Religie en geestelijk leven

Godsdienstige samenstelling bevolking

Op http://www.state.gov/g/drl/rls/irf/ (jaar en Latvia aanklikken) zijn actuele gegevens te vinden over de godsdienstige samenstelling van de Letse bevolking. Begin 2010 was volgens deze bron van de 2,2 miljoen Letten 22,7% rooms, 19,7% luthers en 16,8% orthodox en vielen onder de groten van de kleintjes 10.000 aanhangers van de joodse religie, bijna 7000 baptisten, 4000 zevende dag adventisten en 2500 oud orthodoxen. Geloofsgemeenschappen staan geregistreerd bij het ministerie van justitie. Dit kwam op basis van gegevens van rond 2006 op oud orthodoxen als grootste christelijke splinter (7600) met daarna baptisten (7100), Pinkstergemeenten 4200, 7e dag adventisten 4000 en Jehova’s 2300. Onder de niet christelijke religies waren New-Age aanhangers de grootste (5300), gevolgd door joden (700), aanhangers van de oorspronkelijke Baltische natuurreligie (Dievturu 600) en moslims (200). Per 1-1-2010 stonden bij het ministerie 1137 geloofsgroepen geregistreerd, waarvan bijna 300 Luthers, 250 rooms en 120 orthodox. Ruim 40% van de Letten is geen lid van een geloofsgemeenschap, maar het deel dat gelooft in het bestaan van een onpersoonlijke hogere macht of levenskracht (49%, EU 27% in 2005; Special Eurobarometer 225) viel onder de EU top en het segment echte atheïsten was relatief klein (10 om 18%).       

Voorchristelijke religie

Op http://en.wikipedia.org/wiki/Outline_of_Latvia staan onder “culture of Latvia” info en links over religie in Letland, waaronder de Letse mythologie en voorchristelijke religie. Ook na de kerstening van de regio tussen de 11e en 13e eeuw bleven elementen uit de animistische natuurreligie bewaard onder de autochtone bevolking. Deze stamde veelal af van Baltische stammen en sprak Lets. Via seizoensvieringen, volksrituelen en symbolen en in korte volksliedjes (dainas) overleefden ze de tijd. Sinds eind 19e eeuw zijn ruim 200.000 dainas opgetekend. Ze kennen rituelen bij levensfasen, seizoensritme en natuurgoden als onderwerp en vormden een hoofdbron bij de reconstructie van de oorspronkelijke religie. Een opvallend kenmerk van die religie zijn de parallellen met het hindoeïsme. In die zin is de Indo kant van de term Indo-Europees erin terug te vinden (de Baltische cultuur valt onder de oudste Indo-Europese culturen). Alle grote Baltische goden kennen bijv. net als in het hindoeïsme meerdere manifestaties (waaronder vrijwel altijd een vrouwelijke en een mannelijke) en vaak hebben ze ook een partner.

Volgens http://en.wikipedia.org/wiki/Meness staat oppergod en luchtgod Dievs aan de top van de godenhiërarchie (vgl. het Sanskriet woord Deva voor god). Deze geldt als de bron van alle andere goddelijke manifestaties; om te beginnen van het vrouwelijke opperwezen, lot en vruchtbaarheidsgodin Māra (Maria). Die uit zich op haar beurt in 70 tot 80 moedergodinnen (mātes), is patrones van oertypische vrouwelijke plichten en activiteiten en is min of meer verwisselbaar met de godin Laima (vergelijkbaar met hindoe godin Lakhsmi). Deze wordt in haar drievoudige manifestatie (2 zusters) vereerd met offerrituelen door groepen vrouwen in een sauna. Daarbij werden o.m. kippen en schapen geslacht. Saulē (de zon, in de Baltische religie een vruchtbaarheidsgodin) geldt als vriendin van Dievs en de oorlogsgod Mēness (de maan) als vrijer van Māra/ Laima. Aan de planeet venus, die als helderste ster aan het firmament alleen zichtbaar kan zijn in de uren na zonsondergang en voor zonsopkomst, werd de (mannelijke) god Aiseklis gekoppeld (opmerkelijk is dat het geslacht van deze planeetgoden andersom is dan in de westerse astrologie). Naar Aiseklis is het octagram (achtpuntige ster) vernoemd dat tijdens de zingende revolutie door de Letten als symbool werd gebruikt. Ook het pentagram (5puntige ster) geldt als Venussymbool. Beide worden door evangelische groepen als uiting van en door paganisten als bescherming tegen het kwaad gezien. Naast goden kent de religie geesten, demonen en kleine beschermgoden (dieviņi). Mātes en dieviņi (bijv. huisgoden) kregen vaker aandacht dan hoofdgoden. Die werden alleen aangeroepen in noodgevallen en bij min of meer publieke rituelen.

