Religie en geestelijk leven

Godsdienstige samenstelling        

Volgens de Spaanse wet mag er bij volkstellingen niet naar godsdienst worden geïnfor­meerd. Het enige ter zake doende cijfer van het Spaanse CBS INE was dat in 2007 het aantal publicaties rond theologie en religie gezakt was met 40,5% naar 7,7 miljoen (grootste daling qua titelcategorieën). In 2004 bezocht volgens een Finse enquête in Spanje 36% van de bevolking (EU 31%) minstens eens per maand een eredienst. Uit enquêtes van de Spaanse sociologische onderzoeksinstelling CIS bleek dat het volksdeel dat zich als rooms be­schouwde tussen 1998 en februari 2009 daalde van 94% naar 76,7%. Op die laatste pijldatum beschouwde 2,3% zich als anderszins godsdienstig en 32% als niet godsdienstig. Van de gelovigen bezocht toen 55% vrijwel nooit, 18% enkele keren per jaar; 9,5% maandelijks; en 16% minstens alle zon en feestdagen een eredienst (http://www.cis.es/cis/opencms/ES/index.html). Volgens de protestante federatie FEREDE woonden rond 2007 zo’n 800.000 protestantse immigranten een half jaar of langer in het land en zo’n 400.000 korter (bijv pensio­nados). Velen van hen zijn evangelisch en rond eenderde komt uit Afrika of Latijns Amerika. Slecht weinig autochtone Spanjaarden zijn protestant. Het aandeel moslims werd geschat op 2,5% (volgens ECIDE 1,15 miljoen; merendeels uit Marokko). Over het geloof van de 0,5 à 1 miljoen immigranten uit orthodoxe landen in Oost-Europa, die vanaf 2007 het land in kwamen, ontbraken eind maart 2009 cijfers. De federatie van Joodse gemeenschappen telde 48.000 aanhangers van de joodse religie. Het aandeel Hindoes en Sikhs werd geschat op 0,3%. Eind april 2008 stonden bij het ministerie van justitie bijna 12.500 roomse en 2057 niet roomse geloofsgemeenschappen geregistreerd. De laatste categorie beschikte over 3583 ruimtes voor erediensten (zie de tabel hieronder).

Geloofsgemeenschap

Aantal groepen

Ruimtes  erediensten

Protestant/evangelisch

1337

2413

Islamitisch

563

160

Boeddhistisch

32

32

Joods

20

22

Orthodox

13

25

Bahaï

11

12

Hindoe

5

Scientology

4

Jehova

2

773

Mormoon

1

120

Deze lijst is niet compleet omdat een aantal geloofsgemeenschappen zich bij regioregeringen lieten registreren als culturele organisatie.

Voorgeschiedenis tot 1492

Spanje was vanaf het begin van de christelijke jaartelling tot in de 15e eeuw een gastvrij en tolerant land. In de Romeinse tijd kwamen er veel joodse en christelijke vluchtelingen. Later bekeerden de Romeinen zich tot het roomse geloof. De Westgoten die daarna arri­veerden stonden open voor inheemse gebruiken en religies. Ze hadden hun eigen versie van het christendom met Toledo als centrum, maar tolereerden de roomsen en namen naderhand zelfs hun godsdienst over. Dat laat­ste was vervelend voor de joden, want veel Westgoten zagen hen sindsdien vooral als nazaten van de moordenaars van Jezus. Tussen 711 en 718 werd heel Spanje, op een smalle strook langs de golf van Biskaje na, veroverd door de Moren. Tot rond 1150 hadden ze het in het grootste deel van Spanje voor het zeggen. Wel werd tussen 790 en 1492 het landsdeel dat onder hun controle stond stapsgewijs heroverd. De Moren erkenden joden en christenen als dhimmi’s (niet Moslims die geschriften gebruiken die de Islam erkent). Zo konden de 3 religies bin­nen hun rijk vreedzaam naast elkaar bestaan. Wel waren dhimmi’s beperkt in hun rechten. Ze werden niet vervolgd en erediensten werden gedoogd, maar ze mochten bijv geen overheidsfuncties vervullen of getuigen bij rechtbanken en ze moesten afzien van missie en publieke geloofsuitingen. Verder varieerde de verdraagzaamheid met het bewind. Zo was het kalifaat van Córdoba (929-1031), een Spaanse voortzetting van de Arabische Omajjaden dynastie, bijv toleranter dan de 2e Berberdynastie (de Almohads) die tussen 1121 en 1269 regeerde. Het jodendom beleefde onder het kali­faat een bloeiperiode in de 11e eeuw. De christenen daarin verloren het contact met Rome en hielden een aantal preroomse christelijke rituelen van de Westgoten in ere. De kruisvaarder christenen van buiten hun rijk werden door de Mo­ren beschouwd als vijanden en barbaren.

