Sport

Geschiedenis en traditie

In de Romeinse tijd (tussen 300 v Chr. en 500 na Chr.) speelden zich m.n in Rome de gladiatorenspelen af. Ze waren een erfenis van de Etrusken die ten noorden van Rome aan de noordwestkant van de laars leefden. Naar verluidt zouden die ze weer van Griekse begrafenisspelen hebben overgenomen. Daarbij bevochten 2 gladiatoren (zwaardvechters) elkaar voor een groot publiek tot de dood er op volgde omdat men geloofde dat hun bloed de overledene kracht kon geven voor diens reis naar het hiernamaals. In de Romeinse tijd waren gladiatoren (los van hun overwinningen) overgeleverd aan de genade van het publiek. Wie alles overleefde kon een olijftak, een krans van laurierbladeren (lauwerkrans) en een geldbedrag winnen. Vanaf de 1e eeuw v Chr. mochten ook vrij geborenen gladiator worden. Sindsdien konden gladiatoren naast bijv wagenrenners gemakkelijker volkshelden worden. In het verlengde van deze traditie kent Italië sinds de 15e eeuw schermscholen (met de Dardi school in Bologna als bekendste) en schermmeesters. Eén en ander heeft erin geresulteerd dat het land de meeste schermkampioenen voortbrengt en bij de moderne Olympische spelen met schermen veruit de meeste medailles won van alle landen die ooit meededen.

In de oudheid kende men ook teambalspelen. Ballen ter grootte van een voetbal (follis) mochten met hand en arm worden bespeeld en bij het spel harpastum, dat op rugby leek en gespeeld werd met teams van 27 leden, was de bal van een maat die nu gangbaar is bij honkbal. Het verwante balspel calcio Fiorentina (Florentijns trapspel) kende evenveel teamleden. Daaronder vielen leden van de aristocratische Medici familie en pausen die in Vaticaanstad deelnamen. Het werd tussen driekoningen en carnaval gespeeld op zandvlakten in steden en de 1e officiële regels dateren van 1580. In 1930 is het spel nieuw leven in geblazen. Sindsdien zijn in juni in Florence jaarlijks 3 wedstrijden op de Piazza santa Croce. Voor het balspel pallone col bracciale (bracciale) kwamen er in 1555 officiële regels. Aanvankelijk werden ballen van 1 tot 2 kilo over en weer geslagen via een houten cilinder over de onderarm. Het spel was in de 18e en 19e eeuw erg populair in noord en midden Italië. Thans wordt het gespeeld met teams van 3 spelers en met ballen van 350 gram. Pallapugno is een kaatsspel met teams van 4 spelers, waarbij met een omzwachtelde hand ballen van 190 gram over en weer worden gemept. Op straat bestaan afgeleide spelvormen met kaatsende ballen (pallonetto, pantalera).

Anders dan de naam doet vermoeden, stamt Grieks-Romeins worstelen niet uit de oudheid, maar uit een Franse 19e eeuwse worsteltraditie. De Italiaanse worstelaar Basilio Bartoletti bedacht de naam vanuit romantisch ethische motieven.

Een palio is een jaarlijkse traditionele sportwedstrijd die onder het cultureel erfgoed uit de middeleeuwen valt. Daarbij nemen stadswijken het tegen elkaar op (meestal in traditionele kledij) in een race met ongezadelde paarden of een steekspel of met (kruis)boogschieten. De bekendste is de Corsa del Palio in het cen­trum van het Toscaanse Siëna. Deze spannende en sensationele race bestaat al vanaf de 13e eeuw en wordt 2 maal per jaar gehouden op het middeleeuwse marktplein. De 10 paar­den die meedoen (voor iedere stadswijk één) worden door wijkstallen getraind en enkele dagen voor de race via het lot aan de wijken toegewezen. De wijkjockeys jakkeren tijdens de race 3 keer het schelpvormige plein rond. Hoewel dit (valse starts niet meegerekend) hooguit 1½ minuut in beslag neemt, leven veel stedelingen er het hele jaar naartoe. Omdat menig paard het leven laten doordat het uitglijdt over de gladde steentjes en onder de voet gelopen wordt door de andere paarden is de race de dierenbescherming een doorn in het oog. Die probeert dan ook uit alle macht om er een verbod door te drukken. Dat lukt moeilijk omdat de wet tegen dierenmishandeling niet voor cultureel erfgoed geldt. Andere Itali­aanse steden doen intussen hun best om met alternatieven op te vallen. Zo brengt Cuccaro Vetere ten zuiden van Napels de jaarlijkse ezelrace over 1000 meter (palio del ciuccio) onder de aandacht die één dag voor Siëna plaatsvindt. Daarbij heeft de ezel die het laatst over de meet komt gewonnen. De Italianen zorgen er echter voor dat zelfs dit geen slaapverwekkende vertoning wordt.

