Taal

Stamboom en geschiedenis van het Litouws

Via http://lietuva.lt/en/about_lithuania/lithuanian_language zijn info en links te vinden over de Litouwse taal (lietuvių kalba). Het Litouws valt samen met het Lets onder de Baltische tak van de Indo Europese taalfamilie. Beide zijn de enige 2 nog levende Baltische talen met een officiële status. De Baltische talen zijn erg interessant voor taalkundigen omdat ze het meest kenmerken hebben behouden van de indo Europese oertaal. Deze stamt uit de Kaukasus en kent invloeden uit het Indiase Sanskriet (vandaar de term Indo-Europees). Ook in het Litouws van nu zijn Sanskriet woorden terug te vinden en de natuurreligie en folklore van Litouwen, waar nog relatief veel van over is, kent goden en mythen die aan het hindoeïsme herinneren. Het oorspronkelijke Indo Europees kwam na 2000 v Chr. terecht langs de Oostzeekust en scheidde zich rond 1000 v Chr. af van de Slavische talen. Vanaf 800 na Chr. begonnen Litouws en Lets langzaam uit elkaar te groeien. Naar klankleer is het Litouws het oudst en uit de klanken kunnen Slavische klanken worden afgeleid. Het Lets is meer dan het Litouws beïnvloed door de Lijflandse zwaardbroeders uit Duitsland die later opgingen in de Teutoonse ridders. Het huidige standaard Litouws ontwikkelde zich vanuit dialecten van de hooglanden van noordelijk centraal Litouwen (westelijk Aukštaitija). Het kustdialect, het Samogitisch of laagland Litouws, is verwant aan het (vrijwel) uitgestorven Koers en oud Pruisisch.  

Het Litouws is de moedertaal van het merendeel van de bevolking, maar het bleef lang vrijwel louter een spreektaal. De eerste teksten in het in de taal verschenen tussen 1503 en 1525. Het waren vertaalde religieuze teksten (het Onze Vader, het Weesgegroet en de geloofsbelijdenis van Nice uit 325). Nadien werd weinig in het Litouws geschreven, mede omdat de meeste sprekers analfabeet waren. Een stimulans voor de ontwikkeling van de taal vormde een verbod op het spreken en schrijven ervan door de Russische gouverneur in 1862. Dat was in een tijd dat er een springlevende nationalistische beweging bestond van geletterde Litouwers die veelal opereerde vanuit het aangrenzende Duitse Oost Pruisen (ook wel klein Litouwen genoemd), onder meer via boeken smokkelaars. Mede door toedoen van deze nationalistische beweging werd de ban in 1904 opgeheven. De praktisch ingestelde linguïst Jonas Jablonskis (1860-1930) leverde o.m. met zijn Lietuviškos kalbos gramatika een belangrijke bijdrage aan het moderne standaard Litouws. Daarbij nam hij de dialecten van noordelijk centraal Litouwen als uitgangspunt in combinatie met kenmerken van het Oost Pruisische Litouws. Op die manier kwam hij tot een taal die het best aansloot bij de populairste spreektaal en toch relatief zuiver was.

Sinds 1918 is het Litouws de officiële taal in het land. In de Sovjet tijd moest men deze positie delen met het Russisch. Sovjet immigranten hoefden echter geen Litouws te leren terwijl alle Litouwers in het maatschappelijke verkeer Russisch wel moesten beheersen. In 1961 werd de commissie voor de Litouwse taal (http://www.vlkk.lt/eng/2) ingesteld als non gouvernementele taalregulator. Sinds 1990 is het een officiële staatsinstelling. In het eerste boek in het Litouws uit 1547 bestond 20% van de tekst uit leenwoorden. Ook in de 20e eeuw werd de taal vervuild met invloeden uit het Russisch. Na 1990 werd m.n. aan Engelse termen een Litouwse draai gegeven. De overheid streeft na om equivalenten uit het Litouws te introduceren, maar die slaan niet erg aan omdat velen ze oubollig vinden. Begin 2012 was de nieuwste taalwet 10 jaar oud. Het Litouws is de officiële taal, maar minderheden mogen er eigen media in de eigen taal op na houden en deze mogen ze naast het Litouws ook op scholen onderwijzen. In 2006 organiseerde de taal commissie een eerste nationaal dictee op de radio met 2400 deelnemers. Sinds 2004 is het Litouws 1 van 23 officiële EU talen. In Polen is het erkend als minderheden taal.

Verbreiding van het Litouws

Winter 2012 meldde de taalcommissie dat Litouwen 2,7 miljoen moedertaal sprekers telt en dat van de rest van de bevolking (rond 400.000) ruim 90% de taal redelijk tot goed beheerst. Verder schatte men het aantal sprekers buiten LT op 650.000. Van dat laatste is uiteraard moeilijk hoogte te krijgen. Wikipedia schatte in “Lithuanian people” dat wereldwijd rond 4 miljoen mensen zichzelf als Litouws zien. Buiten LT leeft het grootste deel daarvan in de VS (700.000), met daarna Brazilië en het VK (beide 200.000), Ierland (120.000), Zuid Afrika 60.000 en Rusland en Canada (beide rond 45.000).  

