Religie en geestelijk leven

Godsdienstige samenstelling bevolking

Godsdienstige samenstelling volkstelling 2002: 58% rooms (72% in 1991, d.w.z -14%), 3,5% gelovig, maar niet bij een geïn­sti­tutionaliseerde geloofsgemeenschap; 2,4% Moslim (+0,9%), 2,3% orthodox (-0,1%), 1% protestant (0,8% evangelisch luthers; +0,1%), 10% niet godsdienstig (+9,6%), 16% wilde de vraag niet beantwoorden (+11,3%), 7% onbekend/ weet niet (-7,6%). Van na deze volkstelling zijn geen gegevens bekend.

Godsdienst vroeger

Het oudste teken van christendom in Slovenië is een tempel uit de nadagen van de Romeinen. Door de invloed van het Frankische rijk kwam na 803 de roomse kerk terug en ze het speelde daarna een belangrijke rol in de politieke ontwikkelingen. Tus­sen 861 en 874 onttrok prins Koselj zich onder invloed van de Byzantijnse missionaris­sen Cyrillus en Methodius tijdelijk aan de macht van de roomse bisschoppen, maar na dit in­termezzo bleef de Roomse kerk tot in de 16e eeuw oppermachtig. Rond de 1e millenni­umwisseling aanschouwden de Friesing manuscripten, een aantal in het Sloveens ver­taalde liturgische teksten, het daglicht. Het aartsbisdom Ljubljana is in 1461 ingesteld. Het besloeg toen het Oostenrijke kroondomein Krain. In de loop van de 16e eeuw kwam het protestan­tisme op. In 1550 vertaalde de hervormer Primoz Trubar de catechismus in het Slo­veens en in 1584 volgde een Sloveense bijbelvertaling van Jurij Dalmatin. Gedu­rende de 17e eeuw werd het protestantisme onder invloed van contrareformatie en Habsburgers echter met harde hand onderdrukt. In Ljubljana werden 11 karrenvrachten protestante boeken verbrand en protestanten werden voor de keus gesteld om rooms te worden of weg te wezen. Ruim 750 notabele protestante families kozen voor het laatste en op een paar kleine enclaves na verdween het protestantisme uit het land.

Vanaf de 18e eeuw won in Oostenrijk en de Oostenrijks Hongaarse dubbelmonarchie, waar Slovenië onder viel, onder m.n keizer Jozef II de verlichting terrein. Zijn tolerantie-edicten van 1781 en 1782 voorzagen erin dat Oosters orthodoxen, protestanten en joden godsdienstvrijheid kregen. Dit leidde tot de oprichting van de Evangelische Kirche AB (de Lutherse kerk) en de Evangelische Kirche HB (de calvinistische/ gereformeerde kerk). Wel bleef de roomse kerk staatskerk en mochten niet roomse godshuizen niet als zodanig te herkennen zijn. Na invoering van de grondwet in 1848 was de roomse kerk geen staatskerk meer. In het koninkrijk Joegoslavië van voor de 2e wereldoorlog en de socialistische Joegoslavische federatie van na de oorlog bestond godsdienstvrijheid. Wel werd door de communisten alle bezit van geloofsgemeenschappen genationaliseerd en de Sloveense joden hadden het in communistisch Joegoslavië moeilijk. Hun laatst overgebleven synagoge in Slovenië werd toen vernield.   

