Religie en geestelijk leven

Godsdienstige samenstelling bevolking

Volgens het Finse CBS http://www.stat.fi/index_en.html (population structure 2009 annual review) telde per 1/1-2010 de evangelisch Lutherse kerk van Finland 4,27 miljoen leden (79,7% van de bevolking). Na 2003 zakte de kerk 2,8% in ledental. De Finse orthodoxe kerk was met 58.500 leden (1,1% bevolking; +2,6%) 2e geloofsgemeenschap, gevolgd door een aantal kleine protestante groeperingen (±0,9%) met als grootste de Jehova’s (19.200, +5%); de vrije evangelische kerk van Finland (14.300, +7%) en de pinkstergemeenten (5400, +440%). De roomse kerk telde 10.200 leden (+28%). Grootste niet christelijke gemeenschappen: Islamitisch (8200, +200%); joods (1200, +5%). Overige groepen 1200, +57%. Finland telt zo’n 70 geregistreerde geloofsgroepen. Niet bij een geloofsgemeenschap: 945.000 (bijna 18%, +30%). Het Religious freedom report 2010 van het ministerie van BuZa van de VS kwam op 40.000 moslims (30.000 Soenniet, 10.00 Sjiiet) en 45.000 leden van pinkstergemeenten. Volgens deze bron rekent het Finse CBS veel moslims en aanhangers van een pinkstergroepering tot degenen die niet geregistreerd staan bij een geloofsgemeenschap.

Voorchristelijke religie

Via http://en.wikipedia.org/wiki/Religion_in_Finland zijn info en links te vinden over religie in Finland. De kerstening van Finland vanuit Zweden kostte 3 kruistochten en duurde van de 11e tot de 13e eeuw. Voordien bestond in Finland een animistische natuurreligie die parallellen vertoonde met de voorchristelijke religie van Scandinavische en Baltische volken. Het eigene van Finland en Estland zit hem in de link met de Fins-Oegrische volken in Lapland (Sami), Noord Rusland en Siberië waar de landen hun taal aan ontlenen. Deze zijn vaak rendierhouder en sommige hebben hun oorspronkelijke natuurreligie nog. Aangenomen wordt dat deze volken uiteindelijk afstammen van de rendierjagers die kort na de ijstijd op de breedte van Nederland leefden en meetrokken met de rendieren toen de toendra zich naar het noorden verplaatste. Elementen van de religie zijn een pantheon van natuurgoden, halfgoden en geesten; sjamanen als bemiddelaars tussen de wereld van goden/ geesten en mensen en de verering van dieren, planten, objecten en verschijnselen in de natuur. Wellicht viel de zweethut ceremonie, de voorloper van de sauna, onder de rituelen. Veel goden en zijnsvormen uit de religie zijn terug te vinden in de Kalevala, het nationale epische poëem van de 19e eeuwse dichter Elias Lönnrot. Hij baseerde zich op mondeling overgeleverde folklore en mythologie uit de regio. Het heldendicht leverde een grote bijdrage aan de ontwikkeling van de eigen Finse identiteit die door de langdurige Zweedse bezetting in de verdrukking was geraakt. Ze vormde een inspiratiebron voor de beweging achter de onafhankelijkheidsverklaring na de Russische revolutie van 1917.

