Onderwijs

Onderwijsniveau en talen

Op http://eacea.ec.europa.eu/education/eurydice/index_en.php is veel info te vinden over onderwijsstelsels in de EU landen en ook het Sloveense CBS (zoekterm Slovenia Statistics) heeft de nodige cijfers. Slovenië kent een leerplicht van 9 jaar; i.e voor 6 t/m 14 jarigen. De schoolverwachting steeg tussen 2000 en 2007 sterker dan in de EU25 landen en kwam boven de EU normaal (van 15,1 naar 18 jaar; EU25 van 16,6 naar 17,2 j; bron Eurostat). Het aandeel voortijdige schoolverlaters (18 tot 24 jarigen zonder beroepskwalificatie) is erg klein en daalde tussen 2000 en 2008 vrijwel niet (rond 5%, 5,1% in 08,; EU25 14,9; -18%). Daarbij is het manvrouw verschil in Slovenië wel relatief groot (v 2,6%, m 7,2%; EU ; v 13%, m 17% in 08). Het gedeelte 25-65 jarigen met zo’n kwalificatie (een diploma van een secundaire vervolgopleiding) is ook groot en steeg tussen 2000 en 2008 van 75% naar 82% (+7%; EU25 van 64 naar 71%; +8%). Het volksdeel tussen 25 en 65 met hooguit lager vervolgonderwijs ligt ver onder de EU normaal en daalde van 16 naar 11% (-5%; EU 29% in 08; -7%). De verschillen tussen leeftijdsgroepen waren daarbij groot (25-34j 7,6%; EU 20%; 55-64j 28,5%; EU 40,5%). In 2008 had volgens het statistisch jaarboek 2009 van de 15plussers 25,4% hooguit basisschool (deze beslaat de hele leerplichtperiode); 25% had lager vervolgonderwijs (+0,9%), 31% hoger vervolgonderwijs en 17% hoger onderwijs.

Begin 2006 beschouwden 95% van de Slovenen de officiële voertaal Sloveens als moedertaal; 1% zag een andere officieel erkende EU taal en 5% een andere taal als zodanig. Er zijn 2talige basisscholen waar naast het Sloveens minderhedentalen worden gevoerd (Italiaans, Hongaars). Begin 2006 sprak 57% naar eigen idee genoeg Engels (EU25 38%) en 50% genoeg Duits (EU25 14% om een gesprek te durven voeren (Eurobarometer 243, wave 64.3: zie ook onder communicatie, taal).

Onderwijs: achtergrond, organisatie en beleid

Tussen de 13e en de 18e eeuw had de kerk het monopolie op het onderwijs en daarna de Habsburgse dubbelmonarchie. Voor en na de 2e wereldoorlog viel men onder het onderwijsstelsel van Joegoslavië. In de 70er en 80er jaren volgde decentralisatie en zelfbestuur met raden. In 1991 werd Slovenië onafhankelijk en tussen 1993 en 1996 werd de basis gelegd voor het stelsel van nu. De wet op het onderwijs van 1995 was bedoeld om democratie (sociale vaardigheden en discussie, minder stampwerk), autonomie (keuzevakken) en gelijke kansen (doorstroommoge­lijkheden) in het onderwijs te vergroten. Sinds de invoering is de variatie in lespro­gramma’s en lesmateriaal dan ook toegenomen. Er kwamen meer schooltypes bij. In 2001 en 2005 werd de greep van de overheid verstevigd. De basisregulering van het speciale onderwijs geschiedde in 01, die van het onderwijs op levensbeschouwelijke basis m.n in 02, die van stage periodes voor a.s leerkrachten in 03 en in 04 kwam er een wet op het secundair vervolgonderwijs. In 2006 werd in de schoolraden gelijke vertegenwoordiging ingevoerd van leerkrachten, stichters van de school en ouders. De raden mogen sindsdien een schoolhoofd kiezen. Verder kwam er in dat jaar wetgeving over beroepsonderwijs (o.m kwalificaties), gymnasia, volwassenenonderwijs, speciaal onderwijs en onderwijs inspectie. Vanaf 1999 werden ook de autonomie en verantwoordelijkheden in het hoger onderwijs scherper afgebakend en in 2004 is in het HO de Bologna structuur ingevoerd. In 2005 werd het ministerie van onderwijs, wetenschap en sport opgesplitst in een ministerie van onderwijs en sport en een ministerie van hoger onderwijs, wetenschap en technologie.

Onder de ontwikkelingen en hervormingen valt het vastleggen in 2008 van kwaliteitscriteria waarvan scholen jaarlijks verslag moeten uitbrengen aan hun bestuur. Ook wil men voor 2012 in het vervolgonderwijs een financieel plaatje per leerling invoeren. De centrale overheid bepaalt nu erg veel in het onderwijs. Gemeenten gaan m.n over de gebouwen op kleuter en basisschool niveau. In 2010 wil men echter regio invoeren en verantwoordelijkheden van de centrale overheid daar naartoe overhevelen. Ook wil men de wet op het hoger onderwijs grondig herzien en meer geld in het HO steken. Het leerplicht onderwijs is voor 99,9% openbaar. Het aandeel van privaat of bijzonder onderwijs ligt ver onder de EU27 normaal. Wel steeg het tussen 1997/98 en 07/08 van 0,9 naar 4,1% (EU 13,5%). Het betrof m.n roomse, antroposofische Waldorfscholen en Montessori scholen in het kleuter (2%), vervolg (4%) en hoger onderijs (12% van de studenten). Leerplicht onderwijs is gratis. Bijzondere scholen worden voor 85% gesubsidieerd.