Tot de Moorse erfenis in Spanje behoren architectonische hoogstandjes als het Alhambra paleis en de grote mezquita (moskee) van Córdoba (in de 10e eeuw telde alleen Córdoba al zo’n 100 moskeeën). Op de plaats van deze moskee stond eerst de rond 600 door de Westgoten gebouwde Vincentius basiliek. Deze was in de 8e eeuw netjes door de Moslims gekocht en werd tussen de 8e en 10e eeuw vervangen door de enorme moskee die plaats bood aan 20.000 gelovigen. Na de herovering door christenen van Córdoba in 1236 bleef het monumentale bouwwerk ongeschonden. Wel werd het omgedoopt tot kerk. In 1523 werd in het hart ervan een kathedraal gebouwd. De voormalige moskee vormde een inspiratiebron voor de Nederlandse graficus en kunstenaar Maurits Cornelis Escher (1898-1972); bekend vanwege zijn onmogelijke constructies. Ook in de taal is soms Moorse nalatenschap terug te vinden, zoals in de Spaanse uitdrukking ojalá (in het Portugees oxalá), een verbastering van het Arabische inshallah (als god het wil).

1492 tot nu

In 1492 was Spanje geheel op de Moren heroverd en het land werd rooms. In 1498 werd door koning Ferdinand II en koningin Isabella I de Spaanse inquisitie ingesteld om te waken over de rechtzinnigheid. De inquisitie van de paus was het vorstenpaar niet streng genoeg. Ignatius de Loyala (1491-1556) speelde hierin een hoofdrol. Hij was een fanatieke kruisvaarder die onthechting en kadaverdiscipline propa­geerde. Bij de protestanten werd hij berucht als oprichter van de Jezuïetenorde die de contrareformatie met harde hand gestalte gaf. Tussen 1517 en 1700 was onder de Habsburgers het rooms-katholicisme verplicht. Dit koningshuis was roomser dan de paus en wilde in eigen land meer macht. Moskeeën en synagogen werden omge­bouwd tot kerken en ka­thedralen. Ieder­een die niet rooms werd moest het land uit of zich verantwoorden voor de inquisitie. Voor wie principieel was of na bekering toch stiekem eigen rituelen behield betekende dit een wisse dood. Joodse bekeerlingen die dit deden heetten marranos en Islamitische bekeerlingen moriscos. Moriscos werden gewantrouwd en vervolgd omdat ze er van verdacht werden dat ze de Islamitische Barbarijse zeerovers uit Noord-Afrika steunden. Na 1609 verlieten honderdduizenden van hen alsnog het land. Desondanks overleefden veel nazaten van Moslims en joden. Uit eind 2008 gepubliceerd genetisch onderzoek kwam naar voren dat van de Spanjaarden bijna 20% Joods en 10,5% Noord-Afrikaans bloed heeft (Adams et al 2008 in American journal of human genetics 84). Het kan echter zijn dat de afstamming uit Israël e.o deels al van veel eerder dateert. 

Baltasar Gracián (1601-1658) is een voorbeeld van een Jezuïet die het kruisvaarderniveau ontsteeg door naast dogma’s een zekere luchthartigheid en individuele emoties recht van bestaan te gunnen. Dit resulteerde in een niveau van perfección dat scherpe en tijdloze beschouwingen over het leven mogelijk maakte die ook in de 21e eeuw niks van hun zeggingskracht verloren. Wel raakte hij door zijn confronterende werk bij zijn mede Jezuïeten uit de gratie (zie bij cultuur in engere zin onder barokke literatuur).

