Taal

Plaats in de talenstamboom en geschiedenis

Het Duits behoort binnen de Indo Europese taalfamilie met het Nederlands en Fries en de Angelsaksisch talen (Engels en Schots) tot de West Germaanse talen. De taal is in het verleden m.n beïnvloed door Latijn, Frans en Jiddisch. Oorspronkelijk was Duitsland een verzameling van deelstaten met minstens evenzoveel dialecten. De Duitse bijbelvertaling van Luther in de 16e eeuw leverde een belangrijke bijdrage aan het tot stand komen van een eenheidstaal. Het Duitse woordenboek van de gebroeders Grimm, dat tussen 1862 en 1960 uitkwam, is het meest compleet in zijn soort en het Duden handboek uit 1860 bevatte voor het eerst de belangrijkste regels voor grammatica en spelling. In 1998 werd een spellingshervorming doorgevoerd die in 2006 definitief zijn beslag kreeg. De gemeenschappelijke taal is in Duitsland zeker vanaf de 19e eeuw een belangrijke bindende factor geweest. In centraal, noord en oost Europa was het Duits (mede door de Hanze handelsgemeenschap en de vroegere Duitse gebieden Pruisen en Silezië) buiten Duits grondgebied lang de 2e omgangstaal. In de afgelopen 20 tot 30 jaar is het aantal Engelse leenwoorden en Anglicismen in het Duits sterk toegenomen (een mooi voorbeeld van het aldus ontstane “Denglish” is het Duitse woord “handy” voor mobiele telefoon).

Verbreiding van het Duits

Het Duitse taalgebied (Deutscher Sprachraum) strekt zich uit tot ver buiten de eigen grenzen. Het beslaat wereldwijd rond 105 miljoen mensen, waarvan 95 miljoen in Europa. Behalve in Duitsland zelf (voor 90% van de bevolking is Duits de moedertaal) is het de officiële landstaal in Oostenrijk (96% moedertaal) en Liechtenstein. De taal heeft in Zwitserland (voor 64% de moedertaal) en Luxemburg een officiële status als meerderheidstaal en in België en Namibië als minderhedentaal. In Denemarken en het Italiaanse Zuid Tirol heeft het regionaal een officiële status en in Tsjechië, Hongarije (Donauschwaben) en het Roemeense Transsylvanië (Saksen en Banatschwaben) wordt het erkend als minderheidstaal. Grote of kleine Duits sprekende minderheden die niet als zodanig zijn erkend wonen al vanouds in Polen, Frankrijk, Rusland, de Baltische staten, Slowakije, Slovenië, Kroatië, Servië, Oekraïne en Kazakstan en meer recentelijk in Latijns Amerika en Spanje (m.n op Ibiza en de Canarische eilanden).

Eind 2005 was het Duits voor 18% van de EU bevolking de moedertaal en daarmee scoorde het als zodanig het hoogst binnen de EU. Het is met 8% de op één na meest gebezigde taal op het internet (Engels 50%) en de op 2 na meest onderwezen vreemde taal ter wereld (ook in de VS waar afstammelingen van Duitsers de grootste blanke bevolkingsgroep vormen). In Europa is Duits de op één na bekendste buitenlandse taal. Wereldwijd leerden zo’n 80 miljoen mensen het als vreemde taal. Eind 2005 kon naar eigen zeggen 32% van de EU inwoners Duits spreken; variërend van 3 à 4% in het VK en Italië tot 54% in Denemarken en 66% in Nederland (hoogste EU). Velen die Duits leren vinden de naam­vallen berucht en de vele samengestelde woorden kenmerkend. In de meeste Europese landen is de Duitse TV op kabel of satelliet te ontvangen.

Generaties en gewoonten

De kloof tussen de voor en naoorlogse generaties is groot in Duitsland. Bejaarde Duitsers zijn opgegroeid in een sfeer waarin Duitsland boven alles ging en engels als verplicht vak op school niet nodig werd gevonden. Velen van de naoorlogse generatie voelen zich ongemak­kelijk bij uitingen van nationalisme of vaderlandsliefde en vinden het juist belangrijk om ook Engels te kennen. In Duitsland worden veel meer studieboeken vertaald dan in Nederland en op de Duitse tv is het de gewoonte om buitenlandse films in het Duits na te synchroniseren. Men kan zich, de mate van geletterdheid in het land en de meer recente geschiedenis in aanmerking ne­mend, afvragen in hoeverre uit dat nasynchroniseren een gebrek aan respect voor andere culturen spreekt en in hoeverre het stimuleren van het besef dat de hele wereld geen Duits spreekt (en ook nooit zal spreken) onderdeel zou moeten zijn van de volksopvoeding.

Het Goethe-instituut ter verbreiding van de Duitse taal en cultuur heeft daar wellicht ideeën over. Het heeft over de hele wereld afdelingen. Eind 2005 was het volksdeel dat liever ondertitels dan nasynchronisatie had in Duitsland het kleinste binnen de EU (19%, EU 37%). Het deel dat het erg nuttig leek voor zelfontplooiing en carrière om vreemde talen te kennen groeide tussen 2001 en 2006 echter met 20% (bij de groei top3 binnen 13 Eu landen waar het was bijgehouden) naar 82% (rond EU25 normaal) en het deel dat talenkennis erg belangrijk vond voor de carrièreperspectieven van hun kinderen was eind 2005 met 84% het grootste binnen de EU na dat in Griekenland (EU 75%).