Onderwijsstelsel: kenmerken

De opbouw begint met de kleuterscholen (vrtci) voor 1 t/m 5 jarigen. De leerplichtfase vangt aan op de basisschool (osnovna šola) voor alle leerplichtige kinderen (6 t/m 14 jarigen). Deze is opgedeeld in 3 cycli van 3 jaar, de 1e cyclus voor 6 t/m 8j; de 2e voor 9 t/m 11j en de 3e voor 12 t/m 14j. De leerlingen krijgen 2 rapporten p/j. De 2e en 3e cyclus worden afgesloten met een landelijke toets. Na de 3e volgt tevens een externe beoordeling op 3 vakken, moedertaal, rekenen en een 3e door het ministerie te bepalen vak. Leerlingen die zakken mogen nog 2 jaar langer op de basisschool blijven (speciale scholen 3 jaar). Op basis van een overgangsbewijs van de 7e klas mogen ze (ook) een 2 of 3 jarige vakopleiding doen bij een vakschool (poklicno). Die kunnen ze afsluiten met een vakexamen (zaključny izpit) dat toegang geeft tot banen of voortzetting op een vaktechnische school voor 18 en 19 jarigen met daarna een 1 jarige gespecialiseerde vakcursus voor 19 of 20 jarigen (poklicni tečaj). Na minimaal 3 jaar werkervaring kan men opgaan voor het examen meester vakman (mojstrski izpit). Dit verschaft via een aanvullend examen algemene vorming toegang tot een HBO opleiding. In het secundair vervolg onderwijs bestaat de keuze tussen 4 jaar algemeen vormend (gymnazija) of technisch onderwijs (srednje tehniško) voor 15 t/m 18 jarigen. Het gymnasium wordt afgesloten met het algemene matura examen (5 vakken) dat toegang geeft tot hoger onderwijs. Voor gymnasiasten die voortijdig afhaken bestaat een voorbereidingsjaar voor een vakmatura examen voor 19 jarigen. Het technisch onderwijs bereid voor op een vakmatura met 4 vakken dat toegang kan verschaffen tot een vakopleiding in het HO. Ook kan men na voltooiing werk zoeken of insteken bij het circuit van na de vakschool. Voor gymnasiasten en e.a spijtoptanten kent men 1 en 2 jarige vakopleidingen.

Het voornaamste toelatingscriterium voor de basisschool is leeftijd. De leerlingen moeten in het 1e schooljaar 6 worden. Anders dan in NL en BE worden ze door de gemeente op een school geplaatst die ze verplicht moet toelaten. Ouders mogen een alternatief voorstellen, maar dan kan het kind worden gecheckt op schoolrijpheid. De toelating tot het secundair vervolgonderwijs is in principe vrij. Wel kunnen scholen met plaatstekort (vaak gymnasia die goed bekend staan) eindcijfers in de laatste cyclus van de leerplicht als selectiecriterium hanteren en vakgymnasia en andere vakopleidingen (sport, kunst) kennen specifieke toelatingstoetsen. In 2008/09 gingen alle leerlingen na de basisschool door, 41% naar het gymnasium, 39% naar de technische school en 20% naar de vakschool. Het matura examen, waar het secundair onderwijs merendeels mee wordt afgesloten, is een staatsexamen. Het algemene matura diploma ter afsluiting van o.m het gymnasium (maturitetno spričevalo) geeft toegang tot alle vormen van hoger onderwijs. Met een vakmatura (poklicna matura) kan men naar een HBO vakopleiding. Men kan ook examen doen voor een algemeen matura via het voorbereidingsjaar. Hogere opleidingen met te weinig plaats mogen selecteren op vakkenpakket en cijfers en ze mogen speciaal aanvullende cursussen met examens introduceren.

Docenten opleidingen zijn qua niveau vergelijkbaar met NL of hoger. Kleuterleidsters doen de 3 jarige HBO opleiding voor kleuterleidster. Onderwijzers en leraren in het secundair vervolgonderwijs doen een 5 jarige algemene of vakopleiding op universitair niveau. Vakdocenten in het beroepsonderwijs moeten ook 3 jaar werkervaring hebben. Wanneer ze dat hebben volstaat daaraan vooraf ook een vak HBO diploma. Universitaire docenten moeten gepromoveerd zijn (DR graad). Bij voltijddocenten is de werkdruk naar EU maatstaf gemiddeld (leerplichtonderwijs 40u, waarvan 17 lesuren; vervolgonderwijs 40 en 15 u in 06). Docenten zijn rijksambtenaar voor het leven en kunnen redelijk vroeg met pensioen (58j). Voor een volpensioen staat bij vrouwen 38j en bij mannen 40j werk. Onder hen is het aandeel 40plussers groot naar EU maatstaf en 2 à 3% werkte na hun 60e nog door (NL 3 tot 5%; BE ook 2 à 3%). In 2006/07 kregen in de 1e cyclus van de basisschool alle leerlingen alleen les van een vaste leerkracht. In de 2e cyclus had 52,5% één vaste leerkracht (NL 49%, VL BE 50,5%, EU27 33%), 35% had vakdocenten (NL 3%;VL BE 20%, EU 45%) en 3% had 2 docenten (NL 42%; VL BE 21,5%; EU 13,5%). Op scholen kent men leeftijd groepen, maar kleine plattelandsscholen kennen klassen van meer jaargroepen. De gemiddelde groepsgrootte lag op de basisschool (2e cyclus) onder het EU27 gemiddelde (20 om 23, speling 14 t/m 25: Eu 16 t/m 29, NL 16 t/m 31, VL BE 16 t/m 26). In het vervolgonderwijs lag ze tussen 17 en 34 leerlingen (kleiner bij klassen met achterstandsleerlingen). In 06/07 telde het secundaire vervolgonderwijs 14 leerlingen per docent (NL 15,8; BE 10,2) en in 07/08 het basisonderwijs 12,5.