Organisatie van de sport

De uitgaven per inwoner voor sport van overheid en particulieren lagen rond 1995 onder het EU gemiddelde. In Italië wordt een groot deel van de sport (81% in 1998, 3e EU) gefinancierd uit particuliere bron en een aanzienlijk deel van het geld komt uit voet­baltoto en gokwereld. In 1998 was van de 145.000 sportfaciliteiten 58% publiek. Het deel van de beroepsbevolking dat werk vond in de sport was toen klein naar EU maatstaven (0,06%, EU 0,15%); de groei in de beroepsgroep was tussen 1990 en 1998 relatief gering (15 om 57%) en het aandeel zelfstandigen was het grootst binnen de EU. De overheid heeft de promotie en ontwikkeling van sportactiviteiten uitbesteed aan het Italiaanse Olympisch comité (CONI; opgericht in juni 1914) en de uitvoering veelal aan de regio’s. In 2006 (het jaar van de Olympische winterspelen in Turijn) besteedden gemeenten €1,3 miljard aan sportfaciliteiten en regio’s gaven €353 miljoen uit aan sportgebeurtenissen (+13,5% t.o.v 2005; bron annuario statistico Italiano 2008). In 2008 waren bij het CONI 45 sportfederaties, 16 sportdisciplines, 14 promotie entiteiten en 19 ideële organisaties aangesloten. De 65.000 sportverenigingen die onder het CONI vielen telden ruim 8 miljoen leden.

Opinie over sport

In 2004 onderschreven naar EU25 maatstaven maar weinig Italianen een 14tal mogelijke voordelen van sportbeoefening en ten opzichte van 2003 waren de scores het sterkst gedaald binnen de Eu. Qua bestrijding van te dik worden (90 om 91%), verbetering van de mentale en fysieke gezondheid (74%, -8%: Eu 78%, -2%) en ontspanning (38 om 43%) kwam men nog het dichtst bij de Eu normaal. Voordelen in de contactuele sfeer scoorden in 2003 nog rond of boven, maar in 2004 onder het EU gemiddelde en bij voordelen in de sfeer van fysieke en psychische ontplooiing verkeerde men in 2004 naar EU maatstaven in de onderste regionen (bron Eurobaromètre special 213/ vague 62.0). Qua onderschreven waarden die men via sport kan ontwikkelen was de situatie vergelijkbaar. Hier kwamen respect voor anderen (31%, -5%; EU 32%; -2%) en voor regels (30%, -14%, EU 31%, -4%) nog het dichtst bij de Eu normaal. De meest onderschreven waarde was teamgeest (43%, -20%: EU 53%; -10%) en het grootste verschil met de EU lag bij inspanning als waarde (13 om 36%). De groep die sport een goed middel achtte voor integratie en tegen discriminatie van vreemdelingen (74 om 64%) of om mensen bij beeldschermen vandaan te houden (88 om 86%) en het deel dat voor meer gymles op school koos (84 om 77%) was wel groot naar EU maatstaven.

De groep die meer samenwerking tussen onderwijs en sport wel zag zitten lag op de EU normaal (82%). Verder onderschreven relatief velen de stelling dat het voor een jongere die faalt in sport moeilijk is om zich te herpakken in een andere activiteit (49 om 44%). Ook een 10tal mogelijke nadelen van sportbeoefening werden in Italië naar EU maatstaven niet zoveel onderschreven en hier was eveneens sprake van een relatief sterke daling van de aanhang. Bij overconsumptie van voedingssupplementen scoorde men nog iets boven de EU normaal (24 om 22%), bij corruptie scoorde men daar op (41%) en bij doping (68%, -11%: EU72%, -2%), geweld en te grote rol van geld (51 om 55%) lag de score niet ver onder de EU normaal. Relatief weinig Italianen onderschreven risico’s in de sfeer van (kinder)misbruik, overtraindheid of discriminatie. Ook vonden wat minder Italianen dan gemiddeld dat gespecialiseerde vaardigheden die men via sport kan ontwikkelen meer waardering verdienen. Het volksdeel dat heil ziet in Europese bemoeienis met het sportgebeuren van individuele landen is wel weer relatief groot; ook waar het gaat om Europese bemoeienis op het vlak van onderwijs en sport.