Streektalen en immigrantentalen

Het Duits kent talloze dialecten (Deutsche Mundarten) met behoorlijke verschillen. Omdat de Noord-Duitsers in la­ger gelegen gebieden wonen dan hun zuidelijke landgenoten heten Noord-Duitse dia­lecten plat en Zuid-Duitse dialecten hoog. De oorsprong van de Duitse eenheidstaal ligt in het Hoogduits. De Platduitse dialecten van het noorden zijn meer verwant aan het Nederlands. Ze kunnen grofweg worden verdeeld in de op Gronings, Drents, Twents en achterhoeks lijkende Nedersaksische en de aan het Limburgs verwante Nederfrankische dialecten. Het Jiddisch dat door Joden verspreid over de wereld nog wordt gesproken is echter een Hoogduits dialect evenals het Jenisch van de witte zigeuners in Duitsland. Alle Duitstalige gemeenschappen buiten het Duitsland van nu hebben hun eigen dialecten ontwikkeld.

De erkende oude minderhedentalen van Duitsland zijn het Deens (zo’n 9.000 sprekers in Sleeswijk-Holstein), het Noordfries (met veel dialecten en nog maar 10.000 bejaarde sprekers verspreid over de Duitse waddeneilanden, Helgoland en Neder-Saksen een ernstig bedreigde taal), het Platduits (5 tot 8 miljoen sprekers, waarvan minstens een miljoen in Nederland) en het aan Tsjechisch en Pools verwante Westslavische Sorbisch niet ver van de Tsjechisch Poolse grens (rond 50.000 sprekers). De erkenning houdt bijv in dat bij instanties 2talige naamborden bestaan en dat op basisscholen in de taal kan worden onderwezen. Niet erkende minderhedentalen zijn die van de Sinti en Roma zigeuners (oorspronkelijk uit India) en van de Jenische. De Jenische zijn witte zigeuners van onbekende herkomst waarvan er in Duitsland nog zo’n 200.000 rondlopen. De grote immigrantentalen Turks (2 miljoen sprekers), Italiaans (500.000) en Grieks (300.000) werden in de 60e er en 70e jaren door gastarbeiders geïntroduceerd en hebben zich verder verbreid via gezinshereniging en nieuw ondernemerschap. Het Russisch kwam m.n binnen via 4 miljoen geïmmigreerde Russlanddeutsche en via uit de voormalige Sovjet Unie gevluchte joden. Poolse vluchtelingen en werknemers brachten het Pools (400.000 sprekers). Eind 2005 was een kleiner aandeel Duitsers dan EU burgers voor meer steun aan regio en minderhedentalen (55 om 63%) en ook het deel dat vond dat alle talen in de EU gelijk behandeld moeten worden was relatief klein (62 om 72%).

Duitse linguïsten zien het Kollumerpompsters of Pompsters van het dorpje Kollumerpomp ten zuiden van de Lauwersmeerpolder als een mengsel van Nederlands, Fries en Duits. Tot hun verdriet telt dit uitstervende dialect nog maar zo’n 200 veelal bejaarde sprekers.

Talenkennis in Duitsland

Wel zijn veel Duitsers voorstander van één taal die iedereen in de Eu spreekt (eind 2005: 79%, hoogste EU25, Eu 70%) en 86% (EU84%) onderschreef de stelling dat iedereen in de EU minstens één taal over de eigen grens moet kunnen spreken. De kennis van andere talen dan het Duits (voldoende om een gesprek te kunnen voeren) ligt in Duitsland iets boven het Eu gemiddelde en het volksdeel dat een hoge pet opheeft van de talenkennis in eigen land ligt daar wat verder boven (56%, EU 44%). Eind 2005 sprak 1 op de 3 Duitsers (EU 44%) geen vreemde talen, 67% (EU 56%) sprak er minstens 1, 27% (EU 28%) minimaal 2 en 8% (EU 11%) 3 of meer. De 3 vreemde talen die buiten de eigen moedertaal het vaakst werden beheersd waren Engels (56%), Frans (15%) en Duits (9%; een keus op het conto van het grote allochtone volksdeel). In 2003 was nog 62% van de bevolking (EU15 zonder VK en Ierland 58%) naar eigen oordeel enigszins tot uitstekend in staat tot het lezen van Engelse teksten. In 2006 kregen middelbare scholieren gemiddeld les in 1,2 vreemde taal (EU 1,4 vreemde taal).

Eind 2005 vond 47% van de Duitsers (EU25 55%) 6-12 jaar en 43% 0-5 jaar (EU 39%) een goede leeftijd om met vreemde taalles te beginnen. Het volksdeel dat op de basisschool al in aanraking kwam met een 1e vreemde taal was relatief klein (19%; EU 24%) en het deel dat in het vervolgonderwijs voor het eerst buitenlandse taalles kreeg relatief groot (69%, EU 59%). In 2006 kreeg 94% van de leerlingen in het algemeen vormende secundaire vervolgonderwijs Engelse les (EU27 89,5%). Eind 2005 had 19% van de Duitsers (EU 18%) in de 2 jaar vooraf gewerkt aan verbetering van hun talenkennis over de grens en 24% (EU 20%) was van plan om dit in het komende jaar te doen. Op de vraag naar 2 voorkeurstalen koos een relatief groot deel (81%, EU 68%) Engels, gevolgd door Frans (28%, EU 25%) en Spaans (12%, EU 16%). Als reden om geen vreemde taal te leren kwam “geen tijd” het vaakst uit de bus (36%, Eu 34%; andere opties: “geen zin” en “geen geld”). De meeste Duitsers (69%; EU 65%) kennen vreemde talen van school en het deel dat dit een effectieve manier vond om ze te leren was vrij groot naar EU maatstaven (62 om 57%).