e jaar een kwart in het 4e jaar de helft van de tijd.
De onderwijs deelname onder 18 jarigen steeg tussen 2001 en 2007 van 57 naar 83% (+26%, bij top3 EU; EU27 77%, +4%). Het aandeel voortijdige schoolverlaters lag deze periode rond 7% (6% in 08, EU27 14,9%). Het aandeel leerlingen dat een vakopleiding doet ligt hoog, maar is na 1998 naar EU27 maatstaf tamelijk sterk gezakt (m 78% in 2007; -6% t.o.v. 01; EU 57%, -2%; v 69%, -9%; EU 46%, -3%). In 2007 kregen de leerlingen in het secundair vervolgonderwijs gemiddeld les in 1,5 vreemde taal (EU27 1,3 taal). Van hen kreeg 98% (EU 83%) Engels, 71% Duits (EU 22,5%) en 16% Frans (EU 22%). De belangstelling voor Engels en Frans steeg na 1998 en die voor Duits zakte. Bij de geslaagden in het secundair vervolgonderwijs (60.000 in 2007) waren de meest populaire richtingen techniek 37%, sociale wetenschap, business, recht en economie 23%, β vakken 23% en dienstverlening 22% en bij de hogere vervolgopleidingen (2500 afgestudeerden) sprongen diensten (ruim 50%) en zorg en welzijn (25%) er uit. Na het vervolgonderwijs stroomt rond 25% van de gediplomeerden door naar hoger onderwijs.
Hoger Onderwijs
Het hoger onderwijs is in Slowakije erg vakgericht. Het werd in 2008 verzorgd in de laatste 2 jaar van 6 jarige SOŠ opleidingen en aan 29 gespecialiseerde instellingen. Daarvan waren er 20 publiek en 10 privaat. In 2008 telde de grootste universiteit, de Comenius universiteit in Bratislava, 28.000 studenten en de kleinste (de kunstacademie in Banská Bystrica) 500. In 2002 is begonnen met de invoering van de Europese opleidingsstructuur met als markeringspunten de graad van Bachelor (BA) na 3 of 4 jaar, Master (MA) zo’n 2 jaar later (voorheen Magister, ingenieur) en Doctor (PhD). De BA graad (1e fase) wordt bereikt na 3 of 4 jaar en staat gelijk aan een HBO diploma, de MA graad (2e fase) na 5 of 6 jaar en de PhD fase (3e fase) na 8 of 9 jaar.
Het aantal faculteiten is tussen 1993 en 2008 toegenomen van 62 naar 119; het aantal studenten van 61.000 naar 142.000 (rond 4% aan private instellingen) en het aantal docenten en stafleden van 10.500 naar bijna 12.000 (zo’n 1200 minder dan in 03; voor ruim 15% parttimers). Het aantal deeltijdstudenten ging van 24.500 in 1998 naar 86.000 in 07 (van 22 naar 39%). Van de studenten zat 64% in de BA fase, bijna 20% in de MA fase en bijna 15% in een studie die slechts een MA fase kende. De populairste richting in het hoger onderwijs was in 2007 sociale wetenschap, rechten, economie en business 29%, op afstand gevolgd door zorg en welzijn, techniek en onderwijs (alle drie ruim 15% van de studenten) en β richtingen 9% (naar EU maatstaf veel). Eind 2006 was in Slowakije het aandeel voorstanders van vrije toelating tot het HO klein naar EU maatstaf (36%, EU 43%; voor selectie 57%; EU 47%; bron EB 273, wave 66.3). Ook de instroom van buitenlandse studenten vanuit EU landen aan universiteiten was in 2007 gering (1200; 0,8% van het bestand; EU 2,9%). Wel studeerden 24.500 Slowaakse studenten in een ander EU land (ruim 8 keer zoveel dan in 1998: EU27: +67%).
