Religie en geestelijk leven
Godsdienstige samenstelling bevolking
Via het CBS (bijv. in bevolkingstrends) en wikipedia (Religie) is een schatting te maken van de godsdienstige samenstelling van de Nederlandse bevolking. De gegevens voor rond 2005 zijn m.n. gebaseerd op de religieuze atlas van NL (Rapport vanaf p89) en op info in het wikipedia artikel. Het aantal moslims is voor 2005 naar beneden bijgesteld omdat het CBS zich toen nog baseerde op officiële aandelen in de landen van herkomst. Dit stemde ministeries van BuZa daar wellicht gunstig, maar is vaak onterecht omdat een buitenproportioneel segment geloofsminderheden/ ongelovigen vertrok (o.m. wegens vervolging). Zo telt NL bijv. relatief veel christenen uit moslimlanden als Syrië, Irak, Iran en Afghanistan. Toelichting: aantallen in miljoenen zielen. Percentages zijn op grond van aantal inwoners van NL van alle leeftijden (2005: 16,2m; 2011 16,7m). Volksdeel (in %) voor samengestelde groepen vetgedrukt. +/-: verandering in % naar aantal zielen.
Geloofsaffiniteit |
Rond 2005 |
2010-2012 |
+/- in % |
||
Aantal |
% |
Aantal |
% |
||
Rooms |
4,41m |
27,5 |
4,10m |
24,5 |
-7 |
Protestant |
2,74m |
17,0 |
2,60m |
15,5 |
-5 |
PKN |
1,94m |
12,0 |
1,79m |
10,4 |
-8 |
Gereformeerd |
0,45m |
2,8 |
0,45m |
2,7 |
± |
Evangelisch |
0,15m |
0,9 |
0,19m |
1,1 |
+26 |
Overig |
0,20m |
1,1 |
0,17m |
1,0 |
-15 |
Christelijk |
7,15m |
44,5 |
6,70m |
40 |
-6 |
Moslim |
0.86m |
5,3 |
0,83m |
5,0 |
-4 |
Boeddhist |
0,17m |
1,1 |
0,17m |
1,0 |
± |
Hindoe |
0,10m |
0,6 |
0,15m |
0,9 |
+50 |
Joods |
0,04m |
0,2 |
0,04m |
0,2 |
± |
Andere religie |
1,17m |
7,1 |
1,19m |
7,1 |
+1 |
Geen /overige |
7,88m |
48,4 |
8,81m |
52,9 |
+12 |
Onder de noemer rooms vallen naast de Nederlandse rooms katholieke kerkprovincie 3 roomse splintergroepen. Ook alle andere geloven, christelijk of niet, kennen de nodige richtingen (vaak met de daarbij behorende strijd) die de weg naar zaligheid, verlichting of een hiernamaals claimen (inhoudelijke details komen hierna). De categorie geen/ andere is thans de grootste in NL en betreft het volksdeel dat niet aangesloten is bij een als zodanig geregistreerde geloofsgemeenschap (zoals bijv. niet alle actieve sporters lid zijn van een sportclub zijn dit niet allemaal ongelovigen). De grootste verandering is al decennia lang dat het christelijke volksdeel krimpt ten gunste van het niet bij een geloofsgemeenschap aangesloten deel. Onder de institutioneel gelovigen lijkt de sterkste groei te zitten bij hindoes en evangelische kerken. Daarbij is het groeicijfer van hindoe groepen wellicht meer gebaseerd op natte vingerwerk dan dat van evangelische. De etniciteit naar geloof wordt in NL niet bijgehouden. Toch valt er wel iets over te zeggen. Van het roomse volksdeel valt thans een aanzienlijk segment onder de noemer allochtoon(veelal westers). Zo vormden in 2013 de 115.000 Polen, die bijna allemaal belijdend rooms zijn, onder nieuwe Nederlanders de 8e groep in grootte. Ook komen steeds meer misbezoekers uit Portugal, Spanje of Latijns Amerika. Bij evangelische/ overige kerkgenootschappen zijn Caribische, centraal & west Afrikaanse en Molukse volksdelen flink vertegenwoordigd. Moslims komen voor meer dan 95% uit moslimlanden (Turkije 38%, Marokko 31%; autochtoon Nederlands 1,5%; Islam), van de hindoes bestaat de meerderheid uit Hindoestaanse Surinamers en van de boeddhisten heeft 1 op 3 wortels in een boeddhistisch land (m.n. China, Vietnam, Thailand of Japan).
Via Report (SD3) kan voor 15plussers voor winter 2012 een vergelijking worden gemaakt met de verhoudingen in de EU, incl. veranderingen t.o.v. 2009 (Report). In 2012 was in NL de categorie “agnost/ ongelovig” met 41% het grootst en via 13% groei t.o.v. 2009 (toen 28%) was ze ook grootste geworden in de EU (Eu 16%). Agnost kan worden omschreven als “we zullen nooit weten wat er na de dood gebeurt” en ongelovig betekent in elk geval “geen lid van een geloofsgroep”. Rooms (22%, ±0%; Eu 48%, +2%) vormde in NL naar grootte de 2e antwoordcategorie, gevolgd door protestant (15 om 12%, -2 om +1%), atheïst (“er is geen bestaan na de dood” 8 om 7%, -7 om +1%), overig christelijk (7 om 4%, -1 om -1%), overige (4 om 1%, -3 om -1%), moslim (1 om 2%, 0 om +1%), boeddhist (1 om 0%, 0 om -1%) en weet niet (1 om 2%, 0 om -2%). In 2014 was de religieuze verscheidenheid in NL de hoogste binnen de EU (6,4 op schaal 1-7; App).
Voorchristelijke natuurreligie
De vroegste bewijzen van religie op het grondgebied van het NL van nu komen uit grafvondsten uit veen (o.m. veenlijken), grafheuvels en hunebedden; veelal uit de periode tussen 5000 en 3000 v Chr. Grafheuvels en hunebedden werden gebouwd door volken die leefden van jagen, verzamelen & landbouw/veeteelt. Ze gaven hun doden grafgiften mee voor het hiernamaals. Voor het overige is over hun rituelen en geloof weinig concreet bekend. De vroegste geschreven tekst over religie in NL is van de hand van de Romein Tacitus (religie). Bij hun komst rond 50 v Chr. troffen de Romeinen Germaanse (m.n. de Ingaevonen) en Keltische stammen aan. Deze kenden natuurreligies met veel goden (pantheïstisch) en bijv. boomheiligdommen, karakteristieke bomen waarbij men vergaderde, recht sprak, genezing zocht en/of rituelen uitvoerde. Door roomse missionarissen werden deze soms omgehakt om te bewijzen dat de goden dat niet afstraften of er werd bijv. een kapelletje in gemaakt. Toch stonden sommige eiken nog tot in de 20e eeuw bekend als Donareik. Keltische stammen kenden naast algemene veel lokale goden. Het Germaanse pantheon sloot meer aan bij dat van Scandinavië. Volgens de Germanen stamde de mens af van de oergod Mannus. Kelten & Germanen leefden van noord naar zuid door elkaar. Zo is bijv. in het Friese Beetgum een votiefsteen (als dankoffer bedoelde steen met inscriptie) gevonden voor een Keltische godin. Zulke stenen zijn tevens aangetroffen in tempels in de Zeeuwse delta gewijd aan de beschermgodin Nehalennia die als Keltisch Germaans staat omschreven. Ook offerden inheemse stammen na een oorlog bijv. wel wapens aan hun goden als dank voor hun overleven en daarmee onderscheidden ze zich van de Romeinen. Vanaf de komst van de Romeinen namen de stammen ook elementen over uit hun mythologie en pantheon zoals in de in Gallo-Romeinse stijl opgetrokken tempel van Empel in het land van Maas en Waal. Dit heiligdom was bestemd voor Bataafse hulptroepen van de Romeinen en opgedragen aan hun oppergod. Die is vergelijkbaar met de Saksisch Scandinavische dondergod Donar, maar kreeg de Latijnse naam Hercules Magusanus toebedeeld.
De meest alledaagse erfenis van voorchristelijke religies zijn de namen van weekdagen die vernoemd zijn naar Germaanse goden (dinsdag Tīwaz, woensdag Wodan, donderdag Donar, vrijdag Friia) en van natuurverschijnselen als de term oudewijvenzomer (na). Andere restanten zijn terug te vinden in de viering van christelijke feestdagen (bijv. Paasvuren en de Paashaas) en in tradities als de sinterklaasviering (elementen er uit) en het midwinterhoornblazen. Inhoudelijk worden de religies echter niet meer beleden. Ook NL kent aan het neopaganisme verwante groepen die affiniteit voelen met natuurreligie zoals wicca en sjamanisme (vooral bekend van zweethut ceremonies), maar deze gebruiken voorchristelijke religies van NL niet als specifieke inspiratiebron en kregen m.n. een stimulans door de New age beweging die vanaf de 70er jaren opkwam.