Mede doordat de Balten 8 seizoenen kenden, kent de religie veel seizoensgebonden vieringen en rituelen. Deze zijn deels gewijd aan goden en een aantal ervan geldt nu nog als feestdag. Zo raakte door roomse invloeden 15 augustus (Maria hemelvaart) bijv. aan Māra gekoppeld en 24 juni (Jāņi, de 2e dag van het midzomerfeest) aan de roomse St. Jan (Johannes de Doper). Bij midzomer was echter niet alleen de viering, maar ook de datum voorchristelijk. In vieringen die hun oorsprong vinden in het seizoenritme zijn in Letland veel voorchristelijke elementen terug te vinden. Zo heet Pasen Lieldinas (Grote dagen) naar de oorspronkelijke viering van de lente-evening op 23 maart (de roomse Paasdatum, de eerste zondag na de eerste volle maan na de eerste lentedag, is ervan afgeleid). Op zondag voor Pasen (het roomse palmzondag) spelen wilgenkatjes (i.p.v. palmtakken) een hoofdrol en met Pasen zelf (zoals bijna overal) eieren.   

Op http://en.wikipedia.org/wiki/Dievtur%C4%ABba staan links naar de Dievturība (godhoeders) beweging die de voorchristelijke religie aanhangt. Ze telt rond 600 leden. Men baseert zich op een reconstructie van de oorspronkelijke natuurreligie vanuit de overgeleverde vieringen en de dainas. Kunstenaar Emests Brastiņš (1892-1945) had er een belangrijke aandeel in. De beweging onderscheidt een eeuwige ziel (dvēsele), een sterfelijk lichaam (miesa) en een astraal lichaam (velis) dat na de dood nog een tijdje blijft hangen en in de late herfst speciale aandacht krijgt (analoog aan voorchristelijke gebruiken die de roomse kerk overnam). Ze hangt een uitgesproken New-Age visie aan.      

Globale kerkgeschiedenis

In de 11e eeuw begon de kerstening van het oosten van het Letland van nu vanuit het orthodoxe Rusland. In het midden van de eeuw veroverde kruisvaarder koning Knud IV de Heilige (uitspraak Knoel, want hij was een Deen) het westen van het gebied (Koerland en Lijfland) en in 1098 werd in Koerland de eerste roomse kerk gebouwd. Tot in de 13e eeuw leverden Teutoonse kruisridders (in Letland bekend als Lijflandse zwaardbroeders) vanuit Duitsland een bijdrage. Albert van Riga, de 3e bisschop van Lijfland, stichtte Riga in 1201 en bouwde er in 1221 de kathedraal (thans Luthers). Nadien won de Hanzeliga aan invloed. Van eind 13e eeuw tot aan de hervorming heetten Letland en Estland Terra Mariana (Marialand) en de zwaardbroeders hadden het gebied onder elkaar verdeeld (feodale vorstendommen). Na 1561 (Lijflandse oorlogen) namen autonome hertogdommen van het roomse Pools Litouwse rijk het stokje over, maar na 1611 werd het noorden en westen luthers doordat het in Zweedse handen viel. In het Zweedse domein was lidmaatschap van de Lutherse kerk verplicht. Wel werd hier het lijfeigendom versoepeld en er kwamen scholen waar behalve kinderen uit de elite ook Letse kinderen naar toe konden. In het Pools Litouwse deel werd de contrareformatie bepalend. Protestante kerken waren hier verboden en de Duitse landadel behield zijn privileges. In de 18e eeuw kwam het hele grondgebied van het huidige Letland geleidelijk onder de Russische invloedsfeer. Het gebied behield een behoorlijke autonomie, maar de Duitse landadel kreeg in de praktijk haar privileges terug. Uiteraard kon de orthodoxe kerk aan invloed winnen. Het gebruik van de Letse taal door haar missie en het aanwakkeren van achterdocht tegen de Lutherse kerk hielpen daarbij. Toen er in 1905 godsdienstvrijheid kwam ontstond een beperktere stroom van spijtoptanten die weer Luthers werden. Door de groeiende invloed van de nationalistische beweging leefde de interesse op in de voorchristelijke Baltische mythologie en religie. Tijdens het interbellum (eerste onafhankelijkheid) bleef de vrijheid van godsdienst. Onder de nationalistische intelligentsia waren veel roomsen en het roomse bisdom van Riga werd voor het eerst na 1561 in ere hersteld. In het zuidoostelijke Letgallen was de roomse kerk dominant.