Tamelijk uniek aan Slovenië is dat het schooljaar buiten het hoger onderwijs geen Paas en Pinkstervakantie kent (2e paasdag/ pinksterdag zijn wel zondagen), dat er maar 1 publieke feestdag is (8 februari, dag van de Sloveense cultuur) en dat scholieren straffeloos 5 snipperdagen mogen opnemen. Wel kent men een herfst, carnavals en meivakantie van een week (rond 1 mei) en een kerstvakantie van 1½ week. De zomervakantie van 9 weken valt tussen 25 juni en 31 augustus, maar docenten moeten al 1 of 2 weken eerder komen opdraven. De Sloveense kleuter en basisscholen bieden voor en naschoolse opvang (in overleg met de ouders; 97% van de basisscholen in 06; EU 73%) en maaltijden. In 200/08 maakte op de basisschool 30% van de 6 en 7 jarigen gebruik van voorschoolse opvang en 2 van de 3 leerlingen in de eerste 5 jaar van de basisschool van naschoolse opvang. Qua lestijden duren lesuren 45 minuten. Het maximum aantal uren p/w loopt op de basisschool op van 16,5 (22 lessen) in de 1e cyclus naar 22,5 (30 lessen) in de 3e (bij 2talige scholen 32). De basisschool kent schoolweken van 5 dagen en 175 lesdagen p/j (35 weken). De minimum aantal uren p/j liep in 06 op van 660 naar 710. In het vervolgonderwijs bedraagt het maximum aantal lesuren p/w 36 en het aantal weken loopt uiteen van 38 op het gymnasium via 40 op technische scholen naar 42 op vakscholen. Bij stages mogen leerlingen maximaal 38u p/w werken en bij 5 theorie uren p/d mogen ze geen praktijk doen op die dag. De kinderen hebben relatief korte lesdagen, maar ze krijgen veel huiswerk mee; bijv in de 4e klas van de basisschool voor taal 91% van hen 1 keer p/w tot dagelijks (in NL 77% vrijwel nooit, 23% tussen 1 en 4 x p/w en 0% dagelijks). De tabel hierna toont hoe bij 15 jarigen de werkdruk aan huiswerk boven het gemiddelde van NL en Vlaams België lag.

Aandeel leerlingen in % van 15 dat in 2006 p/w 2 uur of meer besteedde aan huiswerk voor de vakken

Slove

NL

Vla BE

EU27

Taal

26

20

20

35

Wiskunde

38

26

36

38

Natuurkunde

28

21

20

30

Qua lessenpakket kennen de eerste 2 cycli van de basisschool een verplicht lessenpakket. Daaraan worden in de 3e cyclus 2 of 3 lesuren aan niet verplichte keuzevakken toegevoegd. Deze mogen worden vervangen door muziek of dans lessen. Sinds 2009/10 valt ook een 2e vreemde taal binnen het pakket. Het gymnasium kent verplichte vakken voor de volle 4 jaar en verplichte vakken voor minder jaren. Het aantal uren keuzevakken loopt van 3 in het 2e jaar via 5 in het 3e naar 8 tot 12 in het 4e (7 tot 12% van het programma, mede afhankelijk van de gekozen richting). Op de technische school is 40% van de lestijd verplichte algemene vorming, 45% vakvorming en praktijk en 15 tot 20% speciale interessevakken en open programma. Andere vakopleidingen hebben kennen iets andere verdelingen, maar de opleidingen voor spijtoptanten zijn bijna volledig gericht op vakonderwijs. Het beroepsonderwijs kent een keur aan specialisaties. De tabel die nu komt geeft een indruk van de aanbevolen verdeling van lestijd in het basis en vervolgonderwijs binnen de leerplicht in 2006/07 in vergelijking met de standaard verdeling binnen de 19 EU landen in de landenclub van de OESO. Bij de EU19 groep betrof het respectievelijk 9 t/m 11 jarigen en 12 t/m 14 jarigen. Voor Slovenië betreft het leerlingen van dezelfde leeftijd en openbaar onderwijs.

Vak

Basisschool %

Vervolg %

Slove

EU19

Slove

EU19

Lezen, schrijven moedertaal

26

25

12

16

Rekenen/ wiskunde

19

17

13

13

Natuurkunde

13

9

17

12

Aardrijkskunde/ geschiedenis

5

7

14

12

Vreemde talen

8

9

11

13

Technologie

1

1

2

4

Creatief

13

13

8

9

Gym

12

9

8

8

Godsdienst

4

4

ICT

Overig

2

3

2

4

Verplicht vast

100

97

87

94

Verplicht flexibel

3

13

6

In 2007/08 kreeg volgens Rapid report 36 van het Sloveense CBS 30% van de basisschool leerlingen extra lessen in specialisaties. ICT les is verweven in andere vakken. Het aandeel 15-75 jarigen dat in het kwartaal voor de vraagstelling internette op een onderwijs instelling lag in 2009 boven de EU normaal (12%, NL 13%; EU15/25 en België: 9%) en was het sterkst gestegen binnen de EU (+33%, EU +12,5%). Docenten bepalen zelf hun methode en kiezen lesmateriaal uit een van overheidswege goedgekeurde lijst die samengesteld is door een raad van experts. In het basis en algemeen vormend onderwijs zijn in 08 de voorschriften qua doel en inhoud wat losser gemaakt en docenten mogen sindsdien zelf aanvullend lesmateriaal als atlassen en werkboeken kiezen. In het vervolgonderwijs zijn thans op alle schooltypen meerdere onderwijsmethoden gangbaar, waaronder projectonderwijs. Bij de vakopleidingen zijn veel praktische demonstraties en workshops.