Kenmerken van het Litouws

Via http://www.omniglot.com/writing/lithuanian.htm is praktische taalinfo te vinden (incl. frasen met uitspraak). De beide Baltische talen Litouws en Lets zijn qua uitwisselbaarheid te vergelijken met Duits en Engels. Voor andere Europeanen zijn ze moeilijk te leren. Ze zijn ouder dan de grote Indo Europese talen in de EU en kennen meer overeenkomsten met Sanskriet en Slavische talen dan de Germaanse en Latijnse talen. Het Litouwse alfabet telt 32 letters. Onder de letters van het gangbare Latijnse alfabet ontbreken de Q, W en X zodat er 23 over blijven. De andere 9 zijn Latijnse letters met een leesteken dat de uitspraak verandert. Ze worden aldus gezien als aparte letters. De klinkers a, e, i en u komen bijv. vaak met een staartje (ą, ę, į, ų; Ą , Ę , Į , Ų) dat in het Litouws nosinė (nasaal) heet. De Ė (ė) wordt uitgesproken als de e in banket en de ū als een lange oe. Op de c, de s en de z kan, net als in het Tsjechisch, een horizontaal haakje (hāček) komen om er een sj klank van te maken. De gewone c klinkt bijv. als ts in tsaar en de č als de ch in het Engelse chair. Het Litouws geldt als een fonetische taal (d.w.z. men schrijft zoals men praat), maar dat klopt vanuit een Nederlands of Angelsaksisch perspectief niet altijd. De klemtoon varieert nogal en de woordvolgorde in zinnen ligt niet vast. Meer dan in het Nederlands wordt de vorm van een woord aangepast aan de grammaticale functie. Aan geslachten kennen de talen alleen mannelijk en vrouwelijk.

Dialecten, minderheden en immigrantentalen

Als belangrijkste dialectgroepen (tarmės) onderscheidt men het hoogland dialect (Aukštaičių tarmė) van het binnenland en het laagland Litouws van een brede kuststrook  (Samogitisch, in het Litouws Žemaičių of Žemaitiu) dat zich ontwikkelde vanuit de thans vrijwel uitgestorven Koerse taal. Deze werd ook in het westen van Letland gesproken en ging in Oost Pruisen geleidelijk over in het volledig uitgestorven oud Pruisisch. Beide dialectgroepen zijn zo verschillend dat sprekers elkaar moeilijk kunnen verstaan. De 2 groepen worden op hun beurt weer verdeeld in 3 subdialecten. Het hoogland Litouws kent veruit de meest sprekers en het standaard Litouws is het meest verwant aan het hoogland Litouws van het zuidoosten. Bij het laagland Litouws ligt het rond 500.000. In het laagland Litouws worden net als in het Deens veel klanken afgekapt. Het dialect gaat snel achteruit, mede doordat het door de media erg weinig wordt gebruikt.   

Niet inheemse minderheden hebben recht op staatssteun bij het onderhouden van hun eigen cultuur (bijv. via eigen media en clubs) en op gesubsidieerd onderwijs in de eigen taal op 2talige scholen (de enkeltalige scholen gaan er uit). Onderwijsinstellingen zijn verplicht info in hun lesprogramma op te nemen rond etnische culturen. In officiële stukken en bij dito gelegenheden (bijv. rechtszaken) is Litouws de voertaal. De grootste minderheden of immigrantentalen in LT zijn Pools en Russisch. Het aandeel minderheden in de bevolking zakte tussen 1989 en 2011 van 20,4% naar 15,4%. In 2011 waren de Polen de grootste minderheid (van 7 naar 6%). Ze wonen bijna allemaal in het zuidoosten in en rond Vilnius. Het aandeel Russen halveerde bijna (van 9,4 naar 4,8%). Ze wonen meer verspreid over het land. De 3e minderheid, de Witrussen (ook vooral in het zuidoosten) ging van 1,7 naar 1,1% en de 4e, de Oekraïners, van 1,2 naar 0,6%. In het basisonderwijs zakte het aandeel leerlingen op een anderstalige school (nu vrijwel allemaal 2talig) tussen 2000 en 2010 van 11 naar 8% (Russisch 4%, Pools 3%). Engels komt als lestaal voor in hoger onderwijs en op internationale scholen. Volgens de taalcommissie kan 90% van de minderheden zich goed in het Litouws redden.

