Taal

Stamboom en geschiedenis van het Estisch

Via http://en.wikipedia.org/wiki/Estonian_language zijn info en links te vinden over de Estische taal (Eesti keel). De taalfamilie waar ze onder valt vormt een vreemde eend in de bijt van de EU talen. Deze zijn vrijwel allemaal Indo-Europees. Het Estisch wordt ondergebracht bij de Fins-Oegrische taalgroep van de Oeraalse taalfamilie (naar het Oeralgebergte), waar ook Hongaars en Turks onder vallen. De taalgroep is al minstens 6000 jaar oud. Esten kunnen echter geen Hongaars en Turks verstaan. Dat komt doordat deze beide talen bij de Oegrische tak horen. Mogelijk is de taalgroep vanouds een erfenis van de allereerste bewoners van de regio, de rendierjagers die tijdens de laatste ijstijd West-Europa bevolkten en met de rendieren mee trokken naar het noor­den toen het warmer werd. Het lijkt erop dat de Oegrische tak in Europa terecht kwam via de invasies van Hunnen in de tijd van de volksverhuizingen. Het Estisch valt met ondermeer het Fins en de talen van de Sami (de Lappen willen zo worden genoemd) onder de Fins Permische tak. Deze wordt gesproken door de autochtone bevolking in noord Rusland en is al minstens 5000 jaar lang van Finland tot Siberië aanwezig. Tussen 1500 en 1000 v Chr. begon de Oostzee Finse, Baltisch Finse of Finnische groep zich af te scheiden van de Samische (Lappen) talen en vanaf het begin van de christelijke jaartelling ontwikkelden zich daaruit weer het Estisch en het Fins. In feite ligt het Estisch dichter bij het brongebied oostelijk van de Finse golf dan het Fins.  

Het Estisch is de moedertaal van het merendeel van de bevolking, maar het bleef lang vrijwel louter een spreektaal (wel zijn er claims van runenschrift in het Estisch). Nadat Estland in de 12e en 13e eeuw via de Noordse kruistochten was gekerstend door Denen, Zweden en Duitsers werden deze talen met het Latijn de voertalen onder het geletterde volksdeel dat veelal niet uit Esten bestond. Na 1350 bleven vrijwel alleen Duits en Latijn (als kerktaal) over. Na het ontstaan van de Lutherse kerk in de 16e eeuw werd Latijn minder belangrijk en Zweeds kwam er bij. Tussen 1620 en begin 18e eeuw hadden de Zweden het in Estland voor het zeggen. Ze werden na 1710 opgevolgd door de Russen die het gezag teruggaven aan de nog steeds aanwezige Duitse landadel. Al met al bleef Duits de voertaal onder het geschoolde volksdeel. Wel doken incidenteel teksten op in het Estisch. In de 13e eeuwse kronieken van Hendrik van Lijfland (een Duitse priester) staan plaatsnamen, woorden en zinsdelen in de taal. In de 16e eeuw verschenen de eerste samenhangende teksten in het Estisch in geschriften van de Lutherse kerk. In 1637 werd in Duitsland een Estisch grammaticaboek uitgebracht voor priesters en zo’n 50 jaar later volgde een vertaling van het Nieuwe testament van de bijbel.

De 19e eeuw stond in het teken van ontwakend nationalisme. De aanzet tot profane literatuur in het Estisch vormde rond 1820 een oproep via een gedichtje van 4 regels van de heraut van de Estische nationale literatuur Kristjan Jaak Peterson. Zijn geboortedag 14 maart is nu Moedertaaldag. Mede geïnspireerd door de verlichte Duitse romantische schrijver Johann Gottfried Herder, die in Estland al overgeleverde volkspoëzie had verzameld, begonnen Duitse Estofielen literaire sociëteiten. Deze volgden het voorbeeld van Herder en gaven ook literatuur, kranten en schoolboeken uit in het Estisch. M.n. de in 1870 opgerichte Estische studentensociëteit uit Tartu (met nu 800 leden in Estland, Zweden, Canada en de VS) leverde een belangrijke bijdrage. Te denken valt aan de Monumenta Estonia Antiquae collectie van 800.000 pagina’s en 100.000 liederen die tot stand kwam onder leiding van de koning der Estische folklore Jakob Hurt (1839-1907) en die onder de grootste ter wereld valt. In 1920 werd bij de eerste onafhankelijkheid het Estisch de officiële landstaal. In de Sovjet periode kwam het Russisch daar als zodanig bij, maar bij de 2e onafhankelijkheid in 1989 viel de laatste taal uiteraard weer weg.   

Verbreiding van het Estisch

Op http://www.eki.ee/index.html.en staat de info van het in 1993 opgerichte Eesti Keeli instituut, de regulator en bewaker van het Estisch. Het Estisch heeft alleen een officiële status in Estland en in de EU. Het aantal sprekers die het als moedertaal zien wordt wereldwijd geschat op 1,1 miljoen, waarvan rond 950.000 in Estland zelf. De grootste immigranten gemeenschappen van Esten zitten in Finland, Canada (beide rond 30.000), de VS, Zweden en Rusland (alle 3 rond 25.000).

