Onderwijs
Onderwijsniveau en talen
Op Eurypedia is info te vinden over onderwijsstelsels in de EU landen. Ook via Eurostat, het Bulgaarse CBS en Education is aan cijfers en info te komen. Het land kent een 11 jarige leerplicht (voor 5 t/m 16 jarigen vanaf 2012/13). De schoolverwachting liep tussen 2000 en 2010 op van 14,2 naar 15,8 jaar (EU27 van 16,7 naar 17,3 j; Browse). Het niveau van opleiding is in Bulgarije gemiddeld naar EU maatstaf. Wel is men bezig met een inhaalrace. Het gedeelte 25-65 jarigen met minstens een beroepskwalificatie (een diploma van een secundaire vervolgopleiding) steeg tussen 2000 en 2011 van 67,5 naar 80,2% (+18% t.o.v. 2000; EU van 64,4 naar 73,4%; +14%) en het aandeel voortijdige schoolverlaters (18 tot 24 jarigen zonder zo’n diploma) zakte van 20,5% in 2001 naar 12,8% in 2011 (-33%, EU 13,5%; -22%). Het segment 25plussers met hooguit lager vervolgonderwijs was in 2011 met 29,3% aan de kleine kant (EU27 33,7%) bij een vrij sterke daling (-24 om -18% na 2002). Van de leeftijdgroep had een boven gemiddeld deel een secundair vervolgonderwijs diploma (50 om 47%) bij een forse stijging (+15 om +4%). Een iets onder gemiddeld segment had een hoger onderwijsdiploma (20,8 om 23,5% in 2011) en hier bleef de stijging achter (+13 om +32%). Voorjaar 2012 zag qua talen 95% Bulgaars, 4% Turks (-4% t.o.v. 2005) en 1% (-1%) een andere taal als moedertaal (Report en Annex D48A). De grootste Bulgaarse minderheden zijn de Turken (8,8% in 2011) en Romani (zigeunervolken; officieel 4,9%, wellicht meer). In Bulgarije is onderwijs in minderheden talen wettelijk mogelijk. Het is echter een ondergeschoven kindje en wordt in de praktijk min of meer ontmoedigd. Op basisscholen is onderwijs in een minderhedentaal als bijvak mogelijk voor max. 4u/week bij voldoende belangstelling (minimaal 13 leerlingen). Daarna valt bijv. Turks onder vreemde talen als keuzevak. Echte 2talige scholen zijn er niet. Wel kunnen kinderen van een taalminderheid bijles krijgen om Bulgaars te leren. Voorjaar 2012 bestond de top3 van vreemde talen die voldoende gesproken werden om een gesprek aan te durven uit Engels (25%, EU 38%), Russisch (23%) en Duits (8 om 11%; D48T).
Achtergrond, organisatie en beleid
De eerste scholen in Bulgarije werden eind 9e/ begin 10e eeuw geopend onder de tsaren Boris I en Simeon de Grote. De literaire scholen van Preslav en Ohrid uit die tijd vervulden een sleutelrol in de ontwikkeling van cyrillische schrift en Bulgaars. In de Ottomaanse tijd kwam rond de 19e eeuwwisseling het onderwijs aan kloosters op gang. Vanaf die tijd werden er ook schooltjes gesticht door schoolraden van nationalistische Bulgaren die onderwijs hadden gekregen in West en midden Europa (nieuw Bulgaarse scholen). Deze selecteerden leerlingen, stelden reglementen en methodes vast (waaronder het elkaar helpen van leerlingen) en ontwikkelden lesprogramma’s en eindexamens die werden afgenomen in het bijzijn van ouders en gezagsdragers. Sommige ervan groeiden uit tot ambachtscholen binnen gilden. Na ingaan van de onafhankelijkheid in 1878 bereikte het onderwijs weldra het niveau van West Europa. Er kwam er een eerste wet op het openbaar onderwijs met basisscholen, leerplicht voor jongens en meisjes en 2 vormen van vervolgonderwijs (2 en 4 jarig). Het stelsel werd via wetten van 1909 en 1921 (o.m. een 7 jarige leerplicht met een basis & vervolgfase) uitgebouwd. Verder was onderwijs nauw verweven met de cultuursector. In de 30er en 40er jaren kreeg de splitsing van algemeen vormend & vakonderwijs vorm. In de communistische tijd (1944-1989) waren er alleen staatsscholen. In 1960 is de leerplicht verlengd naar 8 jaar. Onderwijs werd gratis, vervolgonderwijs werd gemeengoed en ouders en gemeenschap werden bij scholen betrokken. Het sterk ideologisch gekleurde onderwijs werd gekenmerkt door indoctrinatie, van bovenaf opgelegde hervormingen, overvolle programma’s en sterk productiegerichte en specialistische vakscholing. Zo riep Zhivkov (partijleider van 1954-1989) in 1979 een 12jarige polytechnische school in het leven.
Na de val van het communisme kreeg de vrijheid van onderwijs in 1991 gestalte in een nieuwe onderwijswet met staats, gemeentelijke en ongesubsidieerde private scholen (incl. op levensbeschouwelijke grondslag). Het stelsel werd ontdaan van ideologische veren (feitelijk nam het meer tijd), gedemocratiseerd en aangepast aan Europese standaarden. Men stak weinig geld in onderwijs hetgeen met name in het vakonderwijs de motivatie van het docentencorps niet ten goede kwam. Handhaving van de leerplicht lukte steeds moeilijker en de verloedering onder leerlingen nam toe. Daarom werden in 2007 maatregelen geïntroduceerd om spijbelen te bestrijden, terugkeer na schooluitval te vergemakkelijken, meer buitenschoolse activiteiten te organiseren en het schoolleven te ritualiseren (vlag, volkslied, schooluniform indien gewenst, leerlingendag, systeem van beloning voor leraren en leerlingen). Onder de beleidsplannen voor 2011 t/m 2015 vallen verbetering van kwaliteit, gelijke kansen op onderwijs, aansluiting van leerplannen bij wat de economie vraagt, praktisch maken van het volwassenen onderwijs, jongeren betrekken bij het ontwikkelen van beleid in hun sector en Bulgarije omvormen in een kennis en innovatieland (dit zijn tevens EU doelen). Ook wil men de autonomie van onderwijsinstellingen verder bevorderen.
Qua organisatie (Organisation and Governance) kent Bulgarije sinds 2009 een ministerie van onderwijs, jeugd & wetenschap dat verantwoordelijk is voor beleid, minimale vereisten (deze gelden ook voor niet gesubsidieerd privaat onderwijs) en toezicht. De schoolinspectie is georganiseerd langs 28 regio’s. Het hoger onderwijs is financieel en qua inhoud autonoom, maar wel met een nationaal agentschap dat over erkenning van opleidingen gaat. Tussen 2007 en 2012 heeft men de aansluiting bij Europese normen ter hand genomen, incl. invoering in het hoger onderwijs van de Bologna structuur met haar punten en graden (3j BA, 2j MA, 3j DR). Voorzieningen voor en uitvoering van kleuter en leerplichtonderwijs zijn gemeentelijk (incl. schoolartsen en leerplicht controle). Ze zijn financieel behoorlijk autonoom. Ook moeten gemeenten de vraag naar arbeidskrachten bijhouden en het volwassenenonderwijs daarop aansluiten. Vaktraining centra kunnen opgezet zijn door rijk, gemeenten, vakbonden of private sector. De schoolleiding is in handen van een schoolhoofd (en vaak een adjunct), terzijde gestaan door een onderwijsraad met het hoofd als voorzitter en docenten en andere bij het lesgeven betrokkenen als leden. Daarnaast is er een raad van bestuur met docenten, leerkrachten, ouders en publieke en zakelijke figuren. Klassen kennen een klassenleraar en zijn gemengd. Eurostat kwam voor 2010 op 6,7% deelname aan private instellingen (EU 19%), allemaal ongesubsidieerd (EU 27,5%). Onder de 87.000 leerlingen/ studenten in het private onderwijs vielen 63.000 hoger onderwijs studenten (72%). Dat kwam neer op 22% van de HO studenten (EU 28%). Private instellingen zijn duur, maar vaak beter qua voorzieningen en niveau. Er vallen een aantal internationale scholen onder.
