Religie en geestelijk leven
Godsdienstige samenstelling
Bij de volkstelling van 2001 werd 74% van de bevolking geboekt als rooms. Verder: 4,7% protestant; 4,2% Islamitisch; 2,2% oosters orthodox, 1,2% anderszins christelijk (Jehova’s 0,3%; verder o.m Pinkstergemeenten, baptisten, 7e dagadventisten); 0,3% anderszins gelovig (joods 0,1%; Boeddhist 0,1%; verder o.m Hindoe groepen als Hare Krishna, TM, Sai Baba en Osho; Bahaï en Scientology), 12% niet gelovig en 2% onbekend. Na 2001 zakte het aandeel roomsen en lutheranen ten gunste van het gedeelte ongelovigen en (via immigratie) orthodoxen en islamieten. In het nuchtere, nette en behoudende Oostenrijk, waar men door de bank genomen niet makkelijk uit zijn dak gaat, is de groei van evangelisch protestante groepen (Evangelikalen) relatief gering. Wel heeft men als (energie)zuinig bergvolk een zekere affiniteit met Tibetaans boeddhisme. In 2005 was volgens de Oostenrijkse roomse kerk 68,5% rooms (67% in 08); 4,7% protestant; 4,2% moslim; 3,5% anderszins gelovig en 17,1% ongelovig en bij 2% was het geloof onbekend. Het aandeel atheïsten/ agnosten werd door andere bronnen geschat op 18 á 26%. In 2006 was 4,7% luthers (5,7% in 1971). Volgens de islamitische gemeenschap lag de eigen aanhang toen op 4,9% en de schatting in het religious freedom report 2009 kwam daar voor 2008 ook ongeveer op uit. In 2007 rekende volgens FESSEL Gfk 81% zich tot een geloofsgemeenschap (86,5% in 01).
Oostenrijkse kerkgeschiedenis
Voor de Romeinse tijd was in Oostenrijk de Keltische natuurreligie belangrijk, met als belangrijkste component de Hallstatt cultuur in het huidige Stiermarken. Reeds in de Romeinse tijd werd het christendom in Oostenrijk toonaangevend. Glorianus von Lorch, een tot het christendom bekeerde Romeinse officier die zijn weigering om christenen te executeren met de verdrinkingsdood moest bekopen, werd de oudste bewoner van het land die heilig is verklaard. Hij is thans de patroonheilige van Linz en Opper Oostenrijk (heiligendag op 4 mei) en van brandbestrijders. In 343 telde het Oostenrijk van nu 4 bisdommen, maar deze gingen tijdens de volksverhuizingen in de 5e en 6e eeuw verloren. Vanaf 600 na Chr. maakte het christendom vanuit het rijk der Franken een comeback, mede door toedoen van de later bij Dokkum door de Friezen vermoorde 8e eeuwse Britse missionaris Bonifatius. Door invallen van de Magyaren werden rond 900 nogal wat kerken en kloosters vernield, maar in 955 werden ze verslagen en nadien gekerstend zodat de roomse kerk lang niet meer werd bedreigd.
Via de 16e eeuwse hervorming werden echter bijna alle Oostenrijkers protestant. Mede door toedoen van de in Nijmegen geboren Jezuïet Petrus Canisius (geboren op de dag dat de hervormer Luther door de keizer vogelvrij werd verklaard) en dankzij de steun van de heersende Habsburgse keizer Ferdinand II, die nog liever over een woestenij regeerde dan over ketters, won in de 17e eeuw de contrareformatie het pleit. Nadat in 1626 de Opper Oostenrijkse boerenoorlog door de protestanten werd verloren moesten op bevel van de toenmalige kardinaal Melchior Khlesl (die in de Stephansdom in Wenen begraven ligt) lutheranen en wederdopers rooms worden of wegwezen. De roomse identiteit werd verder versterkt door het creëren van processies en bedevaartsoorden (kruiswegen, kruisigingheuvels, veldkruizen, heiligengraven) en niet in de laatste plaats door het 2e beleg van Wenen door de Islamitische Turken in 1683 (het eerste beleg was in 1529). De Ottomanen werden met vereende roomse krachten buiten de stad en het land gehouden. Sindsdien is het rooms katholicisme toonaangevend in Oostenrijk.
