Taal

Het Duits en Oostenrijk

In Duitsland, Oostenrijk en Liechtenstein is het Duits de officiële landstaal. In zo’n 25 andere landen is het één van de officiële talen of er zijn flinke Duitssprekende gemeenschappen. Zo spreekt in de autonome Italiaanse regio Trentino-Süd Tirol tweederde van de bevolking Oostenrijks Duits. Oorspronkelijk was Duitsland een verzameling deelstaten met eigen dialecten. De vele Duitse dialecten zijn nogal verschillend. Omdat de Noord-Duitsers in la­ger gelegen gebieden wonen dan hun zuidelijke landgenoten heten Noord-Duitse dia­lecten plat en Zuid-Duitse dialecten hoog. De Platduitse Saksische dialecten van noord Duitsland zijn taalkundig meer verwant aan Nederlands. De oorsprong van de Duitse eenheidstaal ligt in het Hoogduits. Het Jiddisch, dat ook nu nog door Joden verspreid over de wereld wordt gesproken, is bijv een Hoogduits dialect en uiteraard valt ook Oostenrijks daaronder. Oostenrijkse dialecten en tradities liggen in het verlengde van die van de Zuid-Duitse deelstaat Beieren. Toen men na WOII tot bezinning kwam, kwam de behoefte aan eigen nationale identiteit op. Zo kon het gebeuren dat in 1951 een Oostenrijks woordenboek uitkwam dat vol staat met Austrazismen. Dat dit geen gril was bewijst het feit dat in 2009 de 41e druk het levenslicht mocht aanschouwen. Het wordt in Oostenrijk door overheid en onderwijs als criterium gebruikt en hoger ingeschat dan de Duden, het officiële Duitse woordenboek. Ook kreeg men na de oorlog meer aandacht voor regiodialecten en minderhedentalen. In 1997 is het Österreich Institut opgericht dat samenwerkt met het Duitse, Britse en Spaanse taalinstituut en met consulaten. Het verzorgt cursussen die uitmonden in een internationaal erkend Österreichisch Sprachdiplom Deutsch. In 2008 trokken ze 10.000 deelnemers in 14 grote steden in landen in de buurt en in Istanbul.

Op http://de.wikipedia.org/wiki/Österreichisches_Deutsch is veel interessants te vinden over de kenmerken van het Österreichisch en de verschillen met standaard Duits.

Generatieverschillen

Net als in Beieren ziet men in Oostenrijk dikwijls opvallend grote bierpullen. Ook hijst men zich soms in de van­ouds gebruikelijke lederwaren. Oostenrijk is evenals Beieren wat conservatiever, maar tegelijk wat gemoedelijker en minder formeel dan Noord-Duitsland. Daarbij is vooral het verschil tussen de voor en naoorlogse generaties erg groot. Leden van oudere generaties spreken elkaar vaak aan met Herr en Frau (gevolgd door de achternaam) zolang ze niet overeen zijn gekomen om elkaar te “dutzen”. Dit laatste wordt dan bezegeld met een toast en een handdruk. Mensen van de generatie van na 1980 zijn vrijer en losser. Wie tegen hen erg formeel of beleefd doet om in de smaak te vallen loopt soms zelfs kans uitgelachen te worden. Bejaarde Oostenrijkers zijn opgegroeid in een sfeer waarin de verwantschap met Duitsland werd benadrukt en Engels als verplicht vak op school niet aan de orde was. In 2003 lag het gedeelte van de Oostenrijkse 15plussers dat enigszins tot uitstekend met Engelse tekst uit de voeten kan echter hoger dan in Duitsland (75 om 62%).

Dialecten en minderheden en immigrantentalen

Bijna 90% van de Oostenrijkers spreekt een aan Beiers verwant dialect. In Vorarlberg en aangrenzende delen van Tirol is een Allemannisch dialect gangbaar, de dialectgroep waar ook het Zwitserduits onder valt. Mede door invloeden uit buurlanden klinken Oostenrijkse dialecten soms an­ders dan Hoogduits en dan zijn ze moeilijk te verstaan. Dit laatste geldt te meer voor de 2% min of meer oorspronkelijke Oostenrijkers die in eigen kring een erkende minderhedentaal spreken. Zo kennen Stiermarken en Karinthië al een aantal generaties lang een gemeenschap van etnische Slovenen. Thans spreken zo’n 25.000 van hen hun moedertaal dagelijks (hun Sloveense dialect staat in Oostenrijk bekend als Windisch). Ook zijn er radio en tv uitzendingen in het Sloveens en er worden jaarlijks ruim 100.000 boeken in de taal verkocht. Voorjaar 2006 speelde een conflict over 2talige plaatsnaamborden in Karnische woonoorden met een substantieel Sloveens volksdeel (Ortstafelstreit), maar dat werd in den minne geschikt.

