Tijdsbesteding, recreatie en huishoudelijke bezittingen

Bestedingen aan en belang van vrije tijd

In België (BE) lagen de bestedingen van overheden voor recreatie, cultuur & religie; tussen 2006 en 2015 met ca. 1,3% van het bbp iets boven het EU gemiddelde (EU rond 1,1% bbp). In 2015 is hierop door de overheid van BE gesnoeid (1,2 om 1,0% bbp; 2,2 om 2,2% van alle overheidsuitgaven; data). Van de uitgaven kwam de helft op conto van de eerste decentrale laag (gewesten & taalgemeenschappen). Bij huishoudens bewogen deze uitgaven rond het EU gemiddelde en evenals in de EU zakten ze na 2007 een fractie (8,6% van alle huishouduitgaven in 2015, EU 8,5%; data). In BE ging het meeste (maar naar EU maatstaf relatief weinig) naar recreatieve & culturele diensten als recreatie & sport, cultuur & gokken (32%, EU 36% in 2015), gevolgd door uitrusting, tuinieren & huisdieren (20 om 23%), pakketreizen (16 om 7%), lectuur/ leesvoer (14 om 13%), audiovisueel/ ICT (13 om 15%) en overige duurzame gebruiksgoederen (3 om 4%). Belgen geven als relatief Bourgondisch volk iets meer dan gemiddeld in de EU uit aan eten & drinken (13,3 om 12,3% in 2015) en genotsmiddelen (4,2 om 4%), maar relatief weinig aan horeca (6,2 om 8,5%), m.n. aan onderdak (0,7 om 1,7%; catering 5,6 om 6,8%). Ook de bestedingen voor onderwijs (0,4 om 1,1%), vervoer (11 om 13%; aanschaf voertuig 3 om 3,5%, onderhoud voertuig 6,8 om 6,5%; openbaar vervoer 1,2 om 2,9%) en communicatie (smartphone etc. 2,2 om 2,5%) lagen onder gemiddeld. Een doorsnee deel ging naar kleding & schoeisel (4,7%), woonlasten (24,4%) of diverse goederen & diensten (12,3 om 11,5%: seksuele diensten 2,5 om 1,6%, financiële diensten 3,1 om 2,6%; sociale bescherming 1,6 om 1,4%; verzekering 2,5 om 2,5%, persoonlijke verzorging 2,1 om 2,5%) en relatief veel naar gezondheid (6,5 om 3,9%) en inrichting & onderhoud (6,2 om 5,4%).

Naar belang van levensgebieden was voorjaar 2012 het segment dat onderschreef dat vrije tijd belangrijker hoort te zijn dan werk in BE gemiddeld van grootte (42%; EU 41%; 77, QE1.8). Na voorjaar 2008 was het 5% gekrompen (EU -2%). In 2006 was het deel dat familie (96%), vrienden (93%) vrije tijd (88%) of helpen/ vrijwilligerswerk (80%) tot de belangrijke levensgebieden rekende ook van doorsnee grootte. Religie bleef toen met 41% (EU 52%) ruim onder gemiddeld (Euro). De variatie naar inkomen valt in BE mee. Ze liep uiteen van 9,2% van het nationale inkomen bij de 20% laagste inkomens (EU 7,7%) naar 35% bij de 20% hoogste (EU 39%; data). Najaar 2016 was het volksdeel dat de financiële situatie van de eigen huishouding goed vond in BE relatief groot (80%, in 6 EU landen groter; EU 63%, 4% meer dan een half jaar eerder, EU +1%; Annex QA1.4). Wel was in het land bij inkomens onder 60% van modaal het segment dat aangaf vormen van vrijetijdsbesteding niet te kunnen betalen soms groot (eens p/m gezellig eten & drinken 34%, EU 26%; wekelijks een luttel bedrag voor zichzelf besteden 33 om 36%, regelmatig met openbaar vervoer 3 om 6%; regelmatige deelname aan vrijetijdsactiviteiten 40 om 36%; Euro, material, economic strain).