De meeste goden in het Finse pantheon komen in paren en hebben een vrouw. De oppergod was oorspronkelijk de luchtgod Jumala (nu het Finse woord voor god). Later kreeg de natuur en jachtgod Ukko (oude man) een vergelijkbare status. Hij creëerde de godin Ilmatar die de wereld schiep en staat ook bekend onder de naam Perkele en in de Kalevala als de smid Ilmarinen. Deze smeedde o.m. de Sampo, een magisch artefact dat geluk brengt aan de bezitter door deze af te stemmen op de tijdgeest (in de Kalevala voorgesteld als een maalsteen). Met zijn hamer veroorzaakt Ukko onweer (Ukkonen in het Fins). Als zodanig is hij te vergelijken met de Germaans Noordse god Wodan of Thor en de Baltische oppergod Perkūnas. Anders dan Wodan/ Thor maakt hij echter tevens weerlicht met zijn zwaard en ook bij zijn seksleven met zijn vrouw Akka (oude vrouw) kunnen de vonken er heftig van afspatten. Goden die over een specifiek deel van de natuur gaan worden ook wel koning genoemd. Voorbeelden zijn Ahti (water), Tapio (wouden), de godin Mielikki (wouden en jacht), Lempo (wildernis en boogschieten), Äkräs (vruchtbaarheid) en Kuu (de maan). Naast de goden zijn er geesten (haltija). Als geest van een algemeen verschijnsel heten ze väki (bijv. metsän väki: woudgeest, puun väki: houtgeest, veden väki: watergeest, vuoren väki: berggeest, tulen väki: vuurgeest, raudan väki: ijzergeest, naisen väki: vrouwengeest, kalman väki: doodsgeest). Wanneer ze over iets privaats gaan nemen ze, net als in Zweden, vaak de gedaante aan van een dwerg of kabouter en verschijnen ze bijv. als landgeest (maan haltija), huisgeest (koti haltija), persoonlijke beschermgeest (luonto haltija), saunageest (saunatonntu) of kerstgeest (Juletonntu). Van de heilige dieren was de beer in zekere zin voor Fins-Oegrische volken wat JAWEH voor joden en de profeet voor soennitische moslims is. Het dier werd zo ontzagwekkend gevonden dat het niet rechtstreeks mocht worden afgebeeld of vernoemd. Zo betekent het woord Karhu voor beer (thans o.m. een Fins merk van sportartikelen) in feite ruige vacht. De beer kan, anders dan de mens, reïncarneren en het slachten en eten van een geschoten exemplaar ging gepaard met speciale rituelen. Ook de eland is religieus van groot belang. Vogels worden beschouwd als overbrenger van de ziel van borelingen of overledenen. Vooral watervogels met een lange nek (zoals de wilde zwaan, ook nationale vogel) worden gezien als heilig.

Binnen de Finse natuurreligie heeft de menselijke ziel, anders dan natuurgeesten, meer componenten. Daaronder valt de levenskracht/ vitaliteit van iemand (henki) en de ziel van een overleden voorouder die een sjamaan kan oproepen (etiäinen). Net als in veel grote religies van nu bestaat de bevinding dat er na de dood een overgangsperiode is van 30 tot 40 dagen waarin de ziel moet kiezen voor het dodenrijk. Om te helpen werd bij een begrafenis een pauze ingelast om nabestaanden stil te laten staan bij de waarde van de overledene en intussen een markering aan te brengen op een grote naaldboom om de ziel tot inkeer brengen bij een eventuele poging tot terugkeer. Men gelooft dat zielen eeuwig slapen in het dodenrijk van de god Tuoni en de godin Tuonetar (Tuonela of Manala). Dat bevindt zich onder de grond (de Finnen stoppen ook hun kernafval diep onder de grond in granietlagen hetgeen mogelijk bijdraagt aan hun zielenrust), op de bodem van een meer of aan de overkant van een rivier. Om de ziel tijdelijk te doen ontwaken moet de sjamaan in het laatste geval de veerman van zielen misleiden. Het christendom voegde hier het lucratieve scenario aan toe dat de zielen blijven slapen tot aan de wederkomst van christus als opmaat naar een volmaakt eeuwig leven in de hemel. In het Finse neopaganisme wil men de oude religie zo nauwkeurig mogelijk reconstrueren. Ze wordt gepropageerd door de vrijwilligers organisatie Taivaannaula. Naast boven beschreven elementen houdt men seizoensfeesten in ere, m.n. het lentefestival hela, het aan Ukko gewijde midzomerfeest (Ukon Juhla of Juhannus), het oogstfeest Kekri en het midwinterfeest Joulu (meer details onder feestdagen en folklore)

De Sami (Lappen; Sámit in de eigen taal) kennen vanouds sjamanen binnen vrijwel dezelfde animistische natuurreligie als de oude Finnen. Hun cultuur is, net als die van de indianen in Amerika en de Aboriginals in Australië, echter lang onderdrukt omdat men haar zag als primitief, heidens en zelfs des duivels. De Finse overheid ziet thans echter de waarde wel in van de verbondenheid aan de natuur die de Sami religie uitdrukt en er is sprake van een zekere opleving van de oorspronkelijke cultuur. Dat komt bijv. tot uiting in de traditionele Sami zang (joik) waarin een object, plant of dier uit eerbied wordt toegezongen, meestal onder begeleiding van een sjamanentrommel. De Sami zijn nu veelal lid van de Lutherse kerk van Finland. Sommige Lutherse kerken staan open voor de restanten van hun natuurreligie.