In de 18e eeuw werd men meer ruimdenkend. In 1767 werden de Jezuïeten uit het Spaanse rijk verbannen en in 1830 werd de inquisitie afgeschaft. De mate van gods­dienstvrijheid wisselde nadien met de regimes. In 1851 werd het rooms katholicisme staatsgodsdienst. De 2e republiek stelde in 1931 een aantal antiklerikale maatregelen in en tijdens de 2e Spaanse burgeroorlog (1936-1939) kreeg de roomse geestelijkheid het voor de kiezen. Communisten en anarchisten vermoordden toen zo’n 7000 priesters. Tijdens het Franco regime was de roomse kerk weer dominant. In 1953 werd de kerk via het Nieuwe Concordaat met het Vaticaan in veel opzichten voorgetrokken en de staat bepaalde de aanstelling van geestelijken. Vanwege de in het 2e Vaticaans concilie opgenomen scheiding van kerk en staat moesten een aantal van deze voorrechten na 1965 worden teruggedraaid. Wel bleven conform de strenge variant van de roomse leer echtscheiding, voorbehoedsmiddelen, abortus, homoseksualiteit, seks buiten het huwelijk en zinnenprikkelende afbeeldingen verboden. Op alle scholen (ook openbare) was rooms godsdienstonderricht verplicht. Andere godsdiensten werden gedoogd, maar ze moesten zich gedeisd houden en mochten bijv geen zending bedrijven. De in 1928 door Josemaria Escrivá in Spanje opgerichte ultra conservatieve roomse lekenorganisatie Opus Dei (Werk van god) drukte een zwaar stempel op het beleid. In 1966 werden de beperkingen op andere geloven deels ingetrokken. Binnen de roomse kerk stonden priesters op met linkse sympathieën en een aantal van hen belandde in het gevang.

Kort na de dood van Franco deed koning Juan Carlos in 1976 vrijwillig afstand van het recht op de benoeming van bisschoppen. Kort daarna kreeg de scheiding van kerk en staat gestalte. In de grondwet van 1978 werd godsdienstvrijheid opgenomen en het rooms katholicisme werd als staatsgodsdienst afgeschaft. Wel bleef het moeilijk om afstand te doen van de hechte roomse maatschappelijke infrastructuur. Rond 1980 werd van de huwelijken 97% rooms ingezegend en zo’n 85% van de kinderen werd rooms gedoopt. Slechts 300.000 van de 39 miljoen Spanjaarden van toen vielen onder een niet roomse geloofsgemeenschap (0,8% van de bevolking, waaronder zo’n 250.000 protestanten, Jehova’s en Mormonen). Daarna is de invloed van de roomse kerk achteruit gegaan. Tussen 1975 en 2005 daalde het aantal parochiegeestelijken van 24.300 naar 19.300. Het aantal seminaristen ging van ruim 9000 in de 50er jaren naar 1221 in 2008. Tussen 2000 en 2005 zakte het aantal nonnen met 7% naar ruim 54.000 en het aantal novices in monnikenkloosters ging tussen 1998 en 2008 van 241 naar 196. De kerk speelt voor de doorsnee Spanjaard m.n nog een rol bij overgangsrituelen (doop, huwelijk, begrafenis). Ook laten velen hun kinderen tussen hun 7e en hun 10e eerste communie doen. Heiligenverering en deel­name aan rooms-katholieke festiviteiten (43% soms tot regelmatig in 2002), processies (58% in 2002) en pelgrimages (het laatste vooral op het platteland) blijft ook in trek bij grote groepen. Wel daalt het misbezoek rap en onder autochtone Spanjaarden is het aandeel niet gelovigen sterk gegroeid. De groei van niet roomse geloofsgemeenschappen komt vooral op het conto van importbevolking. De evangelisch protestanten behoorden rond 2007 met zo’n 120.000 tot de grootste. Onder hen zijn veel zigeuners en de pastores hebben flamenco muziek in de liturgie geïntroduceerd. De Jehova’s vormen met ruim 100.000 ook een grote gemeenschap.