In de 18e eeuw won onder keizerin Maria Theresia en m.n keizer Jozef II de verlichting terrein. Zijn tolerantie-edicten van 1781 en 1782 voorzagen erin dat Oosters orthodoxen, protestanten en joden godsdienstvrijheid kregen. Dit leidde tot de oprichting van de Evangelische Kirche AB (de Lutherse kerk) en de Evangelische Kirche HB (de calvinistische/ gereformeerde kerk). Wel bleef de roomse kerk staatskerk en mochten niet roomse godshuizen niet als zodanig te herkennen zijn. Sinds de invoering van de grondwet in 1848 is de roomse kerk geen staatskerk meer. In 1879 zag de oud katholieke kerk het levenslicht en deze werd 7 jaar later erkend. In 1893 werd door Karl Lueger de Christlich Sozialen Partei CSP opgericht, de voorloper van de huidige ÖVP. Ze was aanvankelijk tamelijk links, maar door de opkomst van sociaal democraten en communisten tijdens de eerste republiek (1919-1938), die merendeels atheïst waren en een volledige scheiding van kerk en staat nastreefden, werd ze steeds behoudender. In 1933 omarmde bondskanselier Dolfuss van de CSP in zijn door burgervergaderingen geleide Austro fascistische standenstaat het rooms katholicisme. De Anschluss van 1938 werd gesteund door roomse en lutherse prelaten. Desondanks verlieten 300.000 leden de kerk vanwege een kerkbelasting. Tussen 1938 en 1945 sloten de fascisten naast veel kloosters en roomse en evangelische clubs ruim 1400 scholen, tehuizen en instellingen voor volwassenenonderwijs op levensbeschouwelijke grondslag. Ze arresteerden 724 priesters en 5 dominees en ruim 1500 geestelijken kregen een preekverbod opgelegd.
Na de oorlog werd men strikter met de scheiding van kerk en staat. Vanuit de roomse kerk vormde m.n geboorteregeling een heet hangijzer. Tussen 1951 en 1970 zag 89% van de Oostenrijkers zichzelf als rooms, maar daarna kalfde de aanhang geleidelijk af naar 67% in 2008. De wekelijkse deelname aan missen liep tussen 1995 en 2008 terug van 14 naar 8% van de hele bevolking. De leiding van de kerk is in handen van de Oostenrijkse bisschoppenconferentie met 2 aartsbisdommen. Onder het aartsbisdom Wenen ressorteren 3 bisdommen (Eisenstadt, Linz en St. Pölten) en onder het aartsbisdom Salzburg 4 (Graz-Seckau, Gurk, Feldkirch en Innsbruck). Buiten dat kent men een militair ordinariaat (legerbisdom) en de Cisterciënzer abdij van Wettingen-Mehrerau bij Bregenz. Beide vallen onder het directe gezag van de heilige stoel.
Religieuze minderheden
Landelijk kwamen alle protestante kerken samen in 2001 op 4,7%; maar in de zuidoostelijke Karinthië en Burgenland lag hun aandeel aanzienlijk hoger (respectievelijk 10 en 13%). De belangrijkste protestante gemeenschap, de in 1781 opgerichte evangelisch Lutherse kerk van Oostenrijk (Evangelische Kirche Augsburger Bekenntnis) telde rond 2006 202 gemeenten en 315.000 leden (3,8% van de bevolking). Anders dan bij de roomsen kiezen de gemeenteleden zelf hun voorganger/ dominee. Deze kerk is in Oostenrijk verdeeld in 7 Superintenduren met een Superintendent aan het hoofd. Verder kent ze een synode en een Oberkirchenrat. Sinds 1925 deelt ze een bisschop met de in hetzelfde jaar opgerichte Oostenrijkse gereformeerde kerk (Evangelische Kirche Helvetisches Bekenntnis). Deze is opgezet volgens de leer van de Zwitserse hervormer Ulrich Zwingli. Ze is met haar aanhang van 14.000 een stuk kleiner. De etholoog en Nobelprijswinnaar Konrad Lorenz (1903-1989) is wellicht haar bekendste lid. Sinds 1961 zijn beide samenwerkende kerken volledig autonoom en krijgen ze staatssteun.