Nederlandse godsdienstgeschiedenis
Op Nederlands grondgebied begon de kerstening in de 4e eeuw in de nadagen van het Romeinse rijk. Sint Servaas werd toen de eerste bisschop van Maastricht en de lokale basiliek waar hij zou zijn begraven (thans Unesco werelderfgoed) is naar hem vernoemd. Over zijn leven is verder weinig bekend. Tijdens de grote volksverhuizing in de eeuwen daarna trok de Keltisch Germaans Romeinse bevolking voor een belangrijk deel weg om plaats te maken voor Franken in het zuiden en Saksen in het oosten. Ook in de kustregio waar de Friezen woonden, kwamen nieuwkomers. Rond 500 liet de Frankische koning Clovis zich rooms dopen en dat betekende dat het deel van NL ten zuiden van de grote rivieren formeel rooms werd. Pogingen tot kerstening van Friezen en Saksen lieten nog ruim 100 jaar op zich wachten en namen eeuwen in beslag. De Friezen hadden tussen 500 en 735 een koninkrijk langs een brede kusstrook van Zeeuws Vlaanderen tot aan Bremen met Radboud (±700) als bekendste monarch. Deze zag met al een been in het doopvond af van zijn doop toen missionaris Wulfram op zijn vraag naar het zielenheil van zijn voorouders antwoordde dat deze in de hel waren beland omdat ze ongedoopt waren. De belangrijkste missionarissen waren Angelsaksen die vaak vanuit Utrecht werkten, m.n. Willibrord (658-739, bijnaam apostel der Friezen) uit Ierland en “apostel der Duitsers” Bonifatius (675-754). De laatste werd met zijn gevolg in de buurt van Dokkum vermoord door Friezen die er niet blij mee waren dat hij op hun grondgebied onder Frankische militaire bescherming doopte en heiligdommen liet vernielen. Onder zijn opvolgers valt de Friestalige missionaris en “apostel der Groningers” Liudger (742-809) aan wie de genezing van de blinde bard Bernlef wordt toegeschreven. In deze periode kwamen de Friezen nog samen met de Saksen in opstand tegen de Franken. In 785 gaf Saksen leider Widukind zich over aan de eerste keizer van het Heilige roomse rijk Karel de Grote (768-814). Hij redde het vege lijf door zich te laten dopen. Friesland werd een leengebied waar o.m. Deense Vikingen het voor het zeggen kregen. Ook deze lieten zich in de 9e eeuw bekeren. Pas na 1000 waren de Friese en Saksische gebieden volledig gekerstend. Wel nam de roomse kerk, net als overal, heidense gebruiken over. Het grondgebied van de Saksen viel tussen 1000 en 1500 onder het Aartsbisdom Utrecht.
Tijdens de rest van de middeleeuwen was de samenleving doordrenkt van devote religie. Kerkelijk & wereldlijk gezag waren sterk verweven en de kerk kreeg meer grip op de rechtspraak. De stichting van kloosters & abdijen (eerst op het platteland, maar vanaf de 13e eeuw vaker in steden; Nederlandse) droeg sterk bij aan het cultiveren van land (drooglegging/ ontginning) & volk. Tussen 1100 en 1400 raakten kruistochten naar het Heilige land in zwang waarbij eenmaal op de plek van bestemming zowel christenen als moslims werden afgeslacht; bijv. door geestelijke ridderordes als de Duitse orde. Eind 14e eeuw werd Geert Grote (1340-1384) grondlegger van de moderne devotie. De beweging stelde overdaad en hypocrisie bij roomse kerk & geestelijkheid aan de kaak en benadrukte verbetering van onderwijs & leefomstandigheden en verantwoordelijkheid voor het eigen zielenheil. Vanwege het laatste konden ook leken zonder formele gelofte kloosterling worden. Om problemen met het kerkelijk gezag te voorkomen nam men de regels aan van de derde orde van St. Franciscus. Begin 16e eeuw telde de beweging zo’n 100 kloosters waar leken en geestelijken samenleefden. Ze vormde een inspiratiebron voor Thomas a Kempis (1380-1471; “De navolging van Christus”) en Desiderius Erasmus (1467-1536) en is wel gezien als wegbereider voor de Reformatie.
Voortgaande pogingen om de roomse kerk te zuiveren en te ontdoen van uitwassen leidden uiteindelijk tot een breuk. Deze werd in 1517 ingezet door de Duitser Maarten Luther. Hij verzette zich m.n. tegen de uit hand gelopen handel in aflaten en tegen het gezag van de paus. Met aflaten kon men binnen de kerk zonden afkopen (geestelijken konden bijv. via aflaten onder celibaat of diefstal uitkomen) Anders dan Erasmus verving het protestantisme genade & verlossing via eigen verdienste door goddelijke genade (Vijf sola’s). Protestante kerken schaften heiligenverering & beelden, kerkhiërarchie (en daarmee paus & celibaat) en biecht af en hielden er minder rituelen of sacramenten op na (meestal alleen doop & avondmaal). Ze gebruiken ook geen altaren & wierook meer. De mis werd vervangen door een eredienst in de landstaal i.p.v. het Latijn. Zo werden protestante kerken ontdaan van opsmuk, uitvluchten & mystiek saaier, soberder en transparanter dan de roomse kerk. In NL kreeg het calvinisme de meeste invloed. Vervolging van protestanten door de Spaanse Habsburgse heersers resulteerde in beeldenstormen door protestanten en in een langdurige en uiteindelijk succesvolle godsdienst en onafhankelijkheidsoorlog met Spanje (80jarige Oorlog 1568-1648). Deze kreeg en hield lang een doorslaggevende invloed op de vorming van de nationale identiteit (NL stond tot in de 20e eeuw bekend als een calvinistisch land, ook al bleef ten zuiden van de grote rivieren de bevolking in meerderheid rooms). De in 1571 opgerichte Nederduits Gereformeerde kerk werd in 1579 de officiële kerk van de Republiek der 7 verenigde Nederlanden. De republiek kende geen godsdienstvrijheid, maar werd door de relatieve tolerantie toch een toevluchtsoord voor vervolgde protestanten en joden uit andere Europese landen. Roomsen werden gedoogd op een wijze vergelijkbaar met hoe het christendom werd gedoogd in moslimgebied (schuilkerken). Ze mochten bijv. geen officieel ambt bekleden. In NL bezuiden de grote rivieren hadden ze meer in de melk te brokkelen. Daar moesten calvinisten soms gebruik maken van schuilkerken.
Tijdens een 12 jarige gevechtspauze in de opstand kende de Nederduitse kerk een eerste afsplitsing. In 1618 trokken via een synode de remonstranten aan het kortste eind ten gunste van de meer dogmatische contraremonstranten. Dat resulteerde in het afslachten van hun leiders en mondde bijna uit in een burgeroorlog, maar nog geen 10 jaar later werden schuilkerken van remonstranten door de vingers gezien. Het conflict met de remonstranten vormde voor de synode een inspiratiebron voor het vastleggen van leerstellingen & kerkrecht. Zo werden leden van hogere bestuursorganen benoemd door lagere organen. Verder besloot men om een eerste Nederlandstalige Bijbel tot stand te brengen. Deze Statenvertaling kwam gereed in 1637 en zou nog honderden jaren dienst doen. In de 17e eeuw ontstonden er naast roomse en remonstrantse Lutherse en doopsgezinde schuilkerken. Ze bleven bestaan tot aan de Franse tijd. In 1795 riep de Franse bezetter de Bataafse republiek in het leven. Deze voerde een grondwet in met meer godsdienstvrijheid en dat maakte schuilkerken overbodig. Vanaf 1813 behield het koninkrijk (tot 1830 met het huidige België het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden) zo’n grondwet. In dit VK der Nederlanden was de meerderheid van de bevolking (62,7% in 1830) rooms. In 1816 fuseerden de Waalse hervormde kerken met de Nederduits gereformeerde kerk tot de Nederlandse hervormde kerk. Deze bijna staatskerk werd centralistisch en hiërarchisch georganiseerd en kende een grote verscheidenheid aan stromingen (van ultraorthodox tot vrijzinnig). Dit resulteerde nadat België zich had afgescheiden in veel fracties en afsplitsingen (Gereformeerd). De eerste uit de puriteins orthodox hoek (afscheiding 1834, Ledeboer 1841) mondden uit in vervolging, opsluiting van voorgangers en emigratie. Na de grondwetsherziening van 1848 verbeterde de situatie. Dit leidde in 1869 tot oprichting van een Christelijke gereformeerde kerk. Voor de roomsen resulteerde de herziening in herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853. Bij de 4 volkstellingen tussen 1849 en 1879 gaf bijna iedereen een religie op (geen/overige scoorde tussen 0,0 en 0,3%). De meerderheid van de bevolking (rond 55%) stond te boek als hervormd, gevolgd door rooms (van 38 naar 36%), gereformeerd (van 1,3 naar 3,5%), joods of luthers (beide rond 2%) en doopsgezind (ruim 1%).
De grootste calvinistische afscheiding werd de doleantie van 1886 met de gepassioneerde Abraham Kuyper als voorman. Hij wierp de tegenstelling seculier (werelds c.q. liberaal of socialist) vs. confessioneel (gelovig; m.n. rooms of calvinist) op als frame. Daarmee bevorderde hij het proces van verzuiling, de opdeling van de samenleving van NL in strikt van elkaar gescheiden levensbeschouwelijke segmenten met eigen organisaties. Deze was tijdens het interbellum op haar hoogtepunt en zou tot in de 60er jaren van de 20e eeuw toonaangevend blijven. Zodoende werd Kuyper bekend als voorvechter van gelijkstelling van openbaar & bijzonder onderwijs (educatie op levensbeschouwelijke grondslag) en achtereenvolgens als oprichter van calvinistisch dagblad De Standaard in 1872 (in WOII opgevolgd door Trouw), de eerste politieke partij van NL in 1879 (de gereformeerde ARP die haar naam ontleende aan verzet tegen het credo van de Franse revolutie “vrijheid, gelijkheid en broederschap”) en de calvinistische Vrije universiteit in 1880 in Amsterdam. In 1892 werd de Gereformeerdekerk resultaat van de doleantie. Deze bleef, ondanks afsplitsingen in 1926 (Hersteld) en 1944 (Vrijmaking), veruit het grootste calvinistische kerkgenootschap na de hervormde kerk. Met dit alles had Kuyper in feite een gereformeerde zuil in het leven geroepen. De in 1894 opgerichte linkse SDAP werd de grootste vooroorlogse seculiere partij. In 1901 kreeg ze gezelschap van de links liberale VDB en in 1921 van de conservatief liberale Vrijheidsbond. In 1908 begonnen de hervormden hun eigen politieke partij (CHU) en in 1926 richtten de roomsen de RKSP op. In 1917 eindigde de schoolstrijd in gelijkstelling (ook qua overheidsgeld) van openbaar & bijzonder onderwijs en nadien voerden de zuilen van NL een beleid van compromissen.
