Taal

Geschiedenis en plaats in de talenstamboom

In de vroege geschiedenis werden de Keltische talen in wat nu het VK is beïnvloed vanuit het Latijn, oud Noors en Angelsaksisch (oud Deens en dito Noord-duits en Fries) en zo ontstond het oud Engels. De sterk Zuid Scandinavisch gekleurde Beowulf, een heldengedicht uit 700 tot 1000 na Chr., wordt gezien als een oud Engels dichtwerk. Vanaf 1066 werd de taal via Willem de Vero­veraar verder gevormd door het Normandische Frans (een Frans-Scandinavisch dialect) met als resultaat het midden Engels. In het Engels en ook in Schotse talen en dialecten zitten nog veel invloeden uit het toenma­lige Angelsaksisch en Scandinavisch. Genetisch zijn Denen, Engelsen en Friezen vrijwel niet van elkaar te onderscheiden en ze lijken in die zin meer op elkaar dan op bijv Kelten, Pic­ten of Hollanders. Het moderne Engels kwam in de 15e eeuw op doordat men de klinkers anders ging uitspreken (vowel shift). Later zijn er nog invloeden uit zo’n 50 talen bijgekomen. In de recentere koloniale periode nam de taal bijv leenelementen over vanuit India, Zuid Afrika en Noord Amerika. Het huidige Engels wordt nog steeds beschouwd als een Angelsaksisch dialect en het valt als zodanig met het Nederlands en het Fries onder de West-Germaanse taalgroep binnen de Indo-euro­pese talen. Daarbij lijkt het meer op Fries dan op Nederlands (de Anglo-Friese subgroep). In de 19e eeuw is besloten om het dialect van de zuidwestelijke regio van het land (Wes­sex) te gebruiken als basis voor algemeen beschaafd Engels (Oxford English).

Verbreiding van het Engels en alledaags Engels

Hoog opgeleide En­gelsen streven er meestal naar om de aldus ontstane algemene omgangstaal zo accent­loos mo­gelijk te spreken om hun afkomst niet te verraden. Deze uitspraak (Received Pronounciation of Oxford English) is het Engels dat het schoolengels het dichtst benadert, dat buitenlanders redelijk kunnen volgen en dat men het meest hoort op de BBC. Anderen daarentegen (waar­onder relatief veel Schotten, Noord-Ieren, Welshman en podiumartiesten) zijn juist trots op hun dialect of tongval omdat die hen warmer, vriendelijker en vertrouwder in de oren klinkt dan het Oxford English. In het VK is het Engels feitelijk de voertaal, maar dat is niet wettelijk vastgelegd. Thans heeft de taal in 56 onafhankelijke en 25 deels soevereine landen en staatjes een officiële status. Het inwonertal daarvan loopt uiteen van 1,13 miljard (India) naar de 67 afstammelingen van de muiterij op de Bounty die de Pitcairn eilanden in de Stille Zuidzee bevolken. In die landen en staatjes is het echter niet altijd de meest gesproken taal (bijv in India niet en op Pitcairn wel) en waar het dat wel is heeft het Engels niet altijd een officiële status (zoals in het VK, de VS of Australië). De meeste Engelstalige landen vallen of vielen onder het Britse gemenebest.  Wereldwijd is Engels voor zo’n 380 miljoen mensen de 1e taal. De schattingen over het aantal waarvoor het de 2e taal is lopen, afhankelijk van de gebruikte definitie, uiteen van 470 miljoen naar een miljard. Daarnaast zijn er zeker een miljard mensen die de taal min of meer beheersen, want het is de meest onderwezen vreemde taal ter wereld en de internationale taal van handel en diplomatie.

Het alledaagse Engels dat binnen het VK wordt gesproken is door de vele dialecten, verbasteringen en accenten bepaald geen schoolengels en het is voor bui­tenlanders (zelfs uit Engelstalige gemenebestlanden) vaak moeilijk te verstaan. Globaal onderscheidt men noord Engelse, midden Engelse en Zuid Engelse dialecten. Engelse dialecten worden in het Nederlands wel betiteld als steenkoolengels en soms als cockney. Dit laatste is eigenlijk incorrect, want cockney is (naast bijv mockney) slechts één van de Londense dialecten. In het cockney komen erg veel woordspelingen en verbasteringen voor. Zo heet in Oost-Londen een maat China plate (Chinees vaatwerk: met vriendschappen moet je kennelijk voorzich­tig omgaan); een trap apples and pears (appels en peren; je kunt er af rol­len) en voeten plates of meat (vleesborden). Ook komt backslang veel voor. Woorden worden dan omgekeerd; boy wordt bijv yob en yes wordt aye. Voorbeelden van verbasteringen in Engelse dialecten zijn gradely dat in Lancashire “goed” of “erg” (zoals in “erg warm”) betekent en het inslikken van delen van woorden in Yorkshire. “the road” wordt daar bijv. uitgesproken als t’road). Ook in het gewone alledaagse Engels komen echter woorden voor die men niet op school leert en die buitenlanders niet kennen. Zo wordt een ballpoint, een Amerikaans woord, in de Engelse spreektaal biro genoemd naar de Hongaarse uitvinder Jozsef László Biró (1899-1985).

