Staatsvorm

Voorlopers

De humane visie op wetgeving, die bisschop Gunnar van Viborg aan de dag legde in zijn in­leiding op de in 1241 uitgekomen Jyske lov (wet van Jutland) ligt aan de basis van latere Deense wetten en heeft het land gevrijwaard van willekeur en tirannie. De bisschop stelde hierin dat wetten niet nodig zijn wanneer “iedereen genoegen kan nemen met het eigene en anderen hetzelfde recht gunt”. Wetten zijn in zijn ogen bedoeld om onduidelijkheden en het recht van de sterkste te voorkomen. Ze moeten “eerlijk en rechtvaardig zijn, redelijk volgens s’lands gewoonten, nuttig en duidelijk zodat allen kunnen weten en begrijpen wat de wet zegt”. De versregel “weinigen hebben te veel en nog minder hebben te weinig” van de 19e eeuwse geestelijke, schrijver en politicus N.F.S. Grundvig vormt een goede weergave van de grondgedachte achter de latere Deense welvaartstaat.

Huidige staatsvorm

Denemarken is, net als Nederland, een constitutionele monarchie. Sinds ja­nuari 1972 is Margarethe II koningin. Het Deense parlement heeft 179 zetels, waaronder 2 voor de Færoer en 2 voor Groenland. Er zijn om de 4 jaar parlementsverkiezingen. Daar­bij worden 135 zetels verdeeld onder kiesdistricten en 40 zetels zijn landelijk om partijen die verspreid stemmen winnen een kans te geven. De kiesdrempel ligt op 2% van de stemmen. Omdat sinds 1909 geen enkele partij een parlementaire meerderheid had is, evenals in Nederland, overleg en compromis toonaangevend geworden in de politiek.