Christendom en Lutherse kerk

Via 2 Zweedse kruistochten in de 13e eeuw kwam Finland definitief onder Zweeds bestuur. De bekendste was die onder Birger Jarl rond 1250 tegen de Tavasten in centraal zuidelijk Finland. Daarmee was de dominantie van de Roomse kerk over de orthodoxe kerk van Rusland en over de natuurreligie een feit en begon een periode van 560 jaar Zweedse overheersing. De bisschop van Turku was in de middeleeuwen de machtigste man van Finland. Hij vertegenwoordigde het land in de adviesraad van de Zweedse koning. De roomse kerk bracht administratief orde aan en leverde een bijdrage aan onderwijs, kunst en cultuur (o.m. via 80 stenen kerken) en de zorg voor armen en zieken. In 1527 werd de Lutherse kerk door koning Gustav Vasa tot staatskerk verheven. De kloosters gingen dicht en de monniken mochten trouwen. Mikael Agricola (1510-1557) werd de eerste Lutherse bisschop van Turku. Hij werd het bekendst door zijn vertaling in het Fins van religieuze werken (o.m. het nieuwe testament en psalm en gebedenboeken) en leverde daarmee een belangrijke bijdrage aan de taal. In 2007 bracht Finland ter ere van hem een zilveren Eurotientje uit. In 1593 nam de synode van Uppsala de Apostolische en de Augsburgse geloofsbelijdenis aan als leidraad. Daarna was ook Finland formeel luthers en waren andere religies verboden. Lidmaatschap van de Lutherse kerk was verplicht op straffe des doods en wekelijkse kerkgang op straffe van een geldboete. Wie orthodox wilde blijven nam de wijk naar Rusland. De Lutherse kerk behield zo haar monopolie in onderwijs, kunst en cultuur. Nadat Finland in 1809 een Russisch groothertogdom was geworden bleef de Lutherse kerk staatskerk. Rond die tijd kwam in Finland de piëtistische beweging op met haar nadruk op basale eenvoud, persoonlijke geloofsbeleving, toewijding en in de praktijk brengen van het geloof. Vooral aanvankelijk werd deze door de autoriteiten sterk tegengewerkt, maar via de kerkwet van 1869 werden de banden tussen kerk en staat losser. Tot op de dag van vandaag heeft de beweging in de Finse Lutherse kerk veel invloed. Na 1889 werden kerken die niet Luthers waren wettelijk toegestaan en sinds 1923 is er godsdienstvrijheid.

Tijdens de burgeroorlog van 1917 was de kerk op de hand van de rechtse overheid. Tot de winteroorlog van 1939 tegen de Russen bleef de verhouding met arbeidersbeweging en vakbonden koel. Tijdens en na de 2e wereldoorlog vervulde de kerk een belangrijke rol in het sociaal maatschappelijk werk. Dat verbeterde de band met de linkse beweging. Deze taken werden later deels overgenomen door de overheid. In 1966 werd de schrijver Hannu Salala voorwaardelijk veroordeeld voor godslastering, maar de erg geliefde president van toen Urho Kekkonen vergaf hem zijn zonden. In 1968 werd een veel bekritiseerd verbod op publiek dansen en bioscoopbezoek op een aantal zaterdagen afgeschaft en de kerk werd door kritiek van jongeren, media, mondialisering en andere gezagsverhoudingen geleidelijk minder traditioneel. Na die tijd zijn, net als in veel andere westerse landen, een aantal hervormingen doorgevoerd in de liturgie, zoals een nieuwe Bijbelvertaling en gezangen. In 1986 werd de vrouw in het ambt toegelaten en in 2010 werd Irja Askola benoemd tot eerste vrouwelijke bisschop. Tijdens de recessie van de 90er jaren vulde de kerkelijke diaconie veel leemten in die de overheid liet liggen. De internationale gerichtheid werd sterker en missie en hulpverlening belangrijker. Ook de oecumene (samenwerking met andere kerken) werd hechter. Thans zijn de meeste christelijke gemeenschappen in Finland aangesloten bij de oecumenische raad van kerken, maar wel met behoud van eigen identiteit. De Finse Lutherse kerk valt, samen met de Anglicaanse kerk en veel Europese Lutherse kerken, onder de in 1992 opgerichte Porvoo gemeenschap (de Nederlandse Lutherse kerk is geen lid). In 2003 kwam er een nieuwe wet op de godsdienstvrijheid die kerkverlating in grote lijnen makkelijker maakt. Kinderen tussen 12 en 17 mogen kiezen om lid te blijven als hun ouders er uit stappen, maar pas op hun 18e mogen ze zich zonder toestemming van hun ouders uitschrijven. Lutherse schooltradities vallen volgens de wet niet onder godsdienst, maar onder cultuurgoed. Het ledental van de Lutherse kerk is na 1950 gezakt. Toen was 96% van de Finnen lid, in 1990 was dat 88%, in 2000 85% en in 2010 78%. De laatste tijd zakt het ledental dus sneller. Volgens sommigen komt dat doordat de kerk homoseksualiteit als zondig ziet en volgens anderen doordat velen onder de kerkbelasting uit willen.