Keltisch. Schots en immigrantentalen

In het Verenigd Koninkrijk vallen Engels, Schots en Keltisch onder de erkende inheemse talen. Het Engels is ui­teraard de voertaal, maar het Keltisch is het oudst. Het oorspronkelijke Keltisch van voor het begin van onze jaartelling was in heel West en midden Europa nog tamelijk gelijk, maar later maakte het Keltisch van de Britse eilanden een eigen ontwikkeling door. Het Britse Keltisch wordt verspreid in het westen van het VK nog gesproken naast het En­gels; bijv in Cornwall, Wales, onder de roomse bevolking van Noord-Ierland en in Schotland her en der in de hooglanden en op de noordwestelijke Hebriden eilanden. In Schotland heet het Keltisch Scottish Gaelic (uitspraak: ghellik; gàidhlig in het Gaelic), in Wa­les op zijn Welsh Cymraeg (het Welsh kent 6 dialecten) en in Cornwall op zijn Cornish Kernowek. Sinds 1993 mag, via acties en protesten, bin­nen Wales Welsh gesproken worden bij rechtspraak en overheid. In Schotland werd het Gaelic na 1745 onderdrukt door de Engelsen. Daarna leefde het tijdelijk weer op.

Het Keltische alfabet kent 18 letters en de zinsbouw is nogal ongebruikelijk voor Indo-europese talen. Zo zou “de hond eet brokken” qua woordvolgorde vertaald worden als “eet de hond brokken”. Hoewel het Gaelic wordt onderwezen op scholen en uni­versi­teiten en in muziekteksten wordt ver­werkt, is het aantal sprekers tussen 1921 en 2001 gedaald. Het Scottish Gaelic (100.000 sprekers; bij 60.000 of 1% van de bevolking als moedertaal) hoort samen met het Gaelic van Noord-Ierland (100.000 sprekers; 7% van de bevolking) en van het eiland Man (Manx; nog maar 100 vloeiende, maar dank zij het onderwijs thans enkele duizenden globale sprekers) tot de Goidelische tak van het Keltisch. Tussen 1991 en 2004 steeg via onderwijs het aantal sprekers van Welsh met ruim 15% naar 611.000 (21% van de bevolking waarvan 62% dagelijkse sprekers; in het noordwesten meer). Het aantal sprekers in Engeland werd in 2004 geschat op 133.000 en in Angelsaksische immigrantenlanden op ruim 30.000. Wales is officieel 2talig, hetgeen terug is te zien in verkeersborden en plaatsnaamborden e.d. Rond 1900 was het Cornish vrijwel uitgestorven, maar na 1920 werd het nieuw leven ingeblazen. Deze taal behoort met Bretons en Welsh tot de Brythonische tak van het Keltisch. Met Bretons deelt het 80% van de basiswoordenschat en met Welsh 75%. In 2000 werd het aantal vloeiende sprekers geschat op 300, maar in 2008 op 2000.

Scots, Lowland Scots of Lallans (laaglands) is een Europees erkende taal die ge­sproken wordt in de Schotse laagvlakte, op de Orkaden en Shetland eilanden en in Noord-Ierland (Ulster Scots). Het is geen Gaelic, maar een soort oud Engels met invloe­den uit het Keltisch, Angels en oud Noors. Het kent 5 dialecten, wordt tot de Angelse talen gerekend en doet inderdaad soms aan Fries denken. Schattingen over het aantal sprekers variëren, naar gelang van wat taalkundigen Schots vinden en wat Schotten zelf vinden, van 0,7 naar 2,7 miljoen in Schotland (15-50% van de bevolking). In Noord-Ierland ligt het rond 30.000. Voorbeelden van woorden uit deze taal zijn Bairn (baby), kirk (kerk), firth (ri­viermonding) en brea (heuvel). In het VK zijn de talen van het Indiase subcontinent de grootste immigrantentalen. Hiertoe behoren het Punjabi (1,3 miljoen sprekers), het Pakistaanse Pahari (0,7 m), Urdu (0,4 m) en Bengaals (0,3 m). Andere toppers onder de immigrantentalen zijn Frans (1 m), Arabisch (0,7 m), Pools (0,6 m), Duits (0,5 m), Spaans (0,5 m) en Chinees (Mandarijn en Kantonees 0,5 m). 