Onderwijsstelsel: kenmerken
Het onderstaande geldt voor het gewone onderwijs (voor speciaal onderwijs voor begaafde of achterstand kinderen volgt een apart kopje, de Bulgaarse namen van opleidingen zijn te vinden via Eurypedia). De opbouw van het stelsel begint met de kleuterschool voor 3 t/m 6 jarigen. Sinds 2010/11 zijn de laatste 2 jaar ervan (5 en 6 jarigen) verplicht. Het gros van de kleuters die er heen gaan (in 2005/06 bijna 90%) blijft de hele dag omdat veel Bulgaarse moeders een voltijdbaan hebben. De rest van de leerplicht fase voor leerlingen tussen 7 en 16j wordt ingevuld in 2 fasen van 4 jaar (beide afgesloten met een diploma) aan een 8 jarige basisschool of een 4 jarige lagere school met daarna een 4 jarige school voor lager vervolgonderwijs. Het lager vervolgonderwijs kan algemeen vormend of lager beroepsonderwijs zijn en er bestaan ook scholen met een 12jarig programma (vaak gespecialiseerd). Er zijn op gezette tijden landelijk toetsten en elke fase wordt afgesloten met een diploma. In het vervolg na de leerplicht zijn er gymnasia met algemeen vormend (4jarig en 5jarig met speciaal profiel) of beroepsonderwijs (kort 2jarig en 4 tot 6jarig). Aan hoger onderwijs kent men universiteiten, gespecialiseerde hogescholen en onafhankelijke scholen (3jarig vak hbo).
Qua toelating tot de kleuterschool moeten ouders een paar scholen opgeven naar volgorde van voorkeur. Deze beslissen dan over toelating aan de hand van gemeentelijke en eigen criteria. Aparte kleuterscholen zijn regel, maar op het platteland hebben gewone scholen soms een kleuterklasje. in 2007 was in Bulgarije de tevredenheid met kinderopvang voorzieningen (42 om 55%) en scholen (51%, laagste EU, Eu 71%) in de buurt onder gemiddeld verbreid (Europe QA3 10/11). Ouders mogen zelf een basisschool kiezen voor hun kind. Basisscholen met een speciaal programma en private basisscholen mogen (bijv. voor hoog begaafde kinderen) eigen toelatingscriteria hanteren (vaak een aanlegtest). Door lage geboortecijfers en ontvolking gaan op het platteland veel schooltjes dicht. De gemeente is verplicht te zorgen voor voldoende openbare leerlicht scholen en op het platteland ook voor schoolvervoer (al lukt dat niet altijd). Leerlingen gaan automatisch over en na de basisschool gaan ze automatisch door naar een vervolgschool. Wel moeten ze voor een vervolgschool met specialisatie (wiskunde, kunst, sport, taal etc.) toelatingsexamen doen. In het 3e jaar van de vervolgschool volgt een nationale toets in alle hoofdvakken. Ze kunnen dan al kiezen voor een vakschool. Daar kunnen ze heen op basis van cijfers of via een toelatingsexamen. De leerplicht kan worden afgesloten zonder eindexamen. Leerlingen kunnen echter ook staatsexamen doen in Bulgaarse taal / literatuur en 1 of 2 keuzevakken. Met goede cijfers kunnen ze wederom bij sommige vervolgopleidingen na de leerplicht onder het toelatingsexamen uit. Voor het overige is dat examen verplicht. De vervolgopleidingen na de leerplicht worden afgesloten met een staatsexamen in Bulgaars en minimaal één keuzevak (voor Hoger Onderwijs is 2 verplicht). Met het diploma van vervolgopleidingen kan men o.m. toelatingsexamen doen in het HO. Wie zakt voor het staatsexamen krijgt een eindcertificaat dat recht geeft op beroepsvorming buiten het hoger onderwijs of hernieuwde deelname aan het staatsexamen. Buiten dat kan men in het vakonderwijs al eerder op diverse niveaus vakdiploma’s vergaren. HO instellingen mogen zelf toelatingscriteria bepalen (meestal toelatingsexamens of tests).
Volgens Key data on education in Europe 2012 (veldwerk t/m 2010, Key Data Series) kunnen in Bulgarije docenten buiten het hoger onderwijs zowel tijdens als in aansluiting op de opleiding stage lopen. Ze krijgen minmaal een 4jarige opleiding op BA/hbo niveau. Gebrek aan bevoegde docenten komt in Bulgarije nauwelijks voor (EU in 2009 bij 8-22% van de leerlingen). Het land kent geen voorgeschreven steun voor beginnende docenten. Wel is bijscholing voor alle leerkrachten wettelijk verplicht. Leerkrachten zijn werknemer op contractbasis in de publieke sector. In het hoger onderwijs zijn assistenten dat ook, maar heeft de staf een ambtenarenstatus. Om schoolhoofd/ directeur te worden is minimaal 3j leservaring vereist. Bij voltijddocenten is de werkdruk beschreven in totale werktijd en lestijd (40u; lestijd: basis 12, vervolg 14-16, na leerplicht 14 -15 u) en dat is naar EU maatstaf aan de hoge kant. Op de kleuterschool ligt de werklast p/w op 30u (muziekdocenten 24u) en op de basisschool op 21u. Het Bulgaarse onderwijs kent een naar EU maatstaf oud docentenkorps met heel weinig 30minners (basis 3%, vervolg 6%) en veel 40-49 jarigen (b 47%, v 32%) en 49plussers (b 26%, v 38%). Vrouwen konden met pensioen op hun 59e en mannen op hun 63e. Daardoor was het aandeel docenten van 60+ erg klein (rond 6%). In Bulgarije viel in 2009 het aandeel vrouwelijke docenten onder de EU top (buiten het HO 82,4%, 3e EU; hoger onderwijs 47,3%; 4e EU).
Op de 4 jarige basisschool zijn vaste onderwijzers min of meer de norm, maar als scholen het kunnen betalen hebben ze ook vakdocenten (bijv. voor vreemde talen, gym of creatieve vakken). Daarna komen er vakdocenten. De docenten salarissen (Facts and Figures) vallen onder de laagste binnen de EU. Wel zijn ze tussen 2000 en 2009 fors opgelopen (naar koopkracht met zo’n 50%). In 2009/10 bedroeg p/j het wettelijk minimum in het hele niet universitaire openbare onderwijs €3620 en het gemiddelde €4271. Het maximum was vooral afhankelijk van de grootte van de school en het aantal dienstjaren en bij grote scholen ook enigszins van het niveau van de school. Het liep uiteen van het minimum (€3620) op kleine plattelandscholen via €5100 op een doorsnee basisschool naar ruim €6600 op een grote school in het secundair vervolgonderwijs. Over toeslagen voor hoofden waren geen gegevens. In 2009 kwam er een loonstop, maar in 2010 zijn voor hoofden en oudere docenten lonen met 7 tot 13% verhoogd. Naar koopkracht zijn salarissen in Bulgarije het dubbele waard (tussen €9.000 en €15.000) .
In 2010 was de voorgeschreven groepsgrootte bij kleuter (22) en basisschool (16-22) en in het vervolg binnen de leerplicht (18-26) aan de kleine kant bij een doorsnee docentleerling verhouding (1/17 in 2009). In kleuter en leerplicht onderwijs zijn leeftijdgroepen de norm, maar bij keuzevakken zijn de groepen vaak van gemengde leeftijd. Het totaal aantal lesuren p/j (Facts and Figures) liep in 2011/12 in het leerplichtonderwijs liep op van 398 in het verplichte laatste jaar van de kleuterschool, via 513 in de eerste 2 jaar basisschool en 765 in de 4 jaar daarna naar 804 in het laatste jaar. In de eerste 3 jaar algemene vorming na de leerplicht betrof het respectievelijk 837, 864 en 744u. Daarmee zat men over de hele linie naar EU maatstaf aan de lage kant. Het aantal schooldagen p/j loopt op van 155 op de kleuterschool via 160 op de basisschool naar 170 in het vervolg van de leerplicht. Op de gymnasia (algemene vorming na de leerplicht) betreft het in de eerste 3 jaar 180 en in het laatste jaar 155 dagen. Het schooljaar loopt van half september tot in mei en loopt op van 31 weken in de eerste 2 jaar basisschool via 32 in de 2 jaar daarna naar 34 in de laatste 4 jaar. Op gymnasia ligt het in de eerste 3 jaar op 36 (15/9- 30/6) en in het laatste jaar op 31w (15/9-24/5). Alle scholen kennen 4 dagen herfstvakantie (in 2e helft okt.), 2 weken kerstvakantie, 4d voorjaarsvakantie (in 2011/12 eind februari) en 10d Paasvakantie. De zomervakantie eindigt in het hele niet universitaire onderwijs op 15 september. Verder wordt ze steeds korter. In het 1e jaar begint ze op 24/5, in het 2e t/m het 4jaar op 30/5 en in de bovenbouw en op het gymnasium op 30/6. Verder is de school dicht op 5 officiële feestdagen en 3 dagen in mei (2 vanwege staatsexamens, 25/5 vanwege Slavische cultuurdag). Qua lestijden zijn scholen lang open, kleuterscholen door ouders die lange opvang gebruiken en basisscholen soms door een 2ploegendienst. Verder is er een 5 daagse week. Lesuren duren in de eerste 2 jaar van de leerplichtschool 35 minuten, in j 3 en 4 40m en vanaf begin bovenbouw 45m. Op de basisschool liep het minimum aantal uren p/w op van 22 (j 1 en2) via 25 (j 3 en 4) naar 30 (bovenbouw). Op het gymnasium ligt het op 32. De tabel hierna toont hoe in 09 bij 15 jarigen de werkdruk aan huiswerk groot was vergeleken met NL, Vlaanderen en de EU.