Volgens http://memory.loc.gov/frd/cs/lvtoc.html was in 1935 55% van de bevolking (68% van de etnische Letten) Luthers, rond 25% was rooms, 9% (voor een derde Letten) orthodox, 5,5% (vrijwel alleen etnische Russen) oud orthodox en zo’n 5% joods. De Lutherse aanhang was vanwege de associatie met de vroegere Duitse overheersing veel minder hecht dan de roomse. De kerkleiding probeerde daar verandering in te brengen via een Letstalige liturgie en geestelijkheid. In de 2e wereldoorlog en daarna veranderden de verhoudingen drastisch. Tijdens WOII wisselden Sovjet en Duitse bezetters elkaar af, de joden werden gedecimeerd, veel Letten vluchtten het land uit en onder de achterblijvers resulteerden loyaliteitskwesties vaak in verraad, deportatie en /of executie. Het lijden stimuleerde de religiositeit, maar vooral de Lutherse kerk verloor kerkgebouwen en geestelijkheid. In de Sovjet periode daarna werd de atheïstische staatsideologie met haar rituelen en symbolen de officiële religie. Andere religieuze uitingen werden van staatswege zoveel mogelijk gekortwiekt. Kerkelijke ceremonies werden vervangen door equivalenten van de staat, wie blijk gaf van binding aan kerken werd onder druk gezet en beperkt in carrière mogelijkheden en kerken mochten geen activiteiten organiseren voor kinderen onder de 18. De Lutherse kerk had hier veel meer onder de lijden dan de roomse kerk met haar sterkere gemeenschapszin, ongehuwde geestelijkheid en steun vanuit de buitenlandse kerkleiding. Zo werd in 1983 bisschop Julijans Vaivods, die had bewezen handig te kunnen manoeuvreren binnen de partijbeperkingen, door de Poolse paus Johannes Paulus tot kardinaal benoemd (de eerste roomse kardinaal in de Sovjet unie). De communisten stemden toe vanwege zijn leeftijd (78j) en het was voor hen een tegenvaller dat hij pas in 1990 overleed. De orthodoxe kerk kwam in de Sovjet tijd onder het patriarchaat van Moskou. Ze behield invloed, maar haar kathedraal in Riga werd door de Sovjets tot planetarium omgedoopt.

Toen de communisten na 1987 de teugels lieten vieren leefde de Lutherse kerk weer op via opwekkingsbeweging Wedergeboorte en vernieuwing van jonge kritische geestelijken. Ze gingen de confrontatie aan met zowel de communistische autoriteiten als de eigen verkalkte kerkleiding. Kerken werden hersteld en heropend, alle activiteiten werden hervat, op scholen kwam religie weer in het programma, er kwamen kerkdiensten en religieuze discussies op TV en het raakte zelfs een tijdje in de mode om Luthers te zijn. De oecumene leefde ook sterk, want de roomsen buiten Letgallen mochten Lutherse kerken gebruiken voor hun diensten. Na de onafhankelijkheid kwam godsdienstvrijheid weer in de grondwet. Veel evangelische groepen vonden in Letland een braakliggende akker Gods en ook alternatieve bewegingen als Hare Krishna, boeddhisten, New-Age en paganisten (Baltische natuurreligie) kregen vaste voet aan de grond.