Naar doctrines is in de lutherse kerk van Finland de bevinding dat de mens zondig ontvangen en geboren is en louter verlost kan worden door goddelijke genade tamelijk toonaangevend. De kerk veroordeelt buitenechtelijke seks bij gehuwden, maar staat echtscheiding en hertrouwen toe. M.b.t. abortus heeft ze het recht van de vrouw om over haar eigen lichaam te beschikken hoog zitten, maar ze vindt dat ze de beslissing niet alleen moet nemen. Qua geaardheid stelt de bisschoppen synode zich op tegen vervolging en discriminatie, maar met daadwerkelijke zelfde sekse seks hebben de hoogwaardige excellenties en leken moeite. Zelfde sekse paren kunnen bijv. niet voor de kerk trouwen, terwijl een kerkelijk huwelijk in Finland (anders dan in NL) norm is. De kerk stelt voorop dat Jumala (God) überhaupt achter de schepping zit en veroordeelt de evolutietheorie niet. Binnen de Nederlandse context zou de kerk qua standpunten dichter staan bij de ChristenUnie dan bij CDA of SGP. De kerk kent een verplichte kerkbijdrage die ligt tussen 1 en 2,25% van het inkomen (afhankelijk van de parochie). Deze wordt geïnd door het rijk. Ze betaalt haar eigen activiteiten ervan (kerkcollectes zijn voor specifieke doelen buiten de kerk zelf). Parochies dragen 10% van hun inkomen af aan centrale administratie en bisdommen. Elke Fin betaalt een verplichte begrafenisbijdrage. Kerkhoven zijn vrijwel allemaal luthers, maar iedereen moet er begraven kunnen worden. Kerkzaken vallen thans onder het ministerie van cultuur en sport. Naar interne organisatie zijn op alle niveaus geestelijken en leken present. Behalve op dat van aartsbisdom en bisdom vormen leken de meerderheid in het kerkbestuur. De synode van de kerk, die 2 keer per jaar vergadert, neemt de hoofdbeslissingen over leerstellingen, liturgie, administratie, gelden en activiteiten. Het kerkhoofd is de aartsbisschop van Turku. Sinds 2010 is dat Kari Mäkinen (geb. 1955), voordien de bisschop van Turku. Turku is zowel aartsbisdom als 1 van de 9 Finse bisdommen. Elk bisdom heeft een kathedraal. Die van Turku fungeert als nationale graftombe. Er is een apart militair bisdom. De bisschop zit een bisschoppelijke raad voor. Onder ieder bisdom vallen gemeentelijke parochies, in totaal rond 460 (grote gemeenten tellen meerdere parochies). Iedere parochie en elk bisdom heeft een raad en een bestuur. De besturen worden iedere 4 jaar gekozen door de leden van de kerk. De raden voeren de beslissingen van besturen uit.