Aandeel leerlingen van 15 in % dat in 2009 p/w 2 uur of meer besteedde aan huiswerk voor de vakken |
||||
Bul |
NL |
Vla BE |
EU27 |
|
Taal |
11 |
5 |
5 |
10 |
Wiskunde |
16 |
8 |
10 |
16 |
Natuurkunde |
13 |
5 |
5 |
11 |
In 2011/12 was qua lessenpakket, materiaal en methode (en bij de onderwijsniveaus onder “teaching and learning”) het landelijk leerplan toonaangevend. Docenten kiezen lesmateriaal uit een door het ministerie goedgekeurde lijst. Ze mogen dit aanvullen met zelf gekozen materiaal en zelf lesmethodes kiezen. Binnen de leerplicht kent men van het begin af aan een verplicht, een verplicht keuzedeel (8% van de lestijd) en een keuzedeel (14% lestijd). Scholen beslissen zelf over de verdeling over de jaren. Men hanteert de vakgebieden Bulgaarse taal /literatuur, vreemde taal, rekenen/wiskunde, informatie technologie, sociale wetenschap, burgerschap & religie, natuur & milieu, huishoudkunde & technologie en sport & lichamelijke opvoeding. In het lager beroepsonderwijs binnen de leerplicht (13-16 jarigen) ligt het aandeel vrije keus tussen 45 en 80% van de tijd. In het vervolg na de leerplicht hanteert men vrijwel dezelfde vakgebieden als bij leerplichtschool, aangevuld met kunst. Het tijdsdeel vrije keus varieert tussen 45 en 85%. Op het gymnasium kent men de 5 profielen kunst & klassiek, wis & natuurkunde, vreemde talen, technologie, sport en kunst (met de specialisaties muziek, choreografie, beeldende kunst, christelijke kunst & cultuur). In de 4 jaar wordt het aantal te kiezen profielen geleidelijk opgevoerd van 1 à 2 naar 3 à 4. Bij het mbo kent men 2 raamwerk programma’s. In programma B zitten gewone beroepsopleidingen (niveau 2) en programma C bevat daarnaast een variant voor leidinggevenden (niveau 3). De voortgezette vakopleiding borduurt door op de specialisaties en leidt op tot een niveau 4. Men is bezig met invoering van competentiegericht leren op basis van 8 door de EU aanbevolen kerncompetenties.
De tabel hierna geeft een indruk van de nagestreefde verdeling van lestijd binnen de leerplicht in Bulgarije (BG) in 2010/11 vergeleken met de standaard binnen 19 EU landen in de OESO in 2008. Het betrof in Bulgarije basis en vervolgschool en in de EU19 9 t/m 11 jarigen en 12 t/m 14 jarigen. Grote afwijkingen naar boven zijn vet en naar beneden cursief gedrukt. Creatief krijgt veel tijd. Aan de basisschool verder ligt nadruk op taal, technologie en gym en in het vervolg op praktijk, vak & ICT. Onder overige vallen extra keuzelessen van de school en onder flexibel de verplichte keuzevakken ter verdieping.
Vak |
Basisschool % |
Vervolg % |
||
BG |
EU19 |
BG |
EU19 |
|
Lezen, schrijven moedertaal |
30 |
24 |
14 |
16 |
Rekenen/ wiskunde |
17 |
16 |
12 |
13 |
Natuurkunde/ biologie |
3 |
8 |
13 |
14 |
Geschiedenis, aardrijkskunde, maatschappijleer |
3 |
7 |
12 |
12 |
Vreemde talen |
10 |
10 |
11 |
14 |
Technologie |
3 |
1 |
3 |
4 |
Creatief |
14 |
12 |
10 |
9 |
Gym |
10 |
9 |
9 |
8 |
Godsdienst/ moraal |
– |
4 |
– |
4 |
Praktisch/ vak/ ICT |
– |
1 |
6 |
1 |
Overig |
– |
5 |
– |
– |
Verplicht vast |
90 |
97 |
90 |
95 |
Keuze (school afhankelijk) |
10 |
3 |
10 |
5 |
ICT les is verweven in vakken en leerlingen kunnen zich er in specialiseren. Het aandeel 15-75 jarigen dat in het kwartaal voor vraagstelling internette op een onderwijs instelling lag in 2011 op 5% (NL 13%; EU27 8%, BE 9%). Het aandeel ervaren internet gebruikers (5 of 6 taken uitvoeren) was in 2011 redelijk groot (9%, EU 10%, BE 8%, NL 6%).
Beoordeling/ progressie (en bij de onderwijsniveaus onder “assessement”) speelt in het Bulgaarse onderwijs een hoofdrol. Men kent een beoordelingsschaal met 6 als hoogste en 2 als laagste cijfer en enige onvoldoende. Er is gedurende de hele school loopbaan interne beoordeling door docenten en externe beoordeling door school of ministerie. Daaronder valt een landelijke gestandaardiseerde toets over alle vakken aan het eind van jaar 4 en 7 van de leerplichtschool. Verder kent men overal tussentijdse beoordeling (mondeling, schriftelijk of praktijk). Op de kleuterschool beoordeelt men via observatie, producten van het kind en spelletjes. De ouders worden regelmatig op de hoogte gehouden van wat de kleuters gedaan en geleerd hebben. In het laatste jaar, dat nu onder de leerplicht valt, is de toetsing wat schoolser. Op de basisschool worden leerlingen eerst getoetst op schoolrijpheid. Beoordeling is in het 1e jaar alleen kwalitatief. Het aantal beoordelingen per vak per semester moet minimaal gelijk liggen aan het aantal lesuren p/w. Leerlingen die achterblijven krijgen individuele bijles en doubleren komt niet voor. De school wordt afgesloten met het eerste diploma. In de bovenbouw van de leerplichtschool (j 5 t/m 8) moeten leerlingen met een 2 herexamen doen voor dat vak en als ze zakken moeten ze het jaar overdoen. Het diploma van de bovenbouw (met jaarcijfers voor vakken en een eindcijfer voor de hele schoolcarrière) wordt zonder examen uitgereikt en geeft toegang tot vervolgonderwijs of tot het toelatingsexamen van een gespecialiseerde vervolgschool. In alle 8 basisschool jaren is er aan begin en eind van het jaar een schriftelijke schoolvorderingentoets. Men kent alleen eindrapporten. In het lbo binnen de leerplicht is de beoordeling gelijk aan die in de bovenbouw. Naast hun einddiploma krijgen leerlingen hier een vakcertificaat niveau 1. In het vervolgonderwijs na de leerplicht kent men tussentijdse beoordeling (mondeling, schriftelijk, praktijk), eindexamens (staatsexamen, herexamens bij onvoldoendes, examens voor een vak certificaat) en niveaubeoordelingen (men kan vakken/ profielen op verschillende niveaus doen). Aan het begin van elk jaar wordt het niveau van de leerlingen getoetst en aan het eind mag voor maximaal 2 onvoldoendes herexamen worden gedaan. Buiten dat kunnen leerlingen die aan het eind van de opleiding ontevreden zijn over hun resultaten in 3 vakken herexamen doen. Het verplichte staatsexamen in Bulgaars en minimaal één keuzevak (voor toelating tot hoger onderwijs 2) kan een mondeling, schriftelijk en/of praktijkexamen zijn. Het laatste is bijv. het geval bij examens voor vakcertificaten.
Op http://www.oecd.org/dataoecd/54/12/46643496.pdf staan de resultaten van het Pisa schoolonderzoek van 2009 onder 15 jarigen. Op de 3 hoofdschalen (leesschalen, wiskunde en natuurkunde) scoorden Bulgaarse kinderen het laagste van 25 deelnemende EU landen na Roemenië. Cultuur en sfeer worden gekenmerkt door hiërarchische verhoudingen en een nadruk op beoordeling. In 2006/07 was het segment leerlingen dat in het laatste jaar van de basisschool bij school melding maakte van diefstal (16%, EU 23,5%), verwonding door andere leerlingen (17 om 28%) of pesten (20 om 25%) relatief klein. Een ruim gemiddeld segment schoolhoofden zag toen onrust in de klas als serieus probleem (28 om 25%, NL 21%, VL BE 13%) en het deel dat dit vond van voortgang beletten (33%, EU 15%, NL 22%, Vlaanderen 11%) of spijbelen (47%, EU 15%, NL 6%, VL BE 3%) viel onder de EU top. In 2007 zijn maatregelen genomen om spijbelen te bestrijden, terugkeer na schooluitval te vergemakkelijken, het schoolleven te ritualiseren (vlag, volkslied, schooluniform indien gewenst, leerlingendag, beloningssysteem voor leraren en leerlingen) en meer buitenschoolse activiteiten te organiseren. Tussen 2001 en 2011 is het aandeel voortijdige schoolverlaters wel flink gedaald, maar onder de kinderen van de vele zigeunervolken in Bulgarije blijft het erg groot.
