Taal

Achtergronden van het Slowaaks

Het Slowaaks (slovenčina of slovenský jazik) moet niet worden verward met het Sloveens (slovenščina of slovenski jezik). De taal behoort met Tsjechisch en Pools, de min of meer Poolse dialecten Silezisch (West Polen) en Kasjoebisch (Noord Polen) en het lokaal in het oosten van Brandenburg en Saksen nog gesproken Sorbisch tot de West Slavische tak van de Slavische taalgroep binnen de Indo-Europese taalfamilie. Slowaaks en Tsjechisch lijken binnen deze tak nog het meest op elkaar. Volgens een in 2009 ingevoerde taalwet mogen in Slowakije minderhedentalen niet officieel worden gevoerd waar de minderheid kleiner is dan 20% van de bevolking, maar het Tsjechisch is hiervan uitgezonderd vanwege de overeenkomsten en het recente verleden. Het Slowaaks kent wel meer dialecten dan het Tsjechisch. Naar het oosten toe worden de verschillen met Tsjechisch groter. Alle Slavische talen stammen uit het kerkslavisch of oud Slavisch dat de 9e eeuwse Byzantijns Griekse missionarissen Cyrillus en Methodius gebruikten in hun Bijbelvertaling. Het Slowaaks werd in Slowakije pas aan het begin van de 20e eeuw officieel als taal erkend. Voor zover is na te gaan begon de taal zich van het oud Slavisch te onderscheiden in de 10e eeuw na de val van het groot Moravisch rijk. Tot in de 18e eeuw bleef het echter een verzameling ongeschreven dialecten. Pas in de 16e eeuw werd er wat van opgeschreven en in 1778 deed Anton Bemolák de 1e serieuze poging om tot een Slowaakse schrijftaal te komen. De huidige schrijftaal is gebaseerd op het centrale dialect en werd na 1840 gelanceerd door Ľudovit Štúr en consorten.   

Kenmerken van het Slowaaks

Als Slavische taal is het Slowaaks flecterend, d.w.z. dat de vorm van woorden aangepast wordt aan hun grammaticale functie in de zin. Opvallende verschillen met het Nederlands zijn de afwezigheid van lidwoorden (het geslacht wordt zichtbaar door een toevoeging aan het eind van een woord zoals bijv. in Hantuchová, de vrouw van Hantuchov), een grote vrijheid in de zinsbouw, de verbuiging van zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden via 6 naamvallen en 4 vormen van werkwoorden die een tijdsaspect van handelen uitdrukken. De taal kent een formele u (vy) en een informele je vorm (ty). Men streeft een fonetisch schrift na (schrijven zoals je het zegt). Ook ligt de klemtoon officieel op de 1e lettergreep, maar bij oostelijke dialecten geldt dat minder. Het Slowaakse alfabet kent alle letters van het Nederlandse alfabet en meerdere diakritische leestekens. Daaronder vallen de haček (Tsjechisch voor haakje, in het Slowaaks mäkčeň: verzachter) op de č, ň, š, en ž (ook op hoofdletters) om vorm te geven aan de vele sisklanken (de letter d kent de vormen Ď en ď en de letter L de vormen Ľ en ľ ) en het accent aigu op klinkers (á, é etc.) om een lange klinker aan te geven (de a is de enige letter die met een umlaut voorkomt en het wordt dan een e als in nek). Het Slowaaks kent leenwoorden uit andere Slavische talen en verder uit het Duits, Engels, Latijn en Hongaars. Eenmaal ingeburgerd krijgen deze vaak al snel een Slowaakse spelling.

Verbreiding van het Slowaaks

Volgens http://en.wikipedia.org/wiki/Slovaks daalt het aantal mensen dat zichzelf als Slowaak ziet. Rond 2000 woonden daarvan zo’n 2 miljoen buiten Slowakije. De grootste populaties die de taal beheersten zaten in de VS (500.000), gevolgd door Tsjechië (350.000), Servië 60.000, Ierland 30.000 en Roemenië, Hongarije, Polen en Canada (ieder rond 20.000). Het aantal sprekers van het Slowaaks als moedertaal kwam volgens het Summer institute of linguistics wereldwijd op 5,6 miljoen. Wereldwijd wordt het aantal sprekers van de taal geschat op 6,5 miljoen, waarvan ruim 5 miljoen in Slowakije. Buiten het land kent het Slowaaks een officiële status als minderhedentaal in het noord Servische Vojvodina en in Oekraïne. Als bewaker van de taal kent de Slowaakse academie van wetenschappen het Ľudovit Štúr instituut dat voorjaar 2010 slechts beschikte over een website in het Slowaaks (waarvoor het zich verexcuseerde).

