Sport

Organisatie van de sport

In Spanje ligt samenwerking tussen de publieke en private sector aan de basis van de organisatie van de sport. De belangrijkste publieke instantie is de Hoge sportraad (Consejo Superior de Desportes) van het ministerie van onderwijs en sport. Hieronder ressorteren de algemene sportdirecties van de autonome regio en gemeentelijke instanties. Het Spaans Olympische comité staat bij de private sector aan de top van de hiërarchie. Hieronder vallen de nationale en regionale sportfederaties en bonden. Onder de 65 landelijke sportfederaties zijn de 28 die Olympische sporten vertegenwoordigen verenigd in de ADO (Asociación de Deportes Olímpicos). Ook vallen er 5 bonden voor gehandicaptensporten onder. Het aantal georganiseerde sporten steeg tussen 2004 en 2008 van 263 naar 364, het aantal aangesloten clubs van 83.500 naar 94.500 en het aantal Spanjaarden met een wedstrijdlicentie van 3 miljoen naar 3,4 miljoen (voor 80% man). Het aantal internationale disciplines waar men aan deelnam ging tussen 2004 en 2007 van 1777 naar 2357 en het aantal landelijke disciplines van 3100 naar 3300. In 2008 deed men mee aan 4970 disciplines (Olympisch 1233, niet Olympisch 3737) en aan 1837 internationale kampioenschappen, waarvan 112 in Spanje. In Spanje worden maar weinig sportvoorzieningen door de overheid betaald (in 1995 14%: laagste aandeel EU). De rest komt uit privé-bron. in 2008 kwam van de €287 miljoen inkomsten van de sportbonden bijna 70% uit eigen bron, 26% uit subsidies en 4% uit het Spaans Olympisch comité. Net als in de andere mediterrane landen is er qua wetgeving veel overheidsbemoeie­nis en zijn er weinig sportvrijwilligers.

Spaanse landelijke en regiosporten

De omstreden stierengevechten worden beschouwd als typisch Spaans. Ze werden waarschijnlijk rond het begin van de christelijke jaartelling door de Romeinse keizer Claudius in Spanje geïntroduceerd ter compensatie van een tijdelijk verbod op gladiatorenspelen. Later bevochten Spaanse edellieden tijdens hoogtijdagen stieren op lokale pleinen voor de gunst van de koning. Dit gebeurde op paarden, maar Francesco Romero was in 1726 wellicht de eerste die het gevecht te voet aanging. Voor lieden te paard bleef echter ook een rol weggelegd. Vanwege de andere opzet moesten er speciale arena’s komen. Vanuit Spanje verbreidde de praktijk zich over Latijns Amerika. Buiten Spanje kennen ook Portugal en Frankrijk stierengevechten, maar daarbij overleeft de stier het meestal. De beroemdste Spaanse toreador was Juan Belmonte (1892-1962). Binnen Spanje ontwikkelden zich 5 regionale stijlen en de gevechten waren onder Franco erg populair. Thans worden er jaarlijks zo’n 13.000 gehouden. Er worden wel 50 miljoen toegangskaartjes verkocht en er treden (meestal éénmalig) rond 30.000 stieren op. In 2007 werden de ze door 10% van de Spanjaarden bezocht. De socialistische regering van Zapatero is weinig gecharmeerd van het wrede spektakel. Ze heeft de toegang verboden voor kinderen onder 14 jaar en TV uitzendingen werden beperkt tot regiozenders. In 2007 kreeg de sector echter €500 miljoen aan sponsorgeld binnen en in 2008 nog meer (bijna €600 miljoen). Binnen het Spaanse koningshuis van nu zijn de meningen verdeeld.  Uit Spaanse regio stammen ook stierenrennen, waarbij men zich massaal op straat laat achtervolgen door losgelaten stieren. Er vallen regelmatig doden en gewonden bij, maar dat is niet de schuld van de stieren. De bekendste zijn die in het Baskische Pamplona. 