Andere christelijke geloofsgemeenschappen

De Finse orthodoxe kerk is naar aanhang 2e geloofsgemeenschap van Finland en geldt tezamen met de Lutherse kerk als staatskerk. Ze dook voor het eerst op in de 12e eeuw in Karelië (Oost Finland) toen monniken uit het Russische Novgarod daar kloosters stichtten. In 1809 werd de kerk door kooplieden en soldaten uit Rusland nieuw leven in geblazen. Na de onafhankelijkheid van 1917 sneed Finland de banden met Moskou door en in 1923 kreeg de kerk van het patriarchaat van Constantinopel een autonome status. Tijdens WOII verloor ze haar kloosters en bezittingen grotendeels en tweederde van de leden nam de wijk naar Rusland. Na de oorlog kon met steun van de Finse overheid de draad weer worden opgepakt. Doordat Finland Karelië verloor aan Rusland werden 2 Fins orthodoxe kloosters verplaatst naar Fins grondgebied en dat werden belangrijke pelgrimsoorden (wel 200.000 pelgrims p/j). In de 50e er 60er jaren verwaterde de kerk doordat haar leden Lutherse partners trouwen en de kinderen veelal automatisch luthers werden. Vanaf de 80er jaren werd de aanwas echter weer groter dan het verloop. De kerk telt nu 3 bisdommen, 24 parochies, 140 priesters en bijna 60.000 leden, waaronder velen met Russisch bloed. Het aartsbisdom Karelië en Finland is gevestigd in Kuopio en de aartsbisschop van nu heet Leo (Makkonen). De Uspenski kathedraal in Helsinki is de grootste en bekendste orthodoxe kerk. Ze trekt jaarlijks ruim 500.000 toeristen.

Nadat de Lutherse kerk in de 16e eeuw staatskerk werd, was ook de roomse kerk verboden. Tijdens de Russische periode volgde in de 19e eeuw een tijdelijke heropleving. Mede onder invloed van de Italiaanse vrouw van de Russische gouverneur kreeg Helsinki in 1856 een parochie en in 1860 kwam daar de roomse St. Hendrik kathedraal gereed. In 1912 werden alle buitenlandse priesters het land uitgegooid, hetgeen de dood in de pot betekende voor de roomse kerk. In de 20er jaren kwamen er weer roomse gemeenten en in 1929 werd de kerk erkend door de Finse overheid. Na de oorlog breidde het aantal parochies zich uit. Thans telt het land 7 parochies en een 3tal kloosters. De ruim 10.000 leden tellende gemeenschap is nu qua aandeel van de bevolking (0,2%) de kleinste binnen de EU. Onder de aanhang vallen veel Polen, maar ook de wel als diepgelovig omschreven leider Timo Soini van de rechts populistische Ware Finnen (die bij de verkiezingen van 2011 enorm wonnen) is bijv. rooms. In 2009 werd voor het eerst in 500 jaar een Fin (Mgr. Teemi Sippo) tot bisschop van Helsinki benoemd.

Onder de overige  protestanten hebben een 6tal evangelische gemeenschappen zich verenigd als federatie van vrije kerken (FS) met in 2010 volgens het Finse CBS rond 14.500 leden. Deze zijn de Pinkstergemeenten (5500, religious freedom report 2010 kwam echter op minstens 45.000), vrije evangelische kerk, methodisten (1300), baptisten (2400), 7e dagadventisten (3700) en het Leger des Heils. Buiten dat telt het land nog een gemeenschap van Jehova’s (19.500) en wat kleine evangelische groepjes (waaronder 3200 mormonen). De evangelische gemeenschappen groeien relatief sterk en hun erediensten worden, zeker naar Finse maatstaven, goed bezocht.