De oosters orthodoxe gemeenschappen telden bij de volkstelling van 2001 rond 180.000 leden. De oudste en grootste is de Servisch orthodoxe kerk die m.n opkwam door de toevloed na 1990 vanuit Servië en Bosnië. Door de versnippering (bijna elk orthodox land heeft zijn eigen kerk) is moeilijk hoogte te krijgen van de ledenaantallen, maar doordat na 2007 m.n veel Roemenen het land inkwamen (in 2008 al 0,7% van de bevolking) zal de Roemeens orthodoxe kerk flink zijn gegroeid. Tot de grotere gemeenschappen behoren ook de Russisch, Grieks en Bulgaars orthodoxe kerk. Onder de Oostenrijkse NewAge beweging vallen groepen die de Keltische natuurreligie aanhangen (Neopaganisme, Neo Druïdisme) en aan geomantiek doen. Daarbij worden aarde of zand gebruikt om voorspellingen te doen. Ook zijn veel Oostenrijkers geïnteresseerd in leylijnen, wichelroedes en het koppelen van emotioneel welzijn aan landschap en indeling van de eigen leefruimte (Feng Shui). Verder worden aanhangers van het Tibetaans Boeddhisme en van diverse Hindoe stromingen wel tot de NewAge beweging gerekend.
De eerste moslims doken al in de 10e eeuw op in het huidige Burgenland. Het waren Hongaarse grenswachters. Eind 15e eeuw werd Oostenrijk her en de geplunderd door voorhoedes van de Ottomaanse troepen. Na het laatste beleg van Wenen in 1683 kwam hieraan een definitief einde. In 1736 stichtte de gemeenschap van sefardische joden in Wenen een Turkse tempel. Reeds in 1878 kregen de Moslims na de annexatie van Bosnië en Herzegovina door de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie godsdienstvrijheid via de Anerkennungsgesetz. Deze wet werd opnieuw geactiveerd bij de oprichting in 1979 van de IGGÖ (http://www.derislam.at/). De club mag godsdienstles geven in het openbaar onderwijs en belasting innen voor de bouw van moskeeën. Van dat laatste recht heeft men nog geen gebruik willen maken (ze worden ook in Oostenrijk vaak gebouwd door de conservatieve internationale Turkse religieuze organisatie Milli Görüs). In eerste instantie kwamen de Moslims van nu tussen 1960 en 1980 binnen als (voornamelijk Turkse) gastarbeiders met hun gezin. Turken vormen dan ook met zo’n 120.000 de grootste groep, al komen de vele Bosnische Moslims die na 1990 naar Oostenrijk vluchtten vanwege de oorlog nu aardig dicht in de buurt. Andere grote groepen zijn Afghanen, Koerden, Albanezen en Iraniërs. Tussen 1991 en 2001 verdubbelde het aantal Moslims. Thans ligt hun aandeel landelijk tegen de 5%. In Wenen en Vorarlberg is het groter (rond 8%) en in het zuidoosten van het land kleiner. Qua stromingen overheersen de Soennieten, maar ook de Alevieten uit Anatolië die tot de verlichte islam kunnen worden gerekend zijn flink vertegenwoordigd.