Gereformeerden uit de zuil van Kuyper (gewone gereformeerden) zijn doorgaans minder streng in de leer dan bevindelijk gereformeerde groepen die ontstonden uit de hervormde kerk. Zo is in 1906 binnen deze kerk de Gereformeerde Bond opgericht (het grootste bevindelijke kerkgenootschap). In 1907 volgden door afsplitsing de streng Gereformeerde gemeenten (Ledeboer aanhang) en de erg streng in de leer zijnde Oudgereformeerde gemeenten en in 1948 kwamen via een fusie hier weer uit de Oud Gereformeerde gemeenten in NL tot stand. De bevindelijk gereformeerden riepen een eigen zuil in het leven (6) met de in 1918 opgerichte SGP als politieke partij (nu de oudste partij van NL). De meesten van hen wonen in de Bijbelgordel, een strook van NL tussen Walcheren en Staphorst. Bij de volkstelling van 1930 was het roomse volksdeel (36,4%) opnieuw het grootst geworden. Het segment hervormden was geslonken naar 34,6%. M.n. door de opkomst van socialisme en arbeidersbeweging groeide het volksdeel dat geen gezindte opgaf tussen 1889 en 1930 van 1,5 naar 14,4%. Rond 9,5% stond in 1930 te boek als gereformeerd. Verder haalden de categorieën joods en overige/ onbekend beide 1,4%; de lutheranen kwamen op 1,1% en doopsgezinden op 0,8%.
Na WOII bleek dat slechts 20.000 van de 140.000 Joden van voor de oorlog de Holocaust hadden overleefd (dit valt onder de laagste percentages binnen de huidige EU). De meesten van hen emigreerden naar Israël. Direct na de oorlog kwam een beweging op om de verzuiling te doorbreken en een progressieve volkspartij te beginnen (doorbraak). Dit mondde in 1946 uit in oprichting van de PvdA die in de praktijk de vervanger zou worden van de SDAP. Deze poging mislukte zo grotendeels en alle zuilen kregen weer eigen politieke partijen. De ARP, CHU en SGP bleven bestaan en de roomsen richtten in dec. 1945 de KVP op. In 1948 begonnen de vrijgemaakt gereformeerden hun eigen GPV (in 2000 met de orthodox calvinistische RPF gefuseerd tot ChristenUnie) en verenigden de liberalen zich in de conservatief liberale VVD. Deze kreeg er in 1966, net als voor de oorlog, een vrijdenkende progressievere pendant bij (D66). Ondanks dat de voormalige kolonie Nederlands-Indië een moslimland was, was van de Islam in NL weinig merkbaar. De eerste moskeeën werden rond 1948 gesticht door de Ahmaddyja beweging uit Pakistan. In de 60erjaren vormde de komst van gastarbeiders uit Turkije en Marokko (en daarna van hun gezin) de echte aanzet tot opkomst van deze religie. Ook waren er tekenen van democratisering. Zo werd na 1965 de roomse mis opgedragen in de volkstaal i.p.v. het Latijn door een pastor die met zijn gezicht naar het kerkvolk toe staat. M.n. de opkomst van anarchistische & alternatieve jeugdbewegingen (Provo, Flowerpower) versterkte de ontzuiling en vormde een stimulans voor alternatieve religieuze stromingen met nadruk op geloofsbeleving ten koste van de traditionele kerkelijke instellingen (New age). Bij de census van 1971 was het segment dat bij religie “geen” opgaf na de roomsen en met de hervormden het op één na grootst en evangelisch protestante groepen en moslims kwamen op (rooms 40,4%, hervormd en geen beide 23,6%; gereformeerd 9,4%; overig protestant 2,1%; moslim 0,4%). De belangrijkste Bijbelvertaling van de protestanten werd die uit 1951 van het NBG. In 1961 werd bij de roomsen de Canisiusvertaling vervangen door de eerste Willibrordvertaling.
Sinds de 70er jaren zetten ontkerkelijking en ontzuiling door. Vanuit het calvinisme probeert men dit tij te keren via de ratio (bijv. theologen die oude dogma’s los laten als Harry Kuitert en na 2006 zelfs atheïstische dominee Klaas Hendrikse), maar anderen leggen juist nadruk op geloofsbeleving door vertrouwde dogma’s in een nieuw jasje te steken via vernieuwde en inspirerende liturgieën. Zo kwamen m.n. vanuit de USA evangelische groepen op die zelfs New-Age uiterlijkheden niet schuwden (Jezus; Jesus; en latere TV karikatuur Koos Koets, voorzitter gereformeerde junkiebond). Deze tendens resulteerde in 1967 al in oprichting van de EO en de ontwikkeling werd gestimuleerd door de opkomst van migrantenkerken uit bijv. Suriname, de Antillen of (West) Afrika. Tot op heden lijken evangelische gemeenschappen in NL de enige binnen het christendom te zijn die groeien. De teruggang van verkalkte structuren leidde o.m. tot fusies. In 1980 fuseerden de 3 grote confessionele partijen tot het CDA en via reeds in 1961 begonnen besprekingen vanuit een oecumenisch gedachtegoed gingen in 2004 de hervormde, gereformeerde & Lutherse kerk verder als PKN met gebruik van de oecumenische Nieuwe Bijbelvertaling. De roomsen verkozen toch de Willibrordvertaling (Het). Hoewel de PKN opties open hield tot behoud van eigen identiteit splitste rond 3% van de leden zich af om op de oude voet door te gaan. Het aantal PKN leden daalt met zo’n 2,5% p/j, m.n. door een sterfteoverschot (13% van de overledenen en 5% van de geborenen in NL vielen in 2012 onder de PKN). Tussen 2005 en 2012 zakte het protestante volksdeel van 21 naar 18%, het roomse segment van 29 naar 27% en het moslim segment van 5 naar 4%. De overige gezindten (christelijk & niet christelijk) stegen van 4 naar 6% en de categorie “geen” van 42 naar 46% (2). Toch duidt dit laatste label lang niet altijd op ongelovigheid, want rond 2002 was in NL het segment atheïsten het kleinst (14% in 2002) en het deel dat geloofde in een onpersoonlijke hogere macht (ietsist) het grootst (36%, verder: agnost 26%, geloof in God/ theïst 24%). Wel blijft staan dat traditionele instituten met hun rituelen terrein verliezen.
De roomse kerk in NL
De oudste bisdommen op Nederlands grondgebied zijn ingesteld in de tijd dat de regio werd gekerstend. De overlevering wil dat St. Servaas het bisdom Maastricht in 384 begon, maar er is slechts met zekerheid bekend dat het bestond tussen 534 en 722. Aartsbisschop der Friezen St. Willibrord stelde in 695 het bisdom Utrecht in. Tussen de 10e en de 13e eeuw werden achtereenvolgens kloosters gesticht door Benedictijnen (met de Sint-Adelbertabdij in Egmond als oudste), Augustijnen, Norbertijnen en m.n. in Friesland en Groningen Cisterciënzers. In de 15e eeuw kwamen daar zo’n 100 kloosters bij via de moderne devotie beweging van Geert Grote. De enige Nederlandse paus in de geschiedenis was Adrianus VI (1459-1523). Hij was de 218e roomse kerkvorst en bleef 1½j in functie tot aan zijn overlijden. Thans zijn Willibrord en de iets latere missionaris Pichelmus de patroonheiligen van de Roomse Kerkprovincie NL. In 2010 telde men ruim 40 heiligen en 5 zalig verklaarden van Nederlandse bodem (Ned). Het bisdom Utrecht werd in 1559 gepromoveerd tot aartsbisdom. Men kreeg er 5 bisdommen bij en er kwamen 2 bisdommen onder Mechelen (nu in België). Tussen 1580 en 1629 werden alle bisdommen echter opgeheven en vanwege de calvinistische wind die er waaide moesten o.m. de roomsen zich tijdens het bestaan van de republiek der 7 verenigde Nederlanden (d.w.z. tot het begin van de Franse tijd in 1795) behelpen met schuilkerken. Tussen 1581 en 1853 zag de kerk NL als missiegebied. Een schisma in 1723 mondde tussen 1870 en 1890 uit in het ontstaan van de Oudkatholieke kerk. Deze verwierp roomse dogma’s als de onfeilbaarheid van de paus, de onbevlekte ontvangenis van de heilige maagd en het priestercelibaat, maar bleef klein. N.a.v. de grondwetswijziging van 1848 zijn in 1853 weer bisdommen ingesteld met Utrecht als aartsbisdom en verder Haarlem, ’s Hertogenbosch, Breda en Roermond. In 1956 kwamen daar Groningen en Rotterdam bij en in 1971 is Maastricht toegevoegd als titulair bisdom. Tussen 1860 en 1960 (de periode van het Rijke Roomse Leven) ontstond een roomse zuil (3.4) die in de politiek vaak coalities aanging met protestante partijen. De zuil kende na WOII als componenten de KVP (politieke partij; in 1980 opgegaan in het CDA), KRO (omroep met als onderdeel de RKK, in 2015 fuseert de KRO met de protestante NCRV), NKV (vakbond, sinds 1976 onderdeel FNV), het witgele kruis (in 1978 opgegaan in de nationale kruisvereniging) en jeugdbond KWJ (tot 1982) en als media de Volkskrant, het katholiek nieuwsblad, de Maasbode en HP/ de Tijd. Het onderwijs kent roomse scholen (lang met een scheiding der geslachten) en 2 universiteiten (Tilburg en Eindhoven). De roomse zuil was dominant aanwezig ten zuiden van de grote rivieren. Hier gaf de roomse kerk de toon aan wat bijv. te merken was (en is) aan de vele tekenen van volksdevotie. Ook langs de Hollandse kust en in midden Noord-Holland, Twente en de Achterhoek zijn flinke roomse pockets; soms met opvallend veel sterk behoudende gelovigen.