Speciaal en achterstandsonderwijs
Het Bulgaarse speciale onderwijs begon eind 19e eeuw met private initiatieven van o.m. liefdadigheidsorganisaties. In 1898 werd in Sofia een dovenschool gesticht en dat werd in 1906 een staatsschool. In 1905 kwam de eerste blindenschool in de hoofdstad. Voor de 2e wereldoorlog kwamen er mondjesmaat schooltjes bij voor geestelijk gehandicapte kinderen en kinderen met leerstoornissen. Het aantal specialisten en speciale scholen is na 2000 flink gegroeid. De huidige wetgeving dateert van 2002 en daarin wordt integratie in het gewone onderwijs nagestreefd. Nadien is de aandacht voor sociaal achtergestelde kinderen (Roma kinderen, straatkinderen, wezen, criminaliteit etc.) wel gegroeid, maar tot nu toe ligt in het speciaal onderwijs een sterke nadruk op geestelijke en lichamelijke handicaps. In 2010/11 hadden alle 28 regio een centrum voor speciaal onderwijs. Voorafgaand aan opname in dit onderwijs worden de kinderen gediagnosticeerd. In 2010/11 kregen op gewone scholen 10.300 kinderen speciaal onderwijs (waarvan 1200 op kleuterscholen). Speciale scholen telden 5400 leerlingen (kleuterschool 430, basisschool 4770, speciale klasje en in gewone of vakscholen 227). Men telde in 2011/12 landelijk 75 speciale instellingen, waarvan 48 scholen voor geestelijk gehandicapte kinderen, 13 gemengde scholen (9 evangelisch, 4 ziekenhuis), 6 dovenscholen, 4 kostscholen voor onaangepaste kinderen (z.g. delinquentenscholen) en 4 sociaal pedagogische kostscholen (Statistics).
In 2011 viel officieel 15,2% van de bevolking onder een etnische minderheid met als grootste groepen Turken (588.000; 8,8%) en Roma (325.000, 4,9%). Het werkelijke aantal Roma wordt echter geschat op 500.000. De minderheden hebben hogere geboortecijfers dan etnische Bulgaren. Daarom zijn ze in de schoolleeftijdgroep sterker vertegenwoordigd. In 1956 telde men bijna 1150 Turkse scholen met 100.000 leerlingen. Daarna werd het Turks steeds meer teruggedrongen, in 1984 werd het gebruik van de taal zelfs illegaal en in 1989 werden 360.000 Turken uitgewezen. Thans zijn minderheden wel erkend en ze hebben eigen politieke partijen. Die van de Turken zitten soms in de regering. Op scholen is Bulgaars echter de voertaal en er wordt slechts les gegeven in minderheden talen als keuzevak. Volgens de Roma inclusion barometer 2007 van de Soros foundation (Roma in Bulgaria) ging rond 2005 60 tot 77% van de Roma kinderen naar de basisschool (vs. 90-95% van de Bulgaarse kinderen), haalde slechts 6 tot 12% van de tieners het vervolgonderwijs en is de schooluitval onder Roma kinderen erg groot. Deze is echter moeilijk te meten omdat het vaak om spijbelen gaat. Unesco kwam op 47% schooldeelname aan de leerplichtschool en 47% uitval (Bulgaria).
Vaak gaan Roma kinderen naar plattelandsschooltjes met een inferieure kwaliteit van onderwijs en weinig voorzieningen (bijv. geen computers) die bekend staan als Roma scholen. Volgens het Bulgaarse Helsinki comité werden rond 2000 de scholen voor geestelijk gehandicapten voor de helft en de delinquentenscholen voor tweederde gevuld door Roma kinderen en waren hier zaken als schoolbanken en lesmaterialen van slechte kwaliteit tot zelfs afwezig. Sinds 2006 kent het ministerie een centrum voor onderwijs integratie van kinderen en jongeren uit minderheden (Centre) dat zich m.n. richt op de Roma schoolpopulatie en het aanpakken van deze problematiek. Daarbij richt men zich in de lestijd op verbetering van kwaliteit en integratie bij gewone scholen (ook via bijscholing van docenten) en via buitenschoolse activiteiten op de ontwikkeling van de eigen culturele identiteit en op bestrijding van vooroordelen en discriminatie. In 2008 waren ruim 8000 kinderen, 7000 ouders en 1300 docenten bij de activiteiten betrokken. Men beschikte voor 2011 over een budget van rond €600.000. In 2010 was officieel 1,6% van de bevolking van 15+ analfabeet en rond 2005 was naar schatting een kwart van de Roma bevolking functioneel en 18% volledig analfabeet.
Betaling van het onderwijs
In 2010 besteedde de Bulgaarse overheid 3,8% van het BBP aan onderwijs (laagste EU na Roemenië, EU 5,5%, Browse, economy & finance, government statistics) en volgens Funding in Education (tevens met de visie achter de financiering) in 2011 3,3% en in 2012 3,4%, €80 miljoen meer dan in 2011 waarvan €47 miljoen uit EU fondsen. In 2010 droegen private bronnen 0,7% BBP bij (EU 0,8%), waarmee het totaal op 5,3% BBP kwam (EU 6,2%). De verdeling publiek privaat lag daarmee op de EU normaal (86 om 14%). In geld uitgedrukt bedroegen de overheidsuitgaven €1,37miljard in 2010 en €1,51m in 2009. In 2010 kwam van dit bedrag 39,5% van de centrale overheid (EU 55%) en 60,5% (EU 41%) van gemeenten. In 2010 kreeg het middelbaar onderwijs veel (50 om 44%), het hoger onderwijs een doorsnee deel (22,8%, EU 22% in 08) en het kleuter/ basis onderwijs relatief weinig (20 om 24%). In 2001 lagen de uitgaven per leerling/student naar koopkracht op €1325 (Eu €5073) en in 2009 op €2874 (EU €6504), waarmee ze erg sterk waren gestegen (+117 om +28%). In 2009 zijn ze iets terug geschroefd. Het deel van de bestedingen in het publieke onderwijs voor kapitaalsuitgaven wisselt sterk. Tussen 2001 en 2007 ging het van 2 naar 17,6% en in 2009 was het weer gezakt naar 9% (EU rond 8,5%). Van de lopende uitgaven (de rest) lag het deel voor staf/ personeel rond 71%, behalve in 2006 en 2009 (beide jaren 65%; Eu steeds rond 78%). Het deel voor andere lopende uitgaven (de rest) werd daarmee aan de grote kant. Het Bulgaarse BBP aandeel voor onderzoek en ontwikkeling (R&D) valt onder de kleinste binnen de EU en lag in 2010 op 0,6% BBP (EU 2% BBP, NL 1,8%, BE 2% in 2010, Doelstelling 2020: 1,5%, EU 3%). De bijdrage erin van het hoger onderwijs (12%) lag onder het EU gemiddelde (25%, NL 40%, BE 23%).
Via http://ec.europa.eu/regional_policy/index_en.cfm is te achterhalen dat Bulgarije tussen 2007 en 2013 €6,7 miljard aan Europees geld zou krijgen. Daarvan is €850 miljoen voor research & innovatie, €371m voor arbeidsmarkt maatregelen (incl. training), €89m voor ICT ontwikkeling en €21m voor bestrijding van uitsluiting. De Eu steekt samen met VN en wereldbank geld in vroege kindeducatie voor de Roma. Wel is men vanwege de corruptie terughoudend geworden met uitkeren. Medio 2012 was 27% toegekend (laagste aandeel na Roemenië en Italië). |
Het deel van de publieke onderwijsuitgaven aan beurzen en leningen voor leerlingen/ studenten ging tussen 2002 en 2004 van 4,7 naar 15% om daar ongeveer te blijven hangen (13,6% in 08, 15,3% in 09). Daarmee kwam het flink boven de Eu normaal (6,7% in 09). Voor leerlingen lag het in 2008 op 16,1 en in 2009 op 18,5% van het budget voor het niet universitaire onderwijs (Eu 3,7 en 4,9%). Voor HO studenten ging het van 10,8% van het HO budget in 2005 via 6,7% in 2008 naar 7,3% in 2009 en daarmee was het naar EU maatstaf laag (EU 15,4% in 09).