Niet christelijke geloofsgemeenschappen

Onder de niet christelijke groeperingen groeien de moslims het sterkst. De eerste Finse moslims waren Turkstalige Tataarse boeren, soldaten en bouwvakkers van rond de Russische Wolga die tussen 1870 en 1920 kwamen als fortenbouwer en/ of koopman bonthandelaar. In 1925 richtten ze een eigen besloten Finse islamitische bond op. Deze bestaat nog. De nazaten van de Tataren zijn na 5 generaties met behoud van eigen taal, cultuur en religie volledig geïntegreerd in de Finse samenleving omdat ze de Finse cultuur ook kennen en respecteren (de Islam biedt daar ruimte voor). Vanaf het uiteenvallen van de Sovjet Unie en Joegoslavië tot op de dag van vandaag volgde een 2e golf immigranten uit moslimlanden. In 1996 stichtten deze de federatie van Islam organisaties. Later kwamen er nog een aantal kleinere clubs bij. In 2010 hadden rond 45.000 nieuwe  Finnen (1% van de bevolking) wortels in een islamitisch land. Somaliërs vormden de grootste minderheid (11.700), gevolgd door import uit Albanië (6700), Turkije (5100), Iran (4700) en andere Arabische landen (±10.000). Ze zijn echter lang niet allemaal moslim. Er zitten bijv. ook christelijke vluchtelingen tussen. Hooguit 15% is lid van een islamitische club. Het Finse CBS kwam op een verdrievoudiging van de aanhang van de Islam tussen 2003 en 2009 van 2750 naar 8230. Daartoe behoren rond 1000 autochtone Finnen, veelal vrouwen die een moslimman trouwden. In 2007 begonnen autochtone moslims een eigen politieke partij, mogelijk als tegenwicht tegen de xenofobe Ware Finnen die nogal terrein wonnen (4% parlementsverkiezingen 2007, 19% in 2011). In 2008 telde het land zo’n 40 moskee gemeenschappen.

De joodse gemeenschap in Finland heeft haar wortels voornamelijk in Rusland. Ze is altijd klein gebleven, zelfs in de 2e wereldoorlog toen joden in Finland veelal ongemoeid werden gelaten. Finland vocht aan de Duitse kant omdat Rusland als gemeenschappelijke vijand werd gezien, maar men ondersteunde de Nazi ideologie niet. Het leger telde rond 300 joden en voor hen was er bijv. een veldsynagoge. Thans telt het land rond 1500 joden (waarvan 1200 in Helsinki) en 2 synagogen. De aanhang van de oorspronkelijke Fins-Oegrische natuurreligie is, incl. de Sami in Lapland, hooguit een paar duizend zielen groot. Velen die lid zijn van zo’n club zijn ook lid van de Lutherse kerk. Onder de 70 geregistreerde geloofsgemeenschappen vallen kleine groepen hindoes, Bahá’ï (rond 500) en boeddhisten (rond 360 volgens het Finse CBS).

Geloofsinhoud

Op http://www.thearda.com/ staat de uitslag van na­der onderzoek naar persoonlijke geloofsopvattingen. De algemene conclusie moet zijn dat Finnen geloviger zijn dan Nederlanders en Belgen en tegen de trend van de meeste EU landen in was in 2000 t.o.v. 1990 het gelovige volksdeel in veel opzichten gegroeid. Rond 1999 geloofde 82% van de Finnen in God (76% in 1991, d.w.z. +8%) en 50% in een persoonlijke god (+70%); 61% in de hemel (+10%); 32% in de hel (+15%), 57% in leven na de dood (-5%) en 67% in het begrip zonde (+2%). Deze aandelen lagen in Nederland en België aanzienlijk lager. Het deel dat zichzelf zag als gelovig (67%) was even groot als in België en groter dan in NL (62%). Qua alternatieve concepten kreeg geloof in reïncarnatie 18% aanhang (-45%, NL 22%, BE 17%) en telepathie 46% (NL 50%, BE 38%). Verder consulteerde 30% nooit een horoscoop. Het volksdeel dat de kerk belangrijk vond was groot en er zat een stijgende lijn in. Zo geloofde 69% (+33%; 76% in 2005) dat ze geestelijke noden vervult (NL en BE 49% in 99), 44% dacht dat ze antwoorden kan bieden bij morele problemen (+70%; NL en BE rond 35%; SF 48% in 05), 31% bij sociale problemen (+260%; 39% in 05; BE 27%, NL 37% in 99) en 42% bij gezinsproblemen (+50%; 50% in 05, NL 31%, BE 30% in 99). Qua relatie kerk staat achtte in 2000 14% ongelovige politici ongeschikt voor hun werk (NL 2%, BE 7% in 99), 21% vond dat religieuze leiders het regeringsbeleid moeten beïnvloeden (echter 65% in 05, NL 26%, BE 16% in 99) en 67% vond dat deze het stemgedrag van mensen niet horen te beïnvloeden (70% in 05, NL 66%, BE 79% in 1999) en 14% (9% in 05).