Santiago de Compostela

De hoofdstad van Galicië Santiago de Compostela is het bekendste en oudste pelgrimsoord van Spanje. Volgens de voorchristelijke Keltische overlevering zouden op deze laaggelegen plek de zielen van de doden zich verzamelen om de ondergaande zon te volgen over de zee. Volgens de christelijke overlevering ontdekte de Westgoten bisschop Theodomir in 814 in de regio, geleid door een ster, het graf van de apostel Jacobus (de naam is hiervan afgeleid) en sindsdien is het een pelgrimsoord. De huidige pelgrimsroute trekt ieder jaar wel 100.000 belangstellenden. Ze is gemarkeerd met paaltjes met een blauwe kop en de herbergen op de route hebben een St. Jakobsschelp als uithangbord. De pelgrims zien hun tocht als een belangrijke gelegenheid voor bezinning en het ontmoeten van ziel en geestverwanten. Ze zeggen dan ook vaak dat het lopen van de route belangrijker is dan het doel (de kathedraal van Santiago).

Sefardische joden

De joden van het Iberisch schiereiland heten sefardische joden naar een oude joodse naam voor het gebied. In de Romeinse tijd werden na de val van Judea zo’n 80.000 door de Romeinen als slaaf naar het Iberisch schiereiland vervoerd. Ook kwamen er joden in de diaspora uit andere delen van het Romeinse rijk. Onder de Westgotenkoningen hadden de joden het vaak moeilijk (nazaten van de moordenaars van Jezus). Via een decreet in 613 bekeerden zo’n 90.000 van hen zich tot het christendom. Mede daardoor zagen ze de Moren als bevrijders. Tijdens de moorse periode werden de joden echter ook in het christelijke deel van Spanje meestentijds met rust gelaten en soms hadden ze zelfs veel maatschappelijke invloed. Na 1380 volgden anti-joodse wetten, gedwongen bekeringen en vervolgingen. Toen in 1492 aan de minstens 235.000 Spaanse joden de keus werd voorgelegd tussen rooms worden en wegwezen bekeerde een deel van hen zich (christianos nueves: nieuwe christenen), maar de meesten kozen voor het laatste. Ze vertrokken naar Portugal, Marokko, Algerije, de Spaanse koloniën, Frankrijk, Engeland of de lage landen. Onder degenen die bleven waren velen die ervoor zorgden zo weinig mogelijk op te vallen en die in het verborgene vast hield aan de joodse gebruiken en geloof. Ze werden uitgemaakt voor varkens (marranos in het Spaans: xuetes in het Catalaans) vanwege de associatie met het joodse verbod op het eten van varkensvlees en een aantal van hen moest dit na verraad en veroordeling door de inquisitie alsnog met de dood bekopen. Tijdens de 2e wereldoorlog zagen ruim 30.000 joden uit bezet Europa via Spanje kans om het vege lijf te redden. Het merendeel van hen reisde na de oorlog door naar Palestina of de VS. Van de joden die nu in Spanje wonen komen er veel uit de door Marokko geannexeerde voormalige Spaanse Sahara en uit Argentinië (vluchtelingen voor de junta die daar tijdens de 70er jaren aan het bewind was). De grootste gemeenschappen zitten in Madrid, Barcelona en de regio Murcia.

Geloofsinhoud

Begin 2002 zag volgens de Spaanse sociologische onderzoeksinstelling CIS, die onderzoek doet onder 17plussers, 61% de maagd Maria als moeder van Jezus en 12% als uitvinding van de kerk. Qua visie op de bijbel vond 13% dat men haar letterlijk moet nemen, 48% zag er goddelijke inspiratie in en 25% beschouwde het heilige boek van de christenen slechts als een verzameling mythen en legenden met een moralistische inslag. Rond 5% las wekelijks of vaker in de bijbel en 74% nooit. In de hemel geloofde 41% en in de hel 26%; 40% geloofde in een leven na de dood en 17% in reïncarnatie. Verder dacht 51% dat er in alle religies wel een kern van waarheid zit. Qua zaken die vaak onder bijgeloof worden gerangschikt scoorde het geloof in geesten bij deze enquête het hoogst (20%), gevolgd door geloof in alternatieve genezers (17%), paragnosten en horoscopen (beide 9%) en heksen/ kruidenvrouwtjes (brujas; 6%).