Qua beoordelen loopt de schaal van 5 (hoogste) naar 1 (de enige onvoldoende). Het hoger onderwijs hanteert de schaal van 1 t/m 10. Kinderen krijgen in de eerste 3 jaar van de basisschool beschrijvende beoordelingen en daarna cijfers. In de eerste 6 jaar hoeven ze een jaar slechts over te doen wanneer de ouders dat nodig vinden. In de 3e cyclus zijn zowel doubleren als een jaar overspringen mogelijk. Leerlingen krijgen bij 1 of 2 onvoldoendes een herkansing, in het laatste jaar ook bij meer onvoldoendes. De docentenvergadering neemt de beslissing waartegen ouders in beroep kunnen gaan. Leerplichtige kinderen mogen niet van school worden gestuurd, maar wel worden overgeplaatst naar een andere school, ook zonder toestemming van de ouders. De leerlingen krijgen sinds 2008 voor elk verplicht examenvak een apart afsluitend certificaat. Daarbij wordt het cijfer op het staatsexamen apart vermeld van de beoordeling van de scholen en het beïnvloed niet het resultaat. In het vervolgonderwijs kent men 2 toetsperiodes met mondelinge, praktijk en schriftelijke varianten. Bij het matura examen van het gymnasium (5 vakken) kunnen de leerlingen bij vakken met een hoge moeilijkheidsgraad extra punten verdienen. Bij verplichte keuzevakken bestaat geen cijfer en telt alleen deelname. Stages worden afgesloten met een proeve van bekwaamheid waarvoor men slechts kan slagen of zakken. Bij het internationale Pisa schoolon­derzoek van 2006 scoorden de Sloveense 15 jarigen op natuurwetenschap 3e en op begrijpend lezen en wiskunde gedeeld 7e onder de 24 EU landen in dit onderzoek. In 2007/08 behaalde 1,4% van de leerlingen van de basisschool geen einddiploma.

Naar cultuur en sfeer is het Sloveense onderwijs gematigd competitief met ruimte voor overleg. Wel dwingt kundigheid meer gezag af dan in NL. De schoolhoofden besteden naar EU maatstaf weinig tijd aan lesgeven, een gemiddelde hoeveelheid tijd aan overleg met ouders en docenten en veel tijd aan leerplanontwikkeling en leiding en administratie. In 2006/07 lag het aandeel scholen waarvan het hoofd m.b.t de 4e klas van de basisschool melding maakte van ordeproblemen bij voortgang beletten (68%, laagste EU, EU 15%, NL 22%, Vlaanderen 11%) en spijbelen (11%, EU 15%, NL 6%, VL 5,BE 3%) onder de EU normaal, maar onrust werd wel vaak gerapporteerd (38%, EU 25%, NL 21%, VL BE 13%). Naar EU27 maatstaven was in Slovenië het aandeel leerlingen dat in het 4e jaar van de basisschool melding maakte van pesten (20%, Eu 25%, NL 31%, VL BE 38%) of diefstal (20%, EU 23,5%, NL 13%, VL BE 18%) of dat werd verwond door een medeleerling relatief klein (18 om 28% om 24% om 40%).

Speciaal en achterstandsonderwijs

In het speciaal onderwijs is men sterk gericht op voorkomen van uitsluiting. Hier gaat zelfs een speciale expertgroep over. Men geeft speciaal onderwijs het liefst aan gewone scholen; in groepjes via aangepaste programma’s of individueel via remedial teachers en extra lesuren (ook aan ziekenhuisscholen), maar speciale scholen met eigen lesprogramma’s zijn eveneens nodig. De groepen zijn hier kleiner dan in het reguliere onderwijs en de grootte hangt af van het type school. In 2008/09 kreeg 1,6% van de basisschool populatie (6500 leerlingen) speciaal onderwijs, waarvan 59% binnen het gewone onderwijs. Rapid report 36 van het Sloveense CBS meldde voor 2007/08 echter dat een kwart van de basisschool leerlingen aanvullende lessen kreeg om niet achter te raken. Men kent ook beroepsvoorbereidend speciaal onderwijs. Van de bijna 10.000 leerlingen in het speciale onderwijs in 06/07 kreeg 15% vervolgonderwijs.

In 2006/07 lag het aandeel leerlingen dat tot een etnische minderheid behoort in Slovenië boven de EU27 normaal (10,3%: EU 7,9%; NL 11,3%; Vlaams BE 7%). Sinds 2007 hebben ook kinderen van de Roma zigeuner minderheid speciale rechten. Scholen zijn sindsdien verplicht tot het bieden van 40u per jaar aanvullend onderwijs in de Sloveense taal aan alle etnische minderheden. Kinderen van vluchtelingen kunnen echter 300 u gratis taalles krijgen en ook aanspraak maken op gratis vervoer, lesmateriaal, maaltijden en schoolreisjes. In Slovenië zijn 2talige basisscholen voor traditionele minderheden (Italianen, Hongaren, Roma), een Engelse school en enkele speciale kleuter en basisscholen voor Roma kinderen. In Italiaanstalige regio krijgen Sloveenstalige kinderen ook Italiaanse les. Volwassen legale immigranten kunnen aanspraak maken op 60-180u gratis les in de landstaal. Hun kinderen hebben tevens recht op onderwijs in hun moedertaal en cultuur. Dit werd gegeven in 6 talen (allemaal Europees). Enkele NGO’s houden zich bezig met de integratie van immigranten en Roma kinderen.