Naar organisatiestructuur is aartsbisdom Utrecht hoofdzetel van de kerk met kardinaal Wim Eijk als metropoliet van de Nederlandse kerkprovincie. De 7 bisdommen zijn verdeeld in regionale decanaten met daaronder de lokale parochies met pastoors en hulppastoors (kapelaan). Aan kerktypes onderscheidt men o.m. kathedralen (kerk als bisschopszetel; 2.2), kloosterkerken en bedevaartkerken (zomer 2014 telde NL 663 beschreven bedevaartsoorden). Na het Tweede Vaticaans concilie (1962-1965) kwam de roomse kerk dichter bij het volk te staan. Met de opkomst van antiautoritaire stromingen (flowerpower, New-Age etc.) als achtergrond resulteerde dit in NL in een felle strijd tussen progressieve en behoudende roomsen die uitmondde in wat wel de tweede Beeldenstorm is genoemd. In NL zijn de Acht-Mei beweging (1985-2003) en voormalig Jezuïet Huub Oosterhuis (1933, uit de orde gezet omdat hij trouwde) exponenten van de vernieuwers en de Dogmatische Unie en Joannes Gijsen (1932-2013; o.m. voormalig bisschop van Roermond) vallen onder de traditionalisten. Liturgische gezangen van Huub Oosterhuis sloegen ook aan bij de protestantse PKN. Na 2000 nam de polarisatie af en kwam onder jongere geestelijken enige traditionele tegenstroom op gang. Of dat doorzet valt nog te bezien, mede gezien de reacties op de in 2013 gekozen en als sociaal bewogen en relatief progressief bekend staande paus Franciscus (PDF).
De roomse kerk als geheel heeft zich altijd erg behoudend betoond in ethische kwesties. Ze was zeker voor de komst van de nieuwe paus in alle omstandigheden tegen gebruik van voorbehoedsmiddelen, buitenechtelijke seks, abortus, euthanasie, homohuwelijk en vrouwelijke priesters/ pastors en ze hecht aan het priestercelibaat, maar ze wordt ook in NL bijv. steeds vaker geconfronteerd met kindermisbruik door geestelijken (1.6). De roomsen in NL staan door de bank genomen echter tolerant tegenover ethische issues en de meesten van hen vinden dat de kerk zich er buiten moet houden en hen hier in vrij moet laten (PDF). Ook hebben de parochianen in meerderheid geen bezwaar tegen getrouwde of homopriesters (vs. stiekem pedofiel) of tegen de vrouw in het ambt. De ontkerkelijking neemt toe bij de roomsen, zij het minder snel dan bij de PKN. Wel gaan roomsen minder vaak naar erediensten dan protestanten en deze deelname neemt bij hen ook nog relatief snel af. Tussen 1950 en 2000 zakte het roomse volksdeel in aantal van 6 miljoen naar ruim 5m. Daarna ging de afname harder, want per 1/1-2013 telde de kerk nog 4,04m zielen (KASKI, PDF). Het segment roomsen onder de hele bevolking ging van 40,5% in 1970 naar 24,1% in 2012. Tussen 2000 en 2012 namen het kerkbezoek en het aantal kerkelijk dopen en huwelijken sterker af en ook het aantal uitvaarten daalde. In die periode zakte het gemiddelde misbezoek per weekend van 440.000 (8,6% van alle roomsen) naar 226.000 (5,6%). Het aantal dopen ging van 42.400 (20,5% van alle geborenen in NL) naar 19.700 (11%), het aantal huwelijken van 10.700 (12,2% naar 2.915 (4%) en het aantal uitvaarten van 38.500 (27,2%) naar 26.300 (19%). Door deze ontkerkelijking neemt ook het aantal zelfstandige parochies en kerkgebouwen flink af. Kerken die open blijven worden steeds vaker verhuurd voor activiteiten van leken en daar krijgt de hoge roomse geestelijkheid achteraf soms spijt van (Rk-bestuur).
Het protestantisme in Nederland
In 2012 zag van de volwassen bevolking in NL 18% zichzelf als protestant (Kerkbezoek). Dit volksdeel vormt in het NL boven de grote rivieren de grootste geloofsgemeenschap. Protestanten onderschrijven de 5 sola’s om zich te onderscheiden van de roomse kerk en kennen zo geen kerkhiërarchie of celibaat. Verder vormen ze qua strengheid in de leer een gemêleerd gezelschap dat varieert van vrijzinnig via gematigd naar orthodox en bevindelijk. Deze indeling komt in feite bij elk overtuigingsegment (religieus incl. New-Age, politiek etc.) terug, maar is in het protestantisme sterk geïnstitutionaliseerd. De vrijzinnigen zijn het meest rekkelijk en bieden alle ruimte voor individuele variatie in geloven (PKN predikant Klaas Hendrikse die zichzelf gelovige en atheïst noemt valt er bijv. ook onder). Bevindelijke protestanten zijn juist streng en precies in de leer. Ze kennen de meeste afsplitsingen, sluiten zich het meest op in eigen gemeenschappen en hechten het sterkst aan hun zuil. Binnen het Nederlandse protestantisme overheerst het calvinisme. Een ander onderscheid is dat tussen het conventionelere gereformeerde protestantisme en het evangelisch christendom dat m.n. via de USA naar NL kwam en nadruk legt op persoonlijke geloofsinspiratie & evangelisatie. Evangelische christenen zitten qua geloofsinhoud en ethiek aan de orthodox bevindelijke kant van het spectrum, maar qua liturgie zijn ze vrijer en alternatiever dan orthodoxe of bevindelijke groepen. De richtingen kennen allemaal hun eigen theologische opleidingen voor predikanten.
De orthodox bevindelijke gezindte weerspiegelt zich in jargon (incl. de tale Kanaäns). Zo spreekt een evangelische christen het woord niet uit als kristen, maar als gristen en bijv. in discussies op de EO vallen regelmatig termen als “mensenkinderen”. Verder kennen deze kringen een voorliefde voor verkleinwoorden (een erfenis uit het Duitse piëtisme die ook antroposofen niet onberoerd liet). Evangelische christenen zijn tevens te herkennen aan een ichthusteken achterop hun auto. |
In 2004 kwam vanuit het samen op weg proces een fusie tot stand van de 2 grootste calvinistische kerkgenootschappen (de Nederlands hervormde en de gereformeerde kerk) met de Evangelisch Lutherse kerk tot de PKN. Naar organisatiestructuur kent deze kerk een generale synode met 79 leden dat een dagelijks bestuur aanstelt met 5 leden (het moderamen) met de scriba als belangrijkste woordvoerder. Gemeenten/kerken mogen zelf hun denominatie kiezen. Tussen 2006 en 2013 steeg het segment dat zich als protestant afficheert van 24 naar 45% ten koste van de oorspronkelijke denominaties (hervormd van 48 naar 36%, gereformeerd van 26 naar 17%, luthers van 2,8 naar 2,4%; Feiten). Van de 2,5 miljoen leden bij ingaan van de fusie kwam 72,5% uit de hervormde, 27% uit de gereformeerde en 0,5% uit de Lutherse hoek en ook hier stijgt het segment dat zich protestant noemt (tussen 2010 en 2014 van 33 naar 56%) en dalen de andere segmenten (hervormd van 55 naar 39%, gereformeerd van 11 naar 5%, Luthers van 0,8 naar 0,7%). De kerk verliest sterk door een sterfteoverschot en weinig nieuwe aanwas van buiten. In 2011 vond 5% van de dopen, 8% van de huwelijken en 14% van de uitvaarten van NL plaats in PKN verband. Per 1/1-2013 telde men 1,72 miljoen zielen (ruim 10% van de bevolking: de). In 2014 maakte de kerk melding van 1,68m doop & belijdende leden en 0,34m overige leden (deze zijn vaak ook lid van een andere kerk). Van de provincies was Friesland met 26,5% van de bevolking flink over vertegenwoordigd en Noord-Holland (5,6%) en Brabant & Limburg (3,3%) waren onder vertegenwoordigd (tabel). In de PKN varieert de ethiek met de stroming (modaliteit). Het segment tegenstanders van de vrouw in het ambt, seks voor het huwelijk, abortus, euthanasie, homoseksualiteit etc. groeit met de bevindelijkheid van de modaliteit. In 2011 zag 8% van de leden zich als vrijzinnig, 20% als gematigd, 22% als niet van een stroming, 8% als evangelisch, 26% als confessioneel en 16% als lid van de bevindelijke Gereformeerde Bond binnen de voormalige hervormde kerk (deze bleef opmerkelijk genoeg in de PKN). Er zijn bijv. KPN gemeenten met predikanten die openlijk homo zijn en men kent ook de vrouw in het ambt. Het segment vrouwelijke voorgangers groeide tussen 2006 en 2014 van 18 naar 22% en in 2013 werd een vrouw “kerkhoofd” (Karin). Bij synodeleden was het meer vrijdenkende segment wel wat groter dan bij de gewone leden (68 om 50%). Kerkse PKN leden zijn het meest sociaal & politiek actief van de grote geloofsgroepen (Rap p153).