Begin 2005 lag in Spanje het volksdeel dat in God geloofde boven het Eu25 gemiddelde (59 om 52%). Het aandeel ietsisten (geloof in een onpersoonlijke hogere macht of levenskracht) was 21% (om 27%); 18% (EU gemiddelde) was atheïst (er is geen God of hogere macht) en 2% agnost (de “weet niet” optie: EU 3%; bij deze enquête werd het begrip agnost niet toegelicht; bron Eurobarometer 225, wave 63,1). Volgens een CIS enquête zag in februari 2009 76,7% zich als rooms, 2,3% als anderszins godsdienstig; 22,3% als agnost en 10% als atheïst. In 2006 aanvaardde in Spanje 77% de evolutietheorie (6 na hoogste EU27; NL 73%; België 78%).

De onthechtingge­dichten van de mysticus St. Jan van het Kruis (1542-1591) worden gerekend tot het beste wat in de Spaanse taal is geschreven.

Deelname aan en belang van religie

Volgens de Eurlife indicator was in 1999 van de Spanjaarden 4% actief in een godsdienstige organisatie (EU15 7%) en woonde tussen 2002 en 2004 17 tot 20% wekelijks een eredienst bij (EU15 14%, EU27 17% in 2003). Volgens het CIS viel begin 2009 zo’n 16% onder deze categorie. Het deel van de Spanjaarden dat de bevinding deelde dat de plaats van religie in hun samenleving te belangrijk is lag eind 2006 met 48% iets boven de EU25 normaal (46%) en het volksdeel dat religie belangrijk vond behoorde tot de kleinste 3 binnen de Eu (34%, NL 40%, EU27 52%). In 2007 was het gedeelte dat spanningen ervoer tussen religieuze groepen ook relatief klein (21%, EU15 33%, NL met 40% bij de 2 hoogste van de EU27; bron EQLS 2008).

Godsdienstvrijheid

In artikel 16 van de grondwet van 1978 werden godsdienstvrijheid en scheiding van kerk en staat opgenomen. Wel kreeg de roomse kerk in 1979 via een akkoord met het Vaticaan voorrechten boven andere geloofsgemeenschappen. Het grondwetsartikel werd uitgewerkt in de wet op de godsdienstvrijheid van 1980. Bij het kantoor voor religiezaken van het ministerie van justitie werden roomse, protestante, joodse en moslimgroepen ingeschreven. Bij Roomse groepen was dit niet verplicht en bij de andere groepen gold geworteldheid in de samenleving (notorio arraigo) als criterium. Deze verenigden zich in bonden; protestanten in de FEREDEE, joden in de FCJE en moslims in de CIE die is opgesplitst in de FEERI en de UCIDE. In 1992 tekende de overheid een overeenkomst met deze bonden die voorzag in belastingvoordelen, erkenning van huwelijken en betaling van godsdienstleraren en van ziekenhuis en gevangenispastoraat. In 2003 werd het notorio arraigo concept opnieuw gedefinieerd waardoor in 2007 mormonen, boeddhisten, Jehova’s en scientologen gedeeltelijk erkend konden worden. Intussen was ook de stichting voor pluralisme en coëxistentie in het leven geroepen die fondsen verschaft aan ingeschreven groepen om integratie van en dialoog tussen religies te bevorderen. Sinds 2004 kent Catalonië een eigen werkgroep met dit doel waar naast de landelijk erkende groepen ook orthodoxen en Bahaï deel van uitmaken. Het systeem van belastinggeld voor de roomse kerk werd vervangen door vrijwillige donaties als aftrekpost tot maximaal 10% van het inkomen. Deze regeling gold niet voor andere geloofsgemeenschappen. Later werd dit 0,7% van de inkomstenbelasting. In 2007 is ze vervangen door de keus om 0,52% van de inkomstenbelasting voor de kerk of voor het budget van cultuur en welzijn af te dragen en t/m 2010 wordt overheidsubsidie die alleen voor de roomse kerk geldt afgebouwd. Bij de verkiezingen van 2008 stoorde de regerende en herkozen socialistische PSOE van premier Zapatero zich heftig aan een stemadvies van de Spaanse bisschoppenconferentie voor de conservatieve oppositie.  