Talenkennis en opinie over talen in het VK

Volgens Eurobarometer 243, wave 64.3 zag eind 2005 92% van de inwoners van het VK de landstaal Engels als moedertaal (vrij weinig naar EU maatstaven), 3% zag een andere erkende EU taal en 5% (hoogste EU15 na DL) een taal van buiten de EU als zodanig. In het VK was het volksdeel dat geen vreemde talen sprak het grootste binnen de EU na dat in Ierland (62%, EU 44%), 38% kende er minstens 1 (ook kleinste na IE; EU 56%), 18% minimaal 2 (op 3 na kleinste; EU 28%) en 6% (EU 11%) 3 of meer. Als reden om geen vreemde taal te leren kwam “geen tijd” het vaakst uit de bus (38%, EU 34%; andere opties “geen zin” en “geen geld”). De 3 vreemde talen die het vaakst werden geleerd waren Frans (23%), Duits (9%) en Spaans (8%). De kennis van vreemde talen (genoeg om een gesprek te voeren) lag eind 2005 flink onder het Eu gemiddelde, net als het deel dat een hoge pet op had van de talenkennis in eigen land (24%, EU 44%). Het volksdeel dat liever ondertitels dan nasynchronisatie ziet op TV of bij films lag evenwel boven de Eu normaal (48 om 37%). Het deel dat vond dat er in de omgeving genoeg gelegenheid was om talen te leren was klein naar Eu maatstaven (40 om 51%) en als er een talencentrum in de buurt kwam zouden relatief velen er gebruik van willen maken (43%, EU 36%).

Het volksdeel dat het nuttig leek voor de eigen zelfontplooiing en carrière om vreemde talen te kennen lag in 2005 met 81% (+7% t.o.v 2001) vrijwel op de Eu normaal (82%). Het deel dat talenkennis erg belangrijk vond voor de carrière vooruitzichten van kinderen was met 55% echter het kleinst binnen de EU (75%). Het deel dat vond dat taalonderwijs politieke prioriteit verdient lag onder de Eu normaal (53%, EU25 66%), maar het aandeel dat het aanbod aan vreemde talen in hun onderwijs voldoende divers vond was tegelijk het kleinst binnen de Eu (46%; EU 61%). Eind 2005 vond 56% (grootste aandeel EU25 met Spanje; EU 39%) 0-5 jaar en 41% (EU 55%) 6-12 jaar een goede leeftijd om met vreemde taalles te beginnen. Voor het leren van een 2e vreemde taal scoorde 6-12 jaar 41% (EU 72%). Het deel dat op de basisschool les had gekregen in een 1e vreemde taal lag met 15% onder de Eu normaal (24%) evenals het deel dat in het secundaire onderwijs buitenlandse taalles kreeg (56%, EU 59%. Het deel dat vreemde talen van school kende lag vrijwel op het Eu gemiddelde (66 om 65%), maar het deel dat dit een effectieve manier vond om ze te leren lag daar boven (66 om 57%). In 2006 kreeg volgens Eurostat 35% van de leerlingen in het secundair vervolgonderwijs Frans (EU 27 22%) en 13% Duits (EU27 24%). Verder kregen leerlingen in het lager vervolgonderwijs gemiddeld les in 1 vreemde taal (EU27 1,4 taal) en in het hoger vervolgonderwijs in 0,6 buitenlandse taal (EU 1,3 taal).

Eind 2005 vond 18% van de Britten voor zichzelf groepslessen met een docent de beste manier om talen te leren (EU 20%). Toen had ook 18% van de Britten en Noord-Ieren (EU 18%) in de 2 jaar vooraf gewerkt aan verbetering van hun talenkennis over de grens en 24% (EU 21%) was van plan om dit in het komende jaar te doen. Op de vraag naar 2 voorkeurstalen voor zichzelf koos 62% Frans (EU 25%), gevolgd door Spaans (34%, EU 16%), Duits (27 om 22%), Engels (5 om 68%), Italiaans (4 om 3%) en Russisch (1 om 3%). Voor hun kinderen gaf 71% (EU 33%) de voorkeur aan Frans, wederom gevolgd door Spaans (39 om 19%), Duits (34 om 28%), Engels (5 om 77%), Italiaans (3 om 2%) en Russisch (1 om 3%). Van de Britten was 68% voorstander van één taal die iedereen in de Eu spreekt (Eu 70%) en 78% (EU 84%) onderschreef de stelling dat iedereen in de EU minstens één taal over de eigen grens moet kunnen spreken. Het aandeel voorstanders van kennis van 2 van zulke talen lag dichtbij het Eu gemiddelde (48 om 50%). Het deel dat voor gelijke behandeling was van alle talen in de EU lag daar boven (81 om 72%) en het gedeelte voorstanders van één vaste voertaal bij alle EU instellingen was relatief klein (47%, EU55%). Het gedeelte voorstanders van meer steun aan regio en minderhedentalen lag vrijwel op de EU normaal (64 om 63%).