Kenmerken van het Estisch

Het Estisch is voor de meeste Europeanen moeilijk te leren. De regels zijn heel anders zijn dan bij de Indo-Europese talen. Typerende zijn bijv. veel naamvallen (14) en lange woorden (voorzetsels/ vervoegingen die aan zelfstandige naamwoorden en werkwoorden wor­den vastgeplakt), een overvloed aan klinkers en weinig medeklinkers. De letters f, š, z en ž komen slechts voor in vreemde leenwoorden en de letters c, q, w, x en y kent het Estisch in het geheel niet (op de y na allemaal medeklinkers). De taal kent naast de a, e, i, o en u als extra klinkers de ä, ö, ü en õ. Er kunnen bijv. woorden ontstaan met 4 dezelfde klinkers achter elkaar. Een klassieker is wat dit betreft de frase “kuuuurijate töööö jäääärel” die niet staat voor het nachtelijke gehuil van een Estischtalige wolf maar voor “de werknacht van de maanonderzoeker aan de ijsrand”. De klemtoon ligt vrijwel altijd op de eerste lettergreep. Het werkwoord hebben is in het Estisch en Fins onbekend (bezit drukt men uit met “bij mij is”). Esten kennen, net als Hongaren en Finnen, geen onderscheid tussen hij en zij en dat leidt nog wel eens tot vergissingen bij Esten die Engels of Duits praten. De woord volgorde in zinnen ligt niet erg vast.

Het Estisch kent meer indo Europese taalinvloeden dan het Fins. De taal heeft bijv. bijna een derde van zijn woordenschat ontleend aan Germaanse talen; het vaakst Duits (22-25%), maar ook Nederlands en Scandinavische talen en vooral later Engels. Op http://www.eestikeel.nl/ is bijv. te zien dat verrassend veel woorden in het Estisch en Nederlands heel aardig overeen komen, alleen wel met een Fins-Oegrische uitgang. Invloeden van het Russisch of van de Baltische talen Lets en Litouws zijn er relatief weinig. Estisch en Fins is qua uitwisselbaarheid vergelijkbaar met Engels en Fries. Wel kunnen Esten Fins beter verstaan dan andersom. Mede vanuit het Sovjet verleden is kijken naar de Finse TV populair en Finland is voor Esten een populaire reisbestemming. 

Dialecten, minderheden en immigrantentalen

Als belangrijkste dialectgroepen onderscheidt men noord Estisch (rond Tallinn) en zuid Estisch (rond Tartu). Dialecten van de noordoost kust (rannikkumurre) lijken relatief veel op Fins en worden wel gezien als aparte groep. De 5 noord Estische dialecten zijn het keskemurre (middendialect) van Tallinn e.o. waar de standaard taal aan is ontleend, het westelijke en zuidwestelijke dialect van de provincies Lääne en Pärnu, de dialecten van de eilanden Saaremaa en Hiiuma (Saartemurre) die Zweedse invloeden kennen en het Idamurre langs de noordwestkust van het Peipusmeer in het oosten. In het zuid Estisch onderscheidt men de 4 dialecten Tartu, Mölgi, Võru en Setu. Daarbij wordt het Setu wel gezien als onderdeel van het Võru, al denken de sprekers van Setu daar soms anders over. Het Võru met 70.000 sprekers probeert in elk geval erkenning te krijgen als officiële taal. Het wijkt het meest af van het standaard Estisch en staat naar verluidt het dichtst bij de prehistorische taal van m.n. zuid Estland.   

De grootste minderheden of immigrantentaal in Estland is uiteraard het Russisch, want rond een kwart van de bevolking bestaat uit etnische Russen. Estland kent geen erkende minderheden talen, maar de wet op de minderheden staat naast les in het Estisch onderwijs in de eigen taal toe. Voor 1998 kende bijna niemand van de 1e en 2e generatie binnen het Russische volksdeel Estisch, maar in 2010 sprak 64% van de niet Esten de taal. Het Russisch talige volksdeel is geconcentreerd in de voornamelijk Russischtalige plaatsen Narva (66.000 inwoners) en Kohtla-Järve (47.500) in de noordoostelijke grensprovincie Ida-Viru (rond 80% van de bevolking is daar Russisch) en in Tallinn (rond 40%). Onder de immigranten talen zijn verder Wit Russisch (2% van de bevolking), Oekraïens (1,2%) en Fins (0,8%) het belangrijkst. Baltische Duitsers en Zweden zijn er bijna niet meer in Estland.

