Religie en geestelijk leven
Godsdienstige samenstelling
Volgens het religious freedom report 2007 over Portugal identificeerde ruim 80% van de Portugezen van 12+ zich met de RK kerk en 4% met een protestante groepering (rond 250.000). Begin 90er jaren waren er ongeveer 60.000 protestanten, maar m.n door de toevloed uit voormalige koloniën verviervoudigde de aanhang. Thans betreft het voor 60% evangelisch protestanten. Daaronder vallen 35.000 mormonen en een aantal evangelische groepen uit Brazilië. Ruim 1% was anderszins christelijk. Het betreft hier m.n de toevloed na 2000 van Russisch orthodoxen uit Oekraïne, Roemenië of Moldavië (thans zo’n 100.000). Onder de 1% anderszins religieuzen vallen rond 35.000 Moslims en 7000 Hindoes, veelal uit Portugeestalige gemeenschappen die uit west en zuidelijk Afrika en Zuid Azië stammen en zo’n 700 gezinshoofden die de joodse religie zijn toegedaan. Slechts 3% vermeldde geen religie aan te hangen. In 2004 bezocht 53% van de Portugezen minstens eens per maand en 30% eens p/w een eredienst (EU15 14%).
Godsdienst vroeger
De Lusitaniërs waar veel Portugezen zich mee identificeren hielden er Keltische natuurgoden en heiligdommen op na. Het christendom kwam al via de Romeinen het land binnen en Portugal is buiten de intermezzo’s van Westgoten en Moren altijd nogal rooms geweest. Nog in de Romeinse tijd (in de 4e eeuw) werd Bracara Augusta (het huidige noord-Portugese Braga) een bisschopzetel en van hieruit werd het land gekerstend. In het begin van de 12e eeuw werd Braga gepromoveerd tot aartsbisdom en dat is het tot op de dag van vandaag. De in 1118 in Jeruzalem opgerichte geestelijke ridderorde van de tempeliers genoot bescherming in Portugal. De tempeliers werden beschouwd als de bewakers van de schatten uit de door de joden herbouwde en door de Romeinen vernielde tempel. Ze vochten tegen de Moren maar hadden tegelijk ideeën die tegen roomse dogma’s ingingen. Zo geloofden ze in het bestaan van nazaten van Jezus en Maria-Magdalena en van de heilige graal en ook steunden ze de naderhand uitgemoorde Katharen. In 1159 vestigden ze hun hoofdkwartier in het Portugese Tomar en in 1307 werden ze tegen de paus in bescherming genomen door de Portugese koning Dinis. Door hun naam te veranderen in de orde van Christus mochten ze hun aardse bezittingen houden. Architectonische Gotische en Moorse elementen in het Tempeliers hoofdkwartier in Tomar weerspiegelen de “besmetting” met ideeën van de betreffende volken. De orde heeft veel invloed gehouden in Portugal en elders (m.n. onder de establishment) en ze vormt een achtergrond van genootschappen als Rozenkruisers en vrijmetselaars.
Met de instelling in 1536 van de Portugese inquisitie eindigde een periode van relatieve tolerantie. Nadien bewaakten de Jezuïeten de rechtzinnigheid in de leer en ze kregen bijv via het onderwijs veel in de melk te brokkelen. In de 18e eeuw kreeg een anti klerikale stroming door toedoen van de verlichte staatsman markies de Pombal een vaste plek in de Portugese samenleving. Hij verbande in 1759 de Jezuïeten, verbrak de relatie met de heilige stoel in Rome en bracht het onderwijs onder staatstoezicht. In 1821 werd de inquisitie afgeschaft, werden kloosterordes verboden en verloor de kerk bezittingen. De in 1910 ingestelde 1e republiek ging zelfs zo er dat ze het luiden van kerkklokken, het op straat dragen van geestelijke kledij en een aantal religieuze festivals verbood. Dit zette echter kwaad bloed en het schiep ruimte voor de tegenreactie die uitmondde in de nieuwe staat (Estatado Novo) van Salazar (1928-1968). Tijdens zijn regime bleef formeel de scheiding van kerk en staat bestaan, maar het conservatief roomse idee dat gezag, orde, discipline en gehoorzaamheid duidelijkheid, rust en zekerheid geven werd het fundament voor de inrichting van de samenleving. De kerk kreeg samen met het leger en de aristocratische elite alle macht in handen. In 1940 kreeg via een concordaat van Portugal met het Vaticaan de kerk wederom recht op bezittingen en absoluut gezag over godsdienstonderwijs en het recht om te trouwen. Het recht op echtscheiding werd afgeschaft. Het volk werd arm en onwetend gehouden (meer dan de helft van de bevolking bleef analfabeet). Kritisch nadenken werd zwaar bestraft en de staatscontrole op invloeden van buiten Portugal en op vrije meningsuiting nam groteske vormen aan. Na de Anjerrevolutie ontstond weer ruimte voor de tolerantie die de Portugezen eigen is.