De regionale identiteit is in Spanje op sportgebied van niet te onderschatten betekenis. Zo hebben alle regio hun eigen voetbalteam en ook regionale clubteams staan als zodanig hoog in aanzien. Internationaal mogen regiovoetbalteams echter niet aan de officiële competities meedoen en slechts vriendschappelijke wedstrijden spelen. De regio zijn erg trots op hun sportteams of sportlieden die internationale successen boeken. Om bij Basken een wit voetje te halen is het bijv handig te weten dat 5voudig tourwinnaar Miguel Indurain er vandaan komt. Pelota stamt, net als tennis, af van het Franse Jue de Paume dat al in de middeleeuwen bestond. Deze aan squash en kaatsen verwante sport kent veel varianten en wordt binnen Spanje m.n beoefend in Baskenland, Catalonië en Valencia e.o. In Baskische varianten wordt de bal meestal tegen een muur gekaatst, vaak met de blote hand (esku-pilota in het Baskisch, pilota a mano in het Spaans), maar ook wel met een plat houten racket (pala of paleta) of een kleine gebogen mand (cesta). In de regio Valencia geldt pilota als nationale sport. Bij de vele varianten daar wordt de bal meestal over en weer gespeeld door 2 of meer spelers in zalen of op straat, wel of niet over een net. De straatvarianten bestaan zeker al sinds de 14e eeuw. Bij de Olympische spelen van 1992 in Barcelona was het een demonstratiesport. Valencia kent ook profcompetities. Er wordt veel bij gewed, net als bij plattelandssporten. 

Plattelandssporten zijn wijd verbreid in Spanje en ze zijn uiteraard verweven met folklore. Baskenland kent een hele serie (herri kirolak; deportes vascos in het Spaans). De regioregering heeft er 18 uit geselecteerd om buiten de regio te promoten. Kracht (in combinatie met training en techniek) is vaak bepalend. Roeien, ingevette palen de baas worden en het bouwen van menselijke piramides of kastelen (castell) vallen onder de folkloristische activiteiten die Baskenland deelt met meerdere regio. Roeiwedstrijden op zee met lange boten waar vroeger mee werd gevist bestaan in veel kustregio, bijv ook in Cantabrië en Galicië. Castell is het meest bekend van Barcelona. In de buurt van Valencia vormt het met succes beklimmen van een ingevette paal (met bovenin een ham als beloning) de aanleiding tot het tomatino festival waarbij men elkaar massaal bekogelt met tomaten van mindere kwaliteit (voorwaar ook een gezonde lichaamsactiviteit). Petanca (een vorm van jeux de boules) en duivensport zijn hier eveneens populair. Tot de regiosporten van de Canarische eilanden behoren worstelen (lucha canaria), schermen met lange stokken (juego del palo) en polsstokspringen over ravijnen (salto del pastor). Ook Cantabrië kent hiervan een variant (“polsstokken” werden in beide regio hulpmiddel van herders om zich te bewegen door ruig bergachtig terrein met veel gruishellingen en kloven), maar deze wordt er in belangrijkheid overtroffen door kegeltradities (bolo/ pasabolo). In Galicië zijn naast roeien, zeilen en futsal (indoor voetbal) erg geliefd. Futsal wordt echter op ook in andere delen van Spanje beoefend. De vele regionale volksdansen kunnen met recht ook bij de categorie plattelandssporten worden ondergebracht, maar zijn op deze website te vinden onder cultuur.

Volgens de overlevering gebruiken de Gitanos (Spaanse zigeuners) nooit een zweep bij hun paarden, ezels of muilezels. Daarom worden ze gezien als de beste paardentrainers.

Opinie over sport

In 2004 week in Spanje het volksdeel dat 14 mogelijke voordelen van sportbeoefening onderschreef niet sterk af van de EU25 normaal. Veel voordelen vonden echter meer weerklank dan in 2003. Het hoogst scoorden bestrijding van te dik worden (91%; EU normaal), verbetering van de mentale en fysieke gezondheid (76%, -4%: Eu 78%), fysieke ontwikkeling (45%, +5%, Eu 46%), ontspanning (40%, -2%: EU 43%) en vermaak (35 om 39%). Winst boekten argumenten in de sfeer van ontwikkeling van de persoonlijkheid (meer zelfvertrouwen 27 om 24%, doelen bereiken 18 om 18%, meer weerbaar 15 om 15%, karaktervorming 13 om 15%) en sociale argumenten (nieuwe contacten 22% om 19%, onder vrienden 27 om 31%, bijdragen aan integratie 9 om 10%;  Eurobaromètre special 213/ vague 62.0). Qua onderschreven waarden die men via sport kan ontwikkelen was de situatie in grote lijnen vergelijkbaar. Hier scoorden teamgeest (46 om 52%), inspanning (43 om 36%), vriendschap (40%, +9%; EU 38%) en discipline (39 om 46%) het hoogst. Naast vriendschap boekten solidariteit (27%, +8%, EU 18%) en sportiviteit (31%, 8%: EU 32%) flinke winst. Waarden die flink onder de EU normaal lagen en ook minder populair werden waren zelfcontrole (21%, -5%: EU33%) en respect voor regels (17%, -4%, EU 31%). De waarden respect voor anderen (26 om 32%), wederzijds begrip (17 om 15%) en gelijkheid manvrouw (15 om 15%) gingen er in Spanje ook op vooruit. De groep die sport een goed middel achtte voor integratie en tegen discriminatie van vreemdelingen (78%, 3 na hoogste EU: EU 64%) of om mensen bij beeldschermen vandaan te houden (89 om 86%) was relatief groot naar EU maatstaven, maar het deel dat voor meer gymles op school koos was kleiner geworden en lag iets onder de Eu25 normaal (73%, -5%; EU 77%).