De on­derlinge verstandhouding tussen de grote godsdienstige groeperingen is in het al­gemeen goed. Wel waakt de overheid tegen fundamentalisme. Na de aansla­gen van maart 2004 probeerde de regering meer grip te krijgen op de islamitische gemeen­schap. Men vroeg zich af waar niet geregistreerde moskeeën hun geld vandaan halen en men wilde bevorderen dat imams Spaans leren, hun diensten in het Spaans houden en een gecontroleerd salaris krijgen. Ook wilde men meer islam in godsdienstlessen op scholen. Moslimleiders maakten ook voor de aanslagen reeds melding van discriminatie bij het krijgen van een baan of een huurwoning onder hun volgelingen, maar de aansla­gen hebben niet geleid tot een merkbare toename van deze klachten. Protestanten en joden ondervonden bij hun ziekenhuis en gevangenispastoraat obstakels omdat de betaling voor hen via de gemeenten moest worden geregeld. Thans is volgens het ministerie dit probleem uit de wereld. M.b.t godsdienstonderwijs is de uitwerking deels in handen van autonome regio. Deze lessen worden op aanvraag vergoed voor groepen van 10 of meer en zijn nooit verplicht. Wel moet leerlingen die niet meedoen alternatieve lessen volgen in levensbeschouwing of ethiek. Hoofddoekjes (hijaab), kruisjes en keppeltjes zijn op scholen toegestaan. In 2006 bracht de overheid een eerste Islamitisch lesboek uit. In 2007/08 betaalde ze zo’n 15.000 roomse en 41 Moslim godsdienstleraren aan openbare scholen. Gezien de populatie (120.000 leerlingen) moeten er minstens 314 Islam leraren komen. Sinds 1992 worden naast roomse andere religieuze feestdagen erkend. Zo kunnen joden, Islamieten en 7e dagadventisten op vrijdagmiddag betaald verlof krijgen omdat hun zondag op vrijdag of zaterdag valt.

In 2007 werd een wet aangenomen tegen geweld, racisme, vreemdelingenangst en onverdraagzaamheid in de sport met mogelijke sancties voor zowel clubs als publiek. Aan het eind van dat jaar werd door het hoogste rechtscollege holocaustontkenning uit de strafwet gehaald en ondergebracht bij de vrijheid van meningsuiting. Rechtvaardiging van de holocaust bleef wel strafbaar. Ook in 2006 en 2007 werden her en der synagogen beklad met antisemitische graffiti. Op 31 januari 2008 werden in Barcelona na 18 maanden onderzoek een paar jongens opgepakt die synagoge bezoekers hadden bedreigd. In 2008 werden de stoffelijke resten, die in 2007 bij een bouwproject in Tarrega werden gevonden op wat naderhand een 600 jaar oude joodse begraafplaats bleek te zijn, weer netjes herbegraven. Moslims hebben vaak moeite om Islamitische begraafplaatsen te regelen en soms wordt de bouw van een moskee of een ander niet rooms godshuis getraineerd door gemeenten. De meeste moskeeën en evangelisch protestante kerken van nu vallen onder de categorie garagegodshuizen. De regioregering van Catalonië is sinds 2007 bezig met wetgeving in dezen met richtlijnen voor gemeenten. Moslims worden soms geconfronteerd met vooroordelen in verband met criminaliteit. Uit een overheidsenquête onder de gemeenschap kwam in 2007 naar voren dat 84% geen obstakels ervoer bij het praktiseren van hun geloof.