Binnen het gereformeerde protestantisme zijn kerken buiten de PKN ongeveer even behoudend als de confessionelen in de KPN. Ze vallen onder de noemer orthodox gereformeerd en vormen een maatschappelijke zuil die rond 4% van de bevolking beslaat met concentraties in het noorden van Groningen, Friesland en Overijssel; de IJsselmeerpolders, de Veluwe, Utrecht en de Zeeuwse & Zuid-Hollandse eilanden. De zuil kent de ChristenUnie als politieke partij, deEO als omroep en het Nederlands dagblad als krant. Wel staan leden meer open voor de buitenwereld dan bevindelijk gereformeerden. Ze hebben zelden bezwaar tegen tv in huis of vaccinaties, kennen weinig tot geen kleding voorschriften en zijn verdraagzaam zonder hun geloof buiten eigen kring op te dringen. Voor zichzelf zijn orthodoxe refo’s wel streng in leer & ethiek. Afsplitsingen komen geregeld voor maar minder vaak dan bij bevindelijk groeperingen. De bijbel wordt nogal letterlijk genomen. De meerderheid zet vraagtekens bij de evolutietheorie (6) en is tegen abortus, euthanasie & de vrouw in het ambt. Seks voor het huwelijk en homofilie worden bedenkelijk gevonden. Sociaal maatschappelijk heeft men zeker oog voor sociaal onrecht & milieu en neigt men naar links (rentmeesterschap; 4, Christen). Bij de kerken binnen de zuil zakt het ledental, maar minder snel dan bij de PKN. De voortgezet en hersteld gereformeerden die zich afsplitsten na oprichting van de PKN in 2004 (rond 4500 in 2013) kunnen tot de zuil worden gerekend. Ze zijn verwant aan de vrijgemaakt gereformeerde kerk (122.000 leden in 2013), de Christelijk gereformeerde kerk (74.000) en de Nederlands gereformeerde kerk (33.000).
Het Evangelisch Christendom is als stroming binnen het orthodox protestantisme m.n. opgekomen uit 18e en 19e eeuwse opwekkingsbewegingen in het Verenigd Koninkrijk en de USA. Hierin ligt een sterke nadruk op de persoonlijke ervaring van zonde, schuld en verlossing door Jezus Christus via overgave aan de Heilige Geest en op het einde der tijden & de wederkomst en daarmee op bekering & evangelisatie. Op de totale aanhang van het evangelisch christendom is moeilijk zicht te krijgen. Deze is wel geschat op 1% van de bevolking, maar is flink groter wanneer men in aanmerking neemt dat alleen al binnen de PKN zo’n 150.000 zielen (8% van het ledenbestand) onder deze categorie vallen, dat buiten de PKN de aanhang van de pinksterbeweging in 2006 werd geschat op 148.000 (Rapport p107) en van overige kerken (deels evangelisch) op 156.000 (p112) en dat NL zo’n 800.000 christelijke immigranten telt. Die zijn merendeels rooms, maar ook vaak lid van evangelische migrantenkerken (Rap p156). Deze opereren vaak autonoom en houden er geen centrale ledenadministratie op na. Onder de noemer vallen bijv. Jehova’s (29.000), aan het Baptisme verwante groepen in NL (deels ontstaan uit doopsgezinden die NL in de 17e eeuw ontvluchtten; 20.000 à 30.000), de Molukse evangelische kerken (25.000), Nieuw-Apostolische groepen (15.000), Vergaderingen van gelovigen (10.000) en Leger des Heils groeperingen (7000). Er zijn sterke aanwijzingen dat de evangelische beweging binnen het christendom in NL de enige is die groeit. Onder de groepringen is de deelname aan erediensten hoog en behoudende opvattingen zetten de toon (veelal tussen die van orthodoxe en bevindelijke gereformeerden in). In buitenlanden ontaardt hun evangelisatie nogal eens in proselytisme, maar in NL wordt dat veelal als opdringerig ervaren. Qua liturgie zijn de groepen vrij en onconventioneel en dat verklaart deels hun aantrekkingskracht. Naast kerkdiensten trekken bijv. evangelische (pop)festivals in NL erg veel bezoek.
Bevindelijke gereformeerden (rond 3% van de bevolking) kennen een eigen zuil (6) en zijn m.n. geconcentreerd in een strook NL die loopt van Walcheren via de Zeeuwse en zuid Hollandse eilanden, zuidelijk Utrecht en de Veluwe naar Staphorst (Bijbelgordel) en verder rond Rijssen en in de vissersdorpen Urk en Katwijk. De gereformeerde bond binnen de KPN met rond 300.000 gelovigen vormt de grootste groep met daarna de Gereformeerde gemeenten (107.000 in 2013) en een 3tal afsplitsingen; de hersteld hervormde kerk (sinds 2004 los van de PKN: 59.000), de Gereformeerde gemeenten in NL die zich afsplitsten van de gereformeerde gemeenten (24.000) en de afsplitsing van de christelijk gereformeerden “Bewaar het pad” (18.500). Alle groeperingen delen een rotsvast geloof in het bestaan van God & duivel, hemel & hel en het gezag van eigen voorgangers en geven zich als onverbeterlijke zondaren over aan de voorzienigheid & genade Gods. Daarom weigeren velen bijv. hun kinderen te laten vaccineren. Men haalt Gods woord uit een herziene Statenvertaling van de Bijbel. De Bijbel wordt letterlijk uitgelegd en daardoor domineren strenge creationisten die geloven dat de wereld ruim 6000 jaar geleden in 6 dagen is geschapen (Jong). Dagelijkse lezing daaruit & gebed rond maaltijden en deelname aan minstens 2 even sobere als lange kerkdiensten op zondag vormen voorname vaste markeringspunten in het leven. De kerksheid ligt dan ook erg hoog. Kinderen gaan naar reformatorische scholen en interne controle wordt gekoesterd via huisbezoek van ouderlingen en deelname van jongeren aan catechisatie.
De gemeenschappen zijn zeer traditioneel in hun opvattingen en sluiten zich vaak af van de niet bevindelijke buitenwereld. Velen hebben uit principe bijv. geen TV in huis. Voor vrouwen kent men nogal eens kledingvoorschriften (bijv. geen lange broek dragen en bij zondagse kerkdiensten hoofdbedekking) en veel vrouwen doen uit principe geen betaald werk (wel helpen bijv. alle boerenvrouwen & dochters mee op het land). Pas in 2014 kreeg, met de dreiging van rechtszaken wegens discriminatie op de achtergrond, voor het eerst een SGP vrouw een politieke functie (6). Men is tegen (legalisering van) abortus, euthanasie, drugs, prostitutie & homohuwelijk en ook tegen seks voor het huwelijk of vloeken en voor een strikte zondagsrust. Qua homoseksualiteit onderscheidt men geaardheid van praktijk. Een niet praktiserende homofiel die eerlijk voor deze geaardheid uitkomt en haar erkent als zondig kan in evangelische & bevindelijke kring in NL nog net door de beugel. Wel is de vrijheid van schoolbesturen in dezen eind mei 2014 ingeperkt (Tweede). De strengheid in de leer leidt behalve tot regelmatige afsplitsing van geloofsgroepen ook tot veel hypocrisie. Zo staan mannen bijv. open voor moderne technologie in visserij & landbouw. Daarbij valt rentmeesterschap nogal eens ten prooi aan winstbejagtalent en is ijdel gebruik van de naam des Heren (bijv. op vissersboten) dikwijls niet van de lucht. Ook drank & drugsgebruik op zaterdag (hetgeen weer bevorderlijk is voor de zondagsrust, o.m. tijdens de preek bij de kerkdiensten) en buitenechtelijke seks (incl. misbruik & incest) lijken onder grote groepen van het bevindelijke segment minstens gelijke trend te houden met het landelijk gemiddelde.
De Islam in Nederland
De Islam is naar grootte de 3e geïnstitutionaliseerde en de grootste niet christelijke religie in NL. Ondanks dat Indonesië (het volkrijkste moslimland ter wereld) eeuwenlang een Nederlandse kolonie was, kwam de islam in NL pas op na de 2e wereldoorlog toen Indonesië al onafhankelijk was. Rond 1948 stichtte de Ahmadiyya beweging uit Pakistan in NL de eerste moskee (de Mobarak moskee in Den-Haag) en in 1953 bracht ze een eerste Koran vertaling uit die in 2005 gevolgd werd door een verbeterde en meer uitgebreide versie. De moskee staat er nog, maar de beweging vormt thans in NL slechts een kleine minderheid. In de 60erjaren werd de komst van gastarbeiders uit Turkije en Marokko (en daarna van hun gezin) de ware opmaat voor de opkomst van de islam. Gastarbeiders uit moslimlanden waren vaak laag opgeleid (Marokkaanse gastarbeiders werden daar zelfs op geselecteerd omdat werkgevers geen onrust wilden) en traditioneel gelovig. Ze vormden afgescheiden geloofsgroepen rond eigen moskeeën (met als eerste de Turkse Yunus Enre moskee in 1973 in Almelo) en lieten hun eigen al even traditionele imams overkomen. Van de moslims die het CBS in 2012 telde kwamen 2 van de 3 uit Marokko (300.000) of Turkije (285.000). Vanaf 1980 kwamen er velen uit andere moslimlanden bij, vaak als asielzoeker. De grootste groepen kwamen uit Irak (54.000), Afghanistan (43.000), Iran (37.000), Somalië (37.000), Pakistan (21.000) en Syrië (14.000; aantallen per 1/1-2014; herkomst). Al sinds 1985 vallen deze vaak onder de top5 van herkomstlanden (Vijf). Omdat ze hier nog maar relatief kort zijn is het merendeel nog van de eerste generatie. Een flink gedeelte is goed opgeleid en m.n. onder Irakezen, Iraniërs en Syriërs is een aanzienlijke minderheid christen.