Media, lezen, internetten en mobieltjes

Naar media gebruik onder het volwassen volksdeel scoorden in 2012 in België (BE) qua penetratie (aanwezigheid onder de bevolking) alle media boven het Eu gemiddelde (TV 96%, EU 95%; internet/online 81 om 65%, radio 87 om 64%, krant 65 om 62% tijdschrift 65 om 48%). Online was het sterkst gestegen (+17% sinds 2010; TV +2%) en tijdschriften hadden het meeste terrein verloren (-16%, krant -14%, radio -3%). In BE lijkt de klassieke TV kijktijd pp per etmaal in het huidige tijdsgewricht onder het EU gemiddelde te liggen. In 2015/16 (p12) bedroeg deze onder 12plussers per dag in Vlaams België (VB) gemiddeld precies 3u en in Wallonië (WB) een half uurtje meer (EU gemiddelde 2011: bijna 3u50m). In 2016 werd in VB 7% en in WB 8% van de kijktijd ingevuld via direct of uitgesteld kijken op nieuwe schermen (pc, laptop, smartphone etc.). De tabel hierna biedt info over het aantal uren wekelijks gebruik van de diverse media in BE, Nederland (NL) en de EU in 2012 en de verandering in BE sinds 2010.

Mediagebruik 2012 Uren p/w +/-2010 BE in %
BE NL EU
Radio 15,6 13,5 12,7 -9
TV 15,0 14,0 16,8 -3
Online 13,6 14,8 14,8 +5
Krant 4,5 4,9 4,6 -13
Tijdschrift 3,8 3,6 4,0 -5

De krant verloor hier de meeste (lees)tijd. In 2012 was dit gebruik nog altijd het langst bij radio en TV, maar online/internet was het enige medium dat tijd won. Online lag in BE niet ver meer achter bij radio & TV en wellicht is dit thans (2017) in tijd uitgedrukt ook onder volwassenen het meest gebruikte medium. Qua gebruikte websites streden sociale media (dagelijks BE 36%, EU 43%) en nieuwssites (37% en 40%) in 2012 om de voorrang, gevolgd door filmpjes (Youtube etc. 11 om 18%) en internet bankieren (15 om 16%). Wel lag alle gebruik in de top10 in BE onder het EU gemiddelde. Websites rond dating (+140%), persoonlijke verzorging (+130%), smartphones (+100%), muziek (+95%) en TV (+65%) zaten sinds 2010 het meest in de lift. In 2014 gaf in BE qua leesvoer de grote meerderheid nog de voorkeur aan gedrukte media (bij boeken 93%, krant 86%, tijdschrift 89%). In Vlaanderen las 54% en in Wallonië 37% dagelijks de krant. Van jongeren (tot 35j) las 47% en van de 55plussers 32% (ook) kranten en tijdschriften online; het vaakst indien buitenshuis.

In 2016 had in BE 85% van de huishoudens (EU gemiddelde ook 85%, NL 97%) toegang tot het internet (Euro). Naar wijze van toegang verloor de desktop in BE na 2007 terrein. Het gebruik ging tussen 2007 en 2014 van 50% naar 41% van de huishoudens (EU 43% in 2014). Dat van laptop & tablet etc. bereikte in 2015 zijn piek (BE 41%, EU  31%) en in 2016 lag het op 35% (EU 27%; data). In 2014 gebruikte in BE 41% van de individuen een smartphone (EU 43%) en in 2016 al 64% (EU 56%, NL 76%; 16-30j: BE 88%, NL 89%, EU 83%; 65plus: BE 25%, NL 40%, EU 17%). In 2016 verschafte in BE 46% zich toegang tot internet via een desktop (EU 47%) en 82% via een mobiel apparaat (EU 79%; laptop 67 om 58%, tablet 42 om 30%, smartphone 68 om 69%). In dat jaar gaf 11% (EU 14%) aan nog nooit internet te hebben gebruikt en 74% (EU 71%) was dagelijks online (minstens eens p/w: 84 om 79%; 16-30j 96 om 95%; 65plus 57 om 45%). De tabel hierna biedt nadere info over internetgebruik in BE en de EU door 15plussers (veelal binnen 3 maanden voor de vraagstelling en in 2008 en 2016; data).