Breedtesport: toeschouwers en evenementen

In Zuid-Europese landen als Italië is de organisatiegraad laag. Dit verkleint het aantal sportvrijwilligers en vergroot de groep recreatiesporters buiten georga­niseerd verband. Zo bedroeg het aandeel georganiseerde voetbal­lers per miljoen inwoners in 1997 nog niet de helft van het EU gemiddelde. Wel wordt in Italië opvallend veel gesport bij sportcentra (30%, EU 16% in 2001) en in sporthallen (pala). Bij actieve en pas­sieve sportbeoefening nemen teamsporten een vooraanstaande plaats in en internatio­naal presteren de Italianen hier goed in. Belangrijke teamsporten zijn basketbal (beste na de VS, landelijk de 2e breedtesport), rugby (2e Europese rugbyland na Frankrijk), honkbal, volleybal en waterpolo. Voetbal (calcio: schoppen) staat echter met kop en schouders bovenaan. De voetbalclubs proberen elkaar af te troeven met het aantrekken van de duurste spelers en het bouwen van de grootste en mooiste stadions en overal op straat en op trapveldjes wordt gevoetbald. Tot de bekendste voetbalstadions behoren het San Siro stadion in Milaan (thans officieel Guiseppa Meazza stadion) met 80.000 plaatsen dat voor de beide plaatselijke serie A clubs AC en Internationale als thuisbasis dient en het Olympisch stadion van Rome; met bijna 73.000 plaatsen de thuisbasis van Lazio en AS.

Tot de wielerrondes die massa’s publiek trekken behoren de Giro d’Italia, de ronde van Lombardije en de klassiekers Milaan-San Remo en Tirrenno Adriatico. Het Olympisch park van Turijn vormt een nieuwe aanwinst voor de vele beoefenaars van wintersporten. Skiën is daarbij met 2 miljoen beoefenaars (m.n uit het noorden) als breedtesport het belangrijkst. Langs de kusten en op de meren zijn zeilen, surfen, zwemmen en duiken po­pulair. Bocce (een Itali­aanse variant op jeu de boules die soms ook boccia wordt genoemd naar de ballen) is populair als folkloristische sport. Buiten Italië is de sport erg in trek geraakt bij lichamelijk gehandicapten. Naast voetbal en wielrennen trekken auto, paarden en motorraces in Italië massa’s toeschouwers en er wordt veel bij ge­wed. Het bekendste racecircuit is het Autodromo Nazionale in Monza ten noorden van Milaan waar de Grand Prix d’Italia worden verreden. Bij zowel auto als motorraces spelen Italiaanse merken wereldwijd een hoofdrol. De Mille Miglia (1000 mijl) is een bekende rally voor antieke raceauto’s van Brescia naar Rome en terug. Ook bijv snelwandelaars vinden echter op hun vaak lange tochten langs de route een enthousiast publiek, want het aandeel bezoekers van sportevenementen (minstens eens per jaar) is in Italië groot naar EU maatstaven (26,5% in 2007; 26,8% in 2008: m 38,5%, v 17,8%; noord 28%, zuid 25%). Onder 11 tot 25 jarigen betreft het bijna de helft van de bevolking.