Betaling van en in het onderwijs

De onderwijsuitgaven van de overheid zijn in Slovenië tussen 2001 en 2006 licht gedaald, maar ze bleven boven de EU27 normaal (5,7% van het BBP in 06; 5,9% in 01 d.w.z -0,2%: EU 5,05%: +0,1%). De privé-bijdrage voor educatie lag in dezelfde periode rond 0,8% van het BBP en bleef ook relatief hoog (EU27 van 0,6 naar 0,7% BBP). Daarmee kwamen de totale onderwijsuitgaven op 6,5% van het BBP (EU 5,8%). De private sector kreeg 0,5% van het BBP van de overheid (EU 0,4%). De uitgaven per leerling/student lagen naar koopkracht ruim 6% boven de EU27 normaal (basisonderwijs 46% boven, vervolgonderwijs 13% onder en hoger onderwijs 24,5% onder deze standaard). Het deel voor kleuteronderwijs (0,51% BBP) lag exact op de EU27 normaal en dat voor basisonderwijs lag daar ver boven (2,6%, hoogste Eu; Eu 1,2%). Het aandeel voor vervolgonderwijs was relatief klein (1,4 om 2,2%) en dat voor hoger onderwijs lag iets boven de EU standaard (1,2 om 1,1%). Veel onderwijsgeld kwam van de centrale overheid (82%, EU 49%) en weinig van de lokale overheid (18%; Eu 25,5%). Verder ging van de bestedingen vrij veel naar kapitaalsuitgaven (9,9%: EU 8,1%) en  een vrijwel gemiddeld klein deel naar staf (70 om 72%) en naar andere lopende uitgaven (21 om 20%). Het deel van de publieke uitgaven aan beurzen en leningen voor leerlingen/ studenten was naar EU maatstaf nog groot (7,8 om 6%; hoger onderwijs 23,3 om 16,6%: overig onderwijs 4 om 3,2% in 06), maar was sinds 2001 wel sterk gezakt (toen 11,1%, d.w.z -2,3%, EU +0,8%). De docenten salarissen in het leerplicht en vervolgonderwijs waren in 2006/07 naar koopkracht voor beginnende docenten hoger dan in NL of Vlaams België en de topsalarissen waren vergelijkbaar of wat lager. In het leerplichtonderwijs verdienden schoolhoofden naar koopkracht meer (m.n beginnende hoofden en in het vervolgonderwijs hoofden van grote scholen).

Het kleuteronderwijs kende in 2006/07 ouderbijdragen naar draagkracht (0 tot 80% van de kosten; gemiddeld 25 à 30%). Het leerplicht en vervolg onderwijs is gratis. In het leerplicht onderwijs zijn vervoer bij afstanden groter dan 4 km en lesboeken ook gratis (leenbasis). Er wordt wel een eigen bij­drage ge­vraagd voor schoolmaaltijden. Voor minvermogende ouders bestaan kortingen. M.n de aantallen studenten zijn sterk gestegen en de groei van voorzieningen blijft nogal eens achter. Studenten in het rijksonderwijs die in het voorgeschreven tempo studeren betalen geen collegegeld maar wel inschrijvingsgeld (€20-€50) en examengeld (€30-€60). Niet gesubsidieerde studies en post doctoraal studies moeten zelf worden bekostigd. De overheid betaalt de ziekteverzekering van voltijd studenten en voor huisvesting bestaan subsidieregelingen. Tussen 1998/99 en 08/09 daalde het aandeel leerlingen en studenten dat intern woonde (secundair onderwijs van 8 naar 5%; hoger onderwijs van 18 naar 16%). Bij buitenlandse studenten hangt de betaling af van bilaterale regelingen. Het aandeel beursstudenten daalde tussen 1997/98 en 07/08 van 30 naar 21% en het aandeel leerlingen met toelages van 40 naar 32% (secundair onderwijs 26%). Volwassenen moeten 2e kans secundair en hoger onderwijs in principe zelf betalen. Soms betaalt de overheid (bijv in het kader van werkgelegenheid) of de werkgever het geheel of gedeeltelijk en lenen kan ook. Werklozen zonder beurs kunnen voor cursussen van meer dan 100 uur €100 tot €300 vergoed krijgen. Voor andere kosten in verband met bijscholing en voor solliciteren bestaan voor hen vergoedingen tot maximaal 20% van het minimumloon. Wel moeten ze terugbetalen als ze de opleiding niet afmaken. Voor leerlingen en studenten met handicaps bestaan speciale regelingen.

Kleuter en leerplichtonderwijs

In Slovenië wordt erg veel gebruik gemaakt van kinderopvang. Deze vindt plaats bij gemeentelijke kleuterscholen (vrtci) en thuis bij gediplomeerde kleuterleidsters of assistentes. In 2008/09 betrof het 66.000 kinderen (+7,5% t.o.v 07/08; 70% van de 1 t/m 5 jarigen) waarvoor 8.300 stafleden beschikbaar waren. De groepjes zijn gemiddeld erg klein (1 t/m 3 jaar 6 kinderen, 4 en 5 jaar 9k in 08/09). Tussen 2004/05 en 08/09 steeg het aandeel éénjarigen dat er heen ging van 26,5 naar 38,5% (+12%). Bij 2 jarigen lag de deelname in 08/09 op 60% en bij 3 jarigen op 77% (EU27 25% in 07, EU doelstelling voor kinderen t/m 3j: 33%; NL toen 0%, België bijna 100%). Het aandeel 4 jarigen op de niet verplichte kleuterschool kwam op 86% (+10%, EU27 84%, +5%; NL en BE 99% in 2007), het deel 5 jarigen op 90% (+7%, EU 77%, NL en BE 99%) en het segment 6 jarigen op 4,3% (EU 27% in 07). Kleuterscholen zijn in overleg met de ouders tot 12 uur p/d open en bieden zo voor en naschoolse opvang.