Talenkennis en opinie over talen in Letland

Eind 2005 zag in Litouwen 88% Litouws, 7% een niet EU taal (veelal Russisch) en 5% een andere erkende EU taal (veelal Pools) als moedertaal (bron Eurobarometer 243, wave 64.3). Het volksdeel dat geen vreemde talen sprak was met 8% erg klein (EU25: 44%) en het deel dat ze wel sprak groot (minstens 1 taal: 92 om 56%, minstens 2: 51 om 28%, 3 of meer: 16 om 11%). Als reden om geen vreemde taal te leren kwam “geen geld” het vaakst uit de bus (33%, EU 22%; andere opties “geen zin” en “geen tijd”). De vreemde talen die men het vaakst kende waren Russisch (80%, EU 6%), Engels (32 om 38%) en Pools (15%). M.n. bij contact met vrienden, TV kijken/ radio luisteren en lezen (boeken, tijdschriften) gebruiken velen in LT vreemde talen, maar bij vakantie en reizen (6 om 42%), studie, contact met familie en internetten bleef het gebruik onder de EU normaal. Het internet gebruik was eind 2005 nog laag in LT. Het bijna dagelijkse gebruik van Engels (tekst lezen, spreken) viel iets onder het EU gemiddelde buiten Engelstalige landen (10%, NL 38%, BE 17%). Russisch werd door 21% vrijwel dagelijks gesproken en Pools door 2%. Van de 12% anderstaligen in LT gebruikte bijna 60% dagelijks Litouws. In 2010 kreeg 92% van de leerlingen in het secundair vervolgonderwijs Engels (EU 94,5% in 09), 16,5% Duits (om 26,5%) en 3,5% Frans (om 26%, Eurostat). Het deel dat Engels krijgt steeg relatief sterk, deels ten koste van beide andere talen. Leerlingen in het vervolgonderwijs binnen de leerplicht kregen gemiddeld les in 1,8 vreemde taal (EU27 1,4 t) en in het secundair vervolgonderwijs in 1,4 taal (EU ook 1,4t). Een boven gemiddeld volksdeel had een hoge pet op van de talenkennis in eigen land (51 om 44%) maar relatief weinigen zagen liever ondertitels dan nasynchronisatie op TV/ bij films (26 om 37%, in LT is bij TV programma’s voice-over het meest gebruikelijk). Het segment dat vond dat er in de omgeving genoeg gelegenheid was om talen te leren was het kleinst binnen de EU (27 om 51%) en de groep die gebruik zou willen maken van een talencentrum in de buurt het grootst (53 om 36%).

Relatief velen in LT leek het nuttig voor eigen ontplooiing en carrière om vreemde talen te kennen (88%, EU 83%) of vonden talenkennis erg belangrijk voor carrière kansen van kinderen (80 om 73%). Een ruim gemiddeld deel achtte het aanbod aan vreemde talen in hun onderwijs voldoende divers (63%). Slechts weinigen gaven te kennen dat ze in de onderbouw van de basisschool voor het eerst vreemde taalles kregen (18%, EU 24%) en het deel dat er pas in het vervolgonderwijs mee in aanraking viel samen met NL en Denemarken onder de EU top3 (76 om 59%). Litouwers stonden niet zo open voor vroeg beginnen met vreemde taalles. Zo vond bij een 1e taal 19% (EU 39%) 0-5 jaar en 80% (EU 55%) 6-12 jaar daar een goede leeftijd voor en voor het leren van een 2e vreemde taal scoorde 0-5 jaar 5% (EU 17%); 6-12 jaar 78% (EU 64%) en 13-19 jaar 13% (EU 11%). Veel Litouwers (79 om 66%) kenden vreemde talen van school, maar een onder gemiddeld deel (50 om 57%) leek dat een effectieve manier om ze te leren. Individueel les van een docent scoorde het hoogst op de vraag naar hoe men zelf het beste een taal zou kunnen leren gegeven de omstandigheden (24 om 16%, andere keuzes: les op school, taalcursus in groep, land bezoeken waar men de taal spreekt).  

Eind 2005 was het aandeel Litouwers dat in de 2 jaar vooraf gewerkt aan verbetering van de eigen talenkennis over de grens (25%, EU 18%) of van plan was dit het komende jaar te doen (27 om 21%) relatief groot. Op de vraag naar 2 voorkeurstalen voor zichzelf koos 87% Engels (EU 68%) met daarna Russisch (50 om 3%), Duits (28 om 22%), Frans (4 om 25%) en Spaans (1 om 16%) of Italiaans (1 om 3%). Voor hun kinderen was de volgorde van voorkeuren Engels 93 om 77%, Russisch 43 om 3%, Duits 34 om 28%, Frans 6 om 33% en Spaans 2 om 19%. Qua Europese gezindheid op taalgebied speelt wellicht een rol dat velen in LT beseffen dat hun eigen taal klein en tamelijk buitenissig is. De aanhang voor meer steun aan regio en minderhedentalen (74 om 63%) of gelijke behandeling van alle talen in de EU (87 om 72%) was relatief groot. Hetzelfde gold voor het volksdeel dat onderschreef dat iedereen in de EU minstens 1 taal (89 om 84%) of 2 talen (69 om 50%) van over de grens moet kennen. Een doorsnee deel was voor één vaste voertaal bij EU instellingen (56%) of één taal die iedereen in de Eu spreekt (71%), maar meer politieke prioriteit voor taalonderwijs scoorde onder gemiddeld (57 om 67%).