Sefardische joden
De joden van het Iberisch schiereiland heten sefardische joden naar een joodse naam voor hun woongebied. In Portugal wonen al joden sinds de Romeinse tijd. Hun verhouding met de Westgoten liet te wensen over, maar ze zagen de Moren als bevrijders. Toen in 1492 de 200.000 Spaanse joden de keus werd voorgelegd tussen rooms worden en wegwezen kozen de meesten voor het laatste. Een flink gedeelte van hen vertrok naar Portugal. Koning Jan II zag in hun aanwezigheid een manier om de staatskas te spekken voor de bescherming tegen de Moren. Omdat zijn opvolger Manuel een deal met de Spanjaarden maakte werd ook in Portugal het joodse geloof kort nadien echter verboden. Er werden bij een massaslachting 5000 joden vermoord en een nog groter aantal werd het slachtoffer van de in 1536 door koning Jan III ingestelde Portugese inquisitie. Een deel (de zgn. Marronos met familienamen als Pereira, Oliveira, Castro, Cardoso, Lima en Pinto) bekeerde zich formeel tot het christendom. Ze handhaafden zich door zo weinig mogelijk op te vallen en ze behielden in het geheim de eigen rituelen en leefregels. De meeste Portugese joden vluchtten evenwel; vaak naar Marokko, de Antillen, Brazilië, Turkije, Griekenland, Frankrijk of de lage landen. Hoewel ze meestal zonder geld en bezit arriveerden, ontwikkelden velen zich daar tot succesvolle zakenlieden. In de 2e wereldoorlog zijn honderdduizenden joden via Portugal ontsnapt aan de Nazi-vernietigingskampen. De meesten van hen reisden door naar de VS.
De roomse kerk
Veel feestdagen, festivals en tradities in Portugal houden verband met de roomse religie en onderwijs en gezondheidszorg waren lang het domein van de kerk. Openingen van gebouwen en infrastructurele werken gaan dikwijls gepaard met inzegening door een geestelijke. In Portugal worden god en de heiligen meer dan in Spanje gezien als mild en vergevingsgezind. Veel plattelanders ervoeren daarbij lokale heiligen als bemiddelaar tussen god en de nietige mens. Ook allerlei vormen van traditioneel bijgeloof bleven voor hen lang gekoppeld aan het roomse geloof. De invloed van de roomse kerk op de samenleving is op het platteland en in het noorden het grootst. Zo kent Portugal als het enige EU land een heilige van de moeilijke liefde. Deze heilige van het Noord Portugese Amarante, São Gonçalo wordt soms gitaarspelend afgebeeld. Wie zijn graftombe in de aan hem gewijde kerk aanraakt overkomt naar verluidt een spoedhuwelijk en het achterlaten van een wassen replica van een ziek lichaamsdeel in een lokale kapel zou genezing geven. Het festival te zijner ere, waarbij de wijn rijkelijk vloeit, valt in juni.
Veel Portugezen kunnen zich geen leven zonder kerklidmaatschap voorstellen. Slechts één op de vier was in 1997 lid van een club of vereniging (26%, NL 79%), maar bijna iedereen was kerklid (90%, NL 41%). Men hoefde niet persé kerks te zijn, maar in de gemeenschap behoorde men gedoopt te zijn, communie en belijdenis gedaan te hebben, voor de kerk te trouwen en een kerkelijke begrafenis te krijgen. Wie eerdere stappen miste had geen toegang meer tot de rest. Dat kon bijv. betekenen dat er geen plaats is op het kerkhof, en dat werd ervaren als een schande t.a.v. voorouders en nabestaanden. Onder middelbare scholieren was de kennis over andere godsdiensten gering. Rond 2000 bleek uit een enquête dat de meeste leerlingen dachten dat protestanten mensen zijn die niet meer in Jezus geloven. Thans brokkelt de roomse identiteit echter af. Tussen 2002 en 2007 daalde het aandeel kerkelijke huwelijken bijv van 62,5 naar 47,3% (bron INE).