Dialecten en minderheden en immigrantentalen

Al vanaf het begin (10e eeuw) onderscheidt men in het Slowaaks 3 dialectgroepen; het West, Midden en Oost-Slowaaks. Als 4e wordt daar thans wel laagland Slowaakse aan toegevoegd; het Slowaaks van geïsoleerde gemeenschappen in de Pannonische laagvlakte in zuidoost Hongarije, het Servische Vojvodina, west Roemenië en het oost Kroatische Slavonië. De 3 hoofdgroepen zijn ontstaan doordat gemeenschappen werden gescheiden door bergketens en ze variëren in vocabulaire, klank en verbuiging/ vervoeging. Het centrale dialect ligt aan de basis van de officiële voertaal. De westelijke dialecten lijken op het aangrenzende Tsjechische Moravisch, de zuidelijke delen enkele kenmerken met Zuid Slavische talen, de noordelijke met Pools en de oostelijke met het aan het Oekraïens verwante Roetheens. Hier komt de klemtoon minder op de eerste lettergreep te liggen en voor sprekers van het algemeen beschaafd Slowaaks uit bijv. Bratislava zijn de oostelijke dialecten het moeilijkst te volgen. Het Roetheens is tevens één van de erkende minderhedentalen met officieel 25.000 sprekers (m.n. van het Lemko dialect). Het Hongaars is met 500.000 sprekers langs de zuidgrens (rond 10% van de bevolking) de grootste minderhedentaal. Er zijn regionaal 2talige basisscholen waar naast Slowaaks minderhedentalen worden gevoerd (Hongaars, Oekraïens, Duits, Rutheens en Bulgaars). Het Romani van de Karpacki Roma zigeuners in Slowakije is niet officieel erkend. Deze taal stamt uit India en heeft Iranese invloeden. Volgens de in 2009 ingevoerde taalwet krijgen in Slowakije minderhedentalen in gemeenten een officiële status als de minderheid er groter is dan 20% van de bevolking. Immigrantentalen spelen in Slowakije een ondergeschikte rol omdat er maar weinig immigranten zijn. Na de ruim 40.000 Tsjechen (die zich vanuit hun eigen taal goed kunnen redden) vormen de Oekraïners met zo’n 20.000 de grootste groep. 

Talenkennis en opinie over talen in Slowakije

Veel oudere Slowaken kennen Russisch of Duits doordat ze in Duitsland of Oostenrijk hebben gewerkt en doordat in de Sovjet tijd Duits kon worden gekozen op school (de DDR was onderdeel van het Oostblok). De meesten van jongere generaties spre­ken Engels om­dat ze dat (i.p.v. Duits of Russisch) op school als 2e taal kozen en doordat het een verplichte vreemde taal werd. Het Russisch is nog steeds impopulair in Slowakije. Eind 2005 beschouwde 88% van de Slowaken Slowaaks als moedertaal (Eurobarometer 243, wave 64.3). Verder zag 12% een andere erkende EU taal (m.n. Hongaars) en 2% een taal van buiten de EU (m.n. Roetheens) mede als zodanig. Het volksdeel dat geen vreemde talen sprak lag ver onder het EU25 gemiddelde (3 om 44%) en het deel dat er minstens 1 sprak lag daar ver boven (97 om 56%). Ook de groep die meer talen kende was groot (minstens 2: 48 om 28%; 3 of meer 22 om 11%). Als reden om geen vreemde taal te leren kwam “geen geld” het vaakst uit de bus (38%, EU 22%; andere opties “geen zin” en “geen tijd”). De talen die men het vaakst kende waren Engels en Duits (beide 32%), Russisch 29% en Tsjechisch 25%. In 2007 kreeg volgens Eurostat 98% van de leerlingen in het secundair vervolgonderwijs Engels (EU27 83,5%), 71% Duits (EU 22,5%) en 16% Frans (EU 22%). Leerlingen in het lager vervolgonderwijs kregen gemiddeld les in 1,2 vreemde taal (EU27 1,5 taal) en in het hoger vervolgonderwijs in 1,5 (EU 1,3). De kennis van vreemde talen (genoeg om een gesprek te voeren) was relatief verbreid, maar het deel dat een hoge pet op had van de talenkennis in eigen land was het kleinst binnen de EU na dat in het VK (26%, EU 44%). Het deel dat liever ondertitels dan nasynchronisatie zag op TV of bij films was ook klein (24 om 37%; men is nasynchronisatie gewend). Het segment dat vond dat er in de omgeving genoeg gelegenheid was om talen te leren lag iets onder de EU normaal (44 om 51%) en het deel dat gebruik zou willen maken van een talencentrum in de buurt (35%) lag daar op.