Begin 2005 lag volgens Eurobarometer 225, wave 63.1 het aandeel Finnen dat in het bestaan van God geloofde iets onder de EU normaal  (41%; EU25 52%) en het deel dat geloofde in een onpersoonlijke hogere macht of levenskracht was relatief groot (ietsist; 41%, EU 26%). Het aandeel atheïsten (er is geen God of hogere macht) kwam bij deze peiling op 16% (EU 18%) en het segment agnosten (de “weet niet” optie) op 1% (om 3%, bij deze enquête werd dit begrip niet nader toegelicht). Volgens Zuckerman telde Finland toen tussen 28 en 60% atheïsten en agnosten, maar een Japanse bron kwam op 12% (bron wikipedia). Thearda kwam voor 1999 op slechts 7% agnosten (Noord Europa 11,9%) en 2% atheïsten (Noord Europa 2,4%). In 2005 dacht een iets boven gemiddeld segment Finnen (39%, EU 34%) veel na over de zin van het leven (soms 44 om 39%, bron EB 225). In 2006 lag het aandeel van hen dat de evolutietheorie aanvaardt iets boven de EU normaal (65%, EU25 60%, NL 73%, BE 78%, Science).

Deelname aan en belang van religie

Net als in andere Scandinavische landen ligt het kerkbezoek reeds lang lager dan in NL, maar spelen kerken een grotere rol qua voorziening van rituelen in verband met levensfasen. Slechts weinig Finnen gaan regelmatig naar de kerk (4,4% eens p/w in 2007; EU15 14,5%; EU12 29%, Eurlife), maar relatief veel van hen (7% in 2006) zijn actief bij een kerkelijke club (EU25 6%, EB 273, wave 66.3, QA 19). In Finland is het volksdeel dat aangesloten is bij een geloofsgemeenschap veel groter dan in NL en BE (88% in 1999, BE 64%, NL 45%) en het gedeelte dat erediensten belangrijk vond bij geboorte (84%, +45% t.o.v. 1990), huwelijk (83%; +30%) en overlijden (90%, +9%) was erg groot en flink gegroeid. In België lagen deze aandelen rond 70% en in NL rond 45%. Rond 2008 was bijna 80% van de kinderen Luthers gedoopt, deed 84% van hen op hun 15e belijdenis, werd 57% van de huwelijken kerkelijk inzegenend en was 96% van de begrafenissen kerkelijk. Tussen 1990 en 2010 zakte het aandeel leden van de Lutherse kerk onder de Finnen van 88 naar 78%. Ook op andere religieuze praktijken scoort men hoog. Het deel dat vaker dan eens p/w bad lag rond 2000 in BE op 26,5%, in NL op 29% en in SF op 35%. Het aandeel Finnen dat zei wel te bidden of mediteren steeg tussen 1990 en 2000 van 22 naar 75% en lag in 2005 op 70%. Een meerderheid voelde in 2000 het geloof als steun en toeverlaat (59% in 99, BE 49%, NL 43%). Najaar 2006 rekende 47% (EU25 52%, NL 40%, BE 41%) religie tot de 3 belangrijkste levensgebieden (keus uit 8; EB 273) en slechts 23% (laagste aandeel EU na Estland, EU 46%) achtte de plaats van religie in de samenleving te belangrijk (standard EB 66). In 2007/08 gaf 69% van de Finnen aan dat godsdienst geen belangrijke plaats in hun leven inneemt (6 na hoogste EU27, NL 8e; BE 11e Eu met 61%; Gallup enquête).