Aanhangers van de joodse religie bestaan al in Oostenrijk vanaf de Romeinse tijd. Net als elders in de diaspora waren ze m.n zakelijk, maar ook cultureel en wetenschappelijk erg succesvol en kenden ze, afhankelijk van wie het voor het zeggen had, goede en slechte tijden. Zo hadden de joden het na de contrareformatie (m.n door toedoen van de Jezuïeten) net als de protestanten zwaar en ook voor hen braken onder de 19e eeuwse dubbelmonarchie betere tijden aan. Hun aantal groeide en er ontstond een splitsing tussen orthodoxe en vrijzinnige joden. In deze periode studeerde de vader van het zionisme Theodor Herzl (1860-1904) in Wenen. De Anschluss van 1938 zorgde voor een ommekeer. De Oostenrijkse joden zagen het zwerk echter al hangen en van de ruim 200.000 konden 135.000 (onder wie de vader van de psychoanalyse Sigmund Freud met zijn familie) het land bijtijds verlaten. Van de 65.000 achterblijvers, die vaak te arm waren om weg te kunnen, overleefden rond 5000 de holocaust. De ruim 10.000 zielen tellende joodse gemeenschap van nu bestaat m.n uit joden uit de voormalige Sovjet Unie en joden die in 1956 Hongarije ontvluchtten. Ze wonen vooral in Wenen, Graz en Salzburg. Eén van hen, Bruno Kreisky, was tussen 1970 en 1983 bondskanselier.
Het aandeel joden onder de Oostenrijkse wereldberoemdheden is beslist groter dan het joodse aandeel in de bevolking. Tot de beroemde Oostenrijkse joden behoren (naast de al genoemde Freud en Kreisky) de psychoanalyticus Alfred Adler, de filosofen Martin Buber en Karl Popper, de componisten Gustaf Mahler en Arnold Schönberg, de schrijvers Stefan Schweig, Arthur Schnitzler en Hugo von Hoffmannsthal, de filmmakers Max Reinhardt en Fritz Lang en filmacteur Peter Lorre. |
Geloofsinhoud
Begin 2005 was volgens Eurobarometer 225, wave 63,1 het deel van de Oostenrijkers dat in het bestaan van God (54 om 52%) of van een onpersoonlijke hogere macht of levenskracht (ietsisten: 34 om 27%) geloofde iets groter dan gemiddeld in de EU25. Het aandeel atheïsten (er is geen God of hogere macht) lag onder de EU normaal (8 om 18%) en het gedeelte agnosten (de “weet niet” optie) lag daar boven (4 om 3%; bij deze enquête werd het begrip agnost niet toegelicht). Het deel dat veel over de zin van het leven nadacht was het kleinste binnen de EU (26%, EU25 35%; soms Oostenrijk 43%, EU 39%). In Oostenrijk worden relatief veel huwelijken bij een geloofsgemeenschap ingezegend. Wel daalde het aandeel tussen 2002 en 2007 licht; te weten van 79 naar 76,5% (Rooms echter van 63,5 naar 65% van het aantal huwelijken). Tussen 2002 en 2007 lag het gedeelte islamitische huwelijken hier op de 2e plaats. In 2006 aanvaardde 57% van de Oostenrijkers de evolutietheorie (EU 60%: NL 73%; BE 78%).
Het belangrijkste pelgrimsoord van Oostenrijk is de Mariazell Basiliek in het gelijknamige dorpje. Het betreft hier m.n de Magna Mater Austriae (grote moeder van Oostenrijk), een uit lindehout gesneden en speciaal gekleed Mariabeeldje. In 2007 stond het oord met meer dan een miljoen bezoekers 3e op de lijst van grootste toeristenattracties. Behalve uit Oostenrijk komen veel pelgrims uit midden en oost Europese landen. |
Deelname aan en belang van religie
In 1999 was 7% van de Oostenrijkers actief bij een kerkelijke club (precies de EU15 normaal, Eurlife indicator). Het deel dat minstens eens per week een eredienst bijwoonde schommelde volgens deze bron tussen 2002 en 2007 tussen 19 en 12% met een dalende tendens (12,3% in 07: EU15 14,5%). De Duitse afdeling van marktonderzoek bureau GFK Fessel GFK kwam voor 2007 op 12% wekelijks, 9% maandelijks en 26% een aantal keren per jaar (christelijke hoogtijdagen, bijzondere gelegenheden; religious freedom report Austria 2009). Begin oktober 2006 lag het contingent Oostenrijkers dat de stelling onderschreef dat de plek van religie in hun samenleving te belangrijk is iets onder het EU25 gemiddelde (44 om 46%) en hetzelfde gold voor het deel dat religie tot de 3 belangrijkste levensgebieden rekende (44 om 52%). Bij een Gallup enquête in 2007/08 was het gedeelte voor wie godsdienst geen belangrijke plaats in het leven innam in Oostenrijk met 42% echter ook relatief klein (17e EU). In 2007 ervoeren naar EU15 maatstaven in Oostenrijk relatief velen spanningen tussen religieuze groepen (40%, EU27 29%, België 30% NL ook 40%; bron EQLS 2008). Dit brengt ons op het onderwerp godsdienstvrijheid, o.m op basis van het Religious freedom report 2009.