De groep die meer samenwerking tussen onderwijs en sport wel zag zitten lag op de EU normaal (82%). Meer Spanjaarden dan gemiddeld in de Eu vonden dat gespecialiseerde vaardigheden die men via sport kan ontwikkelen meer waardering verdienen (70%). Tegelijkertijd was het volksdeel dat de stelling onderschreef dat het voor een jongere die faalt in sport moeilijk is om zich te herpakken in een andere activiteit het grootste binnen de EU (57 om 44%). Van een 10tal andere mogelijke nadelen van sportbeoefening werden in Spanje 5 naar EU maatstaven relatief veel onderschreven. Deze waren exploitatie van kinderen (32%) en van mensen uit ontwikkelingslanden (19%), seksueel misbruik van kinderen (32), geweld (47 om 32%) en discriminatie (24) en hier was soms sprake van een sterke stijging van de aanhang. Scores die onder de EU normaal bleven, maar ook aan aanhang wonnen t.o.v 2003 waren doping (63%), corruptie (40%) en overtraining (16%). Verder onderschreef 39% dat geld te belangrijk werd (EU 55%) en 14% overconsumptie van voedingssupplementen (EU22%). Het volksdeel dat heil ziet in meer Europees beleid (68%) en Europese bemoeienis met het sportgebeuren van individuele landen (74%) is relatief groot; ook waar het gaat om Europese bemoeienis op het vlak van onderwijs en sport. De aanhangers verloren echter wat terrein t.o.v 2003.

Deelname aan breedtesport

In Zuid-Europese landen als Spanje is de organisatiegraad laag. Dit verkleint het aantal sportvrijwilligers en vergroot de groep recreatiesporters buiten georga­niseerd verband. Ledenaantallen van bonden geven daardoor veelal een indicatie voor meer serieuze sportbeoefening. In 2005 was bijv zwemmen de meest beoefende sport (33% van de Spanjaarden), maar slechts 0,8% deed dit in wedstrijdverband. Voetbal was met 31,7% beoefenaars 2e, gevolgd door fietsen (19,1%; 0,4% met een wedstrijdlicentie), fitness op sportscholen (14%), alpinisme (incl. bergwandelen) 12%, aerobics 12%, joggen 11%, basketbal 9,5%, tennis 9%, atletiek, krachtsport (rond 7%), thuis oefenen en skiën (rond 6%; bron  http://www.csd.gob.es/ deporte y sociedad/ encuesta de hábitos deportivos). Spanje telt in vergelijking met Ne­derland weinig wed­strijdsporters. In 1997 waren er per miljoen inwoners bijv 5 keer zo weinig georganiseerde voetballers dan NL en bijna 3 keer zo weinig als het EU gemiddelde. Het aandeel wedstrijdsporters groeit echter wel (4% van de bevolking rond 1998 en in NL toen 18%; in 2008 echter 7,5%). Bij actieve en pas­sieve sportbeoefening nemen teamsporten een vooraanstaande plaats in en internatio­naal presteren de Spanjaarden hier goed in. Naast voetbal zijn volleybal, basketbal en handbal populair. In 2008 vormden onder de 94.500 sportclubs basketbalclubs het grootste segment (31.000), gevolgd door voetbalclubs (19.000) en handbal (6600) en volleybalclubs (5800). Onder de 3,4 miljoen clubleden deed 41% aan een teamsport en de rest aan individuele sporten. De grootste bijdrage kwam van voetbal (22,7%), gevolgd door jacht 12%, basketbal 11% en golf 10%. Deze sporten werden op afstand gevolgd door bergsport, judo, tennis, handbal, hengelsport/ casting (ieder rond 3%), atletiek, schieten, karate en volleybal (2%). Onder deze sporten boekte t.o.v 2006 golf de meeste ledenwinst (+20%) en ook de hengelsport, bergport, voetbal en basketbalbond gingen er in 2 jaar meer dan 10% op vooruit. Atletiek verloor het meeste terrein (-35%) en ook jachtclubs verliezen al jarenlang gestaag leden (-5%).