Grootste geloofsgemeenschappen

De evangelisch Lutherse kerk van Letland (Latvijas evaņģēliski luteriskā baznīca, afgekort als LELB) is de grootste geloofsgemeenschap. Ze is behoudend qua opvattingen en is bijv. volledig gelieerd aan de behoudende tak van Lutherse kerk in de VS (de veel kleinere confessionele Lutherse kerk in Letland is lid van de progressieve tak van deze kerk). De huidige aartsbisschop van de LELB Jānis Vanags is sterk gekant tegen homo voorgangers en het zelfde sekse huwelijk (zie op deze website bij bevolking etc. onder emancipatie naar geaardheid). Ook vindt de kerk de vrouw in het ambt een griezelige zaak. In 1993 werd Vanags ingewijd door de aartsbisschop van de Lutherse kerk van Zweden. De LELB is aangesloten bij de wereldraad van kerken en de Lutherse wereldfederatie en is in onderhandeling over toetreding tot de Porvoo gemeenschap (een samenwerking van Lutherse en Anglicaanse kerken). De wereldfederatie ziet ze vooral als discussie platform omdat deze de homo in het ambt en het zelfde sekse huwelijk niet perse afwijst. De kerk kent naast het aartsbisdom van Riga sinds 2010 een bisdom in de zuidwestelijke kustplaats Liepāja en één in Daugavpils in het zuidoostelijke landsdeel Letgallen. In 2011 telde de kerk zelf 580.000 leden, 297 gemeenten, 136 pastores en zo’n 70 evangelisten, maar de Lutherse wereldraad kwam voor 2009 niet verder dan 250.000 leden en in 2002 kwam het ministerie van justitie op 400.000. Vast staat dat veruit het grootste deel van de aanhang bestaat uit autochtone Letten.    

De roomse kerk is de 1e of 2e kerk van Letland. Volgens de religieuze encyclopedie van Letland (editie 2009) en een Poolse bron lag het ledental in 2006 op 430.000 (19% van de bevolking), maar het ministerie kwam op 500.000 (22,7%) en daarmee zou het de grootste zijn. Naast het aartsbisdom van Riga (rooms volksdeel 14,5%) kent de kerk de 3 bisdommen Liepāja (10,5%), Jelgava (langs de Litouwse grens, 27,3%) en Rēzekne Aglona in het zuidoosten (27,5%). Tussen 1991 en 2010 was kardinaal Jānis Pujats aartsbisschop van Riga. Hij werd opgevolgd door talenwonder Zbigņevs Stankevičs. Onder de kerkleden vallen naast Letten veel etnische Polen, Litouwers en Oekraïners.

De orthodoxe kerk won in de 19e eeuw en in potentie ook in de Sovjet tijd aan invloed doordat veel Russen in Letland gingen wonen in het kader van pogingen tot russificatie. In 1883 kwam de geboorte van christus kathedraal, de grootste orthodoxe kerk in de Baltische staten, gereed. Tijdens de 1e onafhankelijkheid slaagde de Letse aartsbisschop Jānis er tegen de verdrukking van de achterdocht onder de bevolking in om erkenning te krijgen van de regering. In 1934 werd hij vermoord door de bolsjewieken en in 2001 is hij heilig verklaard. In 1935 kreeg de kerk vanuit Constantinopel een autonome status en daarmee was de orthodoxe kerk van Letland (Latvijas Pareizticīgā Baznīca) geboren. Sinds 27 oktober 1990 is Alexander (Kudryashov) metropoliet van Riga en Letland en daarmee hoofd van de kerk. De kerk kent ook een bisdom in Daugavpils. Rond 2006 telde de gemeenschap zo’n 350.000 zielen (17% van de bevolking). Ze zijn verdeeld over 118 parochies met 92 geestelijken. Veruit de meeste leden zijn etnische Russen.     