Vanaf hun 6e gaan de kinderen 9 jaar lang naar de basisschool (osnovna šola). In 2008 bood 96% van deze scholen naschoolse opvang (Vlaams België 88%, EU 73%: NL met 29,8% laagste van 18 EU landen in 06). In het 1e jaar van de 1e cyclus van 3 jaar zijn er vaak 2 leerkrachten en de vaste leerkracht is er (mede om kinderleed te voorkomen) ook bij als de vakdocenten voor gym, muziek, tekenen of minderhedentaal lesgeven. In de 2e fase zijn de vakdocenten alleen en in de 3e cyclus wordt uitsluitend les gegeven door vakdocenten. Dan komen er een aantal nieuwe vakken bij en 2 of 3 keuzeuren. Vanaf de 2e cyclus wordt les gegeven in één vreemde taal, maar in 08/09 is begonnen met de invoering van een 2e taal in de 3e cyclus. Deze moet in 2011/12 voltooid zijn. Men is ook bezig met het invoeren van vreemde taal onderwijs in de 1e cyclus. In 2007 kregen leerlingen in de 3e cyclus gemiddeld les in 1,4 vreemde taal (EU27 1,5 taal). In het lessenpakket zit geen godsdienst, maar bijv wel burgerschap, ethiek en milieubewustzijn. ICT les is geïntegreerd in het pakket. Tijdens de naschoolse opvang vallen o.m bijles (ook voor getalenteerde leerlingen), excursies en sport onder het activiteiten aanbod. Verder doen de leerlingen dan hun huiswerk. De ba­sisschool wordt afgesloten met een einddiploma (19.000 gediplomeerden in 07/08). In 2007/08 telden de basisscholen 166.000 leerlingen en 17.800 stafleden, waaronder 16.000 leerkrachten. De leerlingen aantallen daalden sinds 2004 i.v.b met de geboortecijfers licht (2 tot 0,5% p/j).

Secundair vervolgonderwijs

Slovenië kent 5 vormen van voortgezet onderwijs, waarvan er 3 toegankelijk zijn voor leerlingen die van de basisschool komen. De 2 of 3 jarige vakschool (poklicne šole), was in 08/09 de keus van 20% van deze schoolverlaters. De korte variant van 2,5 jaar is de enige optie voor degenen onder hen die hun diploma niet haalden (1,5% in 08/09). Ze kunnen er heen op basis van een overgangsbewijs van de 7e klas. De groepen zijn hier klein (maximaal 20 leerlingen, bij praktijklessen maximaal 10). Slechts een klein deel van de lessen wordt besteed aan algemene vorming (23% van de lestijd; geen creatief en vreemde taal, maar eventueel wel de eigen minderhedentaal) en er is veel ruimte voor vakmodules (32%), praktijk (27%, op school en als stage) en open uren met bedrijvenclubs en sociale partners (15%). Het eindexamen behelst een taaltoets en een praktijkdeel (presentatie van een product of dienst) waarbij wordt gecheckt hoe de kandidaat het product aan de opgedane kennis koppelt. Bij de 3 jarige vakschool zitten in het algemene deel meer vakken (20 à 25%: o.m 1 vreemde taal en creatief). Verder wordt wat minder tijd besteed aan vakmodules (20 à 25%) en meer aan praktijk (35 à 40%, d,w.z één jaar; veelal op de werkvloer). Via het afsluitende vakexamen (zaključny izpit) kan men werk zoeken en doorleren. Na 3 jaar werk kan men opgaan voor een examen voor meestervakman (mojstrski izpit). Dit verschaft via een aanvullend examen algemene vorming toegang tot een HBO opleiding.

In 2008/09 koos 39% van de leerlingen de technische school (srednje strokovne šole) met 21 hoofdrichtingen waar allerlei soorten technici worden opgeleid. Voor de opleiding staat 4 jaar, maar er zijn ook kortere programma’s. Van de lestijd is 40% verplichte algemene vorming (eigen en vreemde taal, kunst, sociologie of psychologie, geschiedenis en aardrijkskunde, een aantal Β vakken en gym), 30% vakvorming (verplichte en keuzevakken), 15% praktijk (lessen en stages), 5% speciale interessevakken en 10-20% open programma, in te vullen samen met bedrijvenclubs en sociale partners. Het algemeen vormend 4 jarige gymnasium (gymnazija) was de keus van 40% van de leerlingen (veel meer meisjes dan jongens). Men kent gewone (algemeen en klassiek) en gespecialiseerde gymnasia; bijv in techniek, recht, economie en kunsten. De laatste varianten hebben minder ruimte voor keuzevakken. De tijd die hieraan wordt besteed varieert van 19% (algemeen) tot 11 à 7% (kunst, muziek) en loopt op met de jaren (de rest gaat naar verplichte vakken). Aan hoger secundair vervolgonderwijs bestaan de vaktechnische school voor 18 en 19 jarigen waar leerlingen van de vakscholen zich verder kunnen specialiseren met zo’n 45% algemene vorming, 25% vakvorming en 15% praktijk en stage. Ze wordt afgesloten met een vakmatura dat toegang heeft tot hoger onderwijs in dat vak. Voor gymnasiasten die de technische kant op willen is er een 1 jarige gespecialiseerde vakcursus voor 19 of 20 jarigen (poklicni tečaj). Veel technisch onderwijs wordt gegeven aan schoolcentra (šolski centri).

In 2008 telde dit onderwijs 106.000 leerlingen en ruim 11.000 stafleden (88% leraren). De onderwijs deelname onder 18 jarigen steeg tussen 1998 en 2007 van 67 naar 89% (bij grootste stijgers EU: EU27 77%, +10%). Het aandeel voortijdige schoolverlaters lag deze hele periode rond 5% (5,1% in 08, EU27 15,2% in 07). In 2007 volgde van de mannelijke leerlingen 81% (-10% sinds 1998; EU27 57%) en van de vrouwelijke leerlingen 58% (-14%: EU 46%) een beroepsopleiding; een groot aandeel naar Eu maatstaf. In 2007 kregen de leerlingen in het secundair vervolgonderwijs gemiddeld les in 1,6 vreemde taal (EU27 1,3 taal). Van hen kreeg 98% (EU 83%) onderricht in Engels, 76% in het Duits (EU 22,5%) en 11% in Frans (EU 22%). De meeste geslaagden in het secundair vervolgonderwijs hadden in 2008 een algemeen programma gedaan (33%), gevolgd door techniek, industrie en bouw (22%), sociaal, business, recht en economie (20%), diensten 7,5%; zorg 7% en landbouw of onderwijs (beide 3%).