In 2004 was in Spanje het  volksdeel dat 3 keer of vaker p/w sportte groter dan in de EU25, NL of België (21%, EU25 en NL 17%, B 19%), maar het deel dat dit 1 of 2 keer p/w deed was relatief klein (16%, Eu 21%, NL 35%, B 24%: bron Eurobaromètre special 213/ vague 62.0). Het deel dat nooit aan sport deed (47%) lag boven de Eu normaal (EU 40%, NL 31%, B 36%). Onder de laatste groep voerde men tamelijk vaak tijdgebrek op als reden (37%, Eu 34% in 2004; eind 2005 56% om 53%). Eind 2005 gaven wat meer Spanjaarden dan Eu burgers de omgeving de schuld van hun inertie in dezen. Het deel dat vond dat hun leefomgeving veel gelegenheid bood tot fysieke activiteit (67 om 75%) en het deel dat beaamde dat er genoeg sportvoorzieningen waren (63 om 68%) lag toen onder de EU25 normaal (bron eurobarometer 246/ wave 64.3). Analoog aan de EU trend steeg van 2003 op 2004 de sportdeelname in Spanje. Bij nadere beschouwing waren eind 2005 in de week voor de vraagstelling relatief weinigen in Spanje op andere manieren veel actief bezig geweest (werk 16%, EU25 19%; onderweg 13 om 22%; in of rond het huis 14 om 27%; in de vrije tijd 13 om 15%). Het deel dat zich nooit duchtig inspande was tussen 2002 en 2005 wel gedaald, maar minder dan in de EU15 (Spanje 61%, -12%: EU15 46%, -22%) en de duur en frequentie van inspanningen (flink dan wel matig) lagen flink onder de EU normaal. Wandelen deden de Spanjaarden wel tamelijk vaak en ook tamelijk lang (over de intussen afgelegde afstand geeft het onderzoek evenwel geen uitsluitsel). Het volksdeel dat nooit wandelde was in Spanje met 19% tevens aan de grote kant (EU 13%). Uiteraard is gerichte fysieke inspanning niet de enige manier om het bloed te laten stromen. Zo lag de tijd die men dagelijks stilzittend doorbracht bijv onder de Eu normaal (281 om 312 min). Het Spaanse patroon is representatief voor mediterrane landen. Ook het gezonde eetpatroon dat men in deze landen traditioneel kent, kan nadelen van weinig flink bewegen compenseren.

Sportvoorzieningen en evenementen

In 2005 telde Spanje 79.000 private (65%) en publieke (35%) sportvoorzieningen (39 per 10.000 inwoners: +15% t.o.v 1997; bron http://www.csd.gob.es/ censo de instalaciones deportivas 2005). De Balearen vormden een uitschieter met 86/10.000. De regio Aragon, Navarra, Castillië en Leon en Rioja kwamen boven de 50/10.000 en Madrid, Murcia en Melilla waren met minder dan 30/10.000 het slechtst bedeeld. De 166.000 algemene voorzieningen waren voor 76% openlucht en voor 24% indoor ruimtes (omheinde pistes en banen 46%, zwembaden 20%, zalen 18%). Daarnaast waren er ruim 10.000 speciale voorzieningen. Sport op TV wordt minder populair. Het volksdeel dat nooit naar sportprogramma’s keek steeg tussen 1985 en 2005 van 16 naar 24% en het deel dat alle sport op TV volgde zakte van 22 naar 8%. Ook het bezoek aan sportevenementen daalde licht. Het aandeel regelmatige bezoekers veranderde tussen 1980 en 2005 weinig (rond 8%), maar het deel dat er nooit heen ging steeg van 48 naar 54%. In 2005 kwam bij navraag over bezoek aan specifieke evenementen (minstens eens p/j) de uitslag echter hoger uit doordat het geheugen werd opgefrist. Voetbal scoorde dan 56%, basketbal 19%, motorraces 9%, wielrennen of atletiek 7%, handbal 6% en andere sport 11%. Per jaar variëren deze aandelen echter nogal. In 2006/07 bezocht 29% minstens eens p/j een sportevenement (m 39%, v 17%). Daarmee was sport de grootste publiekstrekker na volksfeesten. De belangstelling voor de sportpers veranderde tussen 1990 en 2005 vrijwel niet (lezers van sportpagina in kranten: dagelijks 11%, nooit 58%; over sport in tijdschriften dagelijks 34%, nooit 22% in 2005; bron http://www.csd.gob.es/ deporte y sociedad/ encuesta de hábitos deportivos).