Onder de kleinere christelijke geloofsgemeenschappen is in Letland die van de oud orthodoxen de grootste. Ze scheidde zich in de 17e eeuw af van de Russisch orthodoxe kerk omdat men het niet eens was met moderniseringen en de leden werden nadien in Rusland zwaar vervolgd. Daardoor zochten ze hun heil in omliggende regio. Voor de oorlog werd hun aanhang geschat op 100.000. De huidige schattingen lopen uiteen van 2500 (ministerie) tot 70.000. De oudste en meeste gemeenschappen zitten in Letgallen rond Daugavpils, maar ze hebben zich over het hele land verspreid. Het grootste complex, het Grebenschikov godshuis en klooster in Riga valt met 5000 tot 25.000 gelovigen onder de grootste gemeenschappen in zijn soort ter wereld zijn (in ieder geval is het de grootste grootgrondbezitter in Riga). Uiteraard bestaat de aanhang veelal uit etnische Russen. Letland telt veel evangelische groeperingen. De baptisten vallen met rond 7000 gelovigen, verdeeld over 86 gemeenten, onder de grootste. In 2011 vierden ze hun 150 jarig bestaan in Letland met erediensten en een zang en basketbal festijn. Ook de adventisten (4000 doopleden, 52 gemeenten) zijn al sinds 1896 in het land. Begon 20e eeuw kwamen de eerste Pinkstergemeenten. Rond 2006 stonden ze bij het ministerie geregistreerd met 4200 gelovigen, verdeeld over 13 gemeenten. Het ministerie kwam voor 2009 verder op 700 methodisten, 600 mormonen en slechts 156 Jehova’s. In werkelijkheid is de aanhang van deze groepen groter. 

Onder de niet christelijke groeperingen vielen rond 2006 volgens het ministerie nog geen 700 aanhangers van de joodse religie, maar deze bron maakte 4 jaar eerder nog gewag van zo’n 6000. Na de oorlog kwamen veel joden uit andere Sovjet republieken die de oorlog hadden overleefd in Letland terecht. Hun aantal werd in 1970 geschat op 50.000 en in 1989 op 22.000. Daarna emigreerden velen naar Israël of de VS omdat ze de kans kregen. Na 2000 werd hun aantal geschat op 9000, maar ze gaan lang niet allemaal naar de sjoel. Veruit de meeste joden (minstens 80%) wonen van oudsher in Riga, al heeft ook Daugavpils altijd een joodse gemeenschap gekend. Bij het ministerie stonden rond 2006 bijna 5300 leden van New-Age groepen ingeschreven. Welke groepen dat precies zijn blijft enigszins in de mist hangen. Schattingen over het aantal moslims in Letland lopen uiteen van 2000 naar 10.000. Als eerste moslims arriveerden in de 19e eeuw Tataren in Turkse dienst die krijsgevangenen waren van de Russen of in het Russische leger dienden. Door de tijd verspreid kwamen er groepjes bij uit Sovjet republieken met een moslim bevolking, onder wie veel Krim Tataren. Onder de Hindoe groepen vallen Hare Krishna’s (133 leden in 11 groepen volgens het ministerie) en Brahma Kumaris met 3 centra. De bij het ministerie geregistreerde aanhang van de oorspronkelijke Baltische religie (Dievturība) lag in 2009 op 600. Al deze groepen kwamen na 1991 op en hun aanhang is veelal groter dan de cijfers van het ministerie.

Geloofsinhoud

Op http://www.thearda.com/ staan uitslagen van na­der onderzoek naar persoonlijke geloofsopvattingen. Tegen de trend van de oude EU landen in was in 1999 t.o.v. 1990 het gelovige volksdeel groter (het communisme was langer voorbij en wellicht kwam men er meer voor uit). Relatief veel Letten werden kerklid en kerken werden belangrijker gevonden dan in NL en BE. Rond 1999 geloofde 80% (NL 59%) in God (58% in 1990), maar slechts 8% (NL 24%, BE 28,5%) in een persoonlijke god (10% in 1990). Verder geloofde 33% (NL 38%) in de hemel (11,5% in 96); 28% (NL 14%) in de hel (7% in 90), 45% (NL 51%) in leven na de dood (50% in 96) en 74% (NL 40%) in het begrip zonde (51% in 90). Deze aandelen lagen in België veelal lager. Het deel dat zichzelf zag als gelovig (77%, 54% in 1990) was groter dan in België (67,5%) en NL (62%) en ook het volksdeel dat de kerk zag zitten was groot. Zo geloofde 81% dat ze geestelijke noden vervult (NL en BE ±50%). Verder vond 58% dat ze antwoorden kan bieden bij morele problemen (NL en BE ±35%), 48% bij gezinsproblemen (NL en BE 30% in 99) en 26% bij sociale problemen (BE 27%, NL 37% in 99). Qua relatie kerk staat achtte 22% ongelovige politici ongeschikt voor hun werk (NL 2%, BE 7% in 99), 15% vond dat religieuze leiders het regeringsbeleid moeten beïnvloeden (NL 26%, BE 16% in 99) en 84% vond dat ze het stemgedrag van mensen niet horen te beïnvloeden (NL 66%, BE 79% in 1999). Geloof in alternatieve concepten was ook wijdverbreid. Zo scoorde geloof in telepathie 52% (NL 50%, BE 38%), reïncarnatie 33% (NL 22%, BE 17%) en een talisman 20% (NL 12%, BE 15%).