Op http://www.cesifo-group.de/portal/pls/portal/docs/1/1205705.PDF is info te vinden over collegegeld in EU landen in 2010/11. De info voor Bulgarije gold echter voor 2008/09. De overheid legt voor ieder jaar een maximum aantal studentenplaatsen vast, waarvan een deel voor studenten die (deels) gratis studeren (staatsquota, bijv. voor begaafde of gehandicapte studenten, studenten met een dubbele nationaliteit als dat internationaal is overeen gekomen en studenten die dubbele wees zijn of uit een groot gezin komen). Voor de resterende plaatsen ligt het bedrag p/j tussen €50 en €70, voor promovendi oplopend tot €200 p/j. Wel krijgen promovendi een bonus als ze hun proefschrift op tijd klaar hebben en op tijd verdedigen (2x €500). Studenten uit het buitenland betalen tussen €2200 en €5500 collegegeld. De hoogte van het collegegeld hangt ook af van de studierichting. in 2010 is begonnen met een stelsel van studielening. Alle studenten betalen jaarlijks administratiekosten. Private universiteiten kregen geen overheidsgeld en bepaalden zelf hun tarieven. Het aandeel deeltijd studenten is groot (33 om 20% in 2010; Browse). In 2011/12 studeerden van de 281.000 studenten 52.500 (19%) aan een private instelling en kregen er 12.000 afstandsonderwijs (ruim 4%). Veel deeltijd & afstandstudenten hebben een baan. Volwassenen onderwijs wordt betaald uit overheidsgeld (m.n. scholing voor reguliere vakdiploma’s en werkzoekenden), Europese structuurfondsen en eigen bijdragen van deelnemers en werkgevers. Buiten het hoger onderwijs (Early) worden voor openbaar onderwijs diverse eigen bijdragen gevraagd, maar er zijn regelingen voor speciaal onderwijs, wezen, begaafde leerlingen en leerlingen uit lage inkomensgroepen. Veel private voorzieningen voor 0-6 jarigen (bijv. dagopvang) hanteren uurtarieven. Sinds 2012/13 krijgen gezinnen met lage inkomens voor kinderen die in het eerste jaar van de leerplicht komen bijv. een eenmalige toegift van €75. Lesboeken zijn binnen de leerplicht gratis (daarna alleen voor lage inkomens). In het particuliere onderwijs moet veel meer zelf worden betaald (geen staatssteun), maar leerlingen op de leerplichtscholen krijgen ook hier gratis lesboeken. In basis en vervolgonderwijs zijn er gezinsuitkeringen en belastingaftrek.
Kleuter en leerplichtonderwijs
Uit The School System (preschool, toddlers) blijkt dat toelating tot opvang & onderwijs voor de leeftijdgroep tussen 0 en 6j nogal wat administratief medische rompslomp vereist. Bulgarije kent private en publieke opvang voor kinderen onder 3 jaar. De kleuterschool is er voor 3 t/m 5 of 6 jarigen. Sinds 2010/11 valt het laatste jaar onder de leerplicht. Voor zover publiek is de dagschool gratis en betalen ouders een eigen bijdrage voor schoolmaaltijden (korting voor lage inkomens) en buitenschoolse activiteiten. In Sofia en Varna is er soms plaatstekort. Het gros van de kleuters (206.000 van de 228.000 in 2011/12) gaat de hele dag (halve dag: 18.000) en nog niet 1% ging naar een private school. De aanhang van formele opvang van 0 t/m 6 jarigen was in sept. 2009 iets boven gemiddeld (voor 0-3 jarigen 54%, EU 44%; 3-6j: 84 om 63%, Report QA 49/50). Een groot volksdeel (81 om 64%) vond publieke voorzieningen voor de leeftijdgroep nodig, maar tevredenheid over kwaliteit (30 om 54%) en betaalbaarheid ervan was erg dun gezaaid (18 om 41%, beide bij laagste 2 EU, QA46.2 en 47.2). Tussen 2008 en 2010 was het segment onder 3j dat naar formele opvang gaat erg klein (van 11 naar 7%, veelal meer dan 30u p/w; EU 28%, BE 35%, NL 50% in 2010, NL vaak minder dan 30u p/w; Browse, living conditions). Bij kinderen tussen 3 en 6 was het gebruik ook laag en dalend (van 66 naar 54% in 2010, <30u 4%, >29u 50% in 2010; EU 83%, 45% 30+u; NL 91%, 15% 30+u; BE 99%, 63% 30+u). In 2010 was het segment 3 jarigen op de kleuterschool tamelijk klein (66%, EU 79%, NL 0%, BE 99%, EU doel: 33%). Bij 4 jarigen betrof het 73,5% (EU 86%, BE 99%, NL 99,6%), bij 5 jarigen 76% (EU 79%, NL 99%, BE 98%) en bij 6 jarigen 82,5% (EU 25%, BE 5%, NL 0%; Browse, education indicators, participation). Na 2005 veranderde aan de deelname vrij weinig. Tussen 2002 en 2010 steeg het aantal leerlingen op de kleuterschool licht, van 200.000 naar 218.000.
In Bulgarije brengen kinderen de eerste 2 jaar van hun 11 jarige leerplicht periode door aan de kleuterschool (5 en 6j). In de resterende 9 jaar leerplicht kiest de onderwijsraad van de school keuzevakken en verdeling over de jaren. Men wil de leerlingen naast vakken vaardigheden bij brengen als communicatie & computer, kritisch denken & probleem oplossen en leren om te leren. De eerste 4 jaar (7 t/m 10j) gaan ze naar de basisschool. Men kent staats, gemeentelijke en private scholen. Op de basisschool (Integrated) ligt het maximum aantal verplichte uren p/w op 22 in jaar en 1 en 2 (515 uren van 35 min) en 25 in jaar 3 en 4 (765u van 40m), ruim gemiddeld naar EU maatstaf. Met de keuze uren er bij loopt het op van 26 in jaar 1 via 27 in jaar 2 naar 30 in jaar 3 en 4. Sinds 2010/11 krijgen leerlingen vanaf jaar1 volledig dagonderwijs zodat scholen met ochtend en middaggroepen zullen verdwijnen. Op de basisschool is de verdeling verplicht, verplicht keuze en vrije keuze in het eerste jaar 73, 12 en 15%. Daarna neemt het keuzedeel iets af (verplichte keus naar 8 en 7%, vrije keus naar 14%). In alle groepen krijgen de kinderen 7u p/w taalles Bulgaars. In het 2e jaar komt daar 2u/w vreemde taal bij (3u in jaar 3 en 4). In 2010 kregen relatief veel basisschool leerlingen les in een vreemde taal (83%, EU 73%; Engels 73 om 73%, Duits 3 om 4%, Frans 1,5 om 4%, Russisch 5%). Per week ligt het aantal uren rekenles en les in expressievakken (muziek & kunst) beide op 3,5 à 4. Andere kernvakken zijn gym (2u in j 1 en 2; 2,5u in j 3 en 4), aardrijkskunde (1u in j 1 en 2), mens & maatschappij/ mens & natuur (samen 2,5u in j 3 en 4) en huishoudkunde (1 u/w). In jaar 1 zijn er 3 verplichte keuze en 4 vrije keuzeuren (in de andere jaren respectievelijk 2 en 4). De keuzeuren bieden ruimte voor gespecialiseerde vakscholen. Deze zijn er al vanaf de basisschool en kunnen gericht zijn op een lokale specialiteit (bijv. industrie, landbouw, toerisme) of landelijk zijn (bijv. sport, expressie vakken). Men wil de lessen meer doen aansluiten bij de beleving van de leerlingen. Tussen 2001 en 2010 zakten door geboortecijfers de leerlingen aantallen flink (van 375.000 naar 260.000). Wel daalde na 2006 het tempo. Volgens Unicef (State of the world’s children 2012, table 5) maakte qua uitval tussen 2005 en 2010 van de leeftijd groep 6% de basisschool niet af. Het Bulgaarse CBS kwam voor 2010/11 op een uitval van 2,4% (6000 leerlingen met als redenen gezinssituatie 45%, emigratie 35%, onwil 5%, anders/ onbekend 15%).