Deelname aan breedtesport

Naar EU25 maatstaven doet men in Italië volgens Eurobaromètre special 213/ vague 62.0 (gegevens van eind 2004) naar EU maatstaven relatief weinig actief aan sport of lichamelijke oefening; 9% (EU25 17%) deed het minstens 3 keer p/w; 18% (EU 21%) 1 of 2 keer p/w, 6% (EU 11%) 1 tot 3 keer per maand en 67% (+8%; EU53%, -1%) minder vaak of nooit (58% nooit; EU 40%). Onder de laatste groep voerde 38% (EU 32%) en eind 2005 46% (EU53%) tijdgebrek aan als reden. Eind 2005 gaven wat meer Italianen dan Eu burgers de omgeving de schuld van hun inertie in dezen. Het deel dat vond dat hun leefomgeving veel gelegenheid bood tot fysieke activiteit (66 om 75%) en het deel dat beaamde dat er genoeg sportvoorzieningen waren (61 om 68%) lag toen onder de EU25 normaal (bron eurobarometer 246/ wave 64.3). Omgekeerd aan de EU trend daalde de deelname in Italië destijds. Bij nadere beschouwing waren eind 2005 in de week voor de vraagstelling ook relatief weinig Italianen op andere manieren veel actief bezig geweest (werk 10%, laagste EU, EU 19%; onderweg 9 om 22%; in of rond het huis 16 om 27%; in de vrije tijd 4%, laagste Eu, EU 15%). Het deel dat zich nooit duchtig inspande was tussen 2002 en 2005 wel gedaald, maar minder dan in de EU15 (Italië 59%, -7%: EU15 46%, -22%) en de duur en frequentie van inspanningen (flink dan wel matig) lagen onder het EU gemiddelde. Wandelen deden de Italianen bijv niet zo vaak, maar wanneer ze het deden waren ze redelijk lang onderweg (over de intussen afgelegde afstand geeft het onderzoek weer geen uitsluitsel).

Zoals de alom geprezen en verguisde Italiaanse expressiviteit bewijst is gerichte fysieke inspanning niet de enige manier om het bloed te laten stromen. Zo lag de tijd die men dagelijks stilzittend doorbracht bijv al met al flink onder de Eu normaal (268 om 312 min). Het Italiaanse patroon is representatief voor mediterrane landen. Ook het gezonde eetpatroon dat men in deze landen traditioneel kent kan nadelen van weinig intensief bewegen compenseren. Tussen 2007 en 2008 steeg in Italië het aantal regelmatige sportbeoefenaars van 11,5 naar 12,1 miljoen (i.e van 20,7 naar 21,1% van de bevolking; m 26,1%, +1%: v 17,4%, +18%; noorden 25%, zuiden en eilanden 15%). Het aantal onregelmatige beoefenaars lag in 2008 op 9,7% (m 12%, v 7,5%; noord 12%, zuid 7%) en 27,7% deed naar eigen oordeel nu en dan aan meer dan normale lichaamsbeweging (m 26%, v 29%; noord 32%, zuid 22%; bron annuario statistico Italiano 2008).

Topsport

In 1960 waren de Olympische zomerspelen in Rome. De Olympische winterspelen werden in 1956 in Cortina ‘d Ampezzo gehouden en in 2006 in Turijn. Op moderne Olympische spelen behaalden de Italianen t/m 2008 met 623 medailles (waarvan 126 keer goud) een 3e plaats onder alle deelnemende landen; een 5e plaats onder zo’n 145 landen op de zomerspelen (522 medailles; waarvan 190 keer goud) en een 11e onder 45 lan­den op de winterspelen (101 plakken; 36 keer goud). Bij de winterspelen van Turijn in 2006 werden 11 me­dailles gewonnen (9e in het landenklassement met 5 x goud en 6 x brons). Schaatser Enrico Fabris was met 2 keer goud en 1 keer brons het meeste succesvol. Giorgio di Centa behaalde 2 keer goud bij het langlaufen (50 km en 4 x 10 km estafette). Zowel bij de zomerspelen van 2004 in Athene (32 medailles, 13 x goud) als bij die van 2008 in Beijing (26 medailles, 8 x goud, brons en zilver beide 10 keer) werd men 8e in de landenrangschikking. Hier had men het meeste succes bij het schermen (7 medailles, 2 x goud). Matteo Tagliariol en Valentina Vezzali wonnen beide goud en brons. Vezzali won al voor de 4e achtereenvolgende keer goud bij de zomerspelen. Ook bij andere vecht en verdedigingsporten (judo, boksen, taekwondo) scoorde men in Peking met 5 plakken goed (2 x g; 2 x z). Bij alle spelen samen werd (met meewegen van de rangorde goud zilver brons) veruit het meeste eremetaal gewonnen bij het schermen (114; hier zit een lange traditie achter), gevolgd door fietsen en atletiek (beide 57; qua atletiek vaak bij loopnummers), boksen (41), turnen (28), roeien (35), schieten (30), paardensport (23) en worstelen (20). Bij winterspelen was men het meest succesvol bij alpine skiën (27), gevolgd door langlaufen (cross country skiing: 33), rodelen (15) en bobsleeën (12). 