Van de beide topvoetbalclubs is Barcelona de grootste met 145.000 leden (2006) en 99.000 plaatsen in het stadion Camp Nou (nieuw veld). Real Madrid heeft 85.000 leden (die gezamenlijk eigenaar zijn van de club) en het Bernabeu stadion biedt plaats aan 80.000 bezoekers. Zeker in succesvolle seizoenen zit het bijna altijd vol (gemiddeld 76.000 toeschouwers in 2007/08). Het nieuwe stadion van de 3e club van Spanje Valencia Nou Nestalla moet plaats bieden aan 75.000 toeschouwers, maar de financiële crisis van de club zelf en de kredietcrisis vertragen de voltooiing. Barcelona en Real Madrid beschikken ook over toonaangevende basketbalteams. De Palacio Vestalegro sporthal van Real Madrid Baloncesto was vroeger een arena voor stierengevechten. De grootste circuits voor motorraces zijn het Circuit de Cataluña in Montmeló (hier worden de GP’s van Catalonië en van Spanje verreden) en het Circuit de Valencia. De ronde van Spanje (Vuelta d’España) behoort tot de 3 grootste wielerrondes die de wereld kent. Beroemde golfbanen zijn de Sotogrande, Valderrama en Alcaidesa in het Andalusische San Rpque  vlakbij Gibraltar. Tot deze centra behoren ook skioorden in de Sierra Nevada. Club de Campo Villa in Madrid herbergt diverse vooraanstaande sportvoorzieningen. Barcelona heeft veel voorzieningen geërfd van de Olympische spelen van 1992.          

Topsport

Qua voetbal horen zowel het Spaanse nationale team als clubvoetbal bij de wereldtop. De Real Federación Española de Futbal organiseert de landelijke competitie (la Liga) de bekercompetitie (Copa del Rey; koningscup) en het Spaanse nationale team. Op de ranglijst van wereldvoetbalorganisatie FIFA bivakkeerde Spanje tussen 1993 en 2008 tussen een 25e en een 1e plek (gemiddeld 6e; tussen juli 2008 en maart 2009 1e; NL gemiddeld 8e). In 2008 en in 1964 werd men Europees kampioen. Spanje viert de meeste triomfen via het clubvoetbal. Zo won Real Madrid 9 keer de Championsleague of Euro­pacup voor lands­kampioenen (het vaakst van alle Europese clubs) en 2 keer de UEFA cup. In totaal won de koninklijke 18 keer een Europese trofee en daarmee behaalt men Europees gezien een 2e plek. De topscorer is Raúl Gonzáles Blanco (kortweg Raúl) die tussen 1994 en 2008 312 keer doel trof in 690 wedstrijden. De 2e club van Spanje Bar­celona won in 2006 voor de 2e keer in haar ge­schiedenis de Championsleague door het Engelse Arsenal te verslaan. Eerder gebeurde dit in 1992. Men won 4 keer de UEFA cup. In 1992 en 1997 won Barça onder de respectievelijke trainers Johan Cruyff en Louis van Gaal de UEFA supercup. Bij deze voetbalclub vigeert nog steeds het “Cruyffismo” (uitspraak: Kroeiffismo) als stroming die de spelopvatting van Cruyff aanhangt dat schoonheid en plezier in het spel uiteindelijk belangrijker zijn dan resultaat. Tot de Spaanse winnaars van de UEFA cup behoren verder Sevilla (2 keer; in 2006 en 2007; 1 keer de supercup) en Valencia (in 2004; met de voorloper erbij 3 keer en 2 keer de supercup). De in Argentinië uit Italiaanse ouders geboren Alfredo di Stefano werd in 2003 door de Spaanse voetbalbond ter gelegenheid van het UEFA jubileum gekozen als beste speler van Spanje. Op de 100 bestenlijst voor de 20e eeuw van het gezaghebbende Engelse voetbalblad World Soccer staan Ricardo Zamora (79e, 1901-1978) en Francisco Gento (82e) als enige Spanjaarden van geboorte.