Voor een reële inschatting van het aantal moslims in NL is belangrijk dat het segment dat zichzelf als moslim ziet sterk varieert per herkomstland. Rond 2010 liep het bijv. uiteen van 97% bij Marokkanen naar 34% bij Iraniërs (verder: Turken 94%, Somaliërs 93%, Afghanen 85%, Irakezen 61%; Mos p14). Volgens het CBS groeide het aantal tussen 1996 en 2004 van 654.000 naar 944.000 (incl. 6000 autochtone moslims). Vanaf 2004 nam men niet langer het aandeel moslims in de herkomstlanden als criterium en ging met rekening houden met het feit dat het segment christenen of niet gelovigen uit moslimlanden in NL vaak oververtegenwoordigd is. Zo zakte het door het CBS vastgestelde aantal van 877.000 in 2005 naar 825.000 in 2008 waar het t/m 2012 bleef hangen (incl. in 2012 rond 15.000 autochtone bekeerden). In aandeel ging het moslim volksdeel van 6% naar 5% (onder 18plussers naar 4%; uit kleinere herkomstlanden in aantal: Suriname 34.000, Afghanistan 31.000, Irak 27.000 en Somalië 20.000). De moslims uit Suriname vallen onder de bevolkingsgroep uit India (Hindoestanen). Ze zijn naar verluidt voor 60% soenniet en voor 40% Ahmadiyya. Naar regio varieerde het segment moslims rond 2006 van minder dan 2% in Friesland & Drenthe naar 6% tot ruim 8% in de dichtbevolkte Randstad (Rapport p115).
Naar inhoud noemt de islam God Allah, is Mohammed zijn profeet en is de Koran het belangrijkste heilige boek. In de Koran worden de heilige boeken en profeten van Jodendom en Christendom met respect bejegend (men deelt het oude testament van de Bijbel). Buiten de Koran wordt in de islam m.n. gezag toegekend aan overleveringen van Mohammed en zijn volgelingen (Hadith). Over het gewicht dat aan beide moet worden toegekend en over de Hadith lopen de meningen sterk uiteen. Wel deelt men 5 zuilen van geloof en 5 geloofsplichten (degetuigenis, 5x p/d bidden, overdag vasten tijdens de ramadan, geven van aalmoezen, bedevaart naar Mekka; Vijf). Het begrip jihad (strijd tegen verleidingen) speelt daarin een belangrijke rol. De islam onderscheidt de grote jihad (strijd tegen innerlijke verleidingen) van de kleine jihad (gewapende strijd tegen verleiders in de buitenwereld; ie. onder niet moslims). De belangrijkste feesten zijn het Suikerfeest ter afsluiting van de ramadan en het offerfeest 70 dagen na het eind van de ramadan na de jaarlijkse bedevaart (hadj). Beide kennen door de islamitische maankalender een datum die 10 dagen p/j verschuift. M.n. op basis van de Hadith kent de islam veel stromingen die elkaar wereldwijd soms te vuur en te zwaard bevechten. De vroegste splijtzwam was de opvolging van Mohammed en dit resulteerde in de 2 hoofdstromingen Soennisme met nadruk op levenswandel & regels van de profeet zelf en wereldwijd de meeste aanhang en Sjiisme met nadruk op invloed van geestelijke leiders na de profeet (imams) en de meeste aanhang in Iran en wijde omgeving. Buiten dat kent de islam het Soefisme als mystieke & spirituele stroming die deze 2deling overschrijdt.
Beide hoofdstromingen kennen rechtsscholen die variëren van vrijdenkend tot fundamentalistisch; o.m. in hun visie op toepassing van het islamitisch recht ( Sharia). De grootste soennitische school, het hanafisme, is gematigd en heeft ook onder de moslims in NL de meeste aanhang. Onverdraagzame fundamentalistische en puriteinse soennitische stromingen uit Saoedi-Arabië (m.n. de takfiri binnen het Wahabisme en het Salafisme) komen veel in het nieuws vanwege radicalisme, vrouwenonderdrukking & moordpartijen (het meest onder moslims die zij als ongelovigen of afvalligen zien). Op geld beluste sensatiemedia & aandachtszieke populistische politici dragen wellicht bij aan hun groei. Ze krijgen onder Islamitische jongeren in NL die zich buitengesloten voelen en erkenning bij elkaar vinden soms aanhang, maar gezien vanuit de grootte ervan is de media-aandacht buiten alle proporties. Binnen het Sjiisme zijn rechtsscholen (met Jafari als grootste) vaak gebaseerd op het aantal erkende imams. De liberale Druzen, Alawieten en Alevieten (verwant aan de soefi’s)zijn bekende substromingen (onder het Turks volksdeel in NL is 20% aleviet waaronder Turkse Koerden). Liberaal is echter niet altijd een garantie voor humaan, want bijv. de Syrische dictatorfamilie Assad bestaat uit Alawieten. Ook binnen het Sjiisme komen vrouwenonderdrukking en strenge sharia toepassing voor, o.m. in Iran (van de Iraniërs in NL zag 66% zichzelf niet als moslim en dit zijn dus in feite geloofsballingen). In 2010 vond 8% van de moslims in NL zich streng gelovig (Marokkanen 12%, Turken 5%, overigen 2%; Mos p63); maar dat staat niet gelijk aan potentiële terrorist. In NL is een vriendelijke oude baas in een djellaba die met de rechterhand op zijn hart vergezeld van een lichte buiging een vrouw groet bijv. veel representatiever voor deze groep dan een jihadi of pleger van aanslagen. Onder de gelovigen in NL was het deel dat onderschreef dat ze moeten leven volgens de regels van de islam het grootst bij Marokkanen (73%) en het kleinst bij Iraniërs (17%; verder: Somaliër 69%, Turk 54%, Afghaan 37%, Irakees 32%) en bij voedingsregels is het contingent moslims dat zich er aan houdt het grootst. Het segment vrouwen met een hoofddoek lag in NL tussen 80% (Somalisch) en 13% (uit Iran; verder: Marokko 64%, Turkije 48%, Irak 38%, Afghanistan 21%; Mos p14). Onder de meeste moslims leven de geslachten naar westerse maatstaven sterk in gescheiden werelden. Wel worden opvattingen over de positie van vrouwen & homoseksuelen minder behoudend naarmate de groep het geloof minder praktiseert of al langer in NL is (Mos p110/111). Naar organisatie is de islam in NL sterk versnipperd. In 2003 telde men 616 islamitische organisaties (Turks 356, Marokkaans 171, Surinaams 89) en 453 moskeeën (Turks 245, Marokkaans 150, Surinaams 33; overige landen 25 incl. 6 Pakistaanse; Rapport p118). In 2010 ging de Islamitische omroep failliet. Zomer 2014 was er nog geen vervanger.
Andere geloofsgemeenschappen
Onder niet christelijke geloofsgemeenschappen in NL zijn aantallen moeilijk te schatten; m.n. door versnippering, doordat overkoepelende organisaties (voor zover aanwezig) geen ledenadministratie bijhouden en doordat de criteria voor aanhang vaag zijn (iedereen van elk geloof kan bijv. technieken toepassen uit hindoeïsme of boeddhisme als yoga & meditatie). Het aantal hindoes ligt tussen 100.000 (schatting CBS in 2004) en 250.000 (Religie). Het merendeel valt in NL onder de 160.000 HindoestaanseSurinamers, waarvan 2 op de 3 (100.000) de hindoe religie aanhangen. Deze kwamen kort na het zelfstandig worden van Suriname in 1975 massaal naar NL en wonen vooral in de Randstad (het vaakst in Den-Haag). De gemeenschap is goed geïntegreerd, maar kent intern veel nadruk op sociale controle en traditionele gezagsverhoudingen & rolverdelingen binnen de familie met een belangrijke (rituele) rol van tempelpriesters (pandit). Dit kan, ook qua geloof, leiden tot een generatiekloof (vrouwen). NL telt ook Hindoes uit m.n. India, Sri Lanka, Bangladesh, Afghanistan en Oeganda. Het aantal mensen uit India in NL werd in 2012 geschat op 22.000 (waarvan 11.000 hindoe in 2006). De HNR (Hindoe Raad NL; Hindu) kwam tot 9 lidorganisaties, m.n. van geïnstitutionaliseerde traditionele hindoe groepen uit Suriname. Ze is in 2012 door de overheid erkend, o.m. als leverancier van gevangenis en legerpastoraat. De levensbeschouwelijke omroep van de hindoes in NL heet OHM (tevens een verwijzing naar de bekendste hindoe mantra). Buiten traditionele religieuze instituties vervult het hindoeïsme ook een rol. Onder de New Age stromingen met een hindoe achtergrond (goeroebewegingen; Rap p126) vallen de Hare Krishna’s, Transcendente Meditatie (TM) en Bhagwan/ Osho beweging. In NL leerden meer dan 50.000 mensen de TM techniek. Het Sikhisme, een aparte monotheïstische religie uit India waarvan de mannen te herkennen zijn aan hun baard en tulband, claimt in NL een aanhang van 15.000.
Het Boeddhisme is een levensbeschouwelijke stroming met een geloof in lijden vanuit gehechtheid & begeerte dat uitmondt in reïncarnatie en in de mogelijkheid van verlossing uit deze cyclus. Schattingen over het aantal Boeddhistenin NL lopen uiteen van 35.000 naar 250.000 met 170.000 (70.000 uit boeddhistische landen, m.n. China, Vietnam, Thailand & Japan; 100.000 autochtonen; Rapport p134) als meest verluide compromis. Dit aantal hanteert de Boeddhistische Omroep Stichting BOS en het zou neerkomen op 1% van de bevolking. Onomstreden is dat vanaf begin 70er jaren (flowerpower en New-Age tijd) de aanhang sterk is gegroeid. Ook het boeddhisme kent een scala van stromingen (scholen) van vrijdenkend tot fundamentalistisch & van geïnstitutionaliseerd tot onafhankelijk met als hoofdstromingen Theravada (20% van de aanhang in NL), Mahayana (incl. Zen: 40%) en Tibetaans boeddhisme (40%). Rond 2006 telde men in NL 70 boeddhistische organisaties, incl. 33 (klooster)gemeenschappen (sangha’s). Eind 2012 is de koepel Boeddhistische Unie Nederland (home) definitief door de overheid erkend als leverancier van gevangenispastoraat. Het aantal joden in NL werd rond 2006 geschat op 43.000, waarvan 30.000 met een joodse moeder. Van hen praktiseerden 9000 actief de joodse religie, bijv. door bezoek aan de synagoge. Daarvan vielen de meesten (5600) onder een orthodoxe bond (Nederlands Israëlitisch kerkgenootschap NIK 5100, Portugese joden 500) en 3200 onder de liberaal religieuze joden (Rapport p131).