Internetgebruik in % BE EU
2008 2016 2008 2016
Alle gebruik wekelijks of vaker 66 84 56 79
E mailen 62 74 52 71
sms’en (2009 en 2012) 28 49 28 40
Info over goederen/diensten 55 72 50 66
Goederen of diensten verkopen 10 20 10 18
Internetaankoop 14 46 24 45
Internetbankieren 39 64 29 49
Interactie met overheidsinstantie 26 55 35 48
Wikipedia raadplegen (2011 en 2015) 53 43 39 45
Gezondheidsinfo ophalen 24 49 27 48
Afspraak met zorgprofessional via website (2012 en 2016) 12 22 8 13
Krant/nieuws lezen 21 56 25 58
TV/ radio (2008-2012) 15 27 20 33
Muziek, film, spel luisteren, kijken, downloaden (2007-2014) 23 55 21 40
Gamen met anderen (2008-2014) 8 14 7 12
Sociale netwerken (2013-2016) 47 69 43 52
Professioneel netwerk (bijv. Linkedin; 2011 en 2015) 6 14 7 10
Baan zoeken/ solliciteren (2015) 8 18 13 17
Reis & onderdak info/ boeken 36 46 32 40
Info over onderwijs & training (2015) 16 24 20 32
Alle leer & onderwijsactiviteiten 20 18
Online cursus volgen 3 9 3 6
Bellen/ videobellen 14 38 16 32
(Politieke) mening lezen/ ventileren (2013-2015) 3 5 11 11
Eigen website/blog maken (2012/ 2016) 6 4 6 5

Naar plaats van gebruik steeg in BE tussen 2008 en 2013 het gebruik thuis van  63% naar 80% van de 15plussers (Eu van 53 naar 72%). In 2013 was ook het internetgebruik bij een onderwijsinstelling (11%, Eu 10%; 16-24j 56 om 51%) en op het werk (37 om 32%) boven gemiddeld. Tussen 1995 en 2015 groeide het segment werknemers dat soms tot regelmatig van huis uit voor hun werk internette (telewerkers) van 4,6% naar 12,2% (incl. docenten 16%). Bij hooggeschoolden ging het om bijna een kwart, bij de middengroep om 5% en bij laag opgeleiden om 3%. In 2013 lag het segment erg ervaren internetgebruikers net iets boven de EU normaal (5 of 6 van 6 taken uitvoeren; 13%, EU 12%, in  2007 nog 5 om 8%). In dat jaar lag de dichtheid aan mobiele telefoon abonnementen (118%, EU 132% van het aantal inwoners) verder onder het EU gemiddelde dan het aandeel vaste aansluitingen (42% , EU 43%).

Sociaal en cultureel leven; balans werkprivé

Onder de bronnen over dit onderwerp vallen EQLS en diverse Eurobarometers (EB). De cultuur is in België (BE) door verstedelijking en welvaart sterk individualistisch zodat men individuele identiteit & ontplooiing vaak verkiest boven familie en groepsidentiteit. In 2011 was bijv. het volksdeel dat (bijna) dagelijks live of via ICT contact had met familie buiten de eigen woning of met buren of vrienden naar EU maatstaf aan de kleine kant (EQLS/ family) en velen vinden zo vaak niet zo nodig. Ook was qua mantelzorg het volksdeel dat hulp of steun verwachtte van familie relatief klein en het segment dat zulks verwachtte van vrienden & buren of instanties naar verhouding groot. Hetzelfde gold voor het segment dat, al dan niet uit eigen keus, van niemand steun of hulp verwachtte (zie de tabel hierna: v, k & b : vrienden, kennissen & buren, geen: geen hulp verwacht).

Kwestie die steun/ hulpvraag oproept: Verwachte steunbron (2011 in %)
familie V, k & b instantie geen
BE EU BE EU BE EU BE EU
Ziekte: boodschappen doen 75 80 14 13 8 4 3 2
Persoonlijke/ familiekwestie 60 69 29 24 5 4 6 2
Stemmingsdip 51 56 38 36 5 3 7 5
Vinden van werk 25 32 15 25 30 22 27 21
Acuut €1000 ophoesten 64 70 10 12 11 8 15 10