Internationaal succes van voetbalclubs wordt steeds meer een kwestie van geld. In 2008 was Real Madrid volgens Forbes magazine de op één na rijkste voetbalclub ter wereld, FC Barcelona stond 7e en Valencia 19e op deze lijst.

Bij andere teamsporten werd het Spaanse basketbalteam in 2006 wereldkampioen en in 2008 2e bij de OS in Beijing. Veel beroemde spelers komen uit Catalonië. Voorbeelden zijn Juan Carlos Navarro en Marc Gasol. Het Spaanse handbalteam won in 2005 het WK en in 2006 het EK. In 2008 won men brons bij de OS. Op de wereldranglijsten van veldhockey stond Spanje in 2008 6e bij de OS en het WK. Spanje heeft aan individuele sporters veel toptennissers voortgebracht. Arantxa San­ches Vicario stond in 2009 gedeeld 15e op de WTA vrouwenwereldranglijst aller tij­den en Carlos Moya was 23e op de ATP ranglijst voor mannen. Rafael Nadal voert sinds augustus 2008 de ATP lijst aan. Hij won toen goud bij de OS van Beijing en bereikte in april 2009 met 34 weken aan de top de 13e plek op de ranglijst aller tijden. De 5voudig Tourwinnaar tussen 1991 en 1995 Miguel Indurain won ook 2 keer de ronde van Italië. In 1996 keer behaalde hij bij de Olympische spelen goud op zijn specialiteit de individuele tijdrit. De legendarische Frederico Bahamontes (“Over de bergen”, de achternaam van zijn moeder, geboortejaar 1928), met als bijnaam de adelaar van Toledo, won in 1959 de Tour en behoort tot de 3 renners die 6 keer of vaker het bergklassement wonnen. De andere Spaanse tourwinnaars zijn Louis Ocaña, Pedro Delgado en tussen 2006 en 2008 Oscar Pariero, Alberto Contador en Carlos Sastre. Motorcou­reur Angel Nieto (13 keer wereldkampioen) en autocou­reurs Car­los Sainz en Fernando Alonso (jongste formule 1 winnaar aller tijden) zijn ook voorbeelden van Spaanse sporthelden evenals golfer Severi­ano Bal­lesteros die tussen 1980 en 1985 absolute wereldtop was. 

In 1992 vonden de Olympische zomerspelen plaats in Barcelona, de woonplaats van de toenmalige IOC voorzitter Juan Antonio Samaranch. Het Spaans Olympisch comité is opgericht in 1924. Op moderne Olympische spelen behaalden de Spanjaarden t/m 2008 met 115 medailles (waarvan 35 keer goud) een 33e plaats onder alle deelnemende landen; een 31e plaats onder zo’n 145 landen op de zomerspelen (113 medailles; waarvan 34 keer goud) en een 33e onder 45 lan­den op de winterspelen (2 plakken; 1 keer goud). Zoals te verwachten viel presteerde men in Barcelona het beste in de deelnamegeschiedenis met een 6e plek in de landenrangschikking (22 x eremetaal waarvan 13 x g, 7 x z, 2 x b). Bij de zomerspelen van 2008 in Beijing presteerde men ook relatief goed. Met 18 medailles (5 x g, 10 x z, 3 x b) werd een 14e plaats behaald in de landenrangschikking. Hier had men het meeste succes bij het wielrennen (4 medailles, 2 x goud) en kanoën (1 x g, 2 x z). De meervoudige winnaars waren sprintkanoër David Cal (2 x z; in 2004 g en z) en de toen 39 jarige baanwielrenner Joan Llaneras met goud op de puntenkoers en zilver bij de koppelkoers. Hij won reeds eerder 2 Olympische medailles en was tijdens zijn lange carrière al 12 keer wereldkampioen geweest. Bij alle spelen werd (met meewegen van de rangorde goud zilver brons) veruit het meeste eremetaal gewonnen bij het zeilen (17) en fietsen (14), gevolgd door turnen en judo (beide 6), kanoën (9), atletiek en tennis (beide 11), veldhockey (5) en paardensport (4).