Sinds 2010 valt een meerderheid van de Nederlanders onder de categorie ongelovig/ overige. Dit is het niet bij een geïnstitutionaliseerde geloofsgemeenschap aangesloten volksdeel en dat groeide tussen 2006 en 2012 van 48,5 naar 53%. Niet iedereen in dat volksdeel is echter ongelovig. Zo werd in 2006 in een WRR rapport (vanaf p177) 28% van de bevolking van NL bestempeld als religieus gebonden (christelijk 25%, andere geïnstitutionaliseerde religie 3%) en 62% als niet religieus gebonden met een flinke bijdrage van de categorie “ongebonden spiritueel” (26%). Dit segment heeft een enorm scala aan inspiratiebronnen (nieuwe;lijst; pseudo) waarbij in elk geloof opnieuw de dimensie vrijdenkend fundamentalistisch is vertegenwoordigd. Voor de niet religieus gelovige groep bleef 36% over, maar ook dit volksdeel kent levensbeschouwelijke organisatie. Zo is het moderne humanisme; een niet religieuze levensbeschouwelijk stroming die gelooft in menselijke waardigheid, vrijheid en persoonlijkheid; in NL verenigd in de Humanistische Alliantie, een koepel van 50 organisaties (incl. het humanistisch verbond) met 80.000 leden. De koepel is door de overheid erkend, doet aan leger, gevangenis en ziekenhuispastoraat en levert een levensbeschouwelijke bijdrage aan huwelijken en begrafenissen. Via Report (SD3) kan voor 15plussers voor winter 2012 een vergelijking worden gemaakt met de verhoudingen in de EU, incl. veranderingen t.o.v. 2009 (Report). Voor 2012 was hier het segment ongelovigen (agnosten & atheïsten samen) voor NL met 49% het grootste binnen de EU (EU 23%).
Geloofsinhoud en ongelovigheid
Op http://www.thearda.com/staan uitslagen van nader onderzoek naar persoonlijke geloofsopvattingen. Het volksdeel dat een aantal geloofsitems onderschreef is in NL meestal relatief klein en vertoonde in 1999 vaak een dalende trend. In 1981 zag 70% zichzelf als gelovig, in de 90er jaren was dat ruim 60% en in 2005 nog 57%. Het deel dat in God geloofde zakte van 72% via 65% in 1990 naar 59% in 1999, maar het deel dat geloofde in een persoonlijke God was daarbij klein en werd nog kleiner (van 37% via 28% naar 24%). Het begrip zonde zakte qua aanhang van 55% via 46% naar 40%. Het volksdeel dat in een voortbestaan na de dood geloofde veranderde weinig van grootte (van 51% via 46% in 1990 naar 51% in 1999), maar het geloof in reïncarnatie steeg intussen van 13% via 17% naar 22%. Het geloof in de hemel zakte van 45% in 1981 naar 38% in de 90er jaren en dat in de hel van 17 naar 14%. Het volksdeel dat de kerk belangrijk vond voor een aantal issues werd wat kleiner (kerk vervult geestelijke behoeften van 54 naar 49%; kan antwoord bieden bij morele problemen van 41 naar 36%; bij gezinsproblemen van 40 naar 31%). Wel ging deze achteruitgang in de 90er jaren langzaam en het segment dat inschatte dat de kerk antwoord kan bieden bij sociale problemen groeide tussen 1990 en 1999 van 31 naar 37%. Qua relatie kerk staat was het segment dat ongelovige politici ongeschikt achtte voor hun werk in NL erg klein (2% in 1999), maar wel vond 26% (veel naar Eu maatstaf) dat religieuze leiders het regeringsbeleid moeten beïnvloeden en 66% (relatief weinig) dat ze stemgedrag niet horen te beïnvloeden. Geloof in alternatieve concepten was tamelijk wijd verbreid. Zo scoorde in 1999 geloof in telepathie 50% en geloof in reïncarnatie 22%. In dat jaar geloofde 53% dat een talisman niet werkt en (slechts) 12% had er één.
Dit onderzoek is intussen wel wat gedateerd en de geïnstitutionaliseerde religiositeit is na 2000 naar verhouding flink gezakt. Bij een peiling van begin 2005 geloofde in NL 34% in het bestaan van God (EU25 52%). Het segment dat in een onpersoonlijke hogere macht of levenskracht geloofde (ietsist; 37%, EU 27%) of veel nadacht over de zin van het leven was wel relatief groot (41 om 34%; soms 38 om 39%, Social). Het segment atheïsten (zeker weten dat er niks is!) was ook groot (27%, EU 18%). De “weet niet” optie (agnosten; we weten het niet en zullen het wellicht nooit weten) scoorde met 2% iets onder gemiddeld (EU 3%), maar bij deze enquête werd dit begrip niet toegelicht (Social). Het WRR Rapport kwam voor 2006 op 28% geloof in een persoonlijke God (de religieus gebonden groep) en 10% geloof in “meer tussen hemel en aarde”. De op een na grootste categorie was hier met 26% “ongebonden spiritueel”. Deze groep wordt ook wel omschreven als “ietsist” en gelovend in een transcendente werkelijkheid (geesten & spirituele wezens, paranormale gaven, buitenzintuiglijke waarneming, reïncarnatie, esoterie etc.; p184e.v.). De meerderheid (53%) gaf te kennen zich in zulks te hebben verdiept. Daaronder vallen bijv. degenen die onder te brengen zijn bij nieuwe religieuze/ mystieke bewegingen (Lijst) of waarde ontlenen aan een z.g. pseudowetenschap, al komt het laatste ook voor bij religieus gebondenen en humanisten. De niet religieuze categorie (46% bevolking) werd hier verdeeld in humanisten met hoge sociaal morele waarden en een open geest (12%, daaronder vallen bijv. de leden van de humanistische alliantie), gematigde humanisten (16%, zingeving m.n. ontleend aan levensgenot, familie, zelfbeschikking en tolerantie) en nihilisten (18%, genot & eigenbelang, materiële commerciële waarden, wantrouwend t/o overheid & medemens). In 2006 was in NL het volksdeel dat de evolutietheorie aanvaardt relatief groot (73%, EU25 60%, bron: Science). Het als ongelovig te boek staande volksdeel viel naar grootte onder de EU top. Dentsu maakte in 2006 melding van 55% (2 EU landen meer) en Gallup 2006-2011 van 65% (8 EU landen meer) atheïsten & agnosten samen (Irreligion). Thearda kwam voor 2010 op 26% agnosten (Noord Europa 12,5%) en 2% atheïsten (Noord Europa 2,5%, NL en BE 2%). Vanwege verschillen in definities is de vergelijking hier wat moeizaam.
Dat geldt niet voor meer recente onderzoeken die herhaald zijn. Zo is Report (SD3) uit winter 2012, een herhaling van Report uit 2009. In 2012 was in NL de categorie “agnost/ ongelovig” sterk gegroeid (van 28 naar 41%) en de grootste geworden in de EU (Eu 16%; gelijk gebleven). Ongelovig betekent hier “geen lid van een geloofsgroep”. De atheïsten (“er is geen bestaan na de dood”) kwamen hier op 8% (EU 7%, -7 om +1%). Bij een herhaald onderzoek van Ipsos & kieskompas in opdracht van Trouw telde NL in 2014 voor het eerst meer atheïsten (25%; man 32%, vrouw 19%) dan godgelovigen (17%, in 2012 was de groep die in een persoonlijke god gelooft nog iets groter dan de ongelovige groep). Het segment agnosten (31%) was in 2014 het grootst, gevolgd door ietsisten (geloof in een hogere macht of kracht; 27%). Atheïsten & agnosten samen waren zo in de meerderheid (56%). Tegelijk geloofde meer dan de helft (53%) in een voortbestaan na de dood (geen leven na de dood 28%, weet niet 19%), maar de invulling varieerde nogal (hemel 18%, voortleven in herinnering nabestaanden 15%, weerzien van dierbaren 10%, voortbestaan ziel of bewustzijn 10%, reïncarnatie 6%, latere terugkeer op aarde 5%, hel 4%; meer antwoorden mogelijk). Verder zag 41% zich als een min of meer spiritueel mens (m 32%, v 51%). Geloof in hemel & hel neemt af, maar het geloof in bovennatuurlijke zaken bleek volop aanwezig (mediteren helpt bij fysieke klachten 75%, ziel 61%, wonderen 54%, voorspellende gaven 51%, symbolische betekenis van dromen 48%). Van de atheïsten geloofde toch nog 20% in wonderen.