Volwassenenonderwijs
Onder het volwassenenonderwijs vallen opleidingen in deeltijd voor reguliere diploma’s via de gewone onderwijsinstellingen (waaronder 13 universiteiten), bedrijfstrainingen, trainingen voor specifieke groepen als moeders met verlof en werklozen (bijv. re-integratieonderwijs) en particuliere opleidingen. De grootste en oudste instelling is de in Bratislava gevestigde academie voor onderwijs met 38 dependances verspreid over het land. Het is de opvolger van de in 1952 opgerichte socialistische academie. Deze trekt met een gevarieerd aanbod voor alle sectoren en goed opgeleide docenten (vaak universiteitsdocenten die wat bij willen verdienen) jaarlijks 80 à 90.000 diplomerende cursisten. Rond 2008 waren er tussen 1700 en 2500 particuliere opleiders. In 2005 lag het aandeel bedrijven dat opleidingen aanbood boven de EU normaal (73 om 60%; bron Eurostat). Ze gunden hun opdrachten relatief vaak aan instellingen die opleiden niet als hoofddoel hebben (37%, EU 12%) en publieke centra voor volwassenenonderwijs (15 om 8%) en relatief weinig aan private opleidingscentra (36 om 46%), reguliere scholen en KvK’s (beide 3 om 9%) en vakbonden (0 om 1%). In 2007 werd educatie/training voor volwassenen het vaakst verzorgd door werkgevers (40%), gevolgd door informele (23%, EU 16%) en formele opleidingsinstellingen (17 om 10%). Werkgeversorganisaties/ KvK (3 om 5%) hadden een relatief klein aandeel en dat van vakbonden was afwezig.
In 2007/08 waren rond 11.000 volwassenen bezig voor een regulier schooldiploma (ruim 80% voor een vakdiploma) en bijna 80.000 studeerden in deeltijd aan een HO instelling. Volgens Eurostat daalde het aandeel 25-65 jarigen dat in de maand voor de vraagstelling deelnam aan educatie tussen 2002 en 2008 van 8,5 naar 3,3% (d.w.z. -5,2%; vrouwen 4%; m 2,6%, grootste daling EU; EU27 9,5%, +2,3%; v 10,4%; m 9,0%). De deelname van laag geschoolden was relatief klein. Het aantal deelnemers aan arbeidsmarkt gerichte trainingen zakte volgens deze bron van 4700 in 2004 naar 645 in 2007.
Evaluatie van het onderwijs
Bij het toelatingsbeleid in het leerplicht en vervolg onderwijs hebben gemeenten en scholen een flinke vinger in de pap. Leerlingen worden op basisscholen toegewezen op basis van locatie. Een alternatief voorstel van ouders kan geweigerd worden met geen plek meer als argument. Ook de beoordeling is veelal in handen van de school, maar men streeft standaardisering na. Doordat de hele leerplichtfase binnen de basisschool plaatsvindt hoeven leerlingen zich niet snel vast te leggen m.b.t. beroeps en algemeen vormend vervolgonderwijs. Alle onderwijs voor jeugdigen is qua kosten voor iedereen toegankelijk. Toelating tot het hoger onderwijs (HO) is in handen van de instellingen en geschiedt via selectie op grond van examens. Onderwijs aan volwassenen is relatief duur en de deelname is sterk achteruit gegaan, behalve bij het HO. De naschoolse opvang is naar EU maatstaven goed voor elkaar en er wordt veel gebruik van gemaakt. In 2006 lagen de groepsgrootte en spreiding erin rond of wat boven de EU27 normaal en in leerplicht en vervolgonderwijs is het aantal leerlingen per docent relatief groot. Leerplichtige kinderen krijgen qua vakken naar EU maatstaf veel les in exacte vakken en moedertaal. Ook is er relatief veel belangstelling voor artistieke vorming en praktisch vakonderwijs. De aandacht voor onderwijs in vreemde talen groeit wel, maar is naar EU maatstaf aan de kleine kant. Het volksdeel dat genoeg Engel kende om een gesprek te durven voeren lag in 2006 iets onder de EU normaal en bij Duits lag het er wat boven.