Godsdienstvrijheid
Reeds in 1874 kreeg Oostenrijk een wet op de erkenning van kerken. In 1998 kwam er een aanvullende wet op de status van godsdienstige gemeenschappen. Volgens de wet van 1874 hebben erkende religies recht op overheidsubsidie voor de bouw van godshuizen en scholen en de betaling van voorgangers, op het geven van godsdienstles op openbare scholen (thans met verdraagzaamheid als vast onderdeel), aftrekbaarheid van giften en het onbeperkt verbreiden van hun boodschap. Godsdienstles is voor leerlingen die aan het begin van het schooljaar niet door hun ouders zijn afgemeld verplicht. In 2009 genoten 12 christelijke, een moslim en een boeddhistische gemeenschap erkende status. Volgens de wet van 1998 behouden de erkende gemeenschappen hun rechten. Nieuw te erkennen clubs moesten echter minstens 20 jaar bestaan (waarvan 10 jaar na het ingaan van de wet) en ze moeten minimaal 2 promille van de bevolking als lid hebben (thans ruim 16.000 leden). In 2008 en 2009 werden 2 gemeenschappen erkend (waaronder de Jehova’s) omdat ze voor het Europese gerechtshof met succes de wachttijd aanvochten. Ook konden 2 van 3 Jehova’s via dat hof vrijstelling van dienstplicht bewerkstelligen. Eind 2009 zaten de Alevieten nog in de procedure. Ze wilden erkenning om subsidie te krijgen voor godsdienstles op scholen.
Als tussenoplossing biedt de nieuwe wet de mogelijkheid om te solliciteren naar de status van geloofsgemeenschap. Geloofsgemeenschappen mogen onroerend goed kopen en zijn handelingsbekwaam volgens de wet. Ze moeten minstens 300 leden hebben en er is een overheidstoetsing nodig op uitgangspunten, doelstellingen, wettelijke toelaatbaarheid en eigen identiteit ten opzichte van erkende groepen. In 2009 beschikten 9 christelijke groepen en één Hindi gemeenschap over deze vorm van erkenning. Als 3e mogelijkheid kunnen geloofsgemeenschappen zich laten registreren als vereniging. Ook verenigingen mogen over onroerend goed beschikken. Wel vallen buitenlandse zieltjeswinners van niet erkende clubs qua visa regeling tussen wal en schip. Vanuit de heersende achterdocht ten opzichte van sektes is rond 2002 met steun van de overheid en het gemeentebestuur van Wenen de maatschappij tegen sekten en kultgevaren (de GSK) en het federale (voorlichting)bureau van sektezaken opgericht. De eerste club vormt een stimulans voor bierpullenpraat en populisme t.a.v niet erkende geloofsgroepen. In 2006 achtte 90% van de Oostenrijkers sekten per definitie gevaarlijk. In 2003 werd in verband met de opkomst van de Islam het slachten van offerdieren aan regels gebonden. De roomse kerk moedigt (bijv. via Pax Christi) de dialoog tussen religies aan en 14 christelijke gemeenschappen zijn aangesloten bij de oecumenische raad van Oostenrijkse kerken.