Na de basisschool blijven leerlingen (11 t/m 14j) meestal in hetzelfde gebouw om het 4 jarig vervolg van de leerplicht vol te maken. Wel hebben ze nu louter vakdocenten. Men kent hier een schooljaar van 34 weken en p/w maximaal 30 lesuren (45min) voor verplichte vakken. Daar komen p/w 3 verplichte en 4 vrije keuzeuren bij. De opzet is een voortzetting van die van de basisschool, maar met meer vakken. In alle groepen krijgen de leerlingen aan taalles Bulgaars (5u p/w) en vreemde taal (3,5u in j 5 en 6, 3u in j 7 en 8). Het gemiddeld aantal geleerde talen lag in 2010 op 1,2 per leerling (EU 1,5, BE 1,2, NL 2,1) en het aandeel leerplicht leerlingen dat les krijgt in 2 of meer vreemde talen was erg klein (20%, NL 76%, BE 26%, EU 61%). Op dit niveau was Engels het meest populair (69%), gevolgd door Russisch (18%) en Duits (7%). Per week ligt het aantal uren wiskundeles op 4 en ICT les op 1. In jaar 5 en 6 bestaat de les in natuurwetenschap uit 2,5u mens & natuur en in j 7 en 8 worden 5u/w verdeeld over biologie & gezondheid, natuurkunde & astronomie en scheikunde & milieu. De verdere verdeling qua kernvakken is 3,5 à 3u expressievakken (muziek & kunst); 3,5 à 3u geschiedenis, aardrijkskunde & economie, 2 à 2,5u gym en 1,5 à 1u huishoudkunde. Jaar 7 en 8 kunnen ook worden doorgebracht in de vorm van 4 jarig basaal vakonderwijs (Organisation) die opleiden voor een laagste beroepskwalificatie (niveau 1) met meer ruimte voor verplichte en vrije keuzevakken (45-80%). Ook het aantal leerlingen in de leerplichtfase van het vervolgonderwijs zakte tussen 2001 en 2010 erg sterk in Bulgarije (van 366.000 naar 230.000; -37%, EU -5%, Browse). Van hen deed 95% de algemeen vormende leergang en de rest zat op een vakschool. Verder ging 2% naar een private school (EU 13%) en deed 2% een deeltijd opleiding (EU 2,3%). Het Bulgaarse CBS kwam voor 2010/11 op een uitval van 3,2% (7000 leerlingen; gezinssituatie 50%, emigratie 9%, onwil 5%, anders/ onbekend 36%) en op ruim 2% die één of meer jaren overdoen.
Secundair vervolgonderwijs
Na de leerplichtfase (Upper) is er uiteraard algemeen vormend en vakonderwijs met opnieuw verplichte, verplichte keuze en vrije keuze vakken. In principe zijn opleidingen 4 jarig (jaar 9 t/m 12) en op middelbaar niveau bereiden ze voor op een staatsexamen dat toegang biedt tot hoger onderwijs (vaak via een toelatingsexamen). Daarnaast kunnen in het beroepsonderwijs vakcertificaten worden behaald. Na de vervolgschool kunnen leerlingen insteken bij de laatste 2 jaar van het 4jarig lbo om een basis vakdiploma te halen (zie hierboven). Beroepsonderwijs op dit niveau wordt ook gegeven in het speciale onderwijs, aan basis en mbo scholen en algemeen vormende vervolgopleidingen. Na de leerplicht wordt het aantal verplichte uren p/w wat groter (32) met lesuren tussen 45 en 60m (bijv. stages). Ook neemt de speelruimte in aantal verplichte uren toe (lbo binnen de leerplicht 80 à 90%, verder 45-80%). Men streeft qua methodes o.m. meer variatie, zelfstandigheid van de leerlingen en ICT gebruik na. Voor beroepsonderwijs op mbo niveau kan men na medische keuring en vaak een toelatingsexamen of vaardigheden test terecht bij vakscholen en algemeen vormende scholen. Het betreft hier opleidingen voor vakdiploma’s op niveau 2 en 3. De meeste vakopleidingen duren 4 jaar (soms 5 jaar).
Algemeen vormend vervolgonderwijs wordt 36 weken p/j gegeven aan gymnasia. Naast algemene gymnasia (soms op scholen gemeenschappen die jaar 1 t/m 12 herbergen) zijn er gespecialiseerde varianten, waaronder profielscholen (gespecialiseerd in een profiel) en vakgymnasia. Gekozen kan worden uit de profielen vreemde talen, menswetenschap, technologie, β, sport en kunst met ieder 3 of 4 vakken. Leerlingen bouwen een profiel op door het aantal te kiezen vakspecialisaties geleidelijk uit te breiden van 1 of 2 in jaar 9 naar 3 of 4 in jaar 11 en 12. Voor het aantal lesuren algemene vorming bestaan globale regels. In de eerste 3 jaar krijgen ze p/j 108 uur en in het laatste jaar 124u les in profielvakken. Onder het verplichte pakket vallen (in uren p/w) Bulgaarse taal & literatuur (3), 2 vreemde talen (ieder 2); wiskunde (3u in j 9 & 10, 2 in j 11 & 12), informatica (2 in j 9) en informatie technologie (1 in j 9 & 10); sociale wetenschap/ burgerschap (5u in j 9 & 10, 4 in j 11, 2 in j 12), met als vakken geschiedenis & aardrijkskunde, psychologie (j 9), ethiek en recht (j 10), filosofie (j 11) en wereld & persoonlijkheid (j 12); natuur en milieu met 6 vakgebieden (3u in j9, 4 in j 10 1 in j 11), kunst (kunst 1 & muziek 1 in j 9) en gym (2u/w in j 9 t/m 12). Het aantal verplichte keuzeuren loopt op van 4 in j 19, via 8 in j 10 naar 17,5 in j 11 en 21 in j 12. Verder kent ieder jaar 4 vrije keuzeuren. Na het eindexamen is ook voor wie gezakt is buiten het hoger onderwijs een post secundair vervolg mogelijk aan een 1 of 2 jarig vakcollege dat opleidt tot het hoogste vakniveau (niveau 4). De wettelijk minima zijn hier 1260u verplichte vaktraining, waarvan 40% praktijkstage.
Tussen 2000 en 2003 steeg de deelname aan het beroepsonderwijs nog, maar daarna zakte ze met 50% (van 211.000 naar 145.000 in 2011/12; Education). Bij de vakschool (lbo, niveau 1) lag ze op 2743 leerlingen (2%), waarvan 841 na 2 jaar instaken. Deze aantallen zijn na 2000 weinig veranderd. De opleiding tot productiemedewerker was hier de populairste richting. Bij opleidingen tot niveau 2 schommelde de deelname tussen 38.000 en 47.000 (40.300 in 2011/12, 28%; techniek 31%, persoonlijke dienstverlening 19%, landbouw 17%, administratie 15%, fabriekswerk 11%). Opleidingen tot niveau 3 (vakgymnasia) kenden de grootste deelname (66% in 2011/12) en na 2003 de grootste daling (van 146.000 naar 96.000; -34%; techniek 32%, administratie 17%, private dienstverlening 14%, bouw 8%, fabricage 6,7%, landbouw 6,4%, kunst 6,2% in 2011/12). De deelname bij de vakcolleges (niveau 4) bewoog tussen 2800 en 5100 (2800 in 2011/12, 2%; administratie 47%, dienstverlening 20%). De deelname aan het algemeen vormend vervolg na de leerplicht zakte tussen 2006/07 en 2010/11 van 168.000 naar 147.000. In 2010/11 ging daarvan 2% naar een privéschool. In het vervolgonderwijs was na de leerplicht de deelname aan beroeps opleidingen ruim gemiddeld (m 61 om 57%, v 43 om 44%, Browse) met bij meiden (m) anders dan de EU trend weinig verandering (j -11 om -5%, m +1 om -16%). In Bulgarije was de stijging van onderwijs deelname onder 18 jarigen tussen 1999 en 2010 fors (van 47,4 naar 77%, Eu van 69 naar 79%). Het aandeel voortijdige schoolverlaters (18 tot 24 jarigen zonder vervolgdiploma) zakte tussen 2003 en 2011 relatief sterk (van 21,9 naar 12,8%; EU van 16,5 naar 13,5%). Daarbij is het manvrouw verschil klein, maar anders dan in de EU nog ten nadele van de vrouwen (m 12% v 13,7%, EU m 15,3%, v 11,6% in 2011). In 2010 kreeg ruim 87% van de leerlingen in het secundair vervolgonderwijs Engels (EU 92,7%), 14% Frans (EU 23%) en 35% Duits (om 24%). T.o.v. 2005 steeg het deel dat Engels kreeg wat sterker dan in de EU (5 om 2%). Het deel dat Frans kreeg zakte sterker (-9 om -3%) en het segment dat Duits kreeg minder sterk (-12 om -20%). Volgens Education lag in 2010/11 de uitval in het secundair vervolgonderwijs op 2%.
Hoger Onderwijs
In Bulgarije kwam het moderne hoger onderwijs eind 19e eeuw op na het einde van de Ottomaanse overheersing. Toen opende in Sofia de eerste universiteit met 3 faculteiten. In de 20er en 30er jaren van de 20e eeuw werd een stelsel opgebouwd van waaruit m.n. elite werd opgeleid voor de opkomende industrie. Het Balkan midden oosten instituut voor politieke wetenschappen (later een open universiteit) werd toen de eerste private instelling. Vanaf 1947 werd het hoger onderwijs op communistische leest geschoeid. Het verloor zijn onafhankelijkheid en werd in het kader van de planeconomie gespecialiseerd en vak en productie gericht. Na de val van het communisme in 1989 verliepen de eerste 5 jaar erg chaotisch en het systeem was niet berekend op de toeloop. Nadien kwam er een nieuwe wet die naast onbetaald publiek HO privaat HO toestond en verder het onderwijs onafhankelijk, betrouwbaarder en meer transparant maakte met meer niveaus en een landelijke evaluatie en erkenning commissie. De invoering van het Bologna stelsel met haar punten en graden (BA, MA, DR) droeg bij aan aansluiting bij EU standaarden. Rond 2005 waren aansluiting bij de (arbeid)markt, medezeggenschap van deelnemers en ontwikkeling van afstandonderwijs en vreemde talenonderwijs issues. Rond 2011 stonden het bevorderen van competitie tussen instellingen en verbetering van efficiëntie, transparantie van het management, betrouwbare kwaliteit en meer wetenschappelijk onderzoek als doelen in de schijnwerper (Bulgaria).