In Stiermarken en Karinthië is Sloveens erkend als minderhedentaal. Hetzelfde geldt in Burgenland voor Kroatisch (55.000 sprekers, m.n in Burgenland, Wenen en Graz), Hongaars (40.500) en de zigeunertaal Romanes/ Romani (6300 sprekers), in Wenen voor Slowaaks (10.000) en Tsjechisch (17.700) en landelijk voor gebarentaal voor doven (rond 9000; aantallen gebaseerd op de volkstelling van 2001). Dit houdt in dat er op school les in de taal gegeven mag worden en dat ambtelijk gebruik is toegestaan (tolken in de rechtspraak). In de betreffende regio bestaan bijv 2talige plaatsnaamborden en basisscholen en radio/ TV uitzendingen in de taal (bijv in het Burgenland Kroatisch of Hongaars). De rechten kwamen mede tot stand vanuit verontwaardiging over enkele bomaanslagen op minderheden rond 1994. De grotere immigrantentalen (niet erkend als minderhedentaal) zijn Turks en Servisch (beide 180.000), Bosnisch (130.000), Kroatisch (30.000-100.000 naast de autochtone minderheid), Pools, Roemeens en Engels (alledrie rond 50.000) en Italiaans en Albanees (beide rond 25.000).

Talenkennis en opinie over talen in Oostenrijk

Eind 2005 beschouwde 96% van de Oostenrijkers het Duits als hun moedertaal. Verder zag 3% een andere erkende EU taal en 2% een taal van buiten de EU (ook) als zodanig (Eurobarometer 243, wave 64.3). Het volksdeel dat geen vreemde talen sprak lag met 38% onder het EU25 gemiddelde (44%) en het deel dat er minstens 1 sprak lag daar boven (62 om 56%). Ook de groep die meer talen kende was relatief groot (minstens 2: 32 om 28%; 3 of meer 21 om 11%). Als reden om geen vreemde taal te leren kwam “geen zin” het vaakst uit de bus (33%, EU 22%; andere opties “geen geld” en “geen tijd”). De 3 vreemde talen die het vaakst werden geleerd waren Engels 58% en Frans 10% (andere talen 13%). In 2007 kreeg volgens Eurostat 97% van de leerlingen in het secundair vervolgonderwijs Engels (EU27 83,5%) en 54% Franse les (EU 22%). Verder kregen leerlingen in het lager vervolgonderwijs gemiddeld les in 1,1 vreemde taal (EU27 1,5 taal) en in het hoger vervolgonderwijs in 1,4 (EU 1,3). De kennis van vreemde talen (genoeg om een gesprek te voeren) was relatief verbreid en het deel dat een hoge pet op had van de talenkennis in eigen land was terecht groot (56%, EU 44%). Het deel dat liever ondertitels dan nasynchronisatie zag op TV of bij films was echter erg klein (20 om 37%; men is het laatste gewend). Het segment dat vond dat er in de omgeving genoeg gelegenheid was om talen te leren (51%) lag op de EU normaal en het deel dat gebruik zou willen maken van een talencentrum in de buurt eronder (27% om 36%).

Het volksdeel dat het nuttig leek voor de eigen zelfontplooiing en carrière om vreemde talen te kennen lag iets onder het EU gemiddelde (79%), maar was wel 20% groter dan in 2001 (sterkste groei EU met Duitsland en Ierland). De groep die talenkennis erg belangrijk vond voor de carrière vooruitzichten van kinderen was naar verhouding groot (79%, EU 73%) evenals het volksdeel dat het aanbod aan vreemde talen in hun onderwijs voldoende divers achtte (76 om 61%). Het deel dat op de basisschool voor het eerst vreemde taalles kreeg lag vrijwel op de EU standaard (26 om 24%) en het deel dat er in het vervolgonderwijs voor het eerst mee in aanraking kwam daar boven (67 om 59%). In Oostenrijk vond 43% (EU 39%) 0-5 jaar en 47% (EU 55%) 6-12 jaar een goede leeftijd om met vreemde taalles te beginnen. Voor het leren van een 2e vreemde taal scoorde 0-5 jaar 30% (EU 17%); 6-12 jaar 50% (EU 64%) en 13-19 jaar 6% (EU 11%). Thans begint men al vroeg op de basisschool met Engelse les. Het gedeelte dat vreemde talen van school kende lag iets onder de EU standaard (62 om 65%), maar 67% vond dit een effectieve manier om ze te leren (EU 57%). Voor zichzelf leek groepslessen met een docent de grootste groep het meest effectief (29%: andere keuzes les op school, privé-les en bezoek aan buitenlanden).

Eind 2005 had in Oostenrijk 18% in de 2 jaar vooraf gewerkt aan verbetering van hun talenkennis over de grens (EU normaal) en 17% (EU 21%) was van plan om dit in het komende jaar te doen. Op de vraag naar 2 voorkeurstalen voor zichzelf koos 72% Engels (EU 68%); gevolgd door Frans (16 om 25%), Italiaans (9 om 3%), Spaans (8 om 16%), Russisch (3 om 3%) of Duits (2%). Voor hun kinderen gaf 84% de voorkeur aan Engels (EU 77%), wederom gevolgd door Frans (29 om 33%), Italiaans (11 om 2%), Spaans (10 om 19%), Russisch (4 om 3%) en Duits (2%). Het volksdeel dat vond dat taalonderwijs politieke prioriteit verdient was relatief klein (54 om 67%) evenals het segment voorstanders van één taal die iedereen in de Eu spreekt (59 om 70%) of het deel dat onderschreef dat iedereen in de EU minstens één taal over de eigen grens (79 om 84%) of 2 van zulke talen moest kennen (43 om 50%). Gelijke behandeling van alle talen in de EU (77 om 72%) of meer steun aan regio en minderhedentalen (69 om 63%) kreeg wel relatief veel aanhang en ook het gedeelte voorstanders van één vaste voertaal bij alle EU instellingen lag boven de EU normaal (65 om 55%).