Godsdienstvrijheid

De Religious freedom reports van het Amerikaanse ministerie van BuZa vormen een belangrijke bron over dit onderwerp. Op basis van het rapport van 2005 kwam Finland er beter vanaf dan België en België weer beter dan Nederland. Qua houding van de maatschappij t.o. niet traditionele religies werd Finland betiteld als land met geïsoleerde discriminatie, de één na hoogste status (open en tolerant was het hoogst haalbare; NL en BE scoorden vijandig, de laagste graad van tolerantie). Op houding tegenover bekeringen kwamen Finland en België in de topklasse (geen problemen) en NL scoorde hier negatief (de op één na laagste groep). Qua toestaan van zendingsijver werden alle 3 de landen bestempeld als probleemloos. In NL en BE werden tendensen ontwaard vanuit gevestigde religies om nieuwkomers uit te sluiten en in Finland niet. In NL was op nationaal niveau qua geloof sprake van georganiseerde assertieve sociale bewegingen, maar in BE en SF nauwelijks (bron: thearda, national profiles, public opinion). In 2007 ervoer een groter aandeel Nederlanders (40%) dan Belgen (30%) of Finnen (15%) spanningen tussen geloofsgroepen (EQLS 2008). In 2009 rekende 4% van de Finnen zich tot een geloofsminderheid (EU en BE ook 4%, NL 5%). Het segment dat vond dat in hun land erg veel werd gediscrimineerd op geloof (4%, NL en BE 15%, EU 9%) of dat het in de 5 jaar vooraf veel erger was geworden met deze discriminatie was veel kleiner dan in NL en BE (2%, NL 13%, BE 9%; EU 6%; EB 317, wave 71.2, tables). Een doorsnee segment Finnen was in het jaar vooraf bij anderen getuige van godsdienst discriminatie (5%, NL 10%, EU 5%, BE 4%) en ook het deel dat zichzelf hierom gediscrimineerd voelde was gemiddeld naar Eu maatstaf (1%, NL en BE 2%).

Volgens het religious freedom report over 2010 is qua regelgeving vrijheid van godsdienst opgenomen in de Finse grondwet en wordt ze door andere wetgeving ondersteund. Discriminatie op o.m. godsdienst is wettelijk verboden. De evangelisch Lutherse kerk van Finland en de Finse orthodoxe kerk hebben beide de status van staatskerk. Leden betalen kerkbelasting (meer hierover en over leerstellingen staat hierboven). In 2003 kwam er een herziene wet op godsdienst aangelegenheden. Het werd makkelijker gemaakt om uit de Lutherse kerk te stappen en het ledental zakte daarna wat sneller dan daarvoor. De kerk staat echter bij veruit de meeste Finnen in hoog aanzien. Het geloof kan bij kinderen vanaf 12 alleen worden veranderd met hun eigen toestemming. Volgens de nieuwe wet moet een groep om erkend te worden 20 of meer leden hebben, de publieke geloofsuitoefening voorstaan en regels hebben als richtsnoer voor haar activiteiten. Er waren 54 erkende geloofsgroepen. Groepen met minstens 200 leden kunnen aanspraak maken op subsidie. Buiten de 2 staatskerken kwamen daar 25 gemeenschapen voor in aanmerking met in totaal 64.000 leden. In 2009 werd €200.000 verdeeld over 20 groepen, wat neerkwam op bijna €5 per lid. In het openbaar onderwijs mogen leerlingen kiezen tussen godsdienst (meerdere godsdiensten op objectieve wijze) en filosofie les. Finland kent een dienstplicht van een half jaar tot een jaar. Jehova’s zijn wettelijk vrijgesteld. Anderen kunnen om geloofsredenen vooraf opteren voor een alternatieve invulling. Op weigering of het in gebreke blijven bij het geboden alternatief staat gevangenisstraf. In mei 2010 zaten 7 dienstplichtigen zo’n straf van een half jaar uit (de helft van de duur van de alternatieve dienstplicht).

Kwesties rond de godsdienstvrijheid blijven vrijwel beperkt tot een minderheid in de Lutherse kerk die moeite heeft met de vrouw in het ambt. De kwestie houdt de gemoederen erg bezig, want in juni 2010 trok een verkiezing waarbij voor het eerst een vrouwelijke bisschop was genomineerd een opkomst van 93%. Ze werd met een kleine meerderheid gekozen. De kerk werd was in de meimaand tevoren al door het hoogste aardse gerecht in het gelijk gesteld in haar beslissing om een kapelaan, die niet met een vrouwelijke priester wilde samenwerken, voor 8 maanden te schorsen. Zelfde sekseparen konden voorjaar 2011 nog niet voor de kerk trouwen maar Kari Mäkinen, die in 2010 tot aartsbisschop werd gekozen, is voorstander van de vrouw in het ambt en het kerkelijk homohuwelijk. Anti Semitische incidenten zijn in 2010 niet gerapporteerd en intolerantie of hatelijkheden tegen religieuze minderheden bleven vrijwel beperkt tot reagluurders op het internet. Incidenteel ontmoeten immigranten xenofobie en discriminatie.