Wel was in 2011 (QB28) het deel dat meldde in het jaar vooraf tastbare of emotionele steun te hebben verleend buiten de eigen huishouding in BE veelal groter dan gemiddeld in de EU (geen steun verleend: 27 om 32%, helpen met: verhuizen of inrichten 29 om 26%, winkelen/ bankieren 28 om 22%, huishoudelijk werk 33 om 29%, gezondheid/ hygiëne 14 om 10%, baby’s & kinderen 32 om 24%, emotioneel 34 om 33%), behalve bij financiële steun (14 om 19%). In BE is ondanks hoge welvaart, lage federale werkloosheid en kleine inkomensverschillen het segment dat zich buitengesloten of ondergewaardeerd voelt aan de grote kant. Dit blijkt uit de tabel hierna met info voor 2011 over alle 15plussers en de 20% met de laagste inkomens (LI; aandelen mee eens + sterk mee eens in % voor BE en de EU; bron EQLS). Onder langdurige uitkering gerechtigden is het segment dat zich buitengesloten voelt doorgaans het grootst. Deze groep is in BE federaal naar EU maatstaf klein, maar wie wortels buiten Europa heeft is er in het land sterk in oververtegenwoordigd (het sterkst in Brussel).

Item BE % EU27 %
15+ LI 15+ LI
Ik voel me buitengesloten 15 23 11 17
Het leven is te ingewikkeld 21 33 21 32
Ik voel me miskend 18 26 22 28
Men kijkt op me neer vanwege werk of inkomenssituatie 18 24 15 24
Onverbonden met buurtgenoten 22 21 15 19

Qua niet georganiseerd sociaal leven (d.w.z. zonder formeel lidmaatschap) had in 2011 in BE een iets boven gemiddeld volksdeel te maken met zorg voor (klein)kinderen (53%, EU 52%) of hulpbehoevende familieleden (26 om 24%). Het segment dat vond dat men te weinig tijd overhield voor hobby’s en interesses was een fractie kleiner dan gemiddeld (38%, EU 41%; EQLS worklife). In 2011 staken in BE m.n. mannen, maar ook vrouwen relatief weinig uren p/w in kinderopvang, mantelzorg & koken/ huishouden (m 26u, EU27 41u; v 45 om 51u p/w; EN p58). Toch vond 24% (EU 19%; v 41 om 32%; m 8 om 6%) dat men een oneerlijk groot deel van het huishouden op zich nam. De tevredenheid over eigen gezinsleven lag met het cijfer 7,7 een fractie onder het EU gemiddelde (EQLS/ subjective wellbeing). Het sociale leven kwam daar met 7,1 een fractie boven. Het deel dat vond dat men genoeg of teveel tijd stak in contacten was in 2011 aan de grote kant bij gezin/ familie (74 om 67%) en sociale activiteit (75 om 71%).

Qua deelname aan georganiseerd sociaal leven ontsteeg in 2011 het volksdeel dat 3x p/m of vaker meedeed aan een activiteit in clubverband met 32% het EU gemiddelde (27%) nog licht (EQLS, social exclusion & community involvement), maar dat gold niet meer voor het segment dat deelnam aan vrijwilligerswerk (soms tot regelmatig: 30 om 32%). Anders dan in NL deden in BE vrouwen (27 om 31%) minder aan vrijwilligerswerk dan mannen (34 om 33%; beide geslachten: vakbond, politieke partij of actiegroep 4 om 8%, demonstratie of protest bijwonen 4 om 6%, naar godsdienstige bijeenkomst eens p/m of vaker: 10 om 21%). Bij een Eurobarometer poll van najaar 2011 (QB25) gaf in BE 28% (EU 26%) aan vrijwilligerswerk te doen, 6% minder dan in 2009 (EU -4%). Ook het aantal uren p/m dat men er gemiddeld in stak kwam net boven het EU gemiddelde (12,9 om 12u; QB26). Het hoogst scoorden in BE sport & recreatieclubs (10 om 10%), gevolgd door clubs in de sfeer van onderwijs & cultuur (BE van 8 naar 5%, EU van 7 naar 5%), in de categorie overige (5 om 5%) en rond hulp & liefdadigheid (5 om 4%). Onder de organisaties die 3% deelname haalden kwamen zakelijke & beroepsclubs (EU 1%) & vrijetijdsclubs voor ouderen (EU 2%) boven het EU gemiddelde en clubs van kerk of religie (EU 4%) bleven daar onder. In BE haalden vakbonden, politieke partijen, internationale en patiëntenorganisaties 2%. Daarbij verloren vakbonden t.o.v. 2009 het meeste terrein (toen 5%, EU van 4 naar 2%). Bij de organisaties met 1% deelname (die rond milieu, consumenten en rechten voor ouderen & minderheden) gingen de milieuclubs van 3% (2009) naar 1%.