Het Italiaanse voetbalteam wordt azzuri (blauwen) genoemd en hun heetge­bakerde aanhang tifosi (koortsjongens). Op de ranglijst van wereld voetbal organisatie FIFA bivakkeerde Italië tussen 1993 en 2008 tussen een 2e en een 16e plek (gemiddeld 7e; eind 2008 4e; NL gemiddeld 8e,). Bij het WK van 2006 werd men wereldkampioen. Dit gebeurde 3 keer eerder; in 1934, 1938 en 1982 en men werd 1 keer Europees kampioen (in 1968). Bij het clubvoetbal is internationaal AC Milaan het meest succesvol met 7 x Championsleague of Europacup (CL), 2 x UEFA/ bekerwinnaars cup (UC) en 1 x de sinds 2000 bestaande FIFA wereldbeker voor clubteams. Op de 2e plaats komt Juventus (2 x CL; 4 x UC), gevolgd door Inter Milaan (2 x CL, 3 x UC). Silvio Piola scoorde tijdens zijn carrière de meeste doelpunten in de serie A. Francesco Totti (AS Roma) en Allesandro del Piero (Juventus) horen bij de productiefste spelers van nu en werden meer dan eens Italiaans voetballer van het jaar. Tot de legendarische voetballers behoren verder Guiseppe Meazza (1910-1979), Paolo Rossi en keeper Dino Zoff. Gianluigi Buffon is de meest gelauwerde nog spelende keeper. In 2006 kwam in de Italiaanse competitie een groot omkoopschandaal aan het licht. Er was sprake van boekhoudfraude en het omkopen van scheidsrechters en er was een wijdvertakt netwerk bij betrokken van bondscoach, via bestuursleden van clubs, spelers en scheidsrechters tot ministers. Na het in 2006 door Italië gewonnen WK kwam een proces op gang. Daarbij werden de topclubs Juventus, Lazio Roma en Fiorentina uitgesloten van Europees voetbal in het seizoen 2006/07. Juventus werd met strafpunten gedegradeerd naar de serie B en verloor 2 landstitels. De andere clubs mochten in de serie A blijven, maar moesten de competitie beginnen met strafpunten. Uiteindelijk kwamen Lazio Roma en AC Milan er nog het meest genadig vanaf. AC Milan kon zelfs nog aan de voorrondes van de Champions League meedoen en er is over gespeculeerd dat de aalgladde voorzitter van de club Silvio Berlusconi (nu weer premier) hier achter zat.   

Qua internationale topsporters wordt middengewicht Nino Benvenuti beschouwd als de grootste Italiaanse bokser aller tijden. Zijn doofstomme collega Mario d’Agata werd in 1956 wereldkampioen in een tijd dat er nog geen paralympics e.d bestonden. Nedo Nani (1894-1940) wordt beschouwd als de meest veelzijdige schermer aller tijden. Hij won 6 keer Olympisch goud, waarvan 5 keer in 1920 in Antwerpen. Dino Meneghin (1950) is de grootste basketbalspeler die Italië voortbracht. Reinholt Messner (1944; Zuid-Tirol) werd de 1e bergbeklimmer ter wereld die alle toppen boven 8000m bedwong. Grote Italiaanse skisterren zijn Deborah Compagnoni (goud op 3 achtereenvolgende olympi­sche spelen) en Alberto Tomba. Hoogspringster Sara Simeoni won tussen 1977 en 1981 alles wat er te winnen viel. Beroemde Italiaanse autocoureurs zijn Mario Andretti die in de 80er jaren zijn triomfen vierde en Alessandro Zanardi. Op 15 september 2001 verloor Zanardi in een formule 1 race beide benen bij een crash. In het ziekenhuis verklaarde hij dat hij een leven had gewonnen en hij ging op een wat rustiger plan door met autoracen. Giacomo Agostini (actief tussen 1964 en 1977) vormt een evenknie als motorcoureur en jockey Frankie Dettori won tussen 1990 en 1999 paardenraces aan de lopende band. Tot de legendarische Italiaanse wielrenners behoren Fausto Coppi (rond 1950), Felice Gimondi (rond 1965) en Marco Pantani (rond 1998, in februari 2004 werd hij dood aangetroffen in zijn hotelkamer). Op de wereld­ranglijst van de internationale wielerfederatie nemen Italianen bijna ieder jaar prominente plaatsen in. Stefano Baldini (1971) wist recentelijk als marathonloper op mondiaal niveau nog wel eens Afrikaanse lopers te verslaan.