Taal

Ontstaan en verbreiding van het Zweeds

Het Zweeds behoort met het Deens, Noors en oud Noors (de taal van Noord Noorwegen en IJsland) tot de Noord Germaanse subgroep van de Indo-Europese talen. De talen lijken veel op elkaar en worden wel gezien als in elkaar overvloeiende dialecten (langs de grenzen is daar ook sprake van). Na 1000 na Chr. be­gonnen Zweeds en Deens zich als onafhankelijke talen te onderscheiden binnen de Noord Germaanse brontaal oud Noords (de basis van alle Scandinavische talen, niet te verwarren met oud Noors). Ze worden de Oudoostnoordse groep genoemd. Vanaf de 12e eeuw werden de verschillen tussen Zweeds en Deens groter. Dit is te zien aan de taal op latere runenstenen in Denemarken en Zweden uit die tijd (runen Zweeds/ Deens). Verschillen kwamen door de invloed van leenwoorden en uitten zich vooral in de uitspraak. Beide talen zijn evenwel beïnvloed door het Middelnederduits van de Hanze handelaren (de Saksische dialecten van destijds van noord Duitsland en noordoost Nederland). Ook het Nederlands deed m.n. in de 17e en 18e eeuw zijn invloed gelden (Noordse compagnie). Zeevaarttermen in het Zweeds komen bijv. veelal uit het Nederlands van die tijd. In de 18e eeuw kwamen er ook veel Franse woorden bij. De 16e eeuwse Bijbelvertaling in opdracht van koning Gustav Vasa (de Zweden lezen de V als W en de F als V, de W hebben ze eigenlijk niet nodig) wordt gezien als begin van modern Zweeds (nysvenska). De Zweedse letters ä (uitspraak ea of è), å (o, de Zweed leest in een o de klank oe zoals in stor; groot) en ö (eu of stomme e) hebben zich ontwikkeld vanuit het Latijn, maar worden in deze vertaling al gebruikt. Ook waren naamvallen en lidwoorden (in Scandinavische talen vaak een toevoeging aan het zelfstandig naamwoord) al teruggebracht tot de 2 die er nog zijn. Het huidige Zweeds wordt nusvenska (nu Zweeds) genoemd. Het kwam eind 19e eeuw op toen de taal minder formeel werd. De grote schrijvers uit die tijd leverden hieraan hun bijdrage (vandaar ook wel de naam boksvenska, boek Zweeds). Eind 60er jaren raakten de formele aanspreekvormen er uit en sindsdien wordt iedereen; ongeacht rang, stand of leeftijd; met du (je) aangesproken (du-reformen: de je hervorming). Net als andere talen heeft het Zweeds thans te maken met invloeden uit het Engels en uit immigrantentalen.

Het aantal Zweeds sprekenden wordt wereldwijd geschat op 10 miljoen. Daarvan wonen er 9,4 miljoen in Zweden. De grootste groep buiten Zweden zijn 290.000 Zweedstalige Finnen (ruim 5% van de Finse bevolking), waaronder 24.000 op de autonome Finse Åland eilanden zo’n 40 km uit de Zweedse kust. De rest woont langs de Finse zuid en westkust. Verder zitten de grootste groepen in de VS (70.000), Spanje (40.000, veel pensionados), het VK (30.000) en Canada (20.000). Pas op 1 juli 2009 werd het Zweeds de officiële taal van Zweden. Verder heeft het deze status op de Åland eilanden en in Finland (uiteraard na het Fins). De kort na de oorlog in het leven geroepen semiofficiële Zweedse taalraad (Språkrådet; de taalraad) reguleert de taal, maar wil er geen controle op uitoefenen. De Zweedse academie is er lid van en deze geeft bijv. de woordenboeken uit. Men schat dat buiten het taalgebied jaarlijks 40.000 mensen Zweedse les krijgen. 

Scandinavische talen en Zweeds

De Scandinavische talen lijken veel op elkaar. Een opvallend kenmerk is dat het bepaald lid­woord achter het zelfstandig naamwoord komt. Zo schrijft men “de dag” als “dagen” en “de dagen” als “dagene”. Met een bijvoeglijk naamwoord erbij gebruikt men echter wel lidwoorden. Zo wordt “de nieuwe dag” geschreven als “den nye dag”. Scandinaviërs kunnen elkaar redelijk verstaan. Noren zijn daar het beste in. Voor Denen kost het wat meer moeite. Zweden hebben moeite met de uitspraak van het Deens. Finnen kunnen daar al helemaal geen chocola van maken. Hun eigen taal heeft niks Germaans en daarom rekent zelfs niet iedereen de Finnen tot de Scandinaviërs. Wel leren ze Zweeds als 2e taal op school. Om elkaar makkelijker te begrijpen hebben Scandinaviërs in de praktijk van het leven Skandinavisk ontwikkeld als gedeelde hulptaal.

In http://nl.wikipedia.org/wiki/Zweeds zijn een aantal kenmerken en uitspraakregels van het Zweeds beschreven. Het spreektempo ligt laag. Het Zweeds klinkt als een zangerig soort staccato en men legt met de toonhoogte accenten. Soms bepaalt de toon de betekenis van een woord. Zo betekent tòmten “de binnenplaats” en tomtèn “de Kerstman”. Pas sinds 2006 geldt de W als officiële letter van het alfabet. Dat telt met de Å, de Ä en de Ö erbij, die in het woordenboek na de Z komen, 29 letters. 

Dialecten en minderheden en immigrantentalen

De schrijftaal is in Zweden overal gelijk, maar er zijn dusdanige verschillen in spreektaal dat Zweden die dialect spreken elkaar vaak nauwelijks kunnen verstaan. Het standaard Zweeds (rikssvenska) is gebaseerd op de dialecten uit het merengebied ten westen van Stockholm en iedereen in heel Zweden kan dat spreken. De term högsvenska is thans gereserveerd voor het Zweeds uit de buurt van de Finse hoofdstad. Het Zweeds van Finland heet als geheel finlandsvenska. De meeste Zweedse dialecten zijn terug te voeren op het oudnoords. Een aantal ervan kent nog de oude naamvallen. In het zuiden is verder sprake van Deense (de Zweedse zuidpunt Skåne hoorde lang bij Denemarken) en langs de Noorse grens en de zuidwestkust van Noorse invloeden. Verder is de variatie zo groot dat men de term parochietongval (sockenmål) kent. Men onderscheidt echter 6 hoofdgroepen. Deze zijn van zuid naar noord het dialect van zuid Zweden (Skåne en de regio daarboven; sydsvenskamål), Götaland (Götamål), het gebied rond Stockholm (Sveamål), de Botnische golfkust ten noorden van de Stockholm regio en het binnenland ten westen van deze kust en de Stockholm regio (Norrländska mål), het dialect van het eiland Gotland (Gotländska mål) en het Zweeds van Finland waarvan ook langs de kust van Estland nog rudimenten bestaan (Östsvenska mål). In het binnenland heeft het Övdalsk, een dialect in de skiregio Dalarna met 3000 sprekers een eigen taalregulator (ulum Dalska), maar het was begin 2011 nog niet officieel erkend als minderhedentaal. Zweden kent 5 erkende minderhedentalen. De grootste is het Fins. De 170.000 in Finland geboren Zweden vormen de grootste etnische minderheid. Ze wonen bijna allemaal in Stockholm en wijde omgeving. Verder zijn er het aan het Fins verwante Meänkieli (onze taal, rond 50.000 sprekers) in het hoge noorden en Sami (de taal van de 25.000 Lappen in het hoge noorden en aan de Zweedse kant van de Noorse bergen), het Romani (de taal van de Roma zigeuners, 9500 sprekers) en het Yiddish (vooroorlogs joods van buiten het Iberisch schiereiland met rond 4000 sprekers). De grootste immigrantentalen zijn de min of meer Arabische talen van Irak, Iran, Turkije, Syrië en Libanon (Koerdisch, Aramees, Farsi, Turks, Irakees), Servo-Kroatisch, Bosnisch en Pools. Het immigrantenslang dat jongeren ontwikkelen heet in Zweden Rinkebysvenska naar een immigrantenwijk in Stockholm. Het aantal sprekers is moeilijk te schatten.

Talenkennis en opinie over talen in

Eind 2005 beschouwde 95% van de Zweden Zweeds als moedertaal (bron Eurobarometer 243, wave 64.3). Verder zag 5% een andere erkende EU taal (het vaakst Fins) en 2% een taal van buiten de EU (ook) als zodanig. Het volksdeel dat geen vreemde talen sprak was met 10% klein (EU25: 44%) en het deel dat ze wel sprak groot (minstens 1 taal 90 om 56%, minstens 2: 48 om 28%, 3 of meer: 17 om 11%). Als reden om geen vreemde taal te leren kwam “geen tijd” het vaakst uit de bus (41%, EU 22%; andere opties “geen geld” en “geen zin”). De talen die men het vaakst kende waren Engels (89%, Eu 38%), Duits (30 om 14%) en Frans (11 om 14%). In vrijwel alle denkbare situaties waarin men vreemde talen gebruikt doen Zweden dat boven gemiddeld vaak en het bijna dagelijkse gebruik (tekst lezen, spreken) van Engels viel binnen de EU top3 buiten Engelstalige landen (39 om 12%, NL 38%, BE 17%). In 2009 kregen vrijwel alle leerlingen in het secundair vervolgonderwijs Engels (EU 84% in 07), 27% Duits (om 22,5%) en 20% Frans (om 22%, Eurostat). Leerlingen in het lager vervolgonderwijs kregen gemiddeld les in 1,7 vreemde taal (EU27 1,5 taal) en in het hoger vervolgonderwijs in 1,5 (EU 1,3). De kennis van vreemde talen (genoeg om een gesprek te voeren) is wijdverbreid, het deel dat een hoge pet op had van de talenkennis in eigen land is groot (92%, EU 44% in 05) en het deel dat liever ondertitels dan nasynchronisatie zag op TV of bij films viel onder de EU top (94 om 37%; men is ondertiteling gewend). Relatief velen vonden dat er in de omgeving genoeg gelegenheid was om talen te leren (60 om 51%) en een relatief klein deel zou gebruik willen maken van een talencentrum in de buurt (28 om 36%).

Het volksdeel dat het nuttig leek voor de eigen zelfontplooiing en carrière om vreemde talen te kennen was het grootst binnen de EU (99 om 83%) en de stijging erin na 2001 was gemiddeld (+10%, EU15 +11%). De groep die talenkennis erg belangrijk vond voor de carrière vooruitzichten van kinderen was van doorsnee grootte (73%) en het deel dat het aanbod aan vreemde talen in hun onderwijs voldoende divers achtte tamelijk groot (73 om 61%). Slechts weinigen kregen op de onderbouw van de basisschool voor het eerst vreemde taalles (2%, EU 25%) en relatief velen kwamen er later mee in aanraking (72 om 59%). Thans wordt echter ook op de onderbouw van de basisschool Engelse les gegeven. Naar verhouding weinig Zweden waren er voor om vroeg met vreemde taalles te beginnen. Zo vond bij een 1e taal 20% (EU 39%) 0-5 jaar en 77% (EU 55%) 6-12 jaar daar een goede leeftijd voor en voor het leren van een 2e vreemde taal scoorde 0-5 jaar 6% (EU 17%); 6-12 jaar 60% (EU 64%) en 13-19 jaar 24% (EU 11%). Het gedeelte dat vreemde talen van school kende lag flink boven de EU standaard (84 om 65%), maar het deel dat dit een effectieve manier om ze te leren was relatief klein (47 om 57%). Een taalcursus met een docent scoorde het hoogst op de vraag naar hoe men zelf het beste een taal zou kunnen leren gegeven de omstandigheden (28 om 20%, andere keuzes: les op school, individuele taalles, land bezoeken waar men de taal spreekt).  

Eind 2005 was het aandeel Zweden dat in de 2 jaar vooraf gewerkt aan verbetering van de eigen talenkennis over de grens het grootst binnen de EU (32 om 18%) en ook het segment dat van plan was dit in het komende jaar te doen was fors (33 om 21%). Op de vraag naar 2 voorkeurstalen voor zichzelf koos 97% Engels (EU 68%), gevolgd door Duits (37 om 22%), Spaans (22 om 16%), Frans (13 om 25%), Zweeds (3 om 1%) en Italiaans of Russisch (beide 1 om 3%). Voor hun kinderen gaf 99% voorkeur aan Engels (EU 77%), gevolgd door Duits (35 om 28%), Spaans (31 om 19%) en Frans (17 om 33%. Van de andere keuzetalen kregen Russisch en Zweeds 1% en Italiaans 0%). Het volksdeel dat vond dat taalonderwijs politieke prioriteit verdient (75 om 66%) of dat onderschreef dat iedereen in de EU minstens 1 taal van over de grens moest kennen (90 om 84%) was relatief groot. Bij de vraag naar kennis van 2 talen was de aanhang echter klein (27 om 50%). Hetzelfde geldt voor het gedeelte voorstanders van één vaste voertaal bij alle EU instellingen (40 om 55%) of van één taal die iedereen in de Eu spreekt (60 om 70%). De aanhang voor gelijke behandeling van alle talen in de EU (71%) of meer steun aan regio en minderhedentalen (61%) was vrijwel gemiddeld.