Afgezien van belangenclubs voor minderheden, ouderen & patiënten moesten alle organisaties na 2009 flink inleveren qua deelname. In 2011 deed 71% van de Belgen geen georganiseerd vrijwilligerswerk, 9% meer dan in 2009 (EU -7%). Bij redenen om niet aan vrijwilligerswerk te doen vinkte in BE 53% tijdgebrek, 26% geen interesse, 4% niet weten hoe of geen passende club en 3% geldgebrek aan (alles rond EU gemiddelde). Alleen overige redenen (14 om 9%) scoorde relatief hoog (QB27). De steun voor het uitzenden van vrijwilligers voor humanitaire hulpverlening was eind 2016 in BE wel groter dan gemiddeld in de EU (90 om 86%). De culturele betrokkenheid is in het land naar EU maatstaf hoog bij cultuuruitingen van over de grens (Report QB3).

In 2011 gaf qua balans werkprivé 37% (EU 41%) van het betaald werkende volksdeel aan graag meer tijd te willen hebben voor hobby’s en interesses. Het werkend volksdeel met een dergelijke wens was toen ook qua gezin/ familie (27 om 32%) en bij overige sociale contacten (25 om 30%) aan de kleine kant. Een doorsnee segment werkenden had vaak (meer dan eens p/w) dat men zich moeilijk kon concentreren op het werk vanwege gezinsperikelen (4%) of dat men door het werk moeite had met het voldoen aan gezinsplichten (11%), maar het segment dat vaak te moe thuis kwam om huishoudelijk werk te doen (20%, EU 25%) of dat vond dat men meer aan het huishouden doet dan eerlijk is (v 25 om 32%; m 5 om 6%) was aan de kleine kant. Naar EU maatstaf zijn in BE arbeid en verlof regelingen soepel en het segment deeltijdwerkers is er relatief groot (EQLS, employment & work-life balance).

Activiteiten buitenshuis

Qua deelname aan buitenactiviteiten is een internationale vergelijking vaak moeilijk te maken. Deze website voorziet onder sport, cultuur in engere zin & toerisme enigszins in deze leemte, o.m. op basis van eurobarometer enquêtes en wttc info. Buiten dat kent België (BE) eigen marktonderzoek. Tussen april 2012 en maart 2013 maakten Belgen 212 miljoen daguitstapjes (dus zonder overnachting) van minstens 4 uur (gemiddeld 19 pp p/j), waarvan 194mln in eigen land. De kust, de omgeving van Antwerpen en de grote steden zijn populairste bestemmingen. Het vaakst (bij rond een derde van de uitstapjes) was openluchtrecreatie (m.n. zonnen, wandelen, fietsen en vissen) het doel. Op plek 2 kwam winkelen. In 14% van de gevallen vormden evenementen de aanleiding. Bij attracties (rommelmarkten, kermissen, braderieën etc.) betrof het 5% van de uitstapjes (12 miljoen in getal) en een bezoek aan een museum of tentoonstelling haalde de helft van deze bijdrage. Bij 2 van de 3 excursies was de auto het vervoermiddel van dienst. Gemiddeld gaf men per uitstapje €34 uit (bij funshoppen het dubbele, p/j €7,2miljard). Er was sprake van een flinke stijging t.o.v. een jaar eerder (2011/2012: 154 mln. uitstapjes; besteding per keer €24, p/j €3,7mld.). Toen gaven de Belgen rond 6% van hun particuliere bestedingen uit aan uitstapjes en vakanties. Zomer 2013 was bij 119mln dagtrips de volgorde openluchtrecreatie (40%), shoppen (19%), evenement (15%), attractie (pretpark, dierentuin etc., 14%) en cultuur en sightseeing (11%). Vergeleken met een jaar eerder waren het aantal uitstapjes (-2%), en de bestedingen (per uitstapje -2%; totale besteding -4%) weer iets teruggelopen.