Fatima
Ondanks de heersende tolerantie kent ook de doorsnee Portugees grenzen. Stellen dat de paus weg moet of dat veel priesters pedofiel zijn kan vaak nog, maar in twijfel trekken of de maagd Maria in 1917 in Fatima aan 3 herderskinderen verscheen wordt opgevat als een motie van wantrouwen tegen natie en volk. De twee van hen die voor 2005 overleden werden direct na hun dood heilig verklaard! Fatima is tot groot genoegen van de plaatselijke middenstand en geestelijkheid een zeer druk bezocht pelgrimsoord geworden en traditionele roomse festiviteiten, processies en bedevaarten zijn overal erg belangrijk. De laatste getuige van Fatima, Lucia dos Santos, overleed op zondag 13 februari 2005 op 97 jarige leeftijd. Direct na haar dood werd nationale rouw afgekondigd. Zuster Lucia had haar herinneringen al in 1944 opgeschreven, maar ze werden pas in 2000 door de paus in Fatima openbaar gemaakt. De visioenen waar de Maria verschijningen mee gepaard gingen werden toen door hem uitgelegd als voorspellingen van belangrijke wereldgebeurtenissen als het eind van de 1e wereldoorlog, de 2e wereldoorlog en de opkomst en ondergang van het Sovjetimperium. Met het publiceren van de visioenen was zolang gewacht omdat er één visioen bij was dat geïnterpreteerd kon worden als een voorbode van de ondergang van het pausdom of van de roomse kerk. Daarin werd een in het wit geklede bisschoppelijke figuur, die op de top van een steile berg voor een groot kruis knielde, gedood door soldaten met vuurwapens en pijlen. De draai die de paus er in 2000 echter aan gaf was dat dit visioen de aanslag op hem op 13 mei 1981 (precies 63 jaar na de 1e Mariaverschijning) had voorspeld. Deze aanslag was echter minder mondiaal van aard dan de andere voorspelde gebeurtenissen.
Geloofsinhoud anno 2005 en 2006
Begin 2005 gaf 81% van de Portugezen aan te geloven in het bestaan van god (bij 4 hoogste EU; EU25 52%), 12% (EU27%) geloofde in een hogere macht of levenskracht (ietsisme), 6% (EU 18%) beschouwde zichzelf als ongelovig en 1% (EU 3%) kruiste de “weet niet” optie aan. Het deel dat vaak over de zin van het leven nadacht lag toen iets onder het EU25 gemiddelde (32 om 35%), maar het gedeelte dat dit soms deed lag daar flink boven (51%, grootste contingent EU25, EU 39%; bron Eurobarometer 225, wave 63.1-TNS opinion & social). Rond begin oktober 2006 was het contingent Portugezen dat de stelling onderschreef dat de plaats van religie in hun samenleving te belangrijk is iets groter dan gemiddeld in de Eu (50 om 46%), maar het deel van hen dat religie belangrijk vond in hun eigen leven lag ook nog boven het EU25 gemiddelde (57 om 52%).
Godsdienstvrijheid
Tijdens de 1e republiek (1910-1926) kende Portugal scheiding van kerk en staat. Deze werd in 1976 na de Anjerrevolutie opnieuw in de grondwet opgenomen, tezamen met vrijheid van godsdienst. Via de in 2001 aangenomen wet op de godsdienstvrijheid verkregen religieuze groeperingen die minimaal 30 jaar in het land bestonden of minimaal 60 jaar internationaal erkend waren een erkende status. Erkende religies kregen vrijwel dezelfde voordelen als de roomse kerk; te weten belastingvrijstelling, een officiële status van rituelen (doop, huwelijk, begrafenis), respect voor feestdagen en het recht op ziekenhuis en gevangenispastoraat. Alleen de aan ziekenhuis en gevangenis verbonden roomse zielenherder kreeg echter staatssubsidie. In 2007 werd een wet aangenomen om de leemte op te vullen. Ook werd de erkenning van huwelijken binnen erkende religies vergemakkelijkt. De overheid probeert via tv uitzendingen van een half uur op werkdagen actief om onderling begrip tussen religies te bevorderen. Naast de roomse kerk mogen erkende geloofsgemeenschappen daar om beurten een deel van invullen. In het niet verplichte vak “godsdienst en moraal” op openbare middelbare scholen moeten alle erkende godsdiensten belicht worden door een lekendocent. Aan groepen van 10 of meer leerlingen mag ook les worden gegeven in de eigen religie. Zo onderwees in 2005/06 de evangelische bond 263 godsdienstklassen. Ook vanuit de erkende godsdienstige gemeenschappen wordt de interreligieuze dialoog gestimuleerd.
In het land geldt thans het adagio “leven en laten leven”. Daarom stuiten dogmatisme en bekeringdrang de meeste Portugezen tegen de borst. Dit heeft tot gevolg dat groepen met een sterke bekeringsijver (Mormonen, Jehova’s ed.) minder goed aanslaan dan andere geloofsgemeenschappen. De doorsnee Portugees zal bijv. Jehova’s niet op grove wijze de deur wijzen maar ze beleefd aanhoren. Hooguit doet hij niet open. Discussies met andersdenkenden over geloofskwesties mijden de meeste Portugezen liever. In 2007 waren er in Portugal geen meldingen van geloofsdiscriminatie.