Talenkennis en opinie over talen in

Eind 2005 beschouwde 82% van de Esten Estisch, 18% een niet EU taal (93% Russisch) en 1% een andere erkende EU taal (veelal Fins) als moedertaal (bron Eurobarometer 243, wave 64.3). Daarmee was het volkdeel dat een vreemde taal als moedertaal zag het grootst binnen de EU. Het volksdeel dat geen vreemde talen sprak was met 11% klein (EU25: 44%) en het deel dat ze wel sprak groot (minstens 1 taal 89 om 56%, minstens 2: 58 om 28%, 3 of meer: 24 om 11%). Als reden om geen vreemde taal te leren kwam “geen geld” het vaakst uit de bus (33%, EU 22%; andere opties “geen zin” en “geen tijd”). De talen die men het vaakst kende waren Russisch (66%, EU 6%), Engels (46 om 38%) en Duits (22 om 14%). M.n. bij gesprekken op het werk, contact met vrienden en TV kijken/ radio luisteren gebruiken Esten vreemde talen boven gemiddeld vaak, maar bij vakantie en reizen en contact met familie bleef het gebruik duidelijk onder de EU normaal. Het bijna dagelijkse gebruik (tekst lezen, spreken) van Engels viel boven deze standaard (buiten Engelstalige landen: 17 om 12%, NL 38%, BE 17%). Van de 17% Russischtalige Esten gebruikte 70% (vrijwel) dagelijks Estisch. In 2008 kreeg 96% van de leerlingen in het secundair vervolgonderwijs Engels (EU 93%), 39% Duits (om 27%) en 7% Frans (om 25%, Eurostat). Leerlingen in het lager vervolgonderwijs kregen gemiddeld les in 2 vreemde talen (EU27 1,4 taal). De kennis van vreemde talen is wijdverbreid en het deel dat een hoge pet op had van de talenkennis in eigen land (76 om 44%) of dat liever ondertitels dan nasynchronisatie ziet op TV/ bij films (63 om 37%; men is ondertiteling gewend) was groot. Relatief weinigen vonden dat er in de omgeving genoeg gelegenheid was om talen te leren (39 om 51%) en een boven gemiddeld deel zou gebruik willen maken van een talencentrum in de buurt (44 om 36%).

Het volksdeel dat het nuttig leek voor de eigen zelfontplooiing en carrière om vreemde talen te kennen was boven gemiddeld groot (92%, EU 83%) en de groep die talenkennis erg belangrijk vond voor de carrière vooruitzichten van kinderen was van doorsnee grootte (73%). Naar verhouding velen vonden het aanbod aan vreemde talen in hun onderwijs voldoende divers (72 om 61%). Zowel het volksdeel dat te kennen gaf dat men in de onderbouw van de basisschool voor het eerst vreemde taalles kreeg (65%, EU 24%) als het deel dat er in het vervolgonderwijs mee in aanraking kwam (72 om 59%) was boven gemiddeld. Thans wordt ook op de onderbouw Engelse les gegeven. Naar verhouding weinig Esten waren er voor om vroeg met vreemde taalles te beginnen. Zo vond bij een 1e taal 22% (EU 39%) 0-5 jaar en 71% (EU 55%) 6-12 jaar daar een goede leeftijd voor en voor het leren van een 2e vreemde taal scoorde 0-5 jaar 5% (EU 17%); 6-12 jaar 78% (EU 64%) en 13-19 jaar 10% (EU 11%). Veel Esten (86 om 66%) kenden vreemde talen van school, maar een onder gemiddeld deel (50 om 57%) leek dat een effectieve manier om ze te leren. Een taalcursus met een docent scoorde het hoogst op de vraag naar hoe men zelf het beste een taal zou kunnen leren gegeven de omstandigheden (29 om 20%, andere keuzes: les op school, individuele taalles, land bezoeken waar men de taal spreekt).  

Eind 2005 was het aandeel Esten dat in de 2 jaar vooraf gewerkt aan verbetering van de eigen talenkennis over de grens boven gemiddeld groot (26%, EU 18%) net als het segment dat van plan was dit het komende jaar te doen (29 om 21%). Op de vraag naar 2 voorkeurstalen voor zichzelf koos 76% Engels (EU 68%), gevolgd door Russisch (48 om 3%), Duits (14 om 22%), Frans (2 om 25%), Spaans (1 om 16%) en Zweeds (1 om 1%). Voor hun kinderen was de volgorde van voorkeuren dezelfde (Engels 94 om 77%, Russisch 47 om 3%, Duits 22 om 28%, Frans 6 om 33%, Spaans 1 om 19%, Zweeds 1 om 0%). Qua Europese gezindheid op taalgebied speelt wellicht een rol dat veel Esten beseffen dat hun eigen taal klein en buitenissig is. De aanhang voor gelijke behandeling van alle talen in de EU (88 om 72%) of meer steun aan regio en minderhedentalen (77 om 63%) was boven gemiddeld van grootte. Hetzelfde gold voor het volksdeel dat onderschreef dat iedereen in de EU minstens 1 taal (91 om 84%) of 2 talen (62 om 50%) van over de grens moet kennen. Het gedeelte voorstanders van één vaste voertaal bij EU instellingen (51 om 55%), één taal die iedereen in de Eu spreekt (53 om 70%) of meer politieke prioriteit voor taalonderwijs (58 om 67%) was relatief klein.