Deelname aan en belang van religie
Het bij een geloofsgemeenschap aangesloten volksdeel werd tussen 1990 en 1999 in NL kleiner (van 51 naar 45%). Hetzelfde geldt voor het deel dat erediensten belangrijk vond bij geboorte (van 47 maar 40%), huwelijk (van 52 naar 46%) en overlijden (van 60 naar 56%). Ook op religieuze praktijken scoort NL laag en lijkt de deelname vaak te dalen. Het deel dat meer dan eens p/w bad lag in 1999 in NL op 29%, maar 69% vinkte in NL aan wel te bidden of mediteren. Dat was 8% meer dan in 1981 en 2% meer dan in 1990. Het volksdeel dat het geloof ervaart als steun & toeverlaat zakte van 50% in 1981 via 45% in 1990 naar 43% in 1999. Het segment dat in NL minstens eens p/w ter kerke toog was in 2007 met 14% wat hoger dan in 2003 (9%). Daarmee lag het in 2007 rond het gemiddelde van de 15 oude EU landen (Religious). In 2012 kwam het wekelijks kerkbezoek onder 18plussers in NL op 12% (EU27 15%; Exp). Tussen 2008 en 2012 zakte bij roomsen in NL het segment wekelijkse kerkgangers van 7,1 naar 5,6%. Bij de grootste protestante kerk PKN lag het wekelijkse kerkbezoek in 2011 op 21% en van de Marokkaanse en Turkse moslims ging rond 2010 ruim 40% eens p/w of vaker naar de moskee (bij 45plussers van de 1e generatie meer en bij jongeren van de 2e generatie minder). In 2009 vonden naar Eu maatstaf weinigen in NL religie belangrijk (24,5%; 4 Eu landen minder, onbelangrijk 75,5%, 4 meer; Importance), maar in 2014 koos een ruim gemiddeld segment religie als belangrijke waarde (6 om 5%; keus van 3 uit 12; Data QD3). Najaar 2011 was in NL 9% als vrijwilliger actief bij een kerkelijke of confessionele club (11% in 2009) en hiermee bleef NL onder de EU top vallen (EU van 5% naar 4% in 2012; Report QB25). In de EU15 landen (van voor 2004) ligt het vertrouwen in veel maatschappelijke instituties relatief hoog, maar religieuze instellingen doen het er naar verhouding slecht. In 2004 vertrouwde in NL 34% deze instellingen (16 EU27 landen meer; Trust).
Godsdienstvrijheid
Tussen 2003 en 2008 kende NL van overheidswege weinig regels en beperkingen rond religie (0 op een schaal van 1-10; West Europa 1,5; Results) en ook qua voortrekken van bepaalde religies door de overheid scoorde NL aan de gunstige kant (4,7; West Europa 5,9). Qua openheid tegenover niet traditionele religies (incl. houding t/o bekeringen en toestaan van zendingsijver) was de score van NL relatief slecht (5,1; West Europa 3,2; Neth; religious freedom). In 2013 haalde NL, net als bijna alle EU15 landen, de maximale score op burgerlijke vrijheden (1 op een schaal van 1-7; Freedom). Qua aantal mensen die vanwege hun geloof gevlucht of mishandeld werden en bij politieke rechten haalden NL net als bijna alle Eu landen de maximale score van 1. Wel kwam tussen 2002 en 2008 in NL op religie gebaseerde intimidatie, hinder of geweld en vernieling van eigendom voor (Results vanaf p31) en in 2012 ervoeren relatief velen in NL (m.n. in de Randstad; Rap p115) sterke spanningen tussen geloofsgroepen (36%, EU 28%; Exp; quality of society).
Op International (jaar en Netherlands aanklikken) zijn de nieuwste Religious freedom reportsvan het ministerie van BuZa van de USA te vinden met actuele info rond dit onderwerp. Ook 1.29bevat info. Qua regelgeving rond religie adviseert de Raadvan State het parlement over wetsontwerpen. Ook de commissie gelijke behandeling (AWGB) is een advieslichaam. Discriminatie kan worden gemeld (via meldpunt bij lokale bureaus, op internet bij het MDI). Commissie en meldpunten adviseren tevens overheden. Vrijheid van godsdienst & expressie van geloof zijn opgenomen in de grondwet en worden gesteund in andere wetten. De wet staat beperking van vrijheden toe in het kader van gezondheid, verkeersveiligheid of openbare orde. De grondwet verbiedt discriminatie op basis van religie/ levensbeschouwing en een oproep tot godsdienstige, etnische of rassenhaat is strafbaar. In NL ondersteunt de staat de religieuze pluriformiteit, o.m. door gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs (ook qua subsidie) en toekenning van publieke zendtijd aan religieuze en levensbeschouwelijke groepen. De Holocaust is verplicht onderdeel van lesprogramma’s van scholen, maar scholen mogen deze zelf invullen. De wet kent geen verplichte registratie van levensbeschouwelijke groeperingen en ze staat bepaalde (voor)rechten toe zoals belastingvrijstelling. Het Turkse directoraat voor godsdienstzaken Diyanet mag imams benoemen voor Turkse moskeeën in NL, maar de overheid subsidieert ook imam opleidingen aan universiteiten in NL in samenwerking met moslim organisaties. Buiten dat is voor geestelijken uit moslimlanden een integratie cursus van een jaar verplicht. De beide Paasdagen, Pinkster en Kerstdagen, alsmede Goede Vrijdag & Hemelvaart zijn wettelijk erkende religieuze feestdagen. De wet staat werknemers toe werken op zondag te weigeren vanwege geloof, maar bijv. in de zorgsector mogen werkgevers op hun beurt toestemming weigeren.
Naar uitvoering van de regels stelt de overheid zich actief te weer tegen antisemitisme en discriminatie van moslims. Het melden van godsdienstdiscriminatie werd via de media aangemoedigd en de overheid steunde diverse initiatieven om antisemitisme en anti-islamisme te bestrijden alsmede een initiatief van een Joods Marokkaans netwerk in Amsterdam om de spanning tussen (Marokkaanse) joden & moslims te verkleinen. Ook de liberale joodse gemeenten in de hoofdstad en het CIDI sloten zich aan bij het laatste streven. Centraal in dit netwerk is Hadassa Hirschfeld die o.m. met de interculturele alliantie een lesprogramma ontwikkelde rond geloof & diversiteit. In 2013 werden bij het MDI 250 uitingen gemeld van antisemitisme op het internet (waarvan 77x Holocaust ontkenning). Er werden er 175 strafbaar bevonden. Moslimdiscriminatie kwam met 222 meldingen (154 strafbaar) op plek 2. Verder waren er een 5tal meldingen van andere geloofdiscriminatie. T.o.v. 2009 & 2010 nam het aantal meldingen van discriminatie op geloof flink af. Van verzoeken van het meldpunt tot verwijdering werd 87% ingewilligd. Het MDI deed 2x aangifte en eind 2013 waren 11 aangiften in behandeling bij het OM. Enkele verdachten werden beboet en er werd er één ontoerekeningsvatbaar verklaard. In 2014 is men ook begonnen met het online weerspreken van discriminatie. In 2011 kreeg de politie 349 klachten binnen over godsdienstdiscriminatie, 134 vanwege antisemitisme en de rest m.n. van moslims. Ze lagen het vaakst (1 op de 3) op het vlak van werk en gingen het vaakst over omstreden behandeling (m.n. bij moslims) of vijandige bejegening (antisemitisme & anti-islam). Er kwamen er 37 voor de rechter. Onder de antimoslim incidenten vallen bijv. intimidatie, vechtpartijen, vandalisme en graffiti. Aangiftes leiden consequent tot politieonderzoek, maar daders worden zelden gepakt. Volgens het CIDI (Lees) steeg het aantal geregistreerde antisemitische incidenten landelijk van iets onder 115 in 2011 en 2012 naar 147 in 2013. Samen met het inspraak orgaan Turken in NL (IOT) riep men betrokken ministers op inventarisatie te doen van vooroordelen onder jongeren naar Vlaams voorbeeld.
Het spanningsveld tussen vrijheid van godsdienst/ verbod op discriminatie (artikel 6 & 1 grondwet) en de vrijheid van meningsuiting (art. 7) is in NL bepalend bij de rechtspraak. Overheid, organisaties en particulieren brachten veel publieke uitlatingen rond geloof, etniciteit of ras van politici of journalisten voor de rechter, maar deze stelde zich veelal terughoudend op om de vrijheid van meningsuiting in het publieke debat niet te beperken. Zo werd PVV leider Geert Wilders, een sterk vernederlandste Indo die zich vanaf 2005 steeds feller en grover tegen de islam keerde, in 2011 vrijgesproken van aanzetten tot haat & discriminatie en het beledigen van moslims omdat hij zich uitliet over de religie islam en niet over haar aanhangers. Wel zijn tussen 2008 en 2010 enkele bloggers op extreem rechtse sites veroordeeld tot taakstraffen wegens anti islam en antisemitische teksten en in 2012 werd in Lisse leraar maatschappijleer Anand Soekhoe (zelf hindoe) ontslagen wegens anti-islam tweets. Ook interne regels in streng calvinistische kring werden in NL lang gedoogd, maar in 2012 oordeelde het Europese hof van de mensenrechten na een langdurige rechtsgang dat de bevindelijke SGP zich moet houden aan de antidiscriminatie regels van de VN en vrouwen passief kiesrecht moet gunnen. Maart 2014 is voor het eerst een SGP vrouw gekozen tot gemeenteraadslid. Ook m.b.t. het dragen van een gezichtsbedekking door moslimvrouwen bleef NL tolerant. Rechtszaken eindigden in een los van religie staandverbod op gezichtsbedekkende kleding waar dit de beroepsuitoefening hindert (zoals in een publieke communicatieve functie) of de veiligheid in het geding brengt. Er was m.n. vanuit seculiere politieke partijen kritiek op selectie van leerlingen en docenten op confessionele scholen, joods & islamitisch ritueel slachten, het bestaan van weigerambtenaren bij het sluiten van zelfde sekse huwelijken en beperking van winkelzondagen. In mei 2014 werd het niet toelaten op school van docenten of leerlingen vanwege het enkele feit dat ze homoseksueel zijn bij wet verboden (afschaffing). Onder de actuele kwesties rond godsdienstvrijheid van 2014 vielen islamitische jongeren uit achterstandswijken (islam) die als jihadganger naar Syrië trokken om een bijdrage te leveren aan een islamitisch kalifaat. De AIVDkoestert uit hoofde van haar functie de vrees dat ze als terrorist terugkomen. Ook kwam een nieuwe middelbare school op Islamitische grondslag moeilijk van de grond. De kwaliteit van het Islamitisch onderwijs in NL wisselt nogal bij inspectierapporten.