In het hele onderwijs is naar EU maatstaf de belasting voor leerlingen/ studenten en voor docenten qua werk ongeveer gemiddeld, maar het stelsel en de maatschappij zijn sterk competitief. De docenten salarissen zijn in 2008 omhoog gegaan, maar liggen nog steeds relatief laag. De resultaten van 15 jarigen bij de PISA onderzoeken zijn naar internationale maatstaven erg matig. Volgens Eurostat is de belangstelling voor de beroepsrichting in het secundair vervolg onderwijs (versus algemeen vormend) bij beide geslachten relatief groot. Wel daalde ze in vergelijking met 1998 naar verhouding sterk. Men draagt vakbekwaamheid hoog in het vaandel en het vervolgonderwijs biedt veel mogelijkheden tot gespecialiseerde vakstudies. Het rendement van het onderwijs qua betaald werk leek in Slowakije, bezien vanuit de werkloosheid onder 25-65 jarigen, erg hoog naar EU maatstaven. In 2008 lag de werkloosheid onder laag opgeleiden erg ver boven het EU27 gemiddelde (36%, veruit hoogste Eu, EU 9.8%), bij middelbaar opgeleiden lag ze daar ook nog boven (7,4 om 5,6%) en bij hoog opgeleiden lag ze er iets onder (3 om 3,4%; Eurostat). Daarbij moet worden opgemerkt dat Slowakije erg weinig laag opgeleiden telt en dat het gros daarvan bestaat uit Roma zigeuners. Dit volksdeel heeft überhaupt een enorme achterstand op alle materiële vlakken van het leven en wordt door velen met de nek aangekeken.
Het onderwijsniveau van de bevolking als geheel ligt naar EU maatstaven hoog. Het aandeel voortijdige schoolverlaters (18 tot 24 jarigen zonder beroepskwalificatie) is klein (2,5 keer zo klein als gemiddeld in de EU25) en het gedeelte 25-65 jarigen met zo’n kwalificatie (diploma secundaire vervolg opleiding) erg groot. Het steeg tussen 2000 en 2008 nog behoorlijk. Het volksdeel tussen 25 en 65 met hooguit lager vervolg onderwijs ligt ver onder de EU normaal (11 om 29% in 08) en zakte tussen 1998 en 2008 naar verhouding sterk. De verschillen tussen leeftijdsgroepen waren daarbij nog tamelijk groot, maar de Slowaakse 55-65 jarigen maakten na 2000 via volwassenen educatie wel een inhaalslag (25-34j 5,5%; EU 20%; 55-64j 19%, -18%; EU 40,5%, -11%). Door de vele middelbaar opgeleiden telt het land niet zoveel hoog opgeleiden. Wel is de hoger onderwijs deelname enorm gestegen, vooral onder volwassenen. Qua prestaties naar onderwijsniveau doen de Slowaken het naar EU maatstaven dus niet slecht. De achterstand van de Roma blijft echter een heikel punt van aandacht.
De Slowaken waren in 2007 meer tevreden met hun onderwijs dan in 2003. In 2003 beoordeelden ze het genoten onderwijs met het cijfer 6,5 en in 2007 met een 7,3 (EU25 6,9 in 03; 7,2 in 07; Eurlife indicator) en vooral het cijfer voor de kwaliteit van het onderwijsstelsel ging sterk omhoog (van 4,2 naar 6,7; EU 6,3 in beide jaren). Uit Eurobarometer 273/ wave 66.3 TNS opinion & social blijkt dat het volksdeel dat onderwijs eind 2006 tot de 3 grootste punten van zorg rekende onder de EU25 normaal lag (voor zichzelf 8 om 13%; voor de komende generatie 12 om 18%) evenals het deel dat goed onderwijs tot de 2 beste manieren rekende om verder te komen in het leven (49 om 61%). Medio 2009 was het deel dat diploma’s belangrijk leek om werk te vinden relatief klein (42 om 52%: keuze van 2 opties uit 6; EB 316, wave 71.2). Eind 2008 (keuze van 2 uit 14 opties) lag het aandeel Slowaken dat het onderwijsstelsel koos als punt van zorg voor hun land onder de EU normaal (5%, EU27 7%), maar het deel dat het koos als persoonlijk punt van zorg lag daar iets boven (11%, EU 9% bron EB 70).