Eurobarometer biedt enige info over activiteiten buitenshuis in de vorm van sport & fysieke activiteit (fietsen naar werk, dansen, tuinieren etc.). Eind 2013 was volgens deze bron het volksdeel dat eens p/w of vaker sportte of fysiek actief was in BE iets groter dan gemiddeld in de EU (48%, EU 41%, minstens 3x p/w: 23 om 21%; nooit 31 om 41%; fysieke activiteit 54 om 48%, minstens 3x p/w 30 om 28%, nooit 20 om 30%) en vergeleken met 5 jaar eerder was het naar EU maatstaf weinig gekrompen. EQLS kwam voor eind 2011 eveneens op een iets boven gemiddelde deelname aan sport & fysieke activiteit (alle leeftijden eens p/w of vaker 44%, EU 40%; 18-24j: 62 om 59%). Ook in BE verliezen onder jongeren buitenactiviteiten evenwel terrein aan multimedia gebruik. In BE bleek het manvrouw verschil naar EU maatstaf groot (m 50%, v 41%; EU 43 om 46%). In 1997 werd aan dansen en zingen door vrouwen meer dan 2 keer zoveel gedaan dan door mannen (het grootste verschil binnen de EU), maar m.b.t. deelname aan sportwedstrijden was de manvrouw ratio in BE toen slechts 45% (NL 64%). Mede doordat het bezoeken van sportwedstrijden vaak als gezinsuitje wordt gezien bezoeken iets meer vrouwen dan mannen wedstrijden (veelal vrouwen van deelnemers). Men zorgt dan voor een entourage waarin ook de kinderen zich niet vervelen (kermiskoersen ed.). Qua uitgaan kent BE een rijke eet, drink en hore­ca­cultuur. In 1997 waren er in het land per miljoen inwoners bijna 2 keer zoveel restau­rants en bijna 2½ keer zoveel cafés als in NL. Na 2000 ging het aantal cafés achteruit, maar er blijven erg veel restaurants. Zo telde bijv. het dorpje Damme niet ver van Brugge in 2008 op ruim 700 inwoners zo’n 30 eetgelegenheden met plaats voor 20 tot 120 gasten. Visites afleggen, uitgaan, hobby’s & spelletjes, vissen en het bezoeken van evenementen zijn (vooral in het weekend) geliefde bezigheden buitenshuis. In de cafés is naast en bij het vatten van een pint biljarten en kaartspelen erg populair. In 2013 (QB4) scoorde 19% (EU 18%) zeer hoog tot hoog op passieve deelname aan 9 cultuuruitingen bij een relatief grote achteruitgang t.o.v. 2007 (zeer hoog -2%, EU -1%; hoog -4 om -2%; QB1T). De actieve cultuurdeelname lag toen veelal verder boven het Eu gemiddelde (QB4).

De meeste Belgen (met uitzondering van Brusselaars) houden zich bij gesprekken liever wat op de vlakte dan dat er uitgesproken meningen worden geventileerd en heftige de­batten worden gevoerd.

Huishoudelijke bezittingen

Het bezit van duurzame gebruiksgoederen ligt onder Belgische huishoudens naar EU maatstaf hoog. In 2014 beschikte meer dan 9 van de 10 huishoudens over een koelkast (99%), mobiele telefoon/ smartphone (97%), TV (96%) of wasmachine (92%). Aan ICT apparaten haalde de laptop 70%, de vaste telefoon (nog) 69%, de desktop 41% en het tablet 37%. Van de huishoudens beschikte 61% over een vaatwasmachine. Het aantal personenauto’s per 100 inwoners steeg in België tussen 2000 en 2011 van 46 naar 49 (EU27 van 44 naar 47). Mobiele tele­foondichtheid 2013: 118% (EU 132%). Internet dichtheid 2015: huishoudens 82% (EU 83%), bedrijven met 10+ personeel: 99% (EU 97%, Eurostat). Het segment onder de minima (inkomen beneden 60% modaal) dat tegen de eigen zin een 5tal items niet had omdat men het niet kon betalen was in 2015 bij een auto of wasmachine naar de maatstaf van EU landen groot (auto 26 om 21%; wasmachine 6,9 om 4,1%; computer 10 om 14%; tv 1,3 om 1,7%; telefoon 0,5 om 2%; euro, durables). Ook kon bij deze inkomens 26% (EU 25,5%) zich enkel vervangende 2e handskleding veroorloven en 11% (om 16%) kon geen internet thuis betalen.