Het volksdeel dat het nuttig leek voor de eigen zelfontplooiing en carrière om vreemde talen te kennen lag met 88% iets boven het EU gemiddelde (84%). Ook de groep die talenkennis erg belangrijk vond voor de carrière vooruitzichten van kinderen was aan de grote kant (80%, EU 73%) evenals het volksdeel dat het aanbod aan vreemde talen in hun onderwijs voldoende divers achtte (67 om 61%). Het deel dat op de basisschool voor het eerst vreemde taalles kreeg kwam ver boven de EU standaard (41 om 24%) en het deel dat er in het vervolgonderwijs voor het eerst mee in aanraking lag daar onder (41 om 59%). In Slowakije vond 41% (EU 39%) 0-5 jaar en 56% (EU 55%) 6-12 jaar een goede leeftijd om met vreemde taalles te beginnen. Voor het leren van een 2e vreemde taal scoorde 0-5 jaar 9% (EU 17%); 6-12 jaar 75% (EU 64%) en 13-19 jaar 13% (EU 11%). Men begint in het 3e jaar van basisschool met Engelse les en het vervolgonderwijs kent verplicht les in 2 vreemde talen. Het gedeelte dat vreemde talen van school kende lag boven de EU standaard (73 om 65%), maar het deel dat dit een effectieve manier om ze te leren lag daar onder (44 om 57%). Voor zichzelf leek bezoek aan een land waar men de taal spreekt de grootste groep het meest effectief (22%, EU 16%: andere keuzes les op school, groepsles van een docent en privéles).

Eind 2005 had in Slowakije 26% in de 2 jaar vooraf gewerkt aan verbetering van hun talenkennis over de grens (EU 18%) en 36% (EU 21%) was van plan om dit in het komende jaar te doen. Op de vraag naar 2 voorkeurstalen voor zichzelf koos 72% Engels (EU 68%); gevolgd door Duits (61 om 22%), Russisch 6 om 3%, Frans 5 om 25%, Spaans 2 om 16% en Italiaans 2 om 3%. Voor hun kinderen gaf 87% de voorkeur aan Engels (EU 77%) met daarna Duits (75 om 28%), Frans 7 om 33%, Russisch 6 om 3%, Spaans 3 om 19% en Italiaans 1 om 2%. Het volksdeel dat vond dat taalonderwijs politieke prioriteit verdient was relatief klein (54 om 67%) evenals het segment voorstanders van één taal die iedereen in de Eu spreekt (61 om 70%) of het deel dat onderschreef dat iedereen in de EU minstens 2 talen van over de grens moest kennen (30 om 50%). Het gedeelte voorstanders van kennis van één taal over de eigen grens (85%) of van één vaste voertaal bij alle EU instellingen (54%) lag vrijwel op de EU normaal. Gelijke behandeling van alle talen in de EU kreeg relatief veel steun (78 om 72%), maar meer steun aan regio en minderhedentalen kon op de laagste aanhang binnen de Eu rekenen na die in NL (42%, NL 39%, EU 63%). In Slowakije draagt de tamelijk wijdverbreide aversie tegen het Hongaars hiertoe bij.