Hoger Onderwijs

Sinds 1994 zijn in Slovenië private HO instellingen toegestaan. Men telde in 2007/08 80 hoger onderwijsinstellingen, waarvan 3 publieke univer­sitei­ten en één privé universiteit. De universiteit van Ljubljana (opgericht in 1919; 61.000 studenten in 07/08) is de oudste en kent verspreid over het land dependances met vakopleidingen. De andere rijksuniversiteiten zijn in Maribor (opgericht in 1975; 24.000) en Primorska (opgericht in 2003; 6300 studenten). De private universiteit in Nova Gorica telde 750 studenten. Verder zijn er 17 vakhogescholen met opleidingen van HBO tot universitair niveau. In 2007/08 waren er in het land 56 publieke en rond 28 private instellingen die korte HBO opleidingen van 2 jaar verzorgen. In 2004 en 06 zijn belangrijke stappen gezet qua invoering van de Bologna structuur met haar studiepunten en graden. In 2008/09 viel 36% van de studenten daaronder. De BA graad (1e fase) wordt bereikt na 3 of 4 jaar en staat gelijk aan een HBO diploma, de MA graad (2e fase) na 5 of 6 jaar en de PhD fase (3e fase) na 8 of 9 jaar. In de 2e of 3e fase studeerden veruit de meeste studenten nog binnen de oude structuur, in Slovenië respectievelijk betiteld als magisterij (de Slovenen lezen hier als Slavisch volk geen Nederlandse lange ij in) en doktorski studie.

Het aantal universiteitsstudenten is tussen 1993 en 2003 verdubbeld. In 2008/09 namen 114.400 studenten deel aan hoger onderwijs (116.000 in het piekjaar 2006/07). Hoger onderwijsinstellingen telden 12.000 stafleden, waarvan 1900 in het korte HBO. Van de 16.200 studenten aan korte HBO opleidingen deed tweederde de opleiding in deeltijd. In  de 1e fase volgden rond 35.000 studenten een opleiding aan een (vak)hogeschool en bijna 52.000 een universitaire opleiding. Rond 9000 studenten waren bezig met hun 2e  fase en zo’n 2000 met hun 3e. De populaire richtingen in het hoger onderwijs waren in 2008/09 sociale wetenschap, rechten, economie en business 37% (65% vrouw), techniek of bouw 20% (70% man), diensten 9% (50% m/v), zorg en welzijn 8% (80% v), kunst en letteren 8% (70% v), onderwijs 7% (85% v), Β richtingen 5% (65% m) en landbouw 3% (60% v). In Slovenië was eind 2006 het aandeel voorstanders van vrije toelating tot het HO het hoogst binnen de EU25 (58%, EU 43%; voor selectie 32%; EU 47%; bron EB 273, wave 66.3). De instroom van buitenlandse studenten vanuit EU landen aan universiteiten was in 2007 vrij klein (2,4% van het bestand; EU 2,9%). Het aandeel stabiliseerde na 2003 (huidige EU27 +30% sinds 03). In 07 studeerden 1000 Sloveense studenten in een ander EU land (+333% sinds 1998: EU27: +67%).

Volwassenenonderwijs

Het volwas­senenonderwijs varieert van opleidingen voor reguliere schooldiploma’s via bedrijfstrai­ningen, trainingen voor werklozen, reïntegra­tieonderwijs, bijscholing (bijv computercursus­sen), cursussen voor etnische minderheden en hobbycursussen tot rijscholen. Tot de belangrijkste organisatoren behoren volkshogescholen (34 in 08; voor 48% arbeidsmarkt gerichte cursussen), reguliere scholen en HO instellingen (bijscholing en 2e kansonderwijs), private instellingen (veel informele programma’s) en instellingen met een ander doel dan onderwijs (arbeidsbureau, KvK, bedrijfsleven, bibliotheken etc). Van de informele programma’s was 15% (veel talencursussen) formeel erkend.

In 2008 nam volgens Eurostat 13,9% van 25-65 jarigen in de maand voor de vraagstelling deel aan educatie (16,2% in piekjaar 2004, d.w.z -2,3%; vrouwen 15,4%; m 12,5%; EU25 10%, +0,2%; v 10,9%; m 9,1%). Over heel 2007/08 telde het Sloveense CBS (rapid report 36) 326 aanbieders van volwasseneneducatie die ruim 20.000 programma’s aanboden aan 300.000 deelnemers (+10% t.o.v een jaar eerder; 15% van de hele bevolking). Naar onderwerpen scoorde hier dienstverlening het hoogst (27,5%; +10%), gevolgd door sociale wetenschap, rechten, economie en business (25%, -2%), Β richtingen (11%, -15%), zorg en welzijn (10%, -1%), techniek of bouw (8%; -5%), kunst en letteren (4%, -20%), landbouw (4%, -20%) en onderwijs 3% (+20%).