Antisemitisme en vreemdelingenangst in Oostenrijk
In Oostenrijk werd er rond 2000 veel over geklaagd dat de buitenlandse media vanuit commerciële belangen vreemdelingenangst in het land teveel aandacht geven, hetgeen zou werken als een zichzelf vervullende profetie. Feiten zijn dat tussen 1992 en 1996 het aantal buitenlanders explosief is gestegen, dat in 1997 het beeld t.a.v. minderheden naar EU maatsstaven vrij negatief was en dat in 2000 de extreemrechtse FPÖ grote winst boekte. Angst voor onbekende risico’s die gepaard gaat met kleinburgerlijke braafheid, het tot taboeonderwerp maken van controversiële zaken en doormalen in de eigen fantasie is geen onbekend verschijnsel in Oostenrijk. Reeds begin 20e eeuw vormde ze een voedingsbodem voor de psychoanalyse. Deze angst verkleint de veerkracht, werkt hypocrisie en vooroordelen in de hand en moedigt aan om zich in zichzelf te keren tegen de boze buitenwereld. Het alleen omgaan met groepsgenoten en wederzijdse achterdocht tussen (sub)culturen zijn hiervan logische gevolgen. Nadat de FPÖ in de regering kwam volgden Europese sancties. Ook kwamen er minder toeristen (van 3,6 naar 3,1 miljoen in 2002), m.n. in Karinthië. Mogelijk heeft de drang tot braafheid zich daardoor vertaald in angst voor gezichtsverlies en verlies van inkomsten, want de FPÖ verloor bij de verkiezingen van 2002 het grootste deel van haar aanhang. Zo kan in het naoorlogse Oostenrijk de wal het schip wellicht keren, al won de FPÖ nadien wel weer.
In 2005 registreerde het forum tegen antisemitisme 116 antisemitische incidenten, waaronder 4 met lijfelijk geweld. Uit een in dat jaar gehouden enquête in 6 landen kwam naar voren dat in Oostenrijk 42% van de bevolking geloofde dat de joden de holocaust bewust in het eigen voordeel proberen te exploiteren. In 2004 was het volksdeel dat als antisemitisch moest worden aangemerkt ten opzichte van 2 jaar eerder echter geslonken met 2% tot 17%. De overheid handhaaft de ingestelde neonaziwetgeving strikt en biedt waar nodig politiebescherming aan joodse instellingen. Aan de Joodse gemeenschap werd €18 miljoen schadevergoeding betaald voor tijdens de 2e wereldoorlog geconfisqueerde bezittingen. In 2008 meldde het forum tegen antisemitisme 46 incidenten (schelden, dreigen, graffiti, vervelende brieven/ telefoontjes en vandalisme), waaronder 1 met fysiek geweld. Op 12 februari 2009 werd de vergunning van een islamitische godsdienstleraar ingetrokken die zijn leerlingen aanraadde om joodse bedrijven te boycotten. In dezelfde maand werden de muren van voormalig concentratiekamp Mauthausen beklad met anti-joodse en anti-islam graffiti. Op 9 mei werden 5 zwart gemaskerde puistenkoppen van een jaar of 15 opgepakt die de herdenking van de bevrijding van het concentratiekamp Ebensee in Opper Oostenrijk uiterst hinderlijk verstoorden met Sieg Heil geroep en fake machinegeweren. Ze verwondden enkele aanwezigen licht met plastic balletjes, waaronder één overlevende van het kamp.
In dezelfde maand kreeg FPÖ leider Strache felle kritiek van de Oecumenische raad omdat hij tijdens een speech bij een protestbijeenkomst tegen de geplande uitbreiding van een Turks islamitisch centrum in Wenen op bezwerende wijze een crucifix voor zich hield. In november 2009 verklaarde de Islamitische koepelorganisatie IGGÖ zich tegen een verbod op kruisen in schoollokalen. Nu en dan wordt aangifte gedaan door vrouwen met hoofddoekjes die worden lastig gevallen. Via een in 2004 aangenomen wet op gelijke behandeling met Europese regels tegen discriminatie en racisme zijn door enkele met ontslag bedreigde moslima’s met succes zaken aangespannen. Thans zijn lang niet alle vrouwen met hoofddoekjes in Oostenrijk moslima. Ook getrouwde orthodoxe vrouwen van het Roemeense platteland (die steeds vaker komen) dragen ze bijv veel. In 2008 registreerde het gelijke rechten comité 46 klachten vanwege godsdienstdiscriminatie.