Via Universities in Bulgaria is de nodige info te vinden over de HO instellingen. Eind 2006 viel in Bulgarije het aandeel voorstanders van vrije toelating tot het HO (23%) onder de kleinste binnen de EU (43%), maar het aandeel voorstanders van selectie was slechts ruim gemiddeld (50 om 47%; European). Onder alle onderwijsdeelname steeg in BG het segment (HO) studenten tussen 2004 en 2010 flink steeg; in aandeel van 16 naar 22% (Eu van 16,5 naar 18,5%, Eurostat) en in aantal van 227.000 naar 289.000 (+143%, EU +28%). In 2011/12 telde men 51 HO instellingen (publiek 37, privaat 14) waaronder universiteiten (30, 5 privaat), gespecialiseerde hogescholen (13, 2 privaat) en onafhankelijke colleges op hbo niveau (8, 7 privaat). Het aantal studenten aan private instellingen steeg van 33.000 naar 63.000 (+90%; van 14 naar 22% van alle studenten, EU blijvend rond 28,5%). Naar type opleiding & studietijd deed in 2010 van de studenten 10% vak hbo (EU 13%, NL 0,2%). BG telt veel deeltijd studenten. In aantal ging het van 69.000 naar 95.000 (+38%) en in aandeel van 30 naar 33% (aan private instellingen veel groter, EU van 17 naar 23%). De doorsnee leeftijd week ondanks de vele werkstudenten weinig af van de Eu normaal (21,6 om 22,1j; 15% jonger dan 19,1j, EU 18,9j; 85% onder 27,6j, EU onder 30,2j). Het segment in een promotie onderzoek was binnen de totale onderwijsdeelname klein (0,3 om 0,5% in 2010, NL echter nog kleiner: 0,2%). Naar studierichting (Browse: tertiary education participation) was sociale wetenschap, business, recht & economie veruit de grootste qua deelname (44%, EU 34,7%) en de belangstelling groeide na 2001 relatief sterk (+11 om +2% in aandeel). Ze werd gevolgd door techniek & bouw (19,2 om 14,7%; -10 om -4%), dienstverlening (8,5 om 4,1%; +32 om +25%), kunst & letteren 7,9 om 12,5%; -16 om -5%), zorg & welzijn (7,1 om 13,4%; -12 om +17%), onderwijs (5,7 om 8,1%, -45 om -13%), β vak (5,2 om 10,2%; +8 om -7%) en landbouw/ dierenarts (2,4 om 1.8%, +13 om -22%).
In Bulgarije lag het aandeel vrouwelijke studenten tussen 2001 en 2010 tussen 52,1 en 56,3% (55,5% in 2010; EU van 53,5 naar 55,4%, Browse). Bij de β richtingen zakte het (van 55 naar 47%), maar bleef het groot (EU van 39 naar 38%, NL van 23,5 naar 20%, BE rond 30%) evenals bij de technische vakken (van 37% in 01 via 31% in 08 naar 32% in 2010, EU van 23 naar 25%, NL van 12 naar 17%, BE van 18,5 naar 23%). Bij de sector onderwijs lag het aandeel vrouwen vanaf 2002 rond 70% (71,5% in 2010, EU 77%; verdere aandelen vrouwen: zorg & welzijn 69 om 74%, kunst & talen 69 om 65,5%, sociale wetenschap, business & recht 63,5 om 58; dienstensector 46 om 49%; landbouw 47,5 om 49,5%). De instroom van buitenlandse studenten vanuit Europese landen naar het Bulgaarse HO is iets aan de kleine kant (2,7% in 2010, EU27 3,3%) en het aandeel Bulgaarse studenten in andere Europese landen is groot (8.1 om 3,1%). In 2009 studeerden 266 Belgische en 1029 Nederlandse studenten in Bulgarije. Het Nederlandse hoger onderwijs telde 3 en dat van België 1 student uit BG (Browse).
Volwassenenonderwijs
De eerste Bulgaarse aartsbisschop, de heilig verklaarde Clemens van Ohrid (940-1016) wordt beschouwd als grondlegger van het Bulgaarse volwassenen onderwijs omdat hij zondagscholen stichtte voor volwassenen om een vak te leren. Tijdens de Ottomaanse overheersing werden vanaf de 18e eeuw zondagscholen voor volwassenen gesticht waar ze leerden lezen en schrijven. Vanaf het einde van de Ottomaanse tijd in 1878 kwam er via Marin Drinov beleid en wetgeving om volwassenen educatie van de grond te krijgen met als uitkomst zondag en avondscholen voor alfabetisering en ambachtscholen. Via een wet op educatie in handel en industrie uit 1924 werden speciaal aanvullende scholen voor beroepsonderwijs in het leven geroepen. In de communistische tijd boden avondscholen en afstandsonderwijs technische en vakscholing. In 1972 werd dit ondergebracht in een samenhangend stelsel. Alle grote bedrijven kregen een vak en studiecentrum en er kwamen voorzieningen om via 2e kans onderwijs een regulier schooldiploma te halen. In de 70er en 80er jaren kreeg zo’n 30% van de werknemers een vorm van scholing. Na de val van het communisme bleef het stelsel in stand en rond 1995 vielen er zo’n 900 instellingen, centra en scholen van gemeenten en bedrijven onder. Rond 2005 had vanwege de hoge schooluitval 2e kansonderwijs hoge prioriteit. Door de vele afgestudeerden in richtingen waarin weinig werk was en massaontslagen vanwege herstructurering en bedrijfssluitingen gold hetzelfde voor omscholing en (om mensen aan het werk te houden en vanwege de ICT ontwikkelingen) bijscholing. In 2012 lag nadruk op meer samenwerking publiek privaat, afstemming op de vraag van de arbeidsmarkt en standaardiseren van de beoordeling van opleidingen (Lifelong Learning Strategy). Rond 2011 waren de belangrijkste voorzieners publieke onderwijsinstellingen, trainingscentra, arbeidsbureaus en allerlei private centra, scholen en stichtingen (and Adult). Speciaal voor volwassenen zijn er gediplomeerde vaktrainingscentra met opleidingen op lbo en mbo niveau (886 in getal in 2011). Ook zijn er cursussen alfabetisering met aansluitend een vakopleiding voor de Roma.
Tussen 2003 en 2010 viel onder 26-65 jarigen de deelname aan levenslang leren in de maand voor de vraagstelling onder de laagste binnen de EU (tussen 1,2 en 1,4%; 1,2% in 2011, EU toen 8,9%; Browse). Bij 18-24 jarigen lag ze tussen 35 en 41% (40,2% in 2011, EU 52,7%; m 36 om 50%, v 44 om 55%), vrijwel geheel binnen het formele onderwijsstelsel voor een regulier schooldiploma (informeel 1 om 8% in 09). Dit was ook bij 25-75 jarigen het geval (alles 1 om 8%; informeel 0,1 om 5,8%). Onder werklozen was de deelname ook laag (tussen 18 en 24j: 7%, EU 22%; 18-65j: 2,1 om 12%). In 2007 lag de deelname aan training etc. van 25plussers iets boven de EU normaal (36,4 om 35%; formeel 2,7 om 6,6%, informeel 35,2 om 31,3%; Browse, Adult education Survey) bij een doorsnee toename met het opleidingsniveau (laag 15 om 17,5%; middelbaar 39 om 35%, Bulgarije telt veel middelbaar opgeleiden; hoog 53 om 58%). Bij werkenden lag ze op 50% (Eu 42%), bij werklozen op 7,1% (om 24%) en bij inactieven op 6,5% (om 16,6%). In Bulgarije meldde 28% (EU 45%) deelname aan informeel leren (daar zit zo’n beetje alles in wat je kunt bedenken); voor 96% arbeid gerelateerd (EU 83%, de rest was niet arbeid gerelateerd). Onder de motieven scoorden werk & carrièreperspectief verbeteren 77%, minder kans op baanverlies 22%, diploma 34%, meer kans op werk (21%) relatief hoog onder de 24 deelnemende EU landen. Verplicht (22%) en nuttige vaardigheiden & kennis voor alledag (40%) scoorden gemiddeld en de andere motieven aan de lage kant of laag (interessant 39%, eigen zaak beginnen 1,8%, nieuwe mensen/ leuk 9%). De voorziener was relatief vaak een werkgever (69 om 38%) of niet commerciële instelling die trainen er bij doet (6 om 4,5%) en naar verhouding weinig een informele (14%, EU 16,5%) of formele (3 om 10%) onderwijs instelling, werkgeversorganisatie (3 om 5%), vakbond (0,2 om 1,4%), commerciële instelling (3 om 9%), individu (1,1 om 4,3%) of stichting (1 om 4%). In 2005 was het aandeel bedrijven dat opleidingen aanbood (29%, EU25 60%, 28% in 1999, EU toen 61%; Browse) of het segment werknemers dat meedeed (15%, EU25 34%; 13 om 39% in 1999) het kleinst binnen de Eu en t.o.v. 1999 waren aanbod en deelname erg weinig gegroeid. In 2005 staken bedrijven er 1,1% van hun budget voor arbeid in (EU 1,6%).