Evaluatie van het onderwijs

Bij het toelatingsbeleid in het leerplicht en vervolg onderwijs hebben gemeenten en scholen een flinke vinger in de pap. Leerlingen worden toegewezen. Toch hebben ouders ook veel invloed. Een alternatief voorstel van hen kan alleen geweigerd worden met schoolrijpheid als argument. Verder kan in de eerste 6 jaar van de basisschool een kind alleen doubleren wanneer zij dat nodig vinden. Ook de beoordeling is veelal in handen van de school, maar men streeft standaardisering na. Doordat de leerplichtfase binnen de basisschool plaatsvindt hoeven leerlingen zich niet snel vast te leggen m.b.t beroeps en algemeen vormend vervolgonderwijs. Mogelijkheden om te switchen zijn ruim aanwezig en alle vormen van onderwijs voor jeugdigen zijn qua kosten voor iedereen toegankelijk. Ook is voor alle niveaus uiteindelijk doorstroming mogelijk naar het hoger onderwijs. De naschoolse opvang is naar EU maatstaven goed voor elkaar en er wordt veel gebruik van gemaakt. In 2006 lagen op de basisschool de groepsgrootte en spreiding erin onder de EU27 normaal en in leerplicht en vervolgonderwijs is het aantal leerlingen per docent relatief klein. Leerplichtige kinderen krijgen in Slovenië qua vakken naar EU maatstaf veel gym en natuurkunde en geen godsdienstles maar bijv wel burgerschap, ethiek en milieubewustzijn. De aandacht voor onderwijs in vreemde talen groeit en in het basisonderwijs wordt er vaak meer tijd aan besteed dan verplicht is. Het gemiddelde aantal vreemde talen waar leerlingen les in kregen lag in 08 volgens eurostat in het verplichte vervolgonderwijs rond en in het secundaire vervolgonderwijs iets boven het Eu gemiddelde. Het volksdeel dat genoeg Engels of Duits kende om een gesprek te durven voeren lag in 2006 flink boven de EU normaal.

In het hele onderwijs is naar EU maatstaven de belasting voor leerlingen/ studenten tamelijk hoog en voor docenten gemiddeld. Vooral beginnende docenten worden relatief goed betaald. De resultaten van 15 jarigen bij de PISA onderzoeken zijn naar internationale maatstaven goed. Volgens eurostat is de belangstelling voor de beroepsrichting in het secundair vervolg onderwijs (versus algemeen vormend) bij beide geslachten relatief groot (m 81%, Eu27 57%, v 58%, Eu 46% in 2007). Wel daalde ze in vergelijking met 1998 relatief sterk (m toen 71%, d.w.z -10%, EU -2,5%: v -14%, Eu -4%). Men draagt vakbekwaamheid hoog in het vaandel en het vervolgonderwijs biedt erg veel mogelijkheden tot ambachtelijke specialisatie. Het rendement van het onderwijs qua betaald werk leek in Slovenië, bezien vanuit de werkloosheidscijfers onder 25-65 jarigen, hoog naar EU maatstaven. In 2008 lag het cijfer onder laag opgeleiden verder onder het EU27 gemiddelde (5,9 om 9.8%) dan onder middelbaar (3,5 om 5,6%) en hoog opgeleiden (3,1 om 3,4%; Eurostat).

Het onderwijsniveau van de bevolking ligt naar EU maatstaven hoog. Het aandeel voortijdige schoolverlaters (18 tot 24 jarigen zonder beroepskwalificatie) is erg klein (3 keer zo klein als gemiddeld in de EU25) maar het daalde tussen 2000 en 2008 vrijwel niet, terwijl het in de EU met 18% zakte naar 15%. In Slovenië is hier het manvrouw verschil relatief groot ten nadele van mannen (v 2,6%, m 7,2%; EU ; v 13%, m 17% in 08). Het gedeelte 25-65 jarigen met zo’n kwalificatie (diploma secundaire vervolg opleiding) is ook groot en steeg tussen 2000 en 2008 van 75% naar 82% (+7%; EU25 van 64 naar 71%; +8%). Het volksdeel tussen 25 en 65 met hooguit lager vervolg onderwijs ligt ver onder de EU normaal en zakte van 16 naar 11% (-5%; EU 29% in 08; -7%), wel met grote verschillen tussen leeftijdsgroepen (25-34j 7,6%; EU 20%; 55-64j 28,5%; EU 40,5%). Deze verschillen zijn in belangrijke mate terug te voeren op de toename van de geschooldheid na 1992 (onafhankelijkheid). Het aandeel Slovenen boven de 15 zonder basisschooldiploma zakte tussen 1992  en 08 van 17 naar 5% en het deel met alleen basisonderwijs van 30 naar 25%. Het volksdeel met vervolgonderwijs groeide van 43% naar 56% en het gedeelte met HBO of universiteit verviervoudigde van ruim van 4 naar 17%. Qua prestaties naar onderwijsniveau doen de Slovenen het naar EU maatstaven dus niet slecht. Wel heeft men in het hoger onderwijs moeite om de voorzieningen gelijke tred te laten houden met de snel gegroeide studentenaantallen.

De Slovenen waren in 2007 meer tevreden met hun onderwijs dan in 2003. In 2003  beoordeelden ze het genoten onderwijs met het cijfer 6,3 en in 2007 met een 6,8 (EU25 6,9 in 03; 7,2 in 07; Eurlife indicator) en het cijfer voor de kwaliteit van het onderwijsstelsel ging omhoog van 6,4 naar 6,8 (EU 6,3 in beide jaren). De Slovenen zijn zich bewust van het belang van onderwijs en steken naar verhouding veel geld en energie in educatie; m.n in basisonderwijs. Uit Eurobarometer 273/ wave 66.3 TNS opinion & social blijkt dat het volksdeel dat onderwijs eind 2006 tot de 3 grootste punten van zorg rekende onder de EU25 normaal lag (voor zichzelf 6 om 13%; voor de komende generatie 14 om 18%). Het deel dat goed onderwijs tot de 2 beste manieren rekende om verder te komen in het leven lag vrijwel op deze standaard (61%). Medio 2009 was het deel dat diploma’s belangrijk leek om werk te vinden aan de kleine kant (45 om 52%: keuze van 2 opties uit 6; EB 316, wave 71.2). Eind 2008 (keuze van 2 uit 14 opties) lag het aandeel Slovenen dat het onderwijsstelsel koos als punt van zorg voor hun land onder de EU normaal (4%, EU27 7%), maar het deel dat het koos als persoonlijk punt van zorg lag daar iets boven (11%, EU 9% bron EB 70).