Begin 2005 was volgens Eurobarometer 225, wave 63.1 het aandeel Letten dat in het bestaan van God geloofde relatief klein (37%; EU25 52%) en het deel dat geloofde in een onpersoonlijke hogere macht of levenskracht groot (ietsist; 49%, EU 26%). Het aandeel atheïsten (er is geen God of hogere macht) kwam bij deze peiling op 10% (EU 18%) en het segment agnosten (de “weet niet” optie) op 3% (om 3%, bij deze enquête werd dit begrip niet nader toegelicht). Thearda kwam voor 1999 op 25% agnosten (Noord Europa 12%, NL 26%, BE 12%) en 5,5% atheïsten (Noord Europa 2,4%, NL en BE 2%). Andere bronnen kwamen op 20-29% (Zuckerman 2005), 41% (Dentsu 2006) en 58% (Gallup 2007/08) atheïsten en agnosten samen. In 2005 dacht 47% van de Letten (EU 34%) veel na over de zin van het leven (soms 38 om 39%, bron EB 225). In 2006 was het aandeel van hen dat de evolutietheorie aanvaardt het kleinst in de EU na dat op Cyprus (43%, EU25 60%, NL 73%, BE 78%, Science).

Deelname aan en belang van religie

Net als in Scandinavische landen ligt het kerkbezoek lager dan in NL maar spelen kerken een grotere rol qua voorziening van rituelen in verband met levensfasen. Slechts weinig Letten gaan regelmatig naar de kerk (4,6% eens p/w in 2007; EU15 14,5%; EU12 29%, Eurlife) of zijn actief bij een kerkelijke club (4%, EU25 6% in 2006, EB 273, wave 66.3, QA 19). In Letland is het volksdeel dat aangesloten is bij een geloofsgemeenschap groter dan in NL en iets kleiner dan in BE (59% in 1999, 36,5% in 1990; BE 64%, NL 45% in 99). Het gedeelte dat erediensten belangrijk vond bij geboorte (65%), huwelijk (78%) en overlijden 88%) was veelal groter (Be 45-70%; NL ±45%). Het was t.o.v. 1990 weinig veranderd (bij geboorte kleiner). Op religieuze praktijken scoort men vergelijkbaar met NL en BE. Het deel dat vaker dan eens p/w bad lag in 1999 in BE op 26,5%, in NL op 29% en in Letland op 27% en 65% van de Letten gaf aan wel te bidden of mediteren (NL 69%). In 1999 voelde 63% het geloof als steun en toeverlaat (BE 49%, NL 43%), maar in 1996 was dat nog 89%. Najaar 2006 was het segment dat religie tot de 3 belangrijkste levensgebieden rekende (37%, EU25 52%, NL 40%, BE 41%, keus uit 8) of de plaats van religie in de samenleving te belangrijk vond (27%, Eu 46%, standard EB 66) relatief klein en het deel dat in 2007/08 aangaf dat godsdienst geen belangrijke plaats in hun leven van doorsnee grootte (58%, NL 66,5%; BE 61%; Gallup enquête).