Evaluatie van het onderwijs
Bij toelating tot kleuter en leerplichtonderwijs komt veel bureaucratie kijken. Dit maakt de drempel voor achterstandsgroepen als de Roma zigeuners hoger. Bulgarije telt er minstens 0,5 miljoen, waaronder erg veel kinderen en het merendeel van hen krijgt weinig scholing van slechte kwaliteit of geen scholing. In de praktijk blijkt leerplicht onderwijs in Bulgarije nogal eens duurder dan officiële bronnen suggereren. Bij private leerplichtscholen wordt alleen lesmateriaal door de overheid gesubsidieerd. Eind 2006 was tevredenheid over aanwezigheid van basisscholen (51 om 71%) en naschoolse opvang (42 om 55%) in de buurt onder modaal verbreid (European) en in 2009 viel het segment tevredenen over kwaliteit (30 om 54%) en betaalbaarheid van formele kinderopvang (18 om 41%) onder de kleinste binnen de EU (Report). Gespecialiseerde (vak)scholen bestaan vanaf de basisschool en mogen eigen selectiecriteria hanteren. Voor het overige werken leerplicht leerlingen geleidelijk toe naar een beroeps of algemeen vormend vervolg. Ook na de leerplicht spelen examens en beperkte toelating een hoofdrol en m.n. privaat hoger onderwijs kan duur zijn. Nazomer 2009 vond een doorsnee segment Bulgaren dat eigen onderwijs bijdragen belangrijk zijn voor goed hoger onderwijs, zelfs als dat deelname zou kunnen beperken (24%, Report, QA25b) en het aandeel voorstanders van gratis onderwijs (zelfs als dat ten koste gaat van kwaliteit) was met 59% ook van doorsnee grootte.
In 2009 viel de voorgeschreven grootte van groepen mee naar EU maatstaf, maar de variatie was in de praktijk groot. Scholen waren klein, maar werden groter. Qua les in vreemde talen kunnen aandacht en deelname (m.n. Engels) groen worden afgevinkt. Cultuur en sfeer in het Bulgaarse onderwijs worden gekenmerkt door hiërarchische verhoudingen en een nadruk op beoordeling. In 2006/07 was er op scholen erg veel melding van spijbelen en voortgang beletten. Het aantal meldingen van diefstal, onrust, pesten of molest door medeleerlingen viel mee. Maatregelen die nadien zijn genomen om spijbelen te bestrijden en terugkeer na schooluitval te vergemakkelijken resulteerden in een flinke daling van het aandeel voortijdige schoolverlaters, maar onder de kinderen van de vele zigeunervolken in Bulgarije blijft het erg groot. De plattelandsscholen waar ze vaak terecht komen zijn erg slecht qua voorzieningen en niveau.
In het hele onderwijs leek naar EU maatstaf de belasting voor leerlingen naar lesuren mee te vallen, maar ze krijgen wel veel huiswerk. Die voor docenten leek ook hoog. Hun salarissen lagen naar koopkracht flink onder die van NL en BE. Docenten zijn hbo of universitair opgeleid met veel praktijk. Men kende rond 2010 geen voorgeschreven vormen van steun, maar wel verplichte bijscholing. In secundair en hoger onderwijs is de interesse voor de beroepsrichting groot (het stelsel is daar vanouds sterk op gericht). Het niveau van opleiding is in Bulgarije gemiddeld naar EU maatstaf. Wel is men bezig met een inhaalrace. Het gedeelte 25-65 jarigen met minstens een beroepskwalificatie (een diploma van een secundaire vervolgopleiding) steeg tussen 2000 en 2011 van 67,5 naar 80,2% (+18% t.o.v. 2000; EU 73,4%; +14%) en het aandeel voortijdige schoolverlaters (18 tot 24 jarigen zonder zo’n diploma) zakte van 20,5% in 2001 naar 12,8% in 2011 (-33%, EU 13,5%; -22%). Het segment 25plussers met hooguit lager vervolgonderwijs was in 2011 met 29,3% aan de kleine kant (EU27 33,7%) bij een vrij sterke daling (-24 om -18% na 2002). Van de leeftijdgroep had een boven gemiddeld deel een secundair vervolgonderwijs diploma (50 om 47%) bij een forse stijging (+15 om +4%). Een iets onder gemiddeld segment had een hoger onderwijsdiploma (20,8 om 23,5% in 2011) en hier bleef de stijging achter (+13 om +32%). De deelname aan het HO is na 2001 sterk gestegen en liep verder uit op de Eu normaal (16,2 om 15,1% van de onderwijsdeelname in 2001, 21,8 om 18,4% in 2010). De schooluitval cijfers lopen uiteen met de bron, maar lijken hoog te liggen. Wel zijn ze na 2007 gedaald. De deelname aan volwassenen onderwijs valt onder de laagste binnen de EU.
Via http://hdr.undp.org/en/data/build/ is de positie te vinden van landen op de onderwijspoot van de Human development index van de VN. In 2010 stond Bulgarije daarop op basis van schoolverwachting, opleidingsniveau en onderwijsuitgaven 25e in de EU rangorde. De resultaten van Bulgaarse 15 jarigen op de PISA toets waren in 2009 op alle schalen (leesschalen, wiskunde, andere exacte vakken) het laagste binnen de Eu na Roemenië. Onder Bulgaren zakte de beoordeling van het gevolgde onderwijs tussen 2003 en 2007 van 7,6 naar 6,8 (EU25 van 6,9 naar 7,2; Eurlife indicator), maar het cijfer voor de kwaliteit van het onderwijsstelsel steeg van 4,4 naar 4,9 (EU25 beide jaren 6,3). Uit European komt naar voren dat een doorsnee volksdeel onderwijs eind 2006 tot de 3 grootste zorgpunten rekende (voor zichzelf 12%, voor de komende generatie echter 23 om 18%). Het deel dat goed onderwijs tot de 2 beste manieren rekende om verder te komen in het leven was toen relatief klein (48 om 62%). Begin 2009 was het segment dat het onderwijsstelsel koos als punt van zorg (net als overal in de EU) kleiner (voor het land 4 om 6%, voor zichzelf 7 om 9%; Annexes, QA 5; keuze van 2 uit 14 opties). Medio 2009 was het volksdeel dat diploma’s belangrijk leek om werk te vinden van doorsnee grootte (54 om 52%: keuze van 2 opties uit 6; Report QD6).
Naar rendement van het onderwijs qua betaald werk (25-65j) was in 2011 het aandeel laag opgeleiden met werk klein (38,6%, EU 53,5%) en de teruggang na 2008 was groot (toen 47,6 om 56,7%). Bij middelbaar opgeleiden zakte de werkgelegenheid minder, maar het deel met een baan kwam wel onder de Eu normaal (van 78 naar 70%, EU van 75 naar 73%). Onder hoger opgeleiden bleef de werkgelegenheid op pijl (83 om 84%) en bleef de daling beperkt (86,5 om 85% in 2008). Onder laag opgeleiden steeg de toch al hoge werkloosheid sterk (van 14 naar 26%, EU van 10 naar 15%). Bij middelbaar opgeleiden verdubbelde ze ruim, maar wel bij een relatief laag uitgangsniveau (van 4 naar 9%, EU van 5,6 naar 7,6%). Hetzelfde gold voor hoog opgeleiden (van 2,1 naar 4,7%, EU van 3,5 naar 5%). Naar inkomen is het verschil tussen hoog en laag opgeleiden in Bulgarije thans veel groter dan in NL en BE. Een hoog opgeleide verdiende in 2010 netto naar koopkracht in Bulgarije ruim 2 x zoveel als een laag opgeleide (NL 40% meer, BE 60% meer). In Bulgarije verdiende (aldus berekend) een laag opgeleide p/j bijna €4000 en een hoog opgeleide rond €9200 (NL €16.900 en €24.100; BE €14.600 en €23.300). Dit betekent wel dat een doorsnee hoog opgeleide Bulgaar met werk minder te besteden heeft dan een “dopper” in BE of NL (het bestaansminimum in Bulgarije lag naar koopkracht rond €2,40 pp p/d en dat vereist overlevingskunst).