Staatsvorm

Engeland bestaat als staatkundige eenheid vanaf de 10e eeuw. In 1284 kwam via het statuut van Ruddlan een vereniging van Engeland met Wales tot stand die in 1536 werd omgezet in een verdrag. In 1707 fuseerden Engeland en Schotland onder de noemer Groot-Brittannië en in 1801 kwam via de unie van Engeland en Ierland het begrip Verenigd Koninkrijk in zwang. De huidige officiële naam “Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland” bestaat vanaf 1927. Het Verenigd Koninkrijk is een constitutionele monarchie die geen geschreven grondwet kent. De Britse koningen worden gekroond in de Westminster abdij in Londen. Sinds februari 1952 is Elisabeth II koningin. De wetgevende macht is in handen van een tweekamerparlement dat bestaat uit een Hogerhuis (House of Lords) en een Lagerhuis (House of Commons). Het Hoger­huis kent 618 leden, waarvan de meesten van adel zijn en er hun hele leven lang zitten. Ook de geestelijkheid is vertegenwoordigd. In 2006 zijn er plannen gelanceerd om dit erfelijk lidmaatschap af te schaffen. De 659 leden van het Lagerhuis worden om de 5 jaar gekozen via parlementsverkiezin­gen. De leider van de grootste partij wordt premier en benoemt het kabinet. De premier kan zich (bijv bij afnemende populariteit tijdens de ambtsperiode) laten vervangen door een partijgenoot, die weer een eigen kabinet kan benoemen. De laatste verkiezingen vonden plaats in mei 2005. Ze werden gewonnen door de Engelse partij van de Arbeid (uitslag: Labour 35%, conservatieven 32%, Liberalen 22%, overigen 10,5%) en Labourleider Tony Blair werd premier voor een 3e termijn van een labourregering. Doordat het VK een districtenstelsel kent is de zetelverdeling in het parlement geen rechtstreekse afspiegeling van de verkiezingsresultaten. Daardoor kan Labour alleen regeren met 353 van de 659 parlementszetels. In juni 2007 liet Blair zich vervangen door Gordon Brown. Er kwam een 4e Labourregering en Labour steeg weer in de polls.

Sinds 1999 hebben Schotland, Wales en Noord-Ierland ieder een eigen parlement. De belangrijkste bevoegdheden liggen op de terreinen van onderwijs, gezondheidszorg, landbouw, justitie, regionaal en lokaal bestuur en de eigen taal. Tussen 1999 en 2002 is het Noord-Ierse parlement 3 keer ontbonden en tussen oktober 2002 en 2006 functioneerde het niet. In 2007 heeft het via bemiddeling van Ierse premier Bertie Ahern en Blair de draad echter weer opgepakt. In 2007 waren er verkiezingen van de regioparlementen. In Schotland won de Schotse Nationale Partij flink en ze werd met 47 van de 129 zetels (één meer dan Labour) de grootste fractie Schotse parlement. De conservatieven en liberalen bleven met respectievelijk 17 en 16 zetels ver achter. In de Nationale Assemblee van Wales bleef Labour met 26 van de 60 zetels de grootste partij, maar de nationalistische partij Plaid Cymru won en werd met 15 zetels 2e ten koste van de conservatieven (3e met 12 zetels). In de 108 zetels tellende Noord-Ierse assemblee wonnen de democratische unionisten (38 zetels) en de Iers gezinde Sinn Fein (28) beide ten koste ven de Ulster unionisten (18) en Labour (16). De regionale partijen zijn ook vertegenwoordigd in het lagerhuis van het VK.