Godsdienstvrijheid

De Religious freedom reports van het ministerie van BuZa van de USA zijn een hoofdbron over dit onderwerp. In Letland waren tussen 2003 en 2008 van overheidswege meer regels en beperkingen rond religie dan in BE en NL en in Letland en BE worden bepaalde religies meer voorgetrokken dan in NL. Op basis van het rapport van 2005 kwam Letland er iets beter af dan België en beter dan Nederland. Qua houding van de maatschappij t.o. niet traditionele religies werd Letland betiteld als land met geïsoleerde discriminatie, de één na hoogste status (open en tolerant was het hoogst haalbare; België scoorde “soms negatief” en NL ronduit vijandig, de laagste graad van tolerantie). Op houding tegenover bekeringen en toestaan van zendingsijver kwamen alle 3 de landen in de topklasse (geen problemen). In Letland werden vanuit gesettelde religies geen tendensen ontwaard om religieuze nieuwkomers uit te sluiten en in NL en BE wel. M.b.t. intolerantie tegenover anders gelovigen door burgers vielen NL en BE in de categorie “meer dan eens” en kwam Letland onder de noemer sporadisch (bron: thearda, national profiles, public opinion). In 2007 ervoer in NL 40%, in BE 30% en in LV maar 5% spanningen tussen geloofsgroepen (EQLS 2008). Ook in 2009 scoorde LV naar EU maatstaf gunstig op geloofsdiscriminatie. Van de Letten rekende toen 3% zich tot een geloofsminderheid (EU en BE 4%, NL 5%) en het segment dat vond dat in Letland erg veel werd gediscrimineerd op geloof (2%, NL en BE 15%, EU 9%), dat het in de 5 jaar vooraf veel erger was geworden met deze discriminatie (2%, NL 13%, BE 9%; EU 6%) of dat bij anderen getuige was van godsdienst discriminatie (3%, NL 10%, EU 5%, BE 4%) dan wel zichzelf hierom gediscrimineerd voelde (1%, NL en BE 2%) was klein (EB 317, wave 71.2).

Volgens het religious freedom report over 2010 is qua regelgeving vrijheid van godsdienst opgenomen in de grondwet en wordt ze uitgewerkt in andere wetten. Beleid rond godsdienst aangelegenheden valt onder het ministerie van justitie. Gemeenten van geloofsgroepen staan ingeschreven in het bedrijvenregister. De wet onderscheidt traditionele en nieuwe religies. De 8 traditionele religies zijn de Lutherse, roomse, orthodoxe en oud orthodoxe kerk en de baptisten, methodisten, adventisten en joden. Vertegenwoordigers van deze groepen zitten in een kerkelijke adviesraad voor de regering en mogen gesubsidieerd godsdienstles verzorgen op scholen. Op openbare minderhedenscholen is godsdienstles toegestaan in minderhedenreligies. Aanhangers van niet erkende religies mogen verder alleen lesgeven op private scholen. Nieuwe religies hebben te maken met meer eisen en meer bureaucratie. De wet op godsdienstige groeperingen uit 1995 gaat over registratie. Deze is niet verplicht, maar biedt voordelen in de sfeer van eigendomsrecht, vergaderrecht en belasting. Volgens de wet moet een geloofsgroep minstens 20 natuurlijke of rechtspersonen als lid hebben om te registreren en 10 of meer groepen kunnen een gemeenschap vormen. Ze mogen dan scholen en kloosters beginnen. Losse groepen die dat niet halen moeten zich elke 10 jaar opnieuw inschrijven. Proselieten uit den vreemde moeten een schriftelijke uitnodiging van een Letse club en een benoemingscertificaat dan wel theologiediploma op BA niveau kunnen overleggen. De Letse wetgeving kent geen definitie van haatdelicten. Wel is er een wet op het uitlokken van religieuze haat en er is veiligheidspolitie om strafzaken te beginnen. In 1991 kwam er wetgeving rond teruggave of vergoeding van bezit van religieuze gemeenschappen dat door Sovjets of Nazi’s werd geconfisqueerd of vernield. Sinds 2008 worden geen nieuwe claims meer behandeld. Het proces van teruggave was in 2010 goeddeels afgerond, maar er was nog wel gesteggel (o.m. over de staat waarin).

Onder de kwesties rond godsdienstvrijheid viel in 2010 de achterdocht van religieus establishment en burgerij tegen nieuwe religies. Een verzoek tot registratie van de Sciëntologykerk werd afgewezen omdat hun religie elementen van geneeskunst bevat. Een nieuw verzoek was in behandeling. De veiligheidspolitie opende 4 strafzaken rond uitlokking van rassenhaat op het internet. In publicaties over WOII wordt de Holocaust soms gebagatelliseerd en bij tijd en wijle steekt antisemitisme de kop op. In januari 2010 begon in Talsi in het westen van het land een strafzaak tegen 2 grafschenners die in oktober 2008 huishielden op een joodse en een Sovjet begraafplaats.