Godsdienst nu

Thans telt de roomse kerk van Slovenië 6 bisdommen, incl. 2 aartsbisdommen; het aartsbisdom Ljubljana met daaronder de bisdommen Koper en Novo Mesto en het aartsbisdom Maribor (sinds 2006) met daaronder Celje en Murska Sobota. De St. Nicolaas kathedraal van Ljubljana met haar kenmerkende groene koepel en dubbele toren is de belangrijkste roomse kerk. Bij de volkstelling van 2002 telde de kerk 1,14 miljoen leden. Dat kwam neer op bijna 58% van de bevolking (steden 47%, platteland 70%). De roomse aanhang daalt wel flink (72% van de bevolking in 1991). Onder gelovigen werd de roomse kerk qua grootte gevolgd door de groep gelovigen die niet bij een geïn­sti­tutionaliseerde geloofsgemeenschap horen (69.000 in 03; 3,5%). Deze vallen in feite onder het grote contingent Slovenen met een onduidelijke reli­gieuze affiniteit (26,5%). Wel is bekend dat het landje veel sympathisanten telt van groepen die in de flowerpo­wer­tijd hun intrede deden in Europa en talrijke Oosterse goeroes vonden er een braakliggende vruchtbare akker. Een tiental boeddhistische en Hindoe groeperingen staan geregistreerd. De moslims vormden in 2002 met landelijk 47.500 aanhangers (2,4%; steden 4,1%) concreet de 2e religie. Volgens het hoofd van het Islamitische centrum in Ljubljana Nevzet Porič komt 90% van hen uit Bosnië, 8% uit Albanië en 2% uit een ander Slavisch land. Aanvankelijk kwamen ze vaak als vluchteling, maar later ook als arbeidsmigrant. De Bosnische moslims staan bekend onder de 3 namen Bosniakken (Bošnjaci; een erfenis uit de Oostenrijks Hongaarse dubbelmonarchie), Moslims door nationaliteit (Muslimani: een erfenis uit voormalig Joegoslavië, het kunnen ook Moslims uit bijv Kroatië zijn) en gewoon Bosniërs. Vlak achter de moslims kwamen in 02 de oosters orthodoxen (46.000; 2,3%). De meesten van hen stammen uit andere delen van voormalig Joegoslavië (m.n Servië). Bij de volkstelling van 2002 kwam men op bijna 1% protestanten, bijna 15.000 lutheranen (0,8%; m.n in het noordoosten van het land) en 0,1% anderen. Er zijn echter aanwijzingen dat de aanhang van charismatisch evangelische kerkgenoot­schappen flink is gegroeid en groter is.

Geloofsinhoud

In 1998 bleek bij verdere navraag voor 19% van de bevolking het geloof vooral een kwestie van gewoonte en er bij horen en 18% geloofde in het bestaan van een on­persoonlijke hogere macht in plaats van een persoonlijke god. Zo’n 13% voelde zich het meest verwant aan een geloofsopvatting die ruimte biedt aan de reïncarnatiegedachte en gepaard gaat met pacifisme, het benadruk­ken van de menselijke kant van Jezus en een afkeer van tra­ditionele religieuze stok­paardjes en dito rituelen en heilige huisjes, 11% was van mening dat men in wezen geen uitspraken kan doen over het werkelijke bestaan van spirituele zaken en over leven na de dood (agnost) en 19% was atheïst (geestelijk leven is een hersenspinsel; na de dood is er niets). Volgens http://www.thearda.com/ geloofde in 1999 65% in het bestaan van god, 28% in het bestaan van de hemel, 20% in het bestaan van de hel en 32% in leven na de dood. Verder was 70% van mening dat de kerk voorziet in antwoorden op geestelijke nood. Slechts 10% geloofde echter dat ongelovige politici niet geschikt zijn voor hun werk en 78% vond dat religieuze leiders het stemgedrag van mensen niet horen te beïnvloeden. Bij de volkstelling van 02 gaven bijna 200.000 Slovenen expliciet aan ongelovig/ atheïst te zijn, 2½ keer zoveel dan in 1991 en ruim 10% van de toenmalige bevolking (steden 15%). 

Begin 2005 geloofde een relatief klein deel van de Slovenen in het bestaan van God (37%, EU25 52%) en een naar verhouding groot deel in het bestaan van een onpersoonlijke hogere macht of levenskracht (ietsisten: 46 om 27%). Het aandeel atheïsten (er is geen God of hogere macht) lag bij deze peiling iets onder de EU normaal (16 om 18%) en het gedeelte agnosten lag daar ver onder (de “weet niet” optie 1 om 3%; bij deze enquête werd het begrip agnost niet toegelicht). Een gemiddeld aandeel dacht veel over de zin van het leven na (36%, soms: Slovenië 44%, EU 39%; bron Eurobarometer 225, wave 63,1). In 2006 aanvaardden volgens het tijdschrift Science 2 op de 3 Slovenen de evolutietheorie (EU25 60%, NL 73%, BE 78%).

Veel Slovenen zijn vernoemd naar een heilige en de naamdag is de dag die volgens de kerkkalender aan deze heilige is gewijd. Naamdagen wor­den in Slovenië m.n door orthodoxen ongeveer net zo gevierd als verjaardagen. Verjaardagsfees­ten vinden wat meer in de besloten familiekring plaats en op naamdagen ko­men vrienden en collegae langs met bloemen of cadeautjes

Deelname aan en belang van religie

In 1999 vond een meerderheid van de Slovenen erediensten belangrijk bij huwelijk (70%), geboorte (73%) of overlijden (77%). Van hen was 5% actief bij een kerkelijke club (EU15 7%, Eurlife indicator). Het segment dat minstens eens per week een eredienst bijwoonde zakte tussen 2002 en 2007 van 20 naar 15,8%, terwijl het in de EU25 vrijwel gelijk bleef (EU15 14,5%; EU12 29% in 07). Het deel dat religie tot de 3 belangrijkste levensgebieden rekende (keus uit 8) lag najaar 2006 met 51% rond de EU25 normaal (EB 273, wave 66.3). Bij een andere peiling rond die tijd achtte 56% van de Slovenen (4 na hoogste EU25; EU 46%) de plaats van religie in de samenleving te belangrijk (standard EB 66). Het deel dat bij een Gallup enquête aangaf dat godsdienst geen belangrijke plaats in hun leven innam was in 2007/08 weer gemiddeld (59%; 14e EU27). In 2007 was het volksdeel dat spanningen ervoer tussen religieuze groepen groot naar de maatstaf van de nieuwe EU landen, maar klein naar EU15 maatstaf (20%, EU15 33%, EU12 15%, België 30% NL 40%; bron EQLS 2008). Medio 2009 vonden relatief weinig Slovenen dat in hun land erg veel werd gediscrimineerd op geloof (8%, NL en BE beide 15%, EU 9%). Het segment dat in het jaar voor de vraagstelling zelf hierom was gediscrimineerd/ lastig gevallen (1%) was gemiddeld; evenals het deel dat bij anderen getuige was geweest van geloofsdiscriminatie (5%). Dit brengt ons op het onderwerp godsdienstvrijheid, o.m op basis van het Religious freedom report 2009.

Godsdienstvrijheid

De Sloveense overheid respecteert de in de grondwet en andere wetten verankerde vrijheid van godsdienst en het wettelijk verbod op discriminatie en haat zaaien vanwege geloof. De rechten, plichten en verantwoordelijkheden werden in 2007 vastgelegd in een wet op de godsdienstvrijheid, maar de Sloveense 1e kamer wilde haar nog toetsen aan de grondwet. In 2007 telde men 43 geregistreerde geloofsgemeenschappen. Groeperingen met meer dan 99 leden die minstens 10 jaar in het land opereren kunnen zich inschrijven bij het bureau voor geloofsgemeenschappen en dan BTW vrijstel­ling krijgen. Ze moeten daarbij een contactpersoon/ woordvoerder opgeven en de fundamenten van hun geloof formuleren. De overheid betaalt sinds 1991 de sociale verzekeringen van geestelijken. Volgens de nieuwe wet geldt dit voor 1 werknemer per 1000 leden van een geloofsgemeenschap. Op openbare scholen zijn godsdienstles, gebed en religieuze symbolen verboden. Leerlingen mogen echter wel zulke symbolen dragen. Religieuze verdraagzaamheid en holocaust­voor­lichting zitten in het lesprogramma. In september 2008 vond een 3e Europese joodse cultuurdag plaats waar de president ook bij was. De grote roomse en protestante feestdagen gelden als vrije dagen. Leden van andere geloofsgemeenschappen moeten voor hun eigen feestdagen snipperdagen opnemen, maar die mag hun baas hen niet weigeren. Klachten over geloofsdiscriminatie kunnen ingediend worden bij een mensenrechten ombudsman. 

De verhouding tussen geloofsgroepen is redelijk tot goed, al heeft de roomse kerk het niet zo voorzien op bekeringsijveraars uit het buitenland (de kerk verliest veel aanhang). In 2008 waren de moslims bezig 5 ziekenhuisimams erkend te krijgen. In 2004 begon gesteggel over de legaliteit van een referendum over de bouw van een moskee in Ljubl­jana. Terwijl de bouwplannen en de plek voor de moskee al rond wa­ren claimde in 2003 een gemeente­raadslid genoeg hand­tekeningen voor zo’n refe­rendum. In 2009 werd dit verzoek afgewezen en in april beloofde de burgemeester dat de gemeente de helft van de bouwkosten zou betalen. In november 08 werden de markeringen op moslimgraven van Bosnische soldaten uit de 1e wereldoorlog in de bergen bespoten met Servisch nationalistische graffiti. In maart 2008 had de overheid 84,5% van zo’n 1200 erkende roomse claims afgehandeld over teruggave van kerkbezit dat gena­tionaliseerd was in de communistische tijd. Er werden bijna 40.000 claims ingediend waarvan in juli 08 97% was beoordeeld. Over teruggave van joodse bezittingen was men nog bezig. Het instituut van hedendaagse geschiedenis maakte in 2008 rapport op. Dit zal worden gepubliceerd wanneer de Joodse wereldraad voor restituties WJRO met een eigen rapport komt. Uit de joodse gemeenschap kwamen wat klachten over onwetendheid en vooroordelen.