Taal

Ontstaan en achtergronden van het Tsjechisch

De Tsjechische taal (Český Jazik) of kortweg Tsjechisch (Čeština) valt onder de West Slavische tak van de Slavische taalgroep binnen de Indo-Europese taalfamilie. Deze positie deelt men met Slowaaks en Pools, de min of meer Poolse dialecten Silezisch (West Polen) en Kasjoebisch (Noord Polen) en het lokaal in het oosten van Brandenburg en Saksen nog gesproken Sorbisch. Slowaaks en Tsjechisch lijken van deze talen nog het meest op elkaar. De onderlinge verstaanbaarheid is vergelijkbaar met Nederlands en Vlaams. Volgens de taalwetten mag in Tsjechië het Slowaaks als minderhedentaal overal en altijd officieel worden gevoerd en omgekeerd. Tsjechisch kent minder dialecten dan Slowaaks, maar naar het oosten toe worden de verschillen groter. Alle Slavische talen stammen uit het kerkslavisch of oud Slavisch dat de 9e eeuwse Byzantijns Griekse missionarissen Cyrillus en Methodius gebruikten in hun Bijbelvertaling. De eerste teksten in het Boheems (de oude naam voor Tsjechisch) dateren uit het begin van de 13e eeuw. Het betreft een omschrijving uit 1219 van de stadsrechten van Litomĕřice, een stadje in de noordwestelijke regio Usti nad Labem (bijgenaamd de tuin van Tsjechië). Rond 1406 zag een Boheemse orthografie (schrijfwijze) het levenslicht die wordt toegeschreven aan hervormer Jan Hus. Daarin werd ondermeer het gebruik van de Tsjechische diakritische tekens voorgesteld (zie onder kenmerken van het Tsjechisch). Eind 16e eeuw was de Bijbelvertaling van de Boheemse broederkerk, de bijbel van Kralice, compleet. Omdat deze een status kreeg die vergelijkbaar is met de Nederlandse Statenvertaling vormde ze een hoofdbijdrage aan stabilisering van de schrijfwijze.

Tussen 1620 en 1782 was het Boheems als schrijftaal verboden in Tsjechië zelf. De Jezuïet Bohulslav Balbín zag zich rond 1675 bijv. gedwongen een pleidooi voor het gebruik van de taal in het Latijn te schrijven. Geschreven Boheems bleef vrijwel beperkt tot ballingen met Jan Amos Komenský (beter bekend als Comenius) als invloedrijkste. Zo konden de dialecten van Bohemen, Moravië en Silezië uit elkaar groeien. Na 1782 diende werk van Comenius als uitgangbasis voor de ontwikkeling van de eigen taal binnen de nationalistische beweging. Deze kreeg bijv. gestalte in de vaak in het Duits geschreven verhandelingen van Josef Dobrovský over de Boheemse grammatica. Taalpuristen probeerden de taal daarna te zuiveren van germanismen en tussen 1830 en 1835 bracht Josef Jungmann een 5delig Tsjechisch-Duits woordenboek uit. Rond 1890 verschenen Tsjechische grammaticaboeken van de hand van Jan Gebauer, docent in de Tsjechische taal aan de Karel universiteit in Praag. In de loop van de 20e eeuw werd de invloed van de spreektaal op de schrijftaal sterker (m.n. via de journalistiek) en na WO II droeg de hang naar eenheidsworst van het communisme bij aan verdere standaardisering en aan het verdwijnen van de invloed van dialecten. De geschreven standaardtaal, die ook door overheden en in onderwijs en media (incl. radio en TV) wordt gebruikt, staat echter nogal ver af van de gesproken moedertaal van de meeste mensen. Het dialect van Praag ligt aan de basis van de algemeen beschaafde spraakvariant. Het Tsjechisch kent leenwoorden uit andere Slavische talen en verder uit m.n. Duits, Engels en Latijn.

Kenmerken van het Tsjechisch

De uitspraak en grammatica van het Tsjechisch zijn erg ingewikkeld. Qua grammatica kent men 7 naamvallen waarmee naamwoorden (bijvoeglijk, zelfstandig), voornaam woorden en telwoorden worden verbogen in enkel en meervoud. Verder worden werkwoorden vervoegd naar tijd, persoon, wijs (aantonend, gebiedend etc.), getal en aspect (de mate van voltooid zijn van een handeling). Tot de verschillen met het Nederlands bekoort ook de afwezigheid van lidwoorden (het geslacht wordt zichtbaar door een toevoeging aan het eind van een woord zoals bijv. in Sabliková, de vrouw van Sablikov) en een grote vrijheid in de zinsbouw. De taal kent een formele u (vy) en een informele je vorm (ty). Men streeft een fonetisch schrift na (schrijven zoals je het zegt) en de klemtoon ligt bijna altijd op de 1e lettergreep.

In http://wikitravel.org/en/Czech_phrasebook is meer te vinden over uitspraakregels. Het Tsjechische alfabet kent alle letters van het Nederlandse alfabet. Daarbij komen de Q, X en W alleen voor in leenwoorden uit een vreemde taal. Opvallend in het Tsjechisch zijn de diakritische leestekens. Het bekendst is wellicht de haček (Tsjechisch voor haakje) in het merk Škoda. Om vorm te geven aan de vele sisklanken komt dit haakje voor op de č, ĕ, ň, ř, š, en ž (incl. hoofdletters; de ř klinkt daarbij vrijwel als zh) en ook op de letters d (met de vormen Ď en ď ) en T (Ť en ť). Verder kent men het accent aigu op klinkers om een lange klinker aan te geven (incl. de ý). De u is de enige letter die voorkomt met een rondje (kroužek, corona in vakjargon van taalkundigen) en ze klinkt dan vrijwel net als een ú. Mede doordat de letters l en r als klinker kunnen fungeren, gebruiken Tsjechen soms hele zinnen zonder dat je er klinkers in schrijft. Zo zou een Tsjechische paddenstoelenzoeker zonder zijn tong te breken (je spreekt het anders uit dan je het schrijft) met de frase “Smrž pln skvm zvlhl zmlh” (de morielje vol vlekken raakte in nevelen gehuld) kunnen claimen hoe hij in de vroege ochtend een erg lekkere voorjaarspaddenstoel uit het oog verloor.  

Verbreiding van het Tsjechisch

Volgens het wikipedia artikel Czechs woonden rond 2005 zo’n 2,8 miljoen Tsjechen buiten Tsjechië met de grootste populaties in de VS (1,46 miljoen), Canada (100.000), Italië (85.000) en het VK, Duitsland, Slowakije en Argentinië (alle 4 rond 40.000). Het wikipedia artikel Czech language claimt 12 miljoen mensen die het Tsjechisch als moedertaal zien (Tsjechië zelf telde in 2010 rond 10,5 miljoen inwoners). In heel Slowakije en in delen van Oostenrijk, Kroatië en Servië heeft het Tsjechisch een erkende status als minderhedentaal. Als bewaker van de taal kent de Tsjechische academie van wetenschappen het Tsjechische taalinstituut (Ústav pro jazyk český). Het beschikt slechts over een website in de eigen taal (http://www.ujc.cas.cz/oddeleni/index.php), maar met de vertaalmachine van Google valt daar nog wel chocola van te maken.

Dialecten en minderheden en immigrantentalen

De beide hoofd dialectgroepen van het Tsjechisch zijn het Boheems en Moravisch. De verschillen zijn niet erg groot. Zuidwest Bohemen kent enkele dialecten met eigen kenmerken. Rondom Pilsen klinkt de taal bijv. meer zangerig dan het doorsnee Boheems en even verder naar het westen kent het dialect van een groep afstammelingen van Polen die daar in de 10e eeuw waren heen gehaald als grenswachten (de chodové) nog Pools Silezische invloeden uit die tijd. Het Silezisch van nu lijkt veel op Moravisch, maar in het oosten van Tsjechisch Silezië bestaat het Cieszyn Silezisch dat meer op Pools lijkt. Het wordt m.n. gesproken door de Poolse minderheid daar en kent een officieel erkende status. De grootste minderheden en immigrantentalen zijn echter Slowaaks, Romani (de taal van de Roma zigeuners), Oekraïens en Vietnamees. Erkende minderhedentalen zijn Slowaaks en regionaal Pools, Duits en Oekraïens. Er is een kleine 2talige pers voor de Roma en men staat de taal hier en daar toe op basisscholen. Lokale radio zenders die zich richten op Roma doen dat echter in het Tsjechisch.

Talenkennis en opinie over talen in Slowakije

Oudere Tsjechen kennen vaak Russisch (verplicht op school in de communistische tijd) of Duits (kon op school worden gekozen omdat de DDR bij het Oostblok hoorde). De meesten van jongere generaties spre­ken Engels om­dat ze dat (i.p.v. Duits of Russisch) op school als 2e taal kozen en doordat het een verplichte vreemde taal werd. Het Russisch is nog steeds tamelijk impopulair in Tsjechië. Eind 2005 beschouwde 98% van de Tsjechen Tsjechisch als moedertaal (Eurobarometer 243, wave 64.3). Verder zag 2% een andere erkende EU taal (m.n. Slowaaks) en 0,7% een taal van buiten de EU (m.n. Oekraïens of Vietnamees) mede als zodanig. Het volksdeel dat geen vreemde talen sprak lag iets onder het EU25 gemiddelde (39 om 44%) en het deel dat er minstens 1 sprak lag daar iets boven (61 om 56%). De groep die meer talen kende was gemiddeld qua grootte (minstens 2: 29 om 28%; 3 of meer 10 om 11%). Als reden om geen vreemde taal te leren kwam “geen zin” het vaakst uit de bus (40%, EU 22%; andere opties “geen geld” en “geen tijd”). De talen die men het vaakst kende waren Duits (28%), Engels (25%) en Russisch 20%. In 2007 kregen alle leerlingen in het secundair vervolgonderwijs Engels op school (EU27 83,5%; Eurostat). Verder kreeg 66% Duits (EU 22,5%) en 24,5% Frans (EU 22%). Leerlingen in het lager vervolgonderwijs kregen gemiddeld les in 1,1 vreemde taal (EU27 1,5 taal) en in het hoger vervolgonderwijs in 1,4 (EU 1,3). De kennis van vreemde talen (genoeg om een gesprek te voeren) was relatief verbreid, maar het deel dat een hoge pet op had van de talenkennis in eigen land was relatief klein (32%, EU 44%). Het deel dat liever ondertitels dan nasynchronisatie zag op TV of bij films was ook klein (21 om 37%; men is nasynchronisatie gewend). Het segment dat vond dat er in de omgeving genoeg gelegenheid was om talen te leren lag vrijwel op de EU normaal (49%) evenals het deel dat gebruik zou willen maken van een talencentrum in de buurt (35%).

Het volksdeel dat het nuttig leek voor de eigen zelfontplooiing en carrière om vreemde talen te kennen lag met 83% vrijwel op het EU gemiddelde. Hetzelfde gold voor de groep die talenkennis erg belangrijk vond voor de carrière vooruitzichten van kinderen (72%). Het volksdeel dat het aanbod aan vreemde talen in hun onderwijs voldoende divers achtte was aan de grote kant (68 om 61%). Het deel dat op de basisschool voor het eerst vreemde taalles kreeg kwam ver boven de EU standaard (48 om 24%) en het deel dat er in het vervolgonderwijs voor het eerst mee in aanraking lag daar iets onder (55 om 59%). In Tsjechië vond 39% (EU 39%) 0-5 jaar en 58% (EU 55%) 6-12 jaar een goede leeftijd om met vreemde taalles te beginnen. Voor het leren van een 2e vreemde taal scoorde 0-5 jaar 5% (EU 17%); 6-12 jaar 78% (EU 64%) en 13-19 jaar 12% (EU 11%). Men begint in het 3e jaar van basisschool met Engelse les en het algemeen vormend vervolgonderwijs kent verplicht les in 2 vreemde talen. Het gedeelte dat vreemde talen van school kende lag iets boven de EU standaard (73 om 65%) evenals het deel dat dit een effectieve manier om ze te leren (62 om 57%). Groepsgewijze cursussen met een docent leek dan ook de grootste groep het meest effectief (23%, EU 20%: andere keuzes les op school, bezoek aan een land dat de taal spreekt en privéles).

Eind 2005 had in Tsjechië 27% in de 2 jaar vooraf gewerkt aan verbetering van hun talenkennis over de grens (EU 18%) en 33% (EU 21%) was van plan om dit in het komende jaar te doen. Op de vraag naar 2 voorkeurstalen voor zichzelf koos 70% Engels (EU 68%); gevolgd door Duits (55 om 22%), Russisch 7 om 3%, Frans 6 om 25%, Spaans 3 om 16% en Italiaans 1 om 3%. Voor hun kinderen gaf 89% de voorkeur aan Engels (EU 77%) met daarna Duits (66 om 28%), Frans 9 om 33%, Russisch 9 om 3%, Spaans 4 om 19% en Italiaans 0 om 2%. Het volksdeel dat vond dat taalonderwijs politieke prioriteit verdient was relatief klein (55 om 67%). Het deel dat onderschreef dat iedereen in de EU minstens 2 talen van over de grens moest kennen (45 om 50%) en de aanhang van meer steun aan regio en minderhedentalen (55%, EU 63%) was aan de kleine kant. Het gedeelte voorstanders van één vaste voertaal bij alle EU instellingen (54%) lag vrijwel op de EU normaal. De aanhang van één gemeenschappelijke taal die iedereen in de Eu spreekt (73 om 70%) of van kennis van één taal over de eigen grens als EU norm (89 om 84%) was aan de hoge kant, net als de aanhang voor gelijke behandeling